126 - Ton Scherpenzeel over Kayak
Op 4 november 2011 kreeg ik bezoek van Gerton van Boom. De directeur van uitgeverij Verbum was een bewonderaar van Led Zeppelin. Dat had hij me al eens eerder verteld. Maar die dag ontvouwde hij plannen om een hele serie boeken over popartiesten en -groepen te gaan uitgeven. Een prachtig streven! “De biografieën moeten een soort ‘in de notendop’ worden, waarin het belangrijkste staat en niet per se de pretentie heeft om op basis van nieuw wetenschappelijk onderzoek, nieuwe feiten aan het licht te brengen.
De reeks mikt op een overwegend mannelijk publiek van 45 jaar en ouder. De boeken zijn luchtig en voor een groot publiek geschreven en geïllustreerd. Nostalgie en emotie is de belangrijkste drijfveer bij het schrijven van de boeken. ‘Papa kijkt in zijn midlife crisis in weemoed om’”. Met die intentie wilde Verbum de markt op. “Volgend jaar is het veertig jaar geleden dat Kayak opgericht is”, las ik in zijn opzet. Voor Gerton van Boom was dat aanleiding mij te vragen op korte termijn zo’n boek over de groep te schrijven. Het zou dan het eerste in de serie worden.
Ik had mijn bedenkingen. Niet omdat ik Kayak niet zag zitten. Integendeel! Maar was ik wel de aangewezen persoon om zo’n boek te schrijven? Ik vond eigenlijk van niet. In elk geval nam ik contact met Ton Scherpenzeel op om hem op de hoogte te brengen. Precies veertig jaar na de oprichting van Kayak, op 21 september 2012, werd het boek ‘Kayak’ ten doop gehouden.
Omslag boek
Wie kon ‘Kayak – 40 jaar symfonische rock’ beter schrijven dan Irene Linders, popjournaliste en levensgezel van Ton Scherpenzeel? Ze werkte vroeger voor de Hitkrant.
In het voorwoord legde Irene uit: “Het boek is tot stand gekomen door vele, urenlange interviews die ik heb gehad met Ton. Voor mij is het niet vreemd om mijn echtgenoot te interviewen. We hebben elkaar ten slotte ook naar aanleiding van een interview ontmoet, namelijk op 9 augustus 1975 tijdens een popfestival in Nederwetten bij Eindhoven. De Kayak-show ging wegens geldproblemen niet door, het interview ook niet, maar dat was voor ons juist aanleiding om vaker af te spreken. Het heeft er niet alleen toe geleid dat we zijn getrouwd, maar ook dat ik teksten voor de groep ben gaan schrijven en enkele jaren als Kayette deel heb mogen uitmaken van de band”.
De ondertitel luidt niet voor niets ‘Ton Scherpenzeel opent archief!’ Ton bleek enorm veel genoteerd en bewaard te hebben. Het Kayak-boek is vanuit zijn perspectief geschreven.
Ton Scherpenzeel
Ton Scherpenzeel (geb. Hilversum, 6 augustus 1952) en ik spraken op 14 november 2012 in Hilversum met elkaar. Aanleiding was het boek boordevol interessante informatie. Een boek om in één adem uit te lezen. Van Pim Koopman (1953-2009), jarenlang zijn muzikale partner, wist ik dat die met muziek opgegroeid was. Zijn vader was immers klassiek slagwerker bij de omroep in Hilversum. De vader van Ton werkte als ‘gewoon’ journalist bij de wereldomroep.
Als kind hoorde hij meer muziek dan ik besefte. “Lida Rikkert, mijn moeder, speelde viool in een amateurorkest. Haar zwager was professioneel cellist. Ik kreeg pianoles.
De eerste popmuziek die ik hoorde was die van Anneke Grönloh en Vince Taylor. Het echte vuur laaide pas op bij het horen van ‘She Loves You’ en ‘I want to hold your hand’. Nooit vergeet ik de eindeloos durende fietstocht naar platenzaak Ger de Roos aan de Stationsstraat in Hilversum om het singletje ‘Twist and Shout’ te gaan kopen (b-kant: ‘Dizzy Miss Lizzy’).
