Skip to main content

327 - Ton Vermeulen, directeur van Record Industry in Haarlem

 
 
In de fabricage van grammofoonplaten speelt Haarlem met omgeving al heel wat jaren een interessante rol. Ger Oord (1913-2010), in Haarlem geboren, was de eerste die er na de Tweede Wereldoorlog platenperserijen installeerde. Oord was een goede verkoper. Maar om platen te verkopen moest je ze zelf wel hebben.
  In 1948 vertelde Ger aan een verslaggever van het maandblad Tuney Tunes: “Ik voorzie voor Nederland de komende jaren weinig import-mogelijkheden. De vraag naar goede platen is echter zo groot dat een fabriek in Holland niet misplaatst is. De grondstoffen en matrijzen ontvangen wij kant en klaar uit Engeland. Het enige verschil wat de koper zal merken is het woord: ‘Made in Holland’. Verder zal deze plaat zich in niets van haar Engelse collega onderscheiden”.
  Met deze uitspraak legde de ondernemer uit dat de kopers zich geen zorgen over de kwaliteit hoefden te maken.
 
 
 
Haarlem
 
 
 
327 1 Haarlem vinylstad
 
Door dat besluit van Oord werd een begin gemaakt met wat later Haarlem-vinylstad genoemd is. Haarlem werd de basis van platenmaatschappijen als Bovema, Artone, Negram, Ariola, Delta en CBS. Je vond ze bijvoorbeeld in de Kruisstraat, Jansstraat, Zijlweg en natuurlijk op de Bronsteeweg in Heemstede. De platentiendaagse, de gezamenlijke campagne voor de promotie van grammofoonplaten in de jaren tachtig, werd eveneens vanuit Haarlem georganiseerd.
 
Ger Oord was wel de eerste, maar niet de enige, die het aandurfde een grote platenperserij te bouwen en te installeren. Een tiental jaren na hem (in 1958) deden de gebroeders Slinger, eigenaren van Artone, hetzelfde. Op het industrieterrein Waarderpolder verscheen een complex, zo groot dat Artone zich ging bekwamen in het exporteren van de platen die in Haarlem uit de fabriek kwamen. Door deze aanpak werd Artone een aantrekkelijke partner voor met name Amerikaanse platenmaatschappijen die nu via de hoofdstad van de provincie Noord-Holland de Europese markt konden bedienen. Eén van die Amerikaanse bedrijven, CBS Records, was bereid een flink bedrag aan de gebroeders Slinger te betalen voor de overname van Artone, inclusief de fabriek ‘in de polder’.
  De Artone-fabriek van de Slingers werd dus eigendom van het Amerikaanse CBS Records, en vervolgens van het Japanse Sony, dat CBS in 1988 overnam. Tien jaar later, in 1998, kwam het productiebedrijf opnieuw in Nederlandse handen. Ton Vermeulen is in 2018 directeur van Record Industry, zoals de vinylfabriek sinds die tijd heet.
 
 
327 2 Ton Vermeulen
Ton Vermeulen in Record Factory
 
 
De fabricage
 
 
In 2010 legde Ghislaine Pahnke na een rondleiding door de Haarlemse fabriek nog eens uit hoe vinyl-platen gefabriceerd worden.
    “Hoe gaat dat nu in zijn werk, een plaat maken? De audio die wordt aangeleverd, wordt op een snijtafel gesneden in een lakker (een aluminium schijf voorzien van een acetaat laag) of in een DMM (een RVS schijf voorzien van een koperlaag). Met een snijbeitel (een beitel van diamant voor de DMM en van saffier voor de lakker) wordt de audio als groef in de laag gegraveerd. De dynamiek, het geluidsniveau, het audiospectrum en de stereobreedte bepalen hoe diep de groef uiteindelijk wordt. Voor een plaat met twee kanten worden twee snijdingen gemaakt, de A- en de B-kant.
    Vervolgens worden de matrijzen geperst. Matrijzen worden gebruikt om de uiteindelijke platen mee te maken. Hiervoor wordt eerst de lakker bespoten met zilver en daarna in een bad gehangen waar door middel van electrolyse een laag nikkel zich aan het zilver hecht. De laag nikkel is op een gegeven moment zo dik dat je deze van de lakker af kunt trekken; daaruit ontstaat de eerste kopie oftewel ‘het negatief’. Het negatief wordt weer in een bad gehangen en er groeit weer een laag nikkel op. Deze laag is ‘het positief’. 
    Vervolgens wordt het positief in een bad gehangen, de laag die hieruit ontstaat is de matrijs. De matrijzen worden op de pers gezet om groeven in het vinyl te persen. Met een set matrijzen worden 1.000 tot 1.500 platen gemaakt. Het vinyl wordt aangeleverd in kleine korrels granulaat. Deze worden aan hoge temperatuur en druk blootgesteld waardoor er een soort pasta ontstaat, ook wel een ‘broodje’ genoemd. Het broodje komt tussen de matrijzen op de pers te liggen en wordt in twintig seconden tot een grammofoonplaat geperst. De plaat wordt eruit gehaald en de randen ervan afgesneden. Eenmaal in een binnenhoes verpakt wordt de plaat neergelegd om af te koelen. En tot slot gaat hij naar de afdeling finishing, waar de platen worden verpakt in buitenhoezen en voorzien van sticker, insert of plastic seal”.
 
