113 - Het geluid van de tam-tam
In de hedendaagse cultuur trap je een open deur in als je stelt dat popmuziek zijn wortels in Afrika heeft. De uit het zwarte continent naar Amerika overgebrachte slaven bleven, daar aangekomen, hun eigen muziek maken en ontwikkelen, wordt algemeen aangenomen. Daaruit zouden gospels, spirituals, blues, jazz, rhythm & blues, soul, reggae, funk, rap, hiphop enzovoort ontstaan zijn.
Wie durft nog aan deze ontwikkeling te twijfelen?
Popjournalist Geert Henderickx (1953-2017) in elk geval niet. Toen de blanke Amerikaanse gitarist Ry Cooder en Ali Farka Touré, zijn collega uit Mali, begin jaren negentig samen een album opnamen, schreef hij in Oor: “Touré wordt in het westen wel de John Lee Hooker van Afrika genoemd, waarmee hij tevens het levende bewijs vormt dat de blues uit dat continent stamt”.
Ali Farka Touré en Ry Cooder
Als de maan opkomt danst heel Afrika
Europese reizigers die het anderhalve eeuw geleden waagden om vanaf de kusten van Afrika het binnenland te betreden werden meteen getroffen door de ritmische geluiden van de bevolking. Op het geluid van de trommels, de tam-tam, kon je uitbundig dansen.
De Britse journalist Henry Stanley (1841-1904), die op zoek ging naar de verdwenen zendeling David Livingstone (1813-1873) en hem anno 1871 wist te traceren in Tanzania, opperde: “Als de maan opkomt danst heel Afrika”. Met die uitspraak begon de Franse missionaris Maurice Briault (1874-1953) in 1933 een artikel, getiteld ‘De zwarte trommelt’.
Briault kon het uit eigen ervaring vertellen. Hij vervolgde: “Dat is een bewering die even juist is als schilderachtig. Stanley zou erbij hebben moeten voegen, dat Afrika danst bij het klinken van de tam-tam. De tam-tam is het geluid dat bij de dans past, zoals het piepen van de krekel bij het licht”.
Stanley in Afrika
De Fransman vergeleek Europese en Afrikaanse ritme-instrumenten: “Laten de lezers van Europa onder onze breedtegraden geen klank zoeken, die overeen komt met die van de tam-tam. Onze tamboers hebben een trom-cilinder van koper, die een metaalachtige bijklank geeft aan de weergalm van hun ezelsvellen.
Dit bronzen geluid, dat herinnert aan de gong of aan de Aziatische cymbaal, ontbreekt bij het Afrikaanse instrument. De klank is matter en is alleen de weergave van de slag op de gespannen huid, welke versterkt wordt, doch niet gewijzigd door het resoneren van een kortere of langere houten koker.
De klassieke tam-tam is die, welke wij zo juist beschreven hebben. Gewoonlijk is deze een meter hoog en men zet hem dan recht overeind op de grond, om hem staande te kunnen slaan.
De cilinder wordt van helder klinkend hout vervaardigd, dat met veel geduld uitgehold wordt. De uiterlijke vorm is niet zuiver die van een cilinder, doch eerder die van een afgeknotte kegel, met de stompe spits beneden en de grootste diameter boven. De binnenholte is bodemloos en de voet heeft men uitgesneden in de vorm van een drievoet.
Er overheen gaat de huid, een goed gedroogde antilopenhuid, gespannen door middel van riempjes van gevlochten leer, waar wiggen achter heen gaan, die muurvast tegen het hout worden gedreven. Geen trommelstokken: de hand”.
Tam-tam slaan
Zo eenvoudig was het niet, schreef de pater in zijn lijfblad, de Bode van de H. Geest. “Van zijn jeugd af wordt de hand van de zwarte lenig gemaakt voor de ingewikkelde kunst van het tam-tam slaan, dat op het gehoor voor een Europeaan eentonig lijkt en altijd hetzelfde, terwijl er toch duizenderlei afwisseling in gebracht wordt. Soms bestaat het in nauwelijks waarneembare, lichte aanrakingen en hoort men slechts als een soort gemurmel.