Jarenlang, week in week uit, maakte ik mijn eigen hitparades, gebaseerd op liedjes die ik op de radio (meestal Radio London) hoorde. Mijn eigen smaak was de graadmeter.
Wie verschenen er zoal in de Ton Scherpenzeel top 50?
Veel hing natuurlijk af van wat de radio me voorschotelde. The Beatles uiteraard. The Byrds, the Beach Boys, Jimi Hendrix, the Young Rascals, the Kinks, the Who, Manfred Mann, the Turtles – allen waren vaste en gewaardeerde bezoekers van mijn eigen hitlijst”.
Popmuziek ging zijn leven helemaal overheersen. Van studeren op de Havo kwam dan ook weinig meer terecht. Pim Koopman, eveneens woonachtig in Hilversum, overkwam hetzelfde. “Pim was al van het gymnasium op de Havo teruggezet”. Het afmaken van de middelbare school was voor beiden na enige tijd niet meer aan de orde.
In het boek is te lezen: “In het voorjaar van 1967 kwamen Ton en Pim elkaar voor het eerst tegen. De twee jongens, respectievelijk 15 en 14 jaar, sloegen een aardig balletje in een juniorenteam van de volleybal-vereniging OSO. Ze deden hun best. Dat hun talenten op een geheel ander vlak lagen, bleek toen ze na afloop van de training vol overgave achter de in de gymzaal aanwezige piano kropen, de een nog fanatieker spelend dan de ander. Ton: ‘Omdat we allebei fan waren speelden we Beatles-liedjes. Het werd meteen duidelijk dat we dezelfde interesses hadden en op dezelfde manier over muziek dachten. Al snel besloten Pim en ik een trio op te richten. Ik speelde basgitaar, Pim drums. Het derde groepslid was Fons Disch, de zoon van een KRO-medewerker.
Eind 1967 zijn we serieus gaan oefenen en in maart 1968 hebben we als Balderdash voor het eerst opgetreden. We speelden meestal op schoolfeesten. Het moest in de buurt zijn en vooral niet regenen, want de apparatuur werd vervoerd per bakfiets. Het geld ervoor hebben we via klusjes bij elkaar gesprokkeld. Pim en ik hadden samen een krantenwijk in Hilversum.
Ons repertoire bestond uit 28 Jimi Hendrix-songs en nog wat nummers van Cream en The Pretty Things. Fons maakte de show. Hij zag er met zijn enorme haardos niet alleen uit als Jimi Hendrix, hij kopieerde ook zijn act en ging bijvoorbeeld op zijn rug liggend met zijn tanden gitaar spelen’”.
Ton functioneerde in die tijd dus min of meer als de Nederlandse Noel Redding.
In 1968 werkten Pim en Ton samen in het componeren van songs. “Plaats van handeling was vaak de repetitieruimte. In het begin de schuur achter het huis van de familie Koopman. Daarna de onbezette leslokalen met piano in het muzieklyceum, maar ook en vooral de huiskamer van de familie Koopman, die verhuisde naar Bussum. De vader van Pim was in het bezit van een heuse 4 sporen-bandrecorder. We hebben een behoorlijke aanslag gepleegd op de gastvrijheid en het geduld van Pims ouders, want wij aarzelden niet zijn volledige drumstel in te zetten bij deze huiskameropnamen”.
Omdat de leden van Balderdash kinderen van omroepmedewerkers waren kregen ze later de kans te werken in diverse radio-studio’s als die niet in gebruik waren. Dat had ik van Pim vernomen en Ton bevestigde het.
Ton Scherpenzeel op contrabas bij publieke omroep (derde van rechts)
Eerste single in de tipparade
Na het uit elkaar vallen van Balderdash gingen Ton en Pim muziek maken die niets meer te maken had met Jimi Hendrix of Cream. “Met pianist Chiel van Praag en drummer Ron van der Werff vormden we een soort jazz/pop-combootje. We speelden onder meer ‘The Girl from Ipanema’ [Astrud Gilberto/Stan Getz]. Met Pim erbij als gitarist wonnen we op 11 april 1969 de eerste prijs op de Gooische Interscholaire. Dat was een wedstrijd tussen Gooise middelbare scholen op allerlei gebied, waaronder ook muziek. Het evenement werd gehouden in het Larense Singer”.