 
Herinnering aan eigen ervaring
 
 
De totstandkoming van een grammofoonplaat heeft iets fascinerends en ambachtelijks. Zelf weet ik [HK] nog goed wanneer ik de eerste keer zo’n fabriek mocht binnenstappen. Ik bevond me samen met producer Casper Koelman (Inelco) anno 1964 in Baarn bij Philips. Meteen na het binnenkomen hoorde ik voor het eerst ‘Little Red Rooster’van de Rolling Stones. Keihard. Bij Philips waren ze bezig de tape van dat nummer (zie boven: de ‘audio’) om te zetten in een lakplaat. Voor mijn gevoel ging het er uiterst professioneel aan toe.
    Even verderop in het gebouw kwam ik terecht in een grote warme ruimte met machines die me deden denken aan een industrieel tijdperk, dat in mijn verbeelding eerder voorbij leek te zijn. Platen persen kwam op mij niet geavanceerd over. Toen ik enkele jaren later namens platenmaatschappij Iramac regelmatig bij Rien Duisterhof van de kleinere perserij Cruquius (eigendom van Ger Oord) over de vloer kwam, om platen op te halen, kwam ik in een soortgelijke situatie terecht. Een zelfde archaïsche sfeer van mensen die gezellig maar fabrieksmatig aan het werk waren.
 
 
327 3 Philips fabriek in Baarn
Philips' platenfabriek in Baarn, luchtfoto
 
 
Na 1973, de eerste oliecrisis, toen de prijs van de grondstoffen (olie!) omhoog schoot, mocht ik als PolyGram-medewerker opnieuw een kijkje nemen in de Baarnse fabriek. Er werd geëxperimenteerd met ‘spuitgieten’, een nieuwe methode om met minder grondstoffen snel nieuwe singles uit de grond te stampen. Philips (PolyGram) had de robottisering ingevoerd. Het persen en het in de hoes stoppen van een zojuist geperst album gebeurde sinds enige tijd bijna zonder dat er een mensenhand aan te pas kwam. Ik was er zeer van onder de indruk.
    De albums waren, vanuit grondstoffen-bezuiniging, bovendien wat minder zwaar geworden, zo meen ik me te herinneren.
 
Toen ik in april 2017 samen met de familie Slinger en mijn Greetje door Record Industry in Haarlem werd rondgeleid had ik een gevoel van herkenning. Het leek er nog net zo aan toe te gaan als een kleine halve eeuw geleden in Baarn.
    Op 26 april 2018 bezocht ik Record Industry voor de tweede keer, ditmaal voor een interview met Ton Vermeulen, die samen met zijn vrouw Mieke, eigenaar van de vinyl-fabriek is.
 
 
Ton Vermeulen
 
 
Ton Vermeulen is op 26 februari 1964, geboren in Badhoevedorp. Het was het jaar dat de Beatles en Rolling Stones hun grote internationale doorbraak beleefden met singles als ‘I want to hold your hand’, ‘Can’t buy me love’, ‘’ A Hard Day’s Night’, ‘Not fade away’, ‘It’s all over now’ en het al eerder genoemde ‘Little Red Rooster’. In dat jaar traden beide groepen bovendien in ons land op – de Beatles drie keer (Hillegom, Blokker) en de Stones tamelijk kort in Scheveningen.
 
Ton hoorde de eerste popmuziek in het Top Pop-tijdperk. Een rebelse muzikale smaak had hij niet. Thuis werden elpees als ‘Alle 13 goed’ (Phonogram) aangeschaft, met populaire deuntjes. Dertien stuks voor een tientje. De eerste platen die hij in de seventies zelf mocht aanschaffen waren singles van de Sweet (‘Poppa Joe’, 1972), Middle of the Road (‘Sacramento’, 1971), Tony Christie (‘Is this the way to Amarillo’, 1971) en de Osmonds (‘Crazy Horses’), die hij zag optreden in het AVRO-programma ‘Een van de acht’, gepresenteerd door Mies Bouwman (1929-2018).
    Samen met een van zijn neefjes bezocht hij op Koninginnedag (30 april) de vrijmarkten waar oude 45 toeren-platen in grote hoeveelheden te koop werden aangeboden, voor een gulden of zo. Neef Peter was een stevige onderhandelaar. Ton maakte mee dat iemand enkele honderden exemplaren had uitgestald. Toen de verkoper niet bereid was wat van de prijs af te doen, bood zijn neef aan de hele voorraad singles in één keer op te kopen voor twee kwartjes het stuk. Na enige aarzeling ging de verkoper accoord, tot verbazing van Ton Vermeulen. Zo ging het tweetal met een berg vinyl huiswaarts.
 