Een andere manier is er, dat men met de toppen der vinger slaat, korte, losse slagen, bijna militair! Je hebt ook vage soorten geroffel, of ook, dat men met steeds versnelde beweging het maattempo opvoert. Bijwijlen slaat dit over tot een duizelingwekkende, uiterste heftigheid, die een maalstroom van woedende dolheid te kennen geeft”.
Tam-tam dient overal voor
Met of zonder dans had het Afrikaanse instrument zijn betekenis. “De zwarte legt waarlijk een soort bezeten liefde aan de dag voor zijn tam-tam.
Zo armzalig kan geen nederzetting zijn in de binnenlanden, zelfs daar waar houthakkers van ellende omkomen en aan de apen de vruchten van het woud moeten betwisten, dan zal men nog een tam-tam verscholen vinden tussen de rommel van een ellendige hut.
Als de inlanders ’s avonds niet naar hun honger te eten hebben gehad, laten zij zelfs de moed niet hebben om te dansen Als zij redenen hebben om hun schuilplaats te verbergen, dan nog zullen zij hun vinger stilletjes over het gespannen vel laten gaan.
Als een plotseling alarm hen de benen doet nemen, dan zullen zij hun oogst of hun pluk in de steek laten. Zij zullen zelfs enige bijkomstige fetish-tekenen vergeten, maar zij zullen zich zien te redden met hun tam-tam.
De tam-tam dient overal voor, of tenminste bij iedere gelegenheid. Hij dient voornamelijk voor de dans, waarvan hij de gang regelt en waarbij hij de versnelling van het ritme opdrijft. Hij geeft ook de verplichte begeleiding van heel het ceremonieel van de fetisjtische eredienst”.
Tam-tam en Afrikaanse drugs
Niet zelden lieten de Afrikanen zich inspireren door drugs tot zich te nemen. “Als de nieuwe ingewijde het bedwelmende wortel-aftreksel gedronken heeft, dat hem de zinsbegoochelingen van een delirium naar het hoofd doet stijgen, maken de tam-tams rondom hem een oorverdovend leven en dit lawaai versterkt nog de uitwerking op zijn zenuwen, welke men van de dranken verwacht.
Toen men vroeger slavenoffers bracht, werd hun doodstrijd in het vuur der brandstapels of aan de paal, waarop zij geradbraakt werden, lang getest bij het klinken van de woeste houten trommels. En als, nog heden ten dage, de tijgermensen van West Midden Afrika, na het vervalsen van hun sporen, hun slachtoffers vermoorden in het hartje van de onbekende, dichte wouden, slaat de tam-tam ver van ieder menselijk oor met doffe slagen het doodsein. Ondertussen gaat het nog hete en nog dampende bloed in de geledigde schedels van mond tot mond”.
Tam-tam en arbeid
Zonder de tam-tam kon je maar moeilijk functioneren, had Briault meegemaakt. “In het leven van de zwarte bestaan tal van minder plechtige gelegenheden, waar de tam-tam zijn plaats en zijn rol heeft. Buiten het geval van de dans bij vreugde of rouw, geeft hij dikwijls nog tijdpassering voor de talrijke nietsdoeners, die hun tijd slijten met lanterfanten onder de overstekende daken van de hutten.
Niemand zal ooit vinden dat men te veel trommelt of dat men aldus de tromvellen te slap maakt.
De tam-tam heeft overigens zelden een bepaalde eigenaar: hij is oud geworden in het dorp en heeft reeds degenen overleefd, die hem vroeger tevoorschijn hebben geroepen uit een boomstronk van het woud. Hij is zo’n beetje eigendom van de gemeente geworden, een soort gemeente-trom.
In sommige streken wordt de opwekking, die uitgaat van de tam-tam, zozeer gezocht dat deze gaat meetellen voor de arbeidsprestatie, die men verwacht van de werken, die gemeenschappelijk worden uitgevoerd. Ik heb groepen zwarten velden zien ontginnen, of ook wel het erf van een hut zien vlak maken bij het klinken van de tam-tam.
Op de grote rivieren voeren de prauwen vaak een kleine tam-tam mee; hij die trommelt wordt vrijgesteld van het pagaaien [‘roeien’] en, als men een stroomversnelling door moet, verdubbelt het lawaai.