Drie jaar eerder was Thijs van Leer op diezelfde plek de winnaar.
De eerste erkenning was er. “Bovendien was Chiel de zoon van de beroemde zanger Max van Praag (1913-1991). De eveneens beroemde zangeres Annie de Reuver werkte in die tijd bij platenmaatschappij Dureco”. Ze had artiesten als Ben Cramer en Pierre Kartner binnengehaald. Annie gaf de zoon van Max van Praag met zijn bandje een kans. “In de Soundpush-studio in Blaricum, met technicus John Sonneveld, mochten we een single opnemen. ‘Fluffy’ bereikte in maart 1970 de tipparade van radio Veronica”.
In het gesprek vond Ton dat maar een klein succesje. Ik dacht er anders over, zei ik hem. High Tide Formation was nog onbekend. Toch kregen ze meteen een vorm van erkenning. Het wemelde van de nieuwe groepen en popartiesten, die nooit op zo’n lijst beland zijn.
“Pim en ik begonnen de muziek steeds professioneler te benaderen. Ik heb Ron op een gegeven moment verteld dat het me beter leek dat Pim ging drummen. Via producer Peter van Asten is Johan Slager er eind 1970 bijgekomen. Op een gegeven moment werd het ons duidelijk dat als we professioneel verder wilden met de band, we ook met Chiel van Praag als muzikant niet door konden. Hij was teleurgesteld maar begreep het wel”.
Het tweetal studeerde bovendien op het Hilversumse muzieklyceum. “Omdat we geen diploma middelbare school hadden kon dat formeel niet. Maar we werden toch toegelaten. Voor onze groep zochten we naar een zanger/pianist. Max Werner zat ook bij ons op school. Hij studeerde slagwerk bij de vader van Pim. Max leek ons een geschikte kandidaat. In de vrije uurtjes kwamen we regelmatig bij elkaar in een leslokaal en deden dan allerlei popnummers. Max speelde piano maar viel op door zijn aparte, doordringende stem”.
High Tide Formation
Met een nieuwe groep, zonder Chiel van Praag, maar inclusief Johan Slager en Max Werner, werden demo-opnamen gemaakt. “De ambitie om platen te gaan maken groeide”, is te lezen in het boek. De eerste met wie ze contact opnamen was Peter Koelewijn. Die was op dat moment producer bij productiemaatschappij Red Bullet. ‘Bullet’ was gevestigd op De Rijklaan 1, schuin tegenover het woonhuis van Max van Praag. Als dat bedrijfje onder leiding van Willem van Kooten en Freddy Haayen een act zag zitten moest men een platenmaatschappij zien te interesseren. Ton: “Peter was enthousiast, noemde ons een ‘tof maar vooral muzikaal groepie’, maar kon er geen maatschappij voor vinden”.
Met Hans van Hemert kwam de groep een stukje verder. De Phonogram-producer nam nieuwe demo’s met hen op. “Phonogram vond het goed, maar niet commercieel genoeg. Ze wilden ons wel hebben maar met andere nummers. Vervolgens kwam Hans met eigen stukken aanzetten. Daar hadden wij weer weinig trek in. Onze insteek was ons eigen materiaal”.
Het bijzondere was dat de op kosten van Phonogram gemaakte demo’s wel in goede aarde vielen bij Bovema in Heemstede. Chiel van Praag, geen lid meer van de band, was met de tape naar Bovema gegaan. Daar hapten ze meteen toe.
Kayak
De nieuwe groep van Ton en Pim, met Johan Slager, Max Werner en het nieuwe lid Cees van Leeuwen, had dus een contract met een groot internationaal muziekbedrijf. Maar geen naam. Op 21 september 1972, ten burele van Bovema, werd de knoop doorgehakt. “De naam Kayak stond al ergens op een lijstje. We hadden hem gewoon uit het woordenboek geprikt. Het klonk lekker vonden we, maar er gingen ook stemmen op voor Rataplan en Atmosphere. We konden niet kiezen.