 
Disco
 
 
Disco-muziek maakte opgang in de jaren zeventig. Heel wat singles werden nu in twee formaten op de markt gebracht: allereerst de gebruikelijke 45 toeren-plaat. Maar ook, een nieuwe ontwikkeling, in de vorm van een twaalf inch – met daarop een uitgerekte versie, speciaal geschikt gemaakt om erop te dansen. Zo’n grote vinyl-schijf met slechts één nummer op de lange a-kant vond niet alleen afzet bij de gewone consumenten, maar tevens in de horeca en de in die tijd opbloeiende discotheken.
    Voor de platenindustrie was de 12 inch dus een interessant middel om extra omzet te genereren. Dat soort platen kwam dan ook relatief makkelijk in de hitlijsten terecht. Als ik het goed heb was Gloria Gaynor de eerste, of een van de eerste, artiesten die op die manier vanuit New York doorbraken. Met ‘Never can say goodbye’ had Gaynor in 1974 een internationale hit. Meer artiesten volgden deze trend. Veel indruk maakte Donna Summer in 1975 met ‘Love to love you baby’.
    Het ‘verlengen’ van populaire singles was overigens niet nieuw. Een deejay als Felix Meurders had tijdens zijn club-activiteiten al geleerd dat je muziek oneindig lang kon oprekken als je met twee exemplaren wist te stoeien. Idem dito kon je (op de radio) een single die je niet goed vond op dezelfde manier inkorten. Felix deed dat bij het presenteren van de hitlijsten met populair Nederlandstalig repertoire, vertelde hij me in 2011.
 
 
327 4 Amii Stewart Knock on wood 12 inch
 
Ton Vermeulen kwam tijdens zijn schooltijd (Havo) in de ban van de zwarte disco-muziek, vooral die op 12 inch. In 1979, op 15-jarige leeftijd, schafte hij zich zo’n grote schijf van zijn eigen zakgeld aan: ‘Knock on wood’ van de Amerikaanse zangeres Amii Stewart: een discoversie van de Eddie Floyd soul-hit uit 1966. Die plaat was van grote invloed op zijn muziek-smaak.
    Op de internationaal-georiënteerde website van Record Industry kun je lezen: “The first record I bought from my own money was a 12” by Amii Stewart, ‘Knock On Wood’. Although my budget was limited, more records followed, such as a great live album by Gary’s Gang. In the late ’70s, disco was the thing. I loved it very much”.
    Met disco bedoelde Ton met name zwarte muziek.
 
Ik vroeg hem of hij in die tijd al ambitie had om later professioneel in de platenbusiness actief te worden.
    Dat was absoluut niet het geval, antwoordde hij. Muziek was gewoon een hobby, meer niet. Ton had trouwens nóg een liefhebberij: dieren. Van kinds af aan had hij dieren in huis gehaald, poezen, salamanders, vogels enzovoort. Regelmatig hielp hij mee in een plaatselijke dierenwinkel. Wellicht zou hij daar later zelfs een boterham mee kunnen verdienen, speelde door zijn hoofd.
 
 
Activiteiten in de muziek
 
 
Muziek ging een steeds grotere rol in het leven van Ton spelen. Peter Sloothaak, de neef die hij eerder vergezelde als die markten afstruinde, op zoek naar tweedehands singletjes, wist hem binnen te loodsen bij Radio Klasse in Amstelveen, een van de vele niet-legale radiostations die in Amsterdam en omgeving als paddestoelen uit de grond schoten. Ondanks, of dankzij, hun populariteit werden de zenders door de overheid regelmatig opgespoord, van hun apparatuur ontdaan en uit de lucht gehaald.
    Radio Klasse pakte het handig aan. Ton op zijn website: “We had a line connection from the studio to the transmitter, unlike most other illegal stations. This meant that when we were spotted by the authorities we only lost the transmitter – gear was easily replaceable – and not the studio”.
 
Ton manifesteerde zich niet alleen in de ether. Met een stapel platen was hij tevens actief in in zijn geboorteplaats Badhoevedorp, waar hij honderden jongelui aan het dansen wist te krijgen op zijn favoriete muziek.
    Het was zaak om steeds nieuwe muziek te ontdekken. Speurtochten brachten hem bij platenwinkels die zich gespecialiseerd hadden in importwinkels, zoals Attalos, Monopol Music Centre en Rhythm Import. Bovendien ging hij kijken hoe andere deejays het aanpakten. Hij kwam terecht in de Amsterdamse Amstelstraat – bij Flora Palace, een bioscoop die bekend stond om het vertonen van Disney-films.
 