Stoffelijke genoegens
Wat maakt bij alle zwarten de aantrekkelijkheid uit van dit geluid, dat ons, over het algemeen, hindert en verveelt, vroeg de blanke Europeaan zich af.
“Als u het weten wilt, herinnert u dat de beste definitie van de zwarte is dat het ‘een kind’ is, dat kind blijft tot onder zijn grijze haren. En dan vraagt u mij, waarom het kind schreeuwt, springt en leven maakt, zo gauw het de school uitkomt? Het kinderhoofd heeft geen hoofdbrekende gedachten, terwijl zijn zinnen zich vermeien in alles, wat maar geraas en herrie maakt. Het maakt er zich druk mee, het windt er zich door op en het behoudt een opgewekte herinnering aan een buitengewoon luidruchtig toneeltje, waar hij zich heeft onderscheiden.
Zo staat het ook met de neger. Sedert eeuwen gesloten voor de navorsingen van de geest, voor de genietingen van de kennis en voor de aantrekkelijkheid van een beschaafd leven, eist hij zich een deel op voor zijn lichaam en zinnen in de minst stoffelijke van zijn genoegens: de luidruchtigheid in gezelschap en het georganiseerde ritme zijn bijna even verlokkelijk voor hem als een smul- of drinkpartij. Trouwens, die drie gaan dikwijls samen”.
In onze tijd zijn er nog maar weinig mensen te vinden die deze bewering van weleer durven te onderschrijven. Zo zie je maar hoe men in een nieuw tijdperk totaal anders is gaan denken.
Tam-tam en oorlog
Vanzelfsprekend kon je geen oorlog voeren zonder ritmische begeleiding, aldus de Europese verslaggever. “De ziel van de Afrikaan is ook zeer gevoelig voor een ander soort gemoedsbewegingen: de oorlog!
Zelfs buiten het ge-islamiseerde deel van Afrika zijn er fetisjtische rassen, die houden van zulke gewelddadigheden en de voordelen ervan, die ook dapper genoeg zijn om er de gevaren van te trotseren. Hun oorlogen zijn overigens eerder wraaknemingen dan knap opgezette expedities.
Wat er ook van zij, het slaan van de tam-tam vormt bij uitstek de begeleiding van de oorlogen tussen de dorpen.
Maar evenals bij ons de vreedzaamste burger een uniform aantrekt op de dag dat hij in militaire dienst treedt, zo ook verschilt bij de zwarten de oorlogstamtam van de met vel overtrokken cilinder, die de vreedzame gebeurtenissen dient.
De oorlogstamtam is over het algemeen een zeer dikke houten cylinder, die geheel en al uitgehold is van binnen, terwijl de twee uiteinden intact gelaten zijn met een nogal aardige dikte. Het uithollen is geschied door middel van een lange spleet in de lengte, die zeer smal blijft en waarlangs de maker zijn werktuig naar binnen brengt, een soort kuipersdissel, die wel iets weg heeft van de scherpe steeklepel van onze klompenmakers.
Deze tam-tam, soms twee meter lang, is moeilijk te verplaatsen. Hij gelijkt op een ton en als men er op slaat met een houten stokje, dat met gummi omwikkeld is, geeft hij een geluid dat aan het gehamer van onze kuipers herinnert, wanneer deze banden aan het leggen zijn om hun fusten. Deze tam-tam-slag wordt in de stilte van het woud of in de kalmte van deze nacht zeer ver gehoord”.
Tam-tam als alarmklok
“Er bestaan ook tam-tams, die buitengewoon klankrijk zijn en die zich dan voor de draagwijdte van hun geluid met de beroemdste van onze klokken meten. Men heeft er mij vroeger, toen ik op een rivier diep in het binnenland was doorgedrongen, een laten zien, die met wind mee op twee uur afstand kon gehoord worden.
Er zijn er natuurlijk ook, die zwakker zijn, lichter en ook draagbaar. Sommige zijn gewoon van zeer dikke bamboe vervaardigd, maar voor deze categorie instrumenten gebruikt men geen vellen en, in tegenstelling met de gewone tam-tam, slaat men deze met stokjes.
