36 - Oorlogsherinneringen
Als we in Nederland praten over ‘de oorlog’, gaat het meestal over de Tweede Wereldoorlog, die vanuit de vaderlandse perceptie duurde van mei 1940 tot in mei 1945. Drie maanden vóór de aanval van de geallieerden op Normandische kust (D-Day, 6 juni 1944) werd ik [HK] in de vroedvrouwenschool van Heerlen (L) geboren, op 1 maart om precies te zijn. Tot in 1955 woonde ik dicht bij de Sint Servaasbrug langs de Maas op het Cörversplein, nummer 12.
In 1984 gaf de regionale krant, de Limburger, een kroniek uit: D-Day in Zuid-Limburg. Dagboek van de bevrijding. Op woensdag 13 september 1944 trokken de Amerikanen op naar Maastricht, de stad waar de familie Knipschild woonde.
In de kroniek kon je de opmars volgen, met bijpassende foto’s. “De Amerikanen kregen de grote weg Maastricht-Aken in handen. In de Kerkstraat van Eijsden ontvingen de eerste Amerikanen bloemen. In Gronsveld raakte een bataljon in een vuurgevecht gewikkeld met de Duitsers. Na twintig minuten werd het beslecht in het voordeel van de Amerikanen. Zij verloren daarbij drie soldaten. Aan Duitse zijde sneuvelden twee man.
Om half vijf ’s middags werd Heer bevrijd. Het bataljon trok langs de Heerderweg het Maastrichtse stadsdeel Wyck binnen. Het einddoel van die dag was bereikt. De Amerikanen vestigden hun commandopost in hotel l’Empereur tegenover het station”.
Op pagina 22 van de kroniek was een grote foto afgebeeld van de aankomst van de troepen op het Cörversplein. Jong en oud keken toe. Rechts op de foto de licht-gekleurde voorgevel van ‘ons huis’, toen ik zes maanden en twaalf dagen oud was.
Cörversplein in Maastricht, 13 september 1944
De volgende dag werd het centrum van Maastricht bevrijd. “Terwijl de Amerikanen de stad binnen trokken joegen de Duitsers de Maasbruggen in de lucht”. De Sint Servaasbrug (uit 1298) was al eerder beschadigd. “Manschappen van het 117e regiment trokken in roeibootjes naar het westelijke stadsdeel. Bij de Blekerij werd meteen begonnen met de aanleg van een pontonbrug. Op de Markt, bij het stadhuis, dreven Amerikaanse GI’s onder grote publieke belangstelling Duitse krijgsgevangenen bij elkaar”. Op 14 september 1944, acht maanden eerder dan ‘Holland’, was Maastricht bevrijd.
Persoonlijk oorlogsdagboek
Hette de Jong, op 1 december 1923 geboren, maakte de bevrijding bewust mee. Onlangs werd me (door een ex-klasgenoot, François Dumoulin) de tekst aangereikt van het verslag dat De Jong maakte van de ingrijpende gebeurtenissen.
Hette begon zijn verhaal op zondag 3 september: “Onophoudelijk luchtalarm. Het front komt naderbij. Vandaag Brussel bevrijd. De geallieerden gaan met sneltreinvaart door België. Massa’s geallieerde jachtvliegtuigen boven de stad. Ze vliegen zeer laag. Wij moeten oppassen niet met veel mensen bij elkaar te gaan staan. De vliegers kunnen ons vanuit de hoogte [immers] gemakkelijk voor moffen aanzien”.
Heel wat Duitsers gingen er vandoor – terug naar het vaderland, soms met een gestolen fiets. Een mof, die de chaos aanzag, huilde, rukte zijn ijzeren kruis af en vertrapte het. Om je dood te lachen!”
De Jong: “Heel Maastricht stond langs de kant van alle straten te genieten. We zagen kilometerslange rijen personenauto’s, nachtwagens, tanks, amfibi-voertuigen, fietsen, sjesen met paarden ervoor, eenzame soldaten met hoog opgeladen karren en karretjes. Zelfs met kinderwagen en met planken en kinderwagen met wielen er onder. Alles reed door elkaar. De meeste moffen waren moe, ongeschoren, bang. Hier en daar onverbeterlijke optimisten die naar ons zwaaiden en zongen van ‘Heimat’ en ‘Zurück kehren nach Mutti’.
Wat een ervaring! De moffen namen zo weinig mogelijk mee op hun vlucht. Ze probeerden fietsen te verkopen en dan mee te rijden op auto’s, waar ze prompt weer vanaf werden getrapt door hun lotgenoten. Hier en daar vochten ze om een plaatsje. Vanavond kwamen er langs met varkens en schapen op de achterbanken van hun auto’s”.
Vluchtende Duitsers in Maastricht
Zaterdag 9 september: “Moffentrein geplunderd. Er was geen bewaking meer. Levensmiddelen en lucifers met pakken, dozen en zakken over het hek getild en mee naar huis genomen. Zeven Amerikaanse vliegtuigen op enkele honderden meters boven de stad. We konden de [Amerikaanse] sterren met het blote oog duidelijk onderscheiden. Uitzinnig van vreugde zwaaiden velen met witte lappen uit de ramen. Gelukkig vielen er geen bommen”.