Flora Palace had een nieuwe bestemming gekregen. Op de huidige website kun je lezen: “In september 1980 opende Flora Palace haar deuren. Rijen kindjes stonden dagelijks, lang vóór deze datum, voor diezelfde deuren en kochten een kaartje voor een Disney-film in dit oude rustige Flora-Disney-theater in de Amstelstraat in Amsterdam. Enkele jaren later kochten deze kindjes bij diezelfde kassa, achter diezelfde deuren een kaartje om stevig los te gaan op de grootste dansvloer van Amsterdam. Opgezweept door een pompende bas en een onbegrensd partijtje spetterende decibellen ging het publiek in deze enorme zaal uit de bol. Flora Palace was groot, hoog, cool, trendy en ronduit indrukwekkend. De muziek was tergend goed en vooral vernieuwend!
    Langzaam maar zeker begon Flora Palace te lopen als een trein - nee, als een TGV! Het publiek bestond uit hippe muziekminnende Amsterdammers: studenten, bouwvakkers, bankdirecteuren, travestieten, nichten, hetero’s, kunstenaars, winkelpersoneel, worstverkopers en werkelozen. Er werden live optredens georganiseerd, bingo avonden en moddergevechten”.
 
 
327 5 Rhythm Import Peter Duijkersloot
 
Deejay Peter Duijkersloot, eigenaar van Rhythm Import, was het grote voorbeeld voor Ton Vermeulen. “Zijn muziek was ronduit spectaculair en kwam regelrecht vers aangevoerd uit de VS. Peter stond op zaterdag, voordat hij moest draaien, op Schiphol om de nieuwste import in z’n auto te laden en nog snel te beluisteren in z’n duistere ruimte achter de winkel”, aldus de Flora Palace website.
    De inrichting van Flora Palace leek op die van de trendy discotheken in New York. Duijkersloot stond op een hoge stelling boven de dansende menigte en presenteerde de muziek zonder (de lange) aankondigingen die je hoorde van diskjockeys op de radio.
    Een goeie deejay wist de 12 inches ‘onhoorbaar’ in elkaar te laten overlopen en voelde goed aan hoe je de mensen op de vloer wist te houden. Zo ging het eveneens in New York. En nog steeds. Ton: “Hedendaagse deejays hebben die trend tot op de dag van vandaag voortgezet. Ze entertainen hun publiek met weinig of geen woorden”.
    Peter Duijkersloot stelde wekelijks de Rhythm Import top 50 samen. Ton Vermeulen gebruikte die als basis voor zijn eigen activiteiten, in Badhoevedorp en bij Radio Klasse.
 
 
Meer dan een hobby
 
 
Ton Vermeulen werd opgeroepen voor de militaire dienst. Hij bleek er niet voor geknipt te zijn. Na enkele weken in het leger was hij weer gewoon burger en op zoek naar een baan. Ton kreeg de kans om een dierenwinkel op het Gerlderlandplein in Amsterdam te runnen. Dat was geen succes. Ton had al eerder ontdekt dat hij allergisch was voor sommige dieren. Bovendien kwam hij er achter dat dieren elke dag gevoed moesten worden, ook in het weekeinde en in vakantietijd. Na korte tijd wist hij dat hij niet bestemd was om op die manier verder te gaan in het leven.
    In feite moest Ton een heel nieuw leven beginnen. Hij besloot een IT-studie te doen en ontwikkelde zich tot programmeur, eerst in vaste dienst bij een bedrijf, later meer en meer als uitzendkracht en freelancer om ten slotte (via Datapool) op eigen benen te staan. Een van de mensen die hem daarbij inspireerden was Eckart Wintzen (1939-2008) van BSO, voor wie hij ook werkzaamheden verrichtte.
 
Ton wist zijn nieuw-verworven vaardigheden in te zetten bij zijn muziek-activiteiten. Voor Rhythm Import zette hij bijvoorbeeld een systeem op waardoor het bedrijf via de fax, een nieuwe manier van communiceren in die tijd, efficiënt bestellingen kon plaatsen. Misschien wel zonder dat hij het zelf merkte – en naar eigen zeggen nog steeds niet ambieerde – rolde hij stapje voor stapje de muziekbusiness binnen.
    Op de website van Record Industry is over hem te lezen: “Rhythm Import grew rapidly. At first it was just a tiny store. Then it became a distributor. After a while a bigger office space was needed. I was already studying to become a programmer, which came in handy when the company needed to be automated. Everything took off quite fast from then on. I was involved with other radio stations, such as VLOH Radio in Haarlemmermeer and Decibel in Amsterdam. I began managing artists, taking care of everything, from checking their contracts and booking gigs to making sure they got to the venue in Leeuwarden in time. These were hectic times”.
    Een act die Ton onder zijn hoede nam was het trio Tripple Pleasure. Een van de drie jongens leerde hij kennen door zijn moeder, die werkzaam was bij de beveiliging van Schiphol. Met Tripple Pleasure kwam hij in 1987 terecht bij producer Jacques Zwart, Studio Wisseloord en platenmaatschappij Dureco. Van het een kwam het ander. Weldra had hij er een eigen label, Fresh Fruit, en in 1994 zelfs een eigen platenmaatschappij Touché Records.
 