Het gebruik van deze krijgstrommen herinnert aan onze alarmklok. Hij dient ter waarschuwing, tot een oproep, voor een groot alarm of hij kondigt de aankomst aan van de glorierijke buit der krijgers, welke terugkeren, voorafgegaan door hun geknevelde gevangenen.
Ligt het misschien aan de gelijkenis van klank met de alarmklok van onze dorpen dat het klinken van deze hardhouten kokers altijd onheilspellend aandoet?”
Reiservaringen
Briault kon ruimschoots uit eigen ervaring putten om zijn betoog te staven. Eerst gaf hij nog eens aan dat katholieken en protestanten het elkaar niet alleen in Europa maar ook in missiegebieden moeilijk maakten – in plaats van met elkaar samen te werken.
“Dichtbij of ver verwijderd, het is altijd een teken dat een menigte zich daar op tegenweer bereid houdt, dat de toegangswegen bewaakt zijn, dat er hinderlagen te vrezen zijn, dat men iets kwaads in de zin heeft. En de reiziger, die zich onbeschermd voort beweegt over het kronkelpad, in de schaduw van dicht en hoog houtgewas en die dan plotseling de krijgstrom hoort, voelt een heimelijke schrik over zich komen.
Het is al lang geleden dat men mij op zekere dag kwam roepen voor de regeling van een twist onder de Ngamoe-negers, die in de streek wonen, waar de Abanga en de Ogo-oewee samen komen. Het was een lelijke twist. Het ging over een christen, die een vrouw gestolen had.
De benadeelde stam, die onder protestantse invloed stond, verhaalde zich op de katholieke missie.
Mijn catechisten hadden mij hunnerzijds gewaarschuwd: ‘Als u bij deze twist overwonnen wordt, is het gedaan met het christelijk huwelijk!’
Men moest de schuldige er toe brengen, dat hij de gestolen vrouw terug gaf. En dat moest niet gemakkelijk zijn, want een andere pater had reeds tevergeefs moeite gedaan en de stam de Ngamoe-negers, nors en twistziek als deze is, had zich natuurlijk solidair verklaard met de verleider”.
Communicatie per tam-tam
De Fransman werd bespied. Per tam-tam werd zijn voortgang doorgegeven.
“Het dorp was ver het binnenland in. Een afschuwelijke weg leidde erheen, dwars door de moerassen, die de rivier had doen ontstaan en, hoe meer men naderde, moest men midden door de telkens uitgestrekter velden trekken, die men bestemd had voor plantages en waar de bomen waren omgehakt, maar in afwachting waren die gronden al weer overwoekerd door nieuw gewas. Men ontmoette er geen sterveling, geen enkele jager, noch enige vrouw of kind.
Zelf trokken wij zonder gerucht verder en zonder een woord te zeggen, dat enige verwondering trachtte te kennen te geven.
Maar nog zeer ver voor dat Nzing Meyong (zo heette het dorp en dit betekent ‘dorp van de haat’) in zicht kwam, waren wij reeds opgemerkt. Een kleine tam-tam liet enige, kort afgemeten slagen horen in een bosje ter rechterzijde van ons. Men kon echter met de verrekijker zoeken zoveel men maar wilde, er was in het dichte houtgewas noch hut, noch rook te bespeuren.
En onmiddellijk daarna antwoordde een tweede op de eerste verderop ter linkerzijde van ons. Daarop kwam een derde, een vierde, en telkens een andere klank, van het ijle gerucht der kleine trommels tot het wijdse geroffel toe van de zware instrumenten.
‘Hoort u’, zei me zachtjes de katechist Eduard Na, die voorop ging, ‘de Ngamoes roepen elkaar, om ons te bevechten’.
Zij riepen niet, om ons te bevechten, maar verscholen in de myangs [velden die voorlopig ontbost zijn om er plantages van te maken] verklikten zij ons en zij deden dit met onbarmhartige waakzaamheid.
Als wij in het woud waren, hield men op met slaan. Maar zodra wij weer op enigszins open terrein kwamen, beantwoordden de seinen elkaar weer, telkens sneller elkaar opvolgend en altijd komend vanuit onzichtbare schuilplaatsen.