Die dag kwam de jongeman zelf in de gevarenzone. “Ternauwernood aan de dood ontsnapt. Ik liep met een vriend in de professor Thomassenstraat, toen er enkele Amerikaanse vliegtuigen overkwamen. Eén stortte als een havik van een paar honderd meter naar beneden en trok toen op. Gierend schoot het toestel over onze hoofden. We zagen de piloot zitten. Mijn vriend vloog plat in de goot en ik dook ook weg.
Er kwam een geweldige ontploffing. Een fontein van stof spoot omhoog. Dakpannen, stenen en glas zeilden door de lucht. Thuis stond moeder trillend in de voorkamer. We zagen een grote hond voor de deur staan. Trillend op zijn poten en volkomen grijs van het stof”.
Hette ging terug naar de plaats van het onheil. “Mensen van de LBD [Luchtbeschermingsdienst], Rode Kruis en geestelijken kwamen van alle kanten opdagen. We haalden de eerste gewonden en doden uit het puin. Overal gekerm. Het ging door merg en been. Geknield bij een zwaargewonde, stervende, hield ik de man zijn hand vast. Er kwam een geestelijke die het slachtoffer bediende. Hij bad terwijl het slachtoffer stierf. Vreselijk!”
De bevrijding leek steeds dichterbij te komen. Op 10 september schreef De Jong in zijn dagboek dat de de geallieerden zo laag vlogen dat hij de bommen aan weerszijden onder de vleugels kon zien hangen. De hele dag hoorde hij het ratelen van machinegeweren. Duitsers zag hij bijna niet meer in de stad. Het gerucht ging dat de Amerikanen nog maar tien kilometer verwijderd waren. “Wanneer komen de Yanks”, vroeg hij zich de volgende dag af.
Op 12 september ging Hette niet naar bed. “Ik kon geen hap meer door mijn keel krijgen. Ondanks het granaten-risico zwierf ik veel op straat. Binnen hield ik het niet uit. Angst regeerde Maastricht. Krijgen we een granatenregen? In de verte doffe slagen, dan een fluitend geluid en dan felle slagen in de buurt. De tijd tussen afvuren en inslagen was precies tien seconden. Soms sliep ik een paar uur in de kelder van de overburen”.
13 september 1944 in de beleving van Hette de Jong
Op 13 september, constateerde Hette, was Maastricht een ‘frontstad’. “We konden de geallieerde vliegtuigen duidelijk zien duiken boven de weg naar Sittard. Tegen drie uur in de middag driemaal alarm. Direct daarna een explosie. De [oude] Sint Servaasbrug de lucht in”. Even later: “De Wilhelminabrug de lucht in. Geweldige rookzuil omhoog. De oude brug [is echter] taai!”
Hette zag de laatste Duitse militairen vertrekken – per fiets. “Om vijf minuten voor vier zag ik meerdere moffen, hard trappend de Meerssenerweg af, richting Meerssen. Dat was waarschijnlijk het Sprengcommando van de bruggen”.
Het duurde niet lang meer of de bevrijders waren in aantocht. Eerst geruchten, daarna de werkelijkheid. Vanuit een zolderraam keek hij toe. “Om kwart over vijf zacht geratel. Wachten, machteloos wachten – en dan opeens gejuich. De hemel brak open in één grote juichzang. En dan opeens: ik zag ze – tanks, Yanks. Ik tuimelde de trappen af en stormde de straat op.
Iedereen was gek, volslagen gek. In recordtijd liep ik van de professor Scholsstraat naar de overweg [bij het station]. Ik viel pardoes in de armen van Preston K. Wright uit Kansas City. Ik struikelde en stootte mijn hoofd tegen de loop van zijn karabijn. Gedachtenloos stamelde ik: ‘Do you speak English?’, waarop hij grijnzend ten antwoord gaf: ‘No, Chinese!’ Hij omarmde me”.
Op het stationsplein, bij hotel De l’Empereur, deelden de Yanks sigaretten, chocola en kauwgum uit. “De menigte zong het Wilhelmus. Tranen. Na vier jaar en vier maanden onderdrukking, honger en plundering: vrij!”
Hette de Jong realiseerde zich meteen: “Maastricht is de eerste grote stad van Nederland die bevrijd is: een feit om trots op te zijn, om gelukkig mee te zijn. De moffen weg, niet te geloven”.
Intussen waren de Amerikaanse militairen tot aan de Maas doorgetrokken, vanaf het station, niet meer dan een paar honderd meter. Vanwege de vernielde bruggen kwamen ze die avond niet verder dan het Cörversplein langs de Maas.
14 september 1944
De volgende dag werd de verbinding tussen de twee stadsdelen provisorisch hersteld. Hette had geen oog dicht gedaan. ’s Nachts ‘gierden nog grote aantallen granaten over onze hoofden’.