Ton Vermeulen die bleef functioneren als programmeur, vond een partner in Marcel Nothdurft. Samen werden ze eigenaren van het zelf opgezette bedrijfje Mox Music. “I met Marcel Nothdurft, an old friend from VLOH Radio, at a disco night. We got talking and it appeared that Marcel was doing something similar as myself, so we decided to join forces. We had some good years. One of our biggest successes was ‘Give It Up’ by The Good Men, which was a project of the producers DJ Zki and Dobre for whom we run their management. It was released on their own Fresh Fruit label, and got high in the charts everywhere. Around 1994 we wanted to have our own imprint and started Touché Records.
    Touché was a huge success, in Europe and in America. We released tracks by Carl Craig, Loophole, Booka Shade, Paperclip People, Laidback Luke and Trancesetters – all underground dance”.
    In de organisatie van alle activiteiten hield Ton zich vooral bezig met de organisatie – zaken als contracten en automatisering. “Marcel pakte andere dingen aan”.  
 
 
327 6 Good Men
 
Sony
 
 
Marcel Nothdurft en Ton Vermeulen kwamen tot dezelfde conclusie als Ger Oord in 1948. Om platen te kunnen verkopen moest je ze hebben. Het was echter niet altijd eenvoudig platen te laten persen. Na de invoering van de compact disc en het overweldigende succes ervan lieten de internationale platenconcerns het fabriceren van vinyl steeds meer achterwege. EMI (dat Ger Oord’s Bovema kocht) had zijn productie inmiddels verplaatst naar Uden in Noord-Brabant. Vrijwel alle aandacht van de majors was gericht op het vervaardigen van cd’s. In hun visie had vinyl geen echte toekomst meer.
    De fabriek van Sony in Haarlem, het oude internationaal werkende productiebedrijf van Artone, in de jaren vijftig opgezet, was (voorlopig) een goede uitzondering. Meer en meer liet Ton zijn twaalf inches bij Sony vervaardigen. “The vinyl was pressed at the Sony Music pressing plant in Haarlem. We were their biggest customer”, vertelde hij over de periode halverwege de jaren negentig. En wat ze deden, deden ze goed. “I loved working with Sony; they were efficient and delivered great quality”.
    In zijn boek over de Nederlandse platenindustrie schreef Peter Voskuil: “Ton Vermeulen bestelde ieder jaar tussen de 150.000 en 200.000 platen bij de perserij van Sony”. Andere bedrijven waren minder ‘handig’. “Bestellingen bij EMI in Engeland vond hij maar niks. Daar moest je vinyl, labels en hoezen allemaal apart bestellen, wat een heel gedoe was”.
 
Blijkbaar had Sony evenwel nog maar weinig te zoeken in ons land. De fabriek was er niet om voor derden te persen, maar voor eigen gebruik. Zou het Nederlandse productiecentrum wel blijven bestaan? Dat was twijfelachtig.
    Begin 1998 ging de kogel door de kerk. De Japanners zagen er geen heil meer in hun Nederlandse fabriek in stand te houden. Volgens Ton had Sony sowieso een verkeerde en zeer pessimistische inschatting van de vinylmarkt. Die zou rond de tien miljoen elpees liggen. In werkelijkheid was de vraag rond 2000 ongeveer 225 miljoen!
 
Hun belangrijke afnemer, Mox Music, het bedrijf van Ton Vermeulen en Marcel Nothdurft, werd benaderd voor een overname, legde Ton me op 26 april uit. “Het eerste voorstel, waar ze in 1997 mee kwamen, was de volledige overname van alle activiteiten en medewerkers. De fabriek zou in dat geval ‘ongemerkt’ in andere handen komen.
    Mieke, mijn vrouw, was accountant. Zij bracht me in contact met een overname-specialist op haar kantoor. Dankzij diens inbreng wisten we een goede regeling tot stand te brengen. Wij zouden de vinyl-platen van Sony blijven vervaardigen. Daarmee waren de zaken in zekere zin omgedraaid. Sony werd klant bij ons. Op die manier konden we de overname financieren. Het pand in Haarlem werd gekocht door de bekende ondernemer Erik de Vlieger, met wie wij een huurovereenkomst afsloten.  Bovendien gingen we voorlopig met zeventien man, een minimale ploeg, van start”.
 