Pims toenmalige schoonvader, een gerenommeerd reclameman vroeg Pim: ‘Hoe heet dat bandje van jullie eigenlijk?’
‘Geen idee. Er zijn nog een stuk of drie namen waaruit we moeten kiezen’.
Het professioneel oog van de copywriter viel op de naam die van achter naar voren kon worden gelezen en die grafisch zoveel mogelijkheden bood”.
Zo werd het Kayak. De eerste single was het prachtige ‘Lyrics’, geproduceerd door Gerrit Jan Leenders. Max Werner werd min of meer zanger tegen wil en dank. Ton: “Max zag zichzelf niet als zanger. Hij wilde liever drummen, maar die positie was al aan Pim gegeven. Toen we ‘Lyrics’ mochten opnemen, zei Max: ‘Ik doe het wel even om jullie uit de brand te helpen, maar ik ben niet van plan hier lang mee door te gaan’. Iedereen bleef enthousist. Max liet zich ompraten. Voordat hij het wist was hij de leadzanger van Kayak. Wij deden er alles aan om hem maar te kunnen behouden als vocalist”.
Volgens Ton werd ‘Lyrics’ in het voorjaar van 1973 geweldig gehyped door hun platenmaatschappij. De single werd troetelschijf op Hilversum III. “Ze slaagden erin het nummer eerst de tipparade en later zelfs de top 40 binnen te loodsen. Een echte hit was het niet, ondanks een klassering in de top 20. Frits vertelde dat ooit en ik nam het aan. De werkelijke verkoopcijfers heb ik nooit gezien”.
Behalve een naam moest er ook een echte manager komen. De mensen van Bovema, Frank Jansen, Ruud Wams en Gerrit Jan Leenders, kwamen met een idee. In 1972 hadden ze Natasja en Emile onder contract genomen. Zaakwaarnemer van het duo was Frits Hirschland (1948-1999). Op instigatie van Bovema werd Frits begin 1973 de manager van Kayak. “Van meet af aan had hij grootse plannen met de groep”, op die manier stelt ton Scherpenzeel het in het boek. Het lijkt erop dat Frits meer ambities had dan de leden van de groep. Ton bevestigde dat tijdens het gesprek. Ambities trouwens niet alleen voor de groep, maar zeker niet minder voor zichzelf.
“Frits was opvallend, je kon om hem lachen. Hij had dermate inspirerende ideeën dat we met hem in zee durfden te gaan. Frits haalde de meest rare toeren uit. De snelheid waarmee we een van Nederlands topgroepen waren geworden was voor een groot deel aan hem te danken. Zijn methodes om aandacht te wekken waren onnavolgbaar en niet te bekritiseren. Zolang alles goed ging natuurlijk”.
Frits nam onmiddellijk het heft in handen. Alle inkomsten van de groep gingen in één pot. Ton kon me niet eens vertellen wat de hoogte van de plaat-royalties was. Dat ging allemaal buiten hem om. Ze hadden een vast maar laag inkomen (200 gulden per maand) en dat was het dan. Toen Irene Linders later als Kayette bij de groep kwam en die zakelijk op z’n hoogtepunt was dankzij ‘Ruthless Queen’ (1979), verdienden ze samen niet meer dan 1.200 gulden per maand.
De overeenkomst met Bovema hield tevens in dat alle songs door Ton en Pim bij uitgeverij Anagon (eigendom van EMI) ondergebracht werden. In die tijd leek dat vanzelfsprekend. Het hield wel in dat eenderde van de auteursrechten op alle liedjes aan Anagon voor altijd afgestaan werden. Tot en met de dag van vandaag is dat het geval.