Wij trokken te midden van een spionnen-kring voorwaarts. Onwillekeurig bekroop ons een zekere onrust, belachelijk feitelijk, en ondanks de middagzon liep ons een koude rilling over de huid.
Toen wij eindelijk in het dorp aankwamen, bevond er zich niemand meer, en het duurde uren, uren van koppig volhouden en van vastberaden houding, om langzamerhand de bewoners te zien terugkeren en de regeling van de twist te kunnen gaan bepraten”.
Woordenboek van de tam-tam
Met zo’n Afrikaanse trommel kon je je heel nauwkeurig uitdrukken. Soms leek de taal van het ritme-instrument op die van een woordenboek.
“Om te besluiten, een woord over de opinie van de ontdekkingsreizigers, die aan de oorlogstamtam op zich zelf een hele taal toeschrijven naargelang het getal, de snelheid, de zachtheid of de kracht van de slagen.
[Zendeling George] Grenfell [1849-1906] heeft te Doeala, in Kameroen, het bestaan van dit soort mededelingen opgemerkt. Dertig jaar later heb ik zelf te zelfder plaatse de waarheid ervan bevonden, in de eerste ochtenduren bij voorkeur als mensen, dieren, vogels en krekels nog slapen en dat er nog geen gerucht gemaakt wordt.
Een tam-tam van hout, die met stokjes geslagen wordt, geeft drie of vier oproeptekens. Op een of twee kilometers afstand antwoordt een ander met hetzelfde signaal. Daarna zet men een gesprek in, nooit erg lang. De mensen van die streek geven gaarne toe dat op die wijze waarschuwingen en nieuwtjes worden doorgegeven.
Maar geen enkele inlander uit de omtrek kon of mocht ons de sleutel toevertrouwen van dit telefoneren. Dit is een geheim van een klein aantal stamvrienden. Is het een werkelijke taal?
Het is moeilijk te geloven, want het middel is te beperkt om iets anders weer te geven dan korte, overeengekomen aanduidingen”.
Maurice Briault
Veranderingen door de grammofoonplaat
Intussen was de westerse beschaving opgerukt. Dankzij de grammofoonplaat waren de tam-tams hun functie aan het verliezen.
“Wat er ook van zij, men zal zich hoe langer hoe meer moeten haasten met zijn reis naar Afrika, om die tam-tams van vroeger nog te horen, die de tocht van Livingstone vooruit in het binnenland doorseinden, of Brazza, Stanley, Marchand, Mangin en hun reisgezellen uit hun slaap hebben opgeschrikt.
Hoe langer hoe minder zullen de missionarissen van de toekomst in hun slaap worden gestoord door het slaan van oorlogstrommen of door het lawaai bij maan-nachten.
In de streken die beschaafd worden, heeft de grammofoon zijn mechanische in de plaats gebracht van dat gerommel van vroeger. Nieuwe tam-tams maakt men helemaal niet meer rond de steden, die langs de kust en de rivieren verrijzen. En hiermee gaat ook een oude karakteristieke trek van het vroegere Afrika te loor!”
Maurice Briault, missionaris van de congregatie van de Heilige Geest, hoopte dat met het verstommen van de tam-tams de klokjes van kerkjes voortaan goed te horen zouden zijn.
“God geve dat in het nieuwe, christelijke Afrika het vrome geklingel van het Angelus vanaf de torens van onze missies en de roep met de bel van onze catechisten voor het avond-onderricht steeds zegerijker die luidruchtige ‘nocturnen’ van vroeger dagen mogen vervangen!”
Het Afrikaanse ritme is in elk geval niet verloren gegaan. De grammofoonplaat heeft ervoor gezorgd dat dat zich juist over de wereld verspreid heeft.
vooruitgang dankzij de grammofoonplaat
Harry Knipschild
12 mei 2023
Clips
Literatuur
M. Briault, ‘De neger trommelt’, Bode van den H. Geest, maart 1933
Geert Hendrickx, ‘Ry Cooder’, Oor, 21 mei 1994
- Raadplegingen: 2366