 
327 7 ingang
Record Industry ingang
 
 
Het begin van Record Industry
   
 
De aankoop van de Sony-fabriek ging niet ongemerkt voorbij in de platenwereld. Weldra werd Ton benaderd door de directeur van de Britse EMI-fabriek. Of hij die ook wilde kopen. Vermeulen: “EMI geloofde evenals Sony niet meer in een toekomst voor vinyl. Ik wel. Ze verkeken zich mijns inziens in die markt omdat ze geen goede kijk hadden op al die independent dance-labels die goede zaken deden met muziek op vinyl.
    De directeur bleek een integere man te zijn. Toen hij hier in Haarlem op bezoek kwam en de goed functionerende machines in onze fabriek zag, adviseerde hij me op persoonlijke titel de EMI-fabriek niet over te nemen. In plaats daarvan slaagden we erin een overeenkomst te maken waarbij we gedurende een bepaalde periode het EMI-vinyl voor onze rekening namen. Zo konden we groeien dankzij Sony en EMI. En we hadden natuurlijk onze eigen activiteiten”.
    In een later artikel verklaarde Ton dat er in de branche een enorme overcapaciteit was met als gevolge een flinke shake-out onder de perserijen. “Daardoor kwamen er meer orders naar Haarlem. De een z’n dood is de ander z’n brood, zullen we maar zeggen”.
    In 1995 bijvoorbeeld was de grote Philips-fabriek in Baarn gesloopt.
 
Niet alles was rozengeur en maneschijn. Het runnen van een fabriek was wennen. Om te beginnen had Ton minder binding met de snel wisselende dance scene dan in voorgaande jaren. Hij en partner Nothdurft besloten daarom de activiteiten te splitsen door middel van een aandelen-ruil. Ton concentreerde zich nu volledig op Record Industry. Dat deed hij voortaan samen met Mieke, zijn echtgenote, die inmiddels uitgekeken was op haar werk als accountant.
    Bovendien moest Vermeulen een vertrouwenscrisis ten opzichte van zijn personeel te boven komen. Was hij wel de ideale directeur van zo’n bedrijf? Het kwam zelfs zover dat zijn medewerkers uit hun midden een collega voorstelden om de perserij te runnen. In dat geval zou Ton als handelend directeur terugtreden en alleen nog maar op de achtergrond functioneren. Zover kwam het echter niet, vertelde hij.
 
 
327 8 persen van een plaat
Zo eenvoudig is het persen van een vinyl-plaat niet!
Record Industry, april 2017, foto Margaretha Suman
 
 
Na die aanloop-periode kwam de fabriek op stoom. Helemaal vanzelf ging dat zeker niet. Stapje voor stapje liepen de orders terug. Bovendien was er een economische crisis. Ton: “In 2001 hadden we met een productie van 7,5 miljoen stuks een geweldig jaar, in 2007 5 miljoen en in 2010 minder dan 3 miljoen. Om de teruglopende vraag van de multinationals te compenseren gingen we aan de slag met het verwerven van rechten en het op eigen initiatief persen en laten distribueren van vinyl. Het was allemaal niet voldoende. Op den duur waren we genoodzaakt om stevig te reorganiseren. Tegen 2010 zag onze toekomst er somber uit. Hadden we nog wel recht van bestaan?”
 
 
Kentering ten goede in 2010
 
 
Juist op een moment dat het er niet goed uitzag voor Record Industry, kwam er een kentering. De muziekliefhebbers waren in zekere zin uitgekeken op de compact disc. Zo’n klein schijfje met een inlay (in plaats van een mooie hoes) in een doosje werd niet meer als een waardevol bezit beschouwd. En ook het downloaden was minder ‘populair’ geworden. Bovendien vond menigeen dat een grammofoonplaat beter klonk dan een cd.  De vraag uit de markt naar vinyl begon snel te groeien.
In de pers verschenen in die tijd tal van positieve artikelen over wat als een positieve ontwikkeling gezien werd. Op 8 januari 2010 legde Jan Vollaard in NRC Handelsblad vast: “Eindelijk weer die fijne klaphoes. De ouderwetse vinylplaat is terug, en dat gaat ten koste van de cd.
    ‘Papa, wat is dat voor een grote zwarte cd?’ Het gebeurt steeds minder vaak, dat kinderen aan hun ouders moeten vragen wat een vinylplaat ook alweer is. Jongeren hebben weer een werkende draaitafel in hun woon- of slaapkamer en draaien, kopen en verzamelen muziek op grammofoonplaten. In de cd-winkel staat weer een bak met langspeelplaten en alle relevante muziek verschijnt op vinyl. Nieuw vinyl wordt weer volop geproduceerd.
    Dansmuziek was de grote aanjager voor het voortbestaan van de vinylplaat. Dj’s móésten vinyl kopen, want iets anders was er niet in het tijdperk voordat Tiësto de cd-speler tot de nieuwe standaard verhief”.
    Dat was nu anders. Vollaard wees op de verkopen van vinyl-elpees van Miles Davis, Jeff Buckley en Michael Jackson. “Goede redenen om het oude pick-upje weer eens van zolder te halen, of een handige snelstarter aan te schaffen”, adviseerde hij zijn lezers. “De ware audiofiel vindt dat platen warmer klinken dan cds. Ze willen liever een fijne klaphoes met mooi artwork in handen hebben dan zo’n miezerig cd-boekje”.
 