Veelbelovend
Kayak had zich met handen en voeten aan Bovema-EMI-Anagon-Hirschland gebonden. Maar de groep kwam wel in de vaart der volkeren. ‘Mammoth’ (een nummer dat Ton al eeerder geschreven had) bereikte evenals ‘Lyrics’ de top 20. De groep mocht zich in november 1973 uitgebreid op de televisie presenteren, popkrant Oor maakte er die maand eveneens een special van. Eind 1973 werd Kayak in de populariteitspoll van Muziek Expres uitgeroepen tot meest veelbelovende groep van het jaar.
Een bijzondere kans kreeg Kayak bij het mixen van het eerste album ‘See See the Sun’. In 2007 schreef Ton op de Kayak-website: “Pim Koopman, Gerrit Jan Leenders, technicus Pierre Geoffroy Chateau en ik togen voor de mixage naar Engeland, naar de wereldberoemde Abbey Road Studio’s. De dienstdoende technicus heette Alan Parsons, die zojuist wat Pink Floyd-opnames had afgerond, en de Beatles nog van dichtbij had meegemaakt.
We bevonden ons in het Walhalla van de popmuziek. Het trof ons daarom des te meer, dat er een nogal klinische, kantoorachtige sfeer heerste. Niets wees erop dat hier zo ongeveer de meest invloedrijke en populaire muziek was opgenomen van de laatste honderd jaar: het had buiten de opnameruimtes zelf, evengoed een laboratorium kunnen zijn, of een belastingkantoor, of een ziekenhuis”.
Ton vertelde dat men er in witte jassen rondliep. De kantine was typisch Brits, je kon er Engelse worstjes en witte bonen in tomatensaus eten. Parsons had zich bovendien te houden aan regels die door de vakbonden waren afgedwongen, zoals vaste theepauzes. De technicus mocht ook niet zelf op ‘play’ drukken. Daar was iemand anders voor ‘nodig’. Alan Parsons had volgens Ton wel veel belangstelling voor wat hij op dat moment aan het doen was. “Ik had de indruk dat Alan vooruit wilde. Hij zag het werk voor de Nederlandse groep als een nieuwe invalshoek”.
Werken aan de definitieve doorbraak
Kayak had in heel wat opzichten veel bereikt in de korte tijd van zijn bestaan. De groep stond regelmatig overal in het land op de bühne. Op initiatief van Johan Slager werd er in het begin nog wel eens geput uit klassieke popsongs als ‘I put a spell on you’ en ‘Susie Q’. Maar geleidelijk aan was er een avondvullend programma dat geheel bestond uit songs van Ton Scherpenzeel en Pim Koopman.
Manager Frits Hirschland kondigde steeds plannen aan voor de internationale lancering van de groep. In wekelijkheid kwam het er nooit van. Zeker om internationaal aan de bak te komen waren er grote single-hits nodig en die kwamen er op dat moment niet. ‘Wintertime’ vond ik [HK] zelf heel goed, maar meer dan positie 30 zat er niet in. Niet voor niets noemde Ton een van de hoofdstukken van het boek: ‘LP-groep op zoek naar een hit’.
In zekere zin was er sprake van stagnatie. Als je er tenminste van uit ging (moest gaan) dat Kayak op het punt stond de wereld te veroveren. Dat was vooral de ambitie van Frits Hirschland, aldus Ton.
“De massa wilde er nog niet aan. Op zich was er geen reden tot ongerustheid. Maar we begonnen toch ietwat gefrustreerd te raken. De optredens hadden niet de impact die ze zouden moeten hebben. Misschien waren we gewoon niet goed genoeg. We waren een jaar eerder voor de leeuwen gegooid als een supergroep met internationale pretenties, terwijl we nog nooit verder dan Eindhoven waren geweest. We kregen een niveau toegedicht dat we nog niet hadden. Men verwachtte dingen van ons die we nog niet konden waarmaken omdat we de ervaring nog niet hadden.
We hadden ons natuurlijk wel een beetje in die positie laten manoeuvreren, omdat we zelf geen duidelijk toekomstbeeld hadden. Als je steeds meer het gevoel krijgt dat je niet beantwoordt aan allerlei verwachtingen, van je zelf of van anderen, heeft dat wel degelijk zijn weerslag op je”.