Op 14 september begon de grote afrekening. “NSB’ers, die niet waren gevlucht, werden gearresteerd. Landverraders kregen een hakenkruis op hun jas geschilderd. Onder gejouw van de omstanders werden ze op vrachtwagens geschopt. De moffenmeiden werden uit hun huizen gehaald. Hun haren werden afgeknipt. Geschopt, geslagen, zij betaalden hun tol. Op het stationsplein twintig Duitse krijgsgevangenen – netjes handen omhoog, gnuivende GI erachter. De moffen werden bespuwd en uitgejouwd”.
Het was nog gevaarlijk in Wyck, zo bleek. “In de Stationsstraat stond ik met een paar Amerikanen te praten. Ze nodigden mij uit voor een ritje in hun jeep. Na een kwartiertje te hebben rondgereden, reden ze de poort van de Sint Martinusschool binnen, waar zij ingekwartierd waren. We stonden een poosje te praten over Duitse geweren. Toen een daverende explosie!
We sloegen tegen de grond. Eén Amerikaan ging bovenop me liggen en beschermde mij met zijn lichaam! Het regende glas, dakpannen en stenen. Een moffentijdbom was ontploft. Drie minuten vroeger en ik was er geweest. De wc waaraan ik een bezoek had gebracht was een grote puinhoop. Opnieuw was ik aan de dood ontsnapt!”
Hette keek die dag langs de oevers van de Maas naar de overkant. Hij wilde de bruggen zien. “Wat een vernielingen!” constateerde hij. In het dorp Heugem ging hij op zoek naar souvenirs: “Stapels moffenuitrustingen. Ik nam drie helmen en een bajonet mee. Mooi aandenken aan de succesvolle, chaotische terugtocht van de moffen”.
Herstel van de orde
Maastricht was dan wel helemaal bevrijd op 14 september, rustig was het nog lang niet. In zijn verslag maakte Hette de Jong nog verscheidene weken melding van tal van incidenten met doden en gewonden. Over grote afstand werd heen en weer geschoten.
Maar snel kwamen er veranderingen. Op 15 september werden proclamaties aangeplakt: van de koningin, van de ministers, van burgemeester Michiels van Kessenich. Eigenmachtig arresteren was verboden. Op 18 september bracht prins Bernhard een bezoek aan de stad. “Zijn auto kwam over de pontonbrug. Stormachtige toejuichingen. Overal foto’s van leden koninklijk huis”.
Op 19 september was er weer elektrisch licht in Maastricht. In de Wolfstraat had een winkelier een radio (‘bovengedoken onderduiker’) in zijn etalage gezet met informatie wanneer je naar radio Oranje kon luisteren. Op 22 september werd in bioscoop Palace voor het eerst sinds tijden een Amerikaanse film vertoond. “Dat is wat anders dan die smerige moffenpropaganda-films. Voorstellingen op zaterdag en zondag om 2, 4 en 6 uur”.
Amerikanen werden geprezen. “Er komt een heerlijk fijn gevoel over de mensen, als ze die rustige Amerikanen zien lopen op hun gummie-zolen. Ze schreeuwen niet, ze brullen niet, schelden niet, slaan niet, stelen niet. Het gaat allemaal zo gladjes. Een mof kun je alleen maar in beweging krijgen als je hem als een hond toeblaft”.
Op 25 september werd bij het Cörversplein definitief gewerkt aan het herstel van de Sint Servaas-brug. “Een fantastisch schouwspel als er een reusachtige ijzeren kolos van een staalconstructie eenvoudig over het gapende gat in de brug wordt geschoven. De hele Wijkerstraat afgezet, ligt vol met materiaal!”
Die dag werd ook de doodstraf ingevoerd. Bovendien kwam er steeds nieuws over het verder oprukken van de geallieerden. Alleen in Arnhem leek succes uit te blijven.
Er was nog ander nieuws: “De eerste verslagen van mensen die in kamp Amersfoort en Vught zaten nu in alle openbaarheid in de krant. Gruwelijke verhalen van moorden, galgen, levend begraven, doodtrappen, bunkers, honden! We huiverden bij het lezen ervan”.
Er bleven tot eind van de maand Duitse bommen vallen. “Enorme knallen. Een bom viel precies voor de stationstoren op het Stationsplein. Stapels glas en dakpannen. Gelukkig geen doden. Wel zwaar-gewonden. Een bom verwoestte het achterdeel van het huis dat door de NSB-er Jaspers (slagerij) was verlaten”. Het achterdeel van die winkel kwam uit op het Cörversplein.
Terwijl boven de grote rivieren de hongerwinter nog moest beginnen, werd de orde in de hoofdstad van Limburg langzamerhand hersteld.
Verhalen
In de kroniek zag je hoe de Amerikaanse troepen met gejuich ontvangen werden. Menig jong kind werd op de tank van de bevrijders gehesen. Van mijn moeder, Mia, hoorde ik later dat zij dat ook met mij gedaan had. Door de soldaten werd ik ‘Curly’ (krullebol