In het NRC-artikel werd ook Ton Vermeulen aan het woord gelaten. De directeur van Record Industry vertelde dat er in 1998 wereldwijd 250 miljoen platen per jaar van de persen rolden. Omstreeks 2010 lag de productie op 20 tot 40 miljoen vinylschijven per jaar, verdeeld over ongeveer twintig fabrieken wereldwijd.
    Vollaard: “De fabriek van Record Industry produceert per jaar zo’n vier miljoen platen op twaalf-inch-elpees of maxisingles, zeven-inch-singles en zelfs weer vinylschijven met de doorsnee van de ouderwetse 78-toerenplaat. U2 en Madonna bleven altijd op vinyl leverbaar, maar van Anouk verscheen voor het eerst een elpee, de nieuwe ‘For Bitter or Worse’, onlangs geperst bij Record Industry”.
 
Ghislaine Pahnke was drie maanden later nog optimistischer – in een artikel met als titel: ‘De LP is bezig aan een comeback’.
    “Je zou denken dat vinyl platen tegenwoordig niet meer gemaakt worden. Met de komst van de cd is er heel wat veranderd in de muziekwereld. Toch weet Record Industry zich goed staande te houden in deze barre tijden. Deze fabriek staat sinds 1957 in Haarlem en perst nog altijd vier tot vijf miljoen platen op jaarbasis, die voornamelijk in Europa verkocht worden.
    Het wordt steeds duidelijker dat er nog altijd artiesten zijn die platen maken, deze fabriek heeft er al heel wat mogen drukken. Het archief is enorm. Onder andere Anouk, Outkast, Robbie Williams, Norah Jones en U2 zijn al op vinyl verschenen. Zelfs The Beatles en Michael Jackson worden nog geperst. Dat platen nog steeds gewild zijn, blijkt maar weer; steeds meer nieuwe artiesten en bandjes als Giovanca, Wouter Hamel en Spinvis zetten hun hits op een plaat”, stelde Pahnke.
 
In de Volkskrant meldde Berend Jan Bockting die zelfde maand dat Bol.com besloten had de verkoop van vinyl-platen ter hand te nemen. “Het begint goed te lopen”, verklaarde marketingdirecteur Michel Scheffer. Volgens het internet-bedrijf vroegen klanten geregeld om een uitvoering van een bepaald album op vinyl. Daar reageerde Bol.com op.
    Opnieuw werd Vermeulen geciteerd. Hij was immers ‘directeur van de grootste platenperserij van Europa’. Platen werden volgens hem vooral gekocht door de ‘bewuste consument’. Volgens Vermeulen droeg de populariteit van usb-draaitafels bij aan de toegenomen vraag naar vinyl. “Daarvan zijn er de afgelopen twee jaar duizenden verkocht. Zelfs bij de Bijenkorf staat een platenspeler die je zo met je iPod verbindt”.
    Het bleek moeilijk met eenduidige statistieken voor de dag te komen. Zelfs voor branche-organisatie NVPI. De verkoop was nauwelijks te peilen. “Vinyl is de afgelopen jaren vooral in speciaalzaken verkocht, niet in de ketens. Die cijfers komen niet bij ons binnen”. Wouter Rutten van de NVPI sprak van een ‘hardnekkige niche’. Een voorzichtige schatting wees op een marktaandeel van twee procent.
 
 
327 9 2016 Bløf in Record Industry
Leden van Bløf kijken hun ogen uit in Record Indusry
 
 
Aan het einde van het jaar 2010 kon je lezen: “De totale oppervlakte van Record Industry aan de Nijverheidsweg in de Haarlemse Waarderpolder beslaat maar liefst zesduizend vierkante meter. Dat is ruim een voetbalveld. In de hal staan 33 platenpersen te stampen, waarvan 26 de 30 cm elpee, drie de 25 cm elpee [formaat 78 toeren-plaat] en vier de 45 toeren-single uitspuwen – gemiddeld goed voor 30.000 schijven per dag. In de produktie werken dertig man en op kantoor nog zo’n tien”.
    Vinyl was een trendy product geworden. In een VPRO-artikel verkondigde Vermeulen dat Matthijs van Nieuwkerk in ‘De wereld draait door’ in het verleden met een cd-tje zwaaide. Dat was nu een lp geworden. “Zonder plaat ben je als artiest niet cool meer”.
 