Sommige andere Nederlandse groepen, Golden Earring en Focus, wisten in die tijd in Amerika en Engeland te scoren, Kayak nog steeds niet. Om internationaal mee te kunnen draaien moest er wél flink geïnvesteerd worden. De groep probeerde het zo zuinig mogelijk aan te doen. Wij reden in oude autootjes, las ik ergens in het boek.
Ton: “‘Royal Bed Bouncer’, het derde album, werd niet net als de eerste twee platen in een 24-sporen studio opgenomen, maar in een 16-sporen. De eerste twee albums verkochten niet genoeg. EMI vond het te duur worden in verhouding tot wat wij opleverden, dus hebben ze ons in de goedkope studio 2 gezet. Dat is het album heel erg ten goede gekomen. Er zat een enorme energie in de plaat en juist door de simpelheid van de arrangementen was alles veel directer. Je kunt dus stellen dat ze ons onbedoeld een dienst hebben bewezen. Ik heb het nooit als een degradatie gezien, de stap van studio 1 naar studio 2”.
In ‘Royal Bed Bouncer’ zaten 220 studio-uren. Voor een internationaal-opererende topgroep niet uitzonderlijk. Maar voor een Nederlandse band lag het anders. De internationale exploitatie moest dus lukken.
Kayak in Billboard
In het vakblad Billboard schreef Frans van der Beek op 25 mei 1974: “Bovema staged a special concert to present the group Kayak to the trade. More than 100 special guests [! HK] were flown in for the concert from the U.S., U.K., Scandinavia, Germany, Switzerland, Italy, Spain, France and Belgium. Kayak got a great reception and now tours are being set up later this year in the U.S. and U.K. Meanwhile, Capitol and EMI are giving intensive promotion to the first Kayak album in all territories”.
Hetzelfde internationaal georiënteerde vakblad besteedde op 10 augustus met een foto wederom aandacht aan de groep die op de drempel van een grote doorbraak leek te staan. Roel Kruize van Bovema had daarom een nieuw contract met de groep getekend voor een periode van niet minder dan vier jaar. “Dutch group Kayak has re-signed for a further four-year period with Bovema. The group, whose records are released in the U.S. on Capitol, is set for a British tour this fall and an American tour early in 1975”.
Van dit alles kwam niet veel terecht. Het gevolg laat zich raden: “‘Royal Bed Bouncer’ was het laatste album dat Kayak voor EMI maakte. Toen de grote internationale doorbraak uitbleef, boterde het ook steeds minder tussen het Kayak-management en de platenfirma. Onvrede over de manier waarop EMI ‘zijn’ Kayak promotioneel ondersteunde was voor Frits Hirschland aanleiding de knuppel in het hoenderhok te gooien. Hij kreeg echter niet zijn zin en irriteerde en provoceerde de platenmaatschappij dermate, dat de directie er ten slotte genoeg van had en de band liet gaan”.
Ton: “Wij waren niet de geweldig verkopende act waarop EMI drie jaar lang gehoopt had. Niet dat het slecht ging, maar we haalden de investering er net niet uit. Bovendien hadden wij een manager die nogal veel noten op zijn zang had en daarom vonden ze ons lastig worden”.
Ruthless Queen
In 1975 zag de toekomst voor Kayak er ineens heel anders uit. Bovema had de groep aan de kant gezet. Maar bij Phonogram was Kayak nu welkom. “De platenmaatschappij die de band in 1972 had afgewezen, haalde Kayak met open armen binnen. Er werd een meerjarig contract getekend, waarin sprake is van een voorschot van maar liefst 450.000 gulden”, aldus Irene Linders in het boek.
Ton liet noteren: “Een enorm bedrag, maar hierin zaten volgens mij ook de opnamekosten en dergelijke inbegrepen. Eerlijk gezegd wist ik niet precies hoe het contract in elkaar stak. Na de ondertekening heb ik het nooit meer gezien. Het was voor ons wel een beetje een overwinning dat Phonogram ons nu ineens toch wilde hebben. Onze marktwaarde was in die tijd kennelijk behoorlijk gestegen. Vier jaar eerder hadden ze ons nog voor weinig kunnen inlijven, nu moesten ze behoorlijk in de buidel tasten om ons te krijgen”.
De rechten van de nieuwe Kayak-songs gingen bij Phonogram maar de uitgeverij van Peter Schoonhoven (ex-Anagon) en Pieter van Bodegraven (The Company of the two P(i)eters).
Contract ondertekening bij Phonogram
René Stokvis en Willem Barents omarmen Frits Hirschland
Ook ik [HK] had contacten in de muziekbusiness. Ik meen me te herinneren dat het bedrag niet zo zeer door Phonogram was opgehoest maar door de Amerikaanse platenmaatschappij Janus Records. Die zag wel wat in de Nederlandse band en had er geld voor over volgens internationale maatstaven. Phonogram was ‘part of the deal’ omdat Janus nu eenmaal geen eigen vestiging in Nederland had. Zo werd het me indertijd allemaal uitgelegd door Frits Hirschland, meen ik me te herinneren. Ton Scherpenzeel, om commentaar gevraagd, bleef het antwoord schuldig. “Frits deed alle zaken voor ons. Wij waren nauwelijks op de hoogte. We waren jong en naïef”.
Ondanks het nieuwe contract begon het te rommelen in de groep. Kort na de release van het album ‘The Last Encore’ besloot Pim Koopman Kayak te verlaten. Hij trad als producer in vaste dienst bij EMI. Ton: “Pim had het meest van ons problemen met de steeds schimmiger wordende manier van zaken doen en de bizarre kuren van Frits. Het zorgde voor heftige confrontaties”. De groep moest door. Was er wel een andere keus op dat moment?
“Zijn vertrek was voor mij geen reden om dan ook maar met de band te stoppen. Ik vond het niet leuk, maar eerlijk gezegd stimuleerde het mijn ambitie ook wel. Ik zou ze weleens laten zien dat ik het ook alleen kon. Bovendien had ik weinig keuze. Mij was geen baan aangeboden. Breken met Frits was geen optie”.
De groep kreeg ook een andere zanger. Opvolger van Max Werner werd Edward Reekers. Die meldde zich nadat Kayak in het Engelse blad Melody Maker een advertentie plaatste. Ton: “Hij was al jarenlang een groot fan van Kayak. Hij kwam naar de Frans Peters Studio in Hilversum, waar ik op dat moment mijn soloplaat ‘Carnaval Des Animaux’ opnam. Het was me al snel duidelijk dat Edward veel talent had en begreep hoe hij een Kayak-nummer moest zingen.
Toen ik vroeg welk nummer hij wilde doen, antwoordde hij: ‘Zeg het maar, ik ken ze allemaal’. Dat bleek ook wel. Van sommige nummers die hij had uitgekozen, wist ik zelf niet meer hoe ze gingen. Hij kende die liedjes beter dan ikzelf”.
Andere vocalen kwamen van de Kayettes, de achtergrondzangeressen Irene Linders (mevrouw Scherpenzeel) en Katherine Lapshorn.
Al die veranderingen, bijna een complete metamorofose, bleken goed uit te pakken. Het speciaal voor de Amerikaanse markt samengestelde album ‘Starlight Dancer’, uitgebracht op Janus Records, deed het goed. Er werden 75.000 stuks van verkocht. De single ‘Want you to be mine’ haalde de top 50 in de Cashbox top 100.
In de nieuwe bezetting, nu een zevenmansformatie, dook Kayak voor een half jaar de fonkelnieuwe Wisseloord studio’s van Phonogram in voor de opname van het album ‘Phantom of the night’. Het studiotarief was in die tijd 240 gulden per uur (ex-btw). Als de studiokosten door de groep (of Janus) bekostigd werden, droeg dat stevig bij om de investering van de platenmaatschappij rendabel te maken.
Ton: “Kayak fungeerde als proefkonijn en was voornamelijk bezig de kinderziektes van de studio te overwinnen. Als we van te voren geweten hadden wat er tijdens de opnamen allemaal mis zou gaan, hadden we ons wel drie keer bedacht. We zaten meer in de foyer te tafelvoetballen dan dat we aan het werk waren”.