 
Blijvende groei
 
 
Tijdens het gesprek op 26 april gaf Ton Vermeulen enkele duidelijke cijfers. Sinds het rampjaar 2010 met 2,8 miljoen stuks was de productie als een raket omhoog geschoten. Aan Louis Dekker van de NOS sprak hij in 2011 over een omzetgroei van maar liefst veertig procent. En daarna ging het gewoon verder hoorde ik: tot 9,4 miljoen in 2016 en 10,3 miljoen in 2017.
    Vorig jaar had hij me al verteld dat van ‘Dark Side of the Moon’ (Pink Floyd, 1973) in Haarlem maar liefst 100.000 exemplaren van de persen gekomen waren. Dat aantal was nog overtroffen door ‘Kinda Blue’ (1959) van Miles Davis: 250.000 stuks. Dat was aanzienlijk meer dan het jazzalbum ooit verkocht had. In zijn boek Inside the record business keek CBS-president Clive Davis terug op de topjaren van de trompettist aan het einde van de jaren vijftig toen albums als ‘Kind of Blue’ en ‘Sketches of Spain’ in aantallen van totaal 100.000 stuks of wat meer over de toonbank gegaan waren…
 
 
327 10 Miles Davis 
 
Steeds opnieuw benadrukte Ton Vermeulen in de media dat vinyl al zestig jaar achter elkaar in de markt lag als geluidsdrager. “Het is de enige muziekdrager die je ziet spelen. Een cd’tje verdwijnt in een la. Daarom zie je de plaat ook weer steeds vaker in series en films terugkomen. Op een andere manier kun je muziek in beeld namelijk niet communiceren”.
    Die zichtbaarheid was volgens hem ook een van de beweegredenen om platen te kopen of te geven. “Een bon met een downloadcode ga je niemand cadeau doen op een verjaardag. Een plaat wel, die zie je. Voor een grote digitale collectie geldt eigenlijk hetzelfde. Niemand is onder de indruk van de tienduizend nummers in je pc. Wel van dat rijtje platen”.
    Het marktpercentage van vinyl zou intussen gestegen zijn tot dik boven de twintig procent.
    Volgens Vermeulen was het moeilijk, zo niet onmogelijk, een juiste berekening te maken. Een marketingonderzoeks-bureau als Nielsen kreeg het in elk geval niet voor elkaar. De peilingen werden wel juist uitgevoerd maar waren niet breed genoeg.
 
Ten slotte de vraag hoe het verder zal gaan. Niemand kan in de toekomst kijken.
    Ton is optimistisch. Toch maakte hij, is me althans bijgebleven, vorig jaar al een paar relativerende opmerkingen. Je moest de groei in de productie niet overdrijven suggereerde hij. Toen ik hem daar op aansprak kon hij zich dat niet meer herinneren. Maar ook in april 2018 was hij behalve optimistisch tevens voorzichtig. Niet dat de belangstelling voor de vinylplaat weer zou verdwijnen. Dat zou zeker niet het geval zijn, wist hij. De mens was immers een verzamelaar.
    Zijn grootste ‘probleem’ was dat de huidige topacts – in tegenstelling tot vroeger - zo weinig nieuwe producten op de markt laten verschijnen. “Vroeger verdienden de artiesten hun geld met de verkoop van geluidsdragers, grammofoonplaten of anderszins. Dat is niet meer zo. Vroeger traden ze op om op die manier platen te verkopen en zodoende royalties te verwerven. In onze dagen verdienen ze hun brood met optredens, publishing, merchandising en andere rechten (bijvoorbeeld spotify). Het opnemen van nieuwe albums heeft niet meer de prioriteit van weleer. Er komen gewoon weinig nieuwe top-producten beschikbaar. Gelukkig staat de bestaande catalogus nog volop open voor groei. Dus zorgen maken is er voor ons niet bij”…
 
 
Harry Knipschild
7 mei 2018
 
Clips
 
 
Literatuur
‘Zo gaan we vooruit!’, Tuney Tunes, april 1948
Clive Davis, Clive. Inside the record business, New York 1975
Jan Vollaard, ‘Comeback van het vinyl. Persen vinylplaten groeit’, NRC, 8 januari 2010
Ghislaine Pahnke, ‘De lp is bezig aan een comeback’, Vers Pers, 8 april 2010
Berend Jan Bockting, ‘Ook de gewone muziekliefhebber vraagt vinyl. Bol.com slaat toe’ Volkskrant, 13 april 2010
‘Record Industry Haarlem. ‘Wij zijn de grootste van Europa’’, Vinyltijdschrift, 15 december 2010
Louis Dekker, ‘Muziekindustrie is vindingrijk’, NOS, 24 januari 2011
Robert Haagsma, ‘Ton Vermeulen’, in Passion For Vinyl, 2013
Hugo Hoes, ‘Op bezoek bij vinylperserij Record Industry’, VPRO, 15 april 2014
Rolinde Hoorntje, ‘Leve de langspeelplaat’, NRC, 12 december 2014
Peter Voskuil, Dutch Mountains, Amsterdam 2017
  • Raadplegingen: 9677