Willem Barents, directeur van Phonogram, kwam kijken of het opnameproces een beetje begon te vorderen. Ton: “Precies op het moment dat hij binnenkwam stootte ik per ongeluk een flesje bier omver over de gloednieuwe mengtafel. Dat was een uiterst pijnlijk moment”.
Platina voor ' Phantom of the Night'
1979 was het grote jaar voor Kayak. Ton in het boek: “Het is een merkwaardige ervaring als je, na zeven jaar vruchteloos proberen, ineens een top-5 hit te pakken hebt. Het kwam voor ons als een volslagen verrassing dat ‘Ruthless Queen’ het zo goed deed. Bovendien, in het kielzog daarvan hadden we ook een nummer één-elpee, die binnen de kortste keren met platina werd bekroond”. In die tijd betekende dat een verkoop van tenminste 100.000 exemplaren.
“Niemand van de band had het idee dat we eindelijk iets hadden gemaakt dat enorm zou aanslaan. De eeste reacties in de studio waren niet uitzonderlijk positief. Er was terechte kritiek op de mix. Telkens als we een plaat voltooid hadden, koesterden we stiekem de hoop dat het een klapper zou worden. Eindelijk was dat het geval. Je voelde dat alsof je gedragen werd door een enorme golf. Tegelijkertijd was het heel vanzelfsprekend. Niet een van onze lp’s was echt geflopt, maar zo hard als het ging met ‘Phantom of the Night’ had niemand verwacht”.
***
Achteraf bekeken was 1979, 33 jaar geleden dus, het succesjaar van Kayak. ‘Ruthless Queen’ bleek echter niet het begin van een internationale doorbraak te zijn. Mede door problemen tussen de groep en manager Frits Hirschland kwam er in 1982 zelfs een einde aan het bestaan van Kayak. Op 3 januari 1999 overleed Frits. In de rouwadvertentie was te lezen: “In zijn bloemrijk en feestelijk leven was hij muziekproducent, ex-secretaris van het Jungle Commando, Haagse middenstander, publicist, schrijver, consultant, levensgenieter en filantroop, maar zette zich bovenal met nimmer aflatende energie in voor de zwakkeren in de wereld. Wij zijn hem veel verschuldigd en houden heel veel van hem”.
Voor alle duidelijkheid: deze tekst was van de familie van Frits, niet van Kayak.
In 1999 kon de draad weer opgepakt worden. Ton en Pim gingen, samen met andere muzikanten, opnieuw prachtige muziek maken. Ook na de plotselinge dood van Pim Koopman, op 23 november 2009, is de groep doorgegaan. De waardering staat nog recht overeind. Dat blijkt wel uit de top 2000. In die van 2011 waren maar liefst vijf nummers van Kayak opgenomen: ‘Ruthless Queen’ (148), ‘’Starlight Dancer’ (938), ‘Wintertime’ (1235), ‘Lyrics’ (1765) en ‘Mammoth’ (1973).
Het wachten is nu dan ook op een optreden van Kayak in ‘Top 2000 in Concert’.
Harry Knipschild
17 november 2012
Clips
Literatuur
Bert Jansen en Pim Oets, 'Zijn de boys met Max de topgroep van straks?', Oor, 21 november 1973
Frans van der Beek, 'Kayak', Billboard, 25 mei 1974
'Kayak Pact', Billboard, 10 augustus 1974
Ton Scherpenzeel, ‘Bizar’, website Kayak, 12 november 2006
Ton Scherpenzeel, ‘Naar het buitenland!’, website Kayak, 11 februari 2007
Ton Scherpenzeel, ‘See See the Sun’ – 1973, ofwel: 5 jongens in een speelgoedwinkel’, website Kayak, 21 augustus 2007
Ton Scherpenzeel, ‘Inspiratiebronnen’, website Kayak, 11 november 2008
Marga van Praag en Ad van Liempt, Jaap & Max. Het verhaal van de broers Van Praag, Amsterdam 2011
Irene Linders, Kayak. 40 Jaar symfonische rock, Verbum, 2012
- Raadplegingen: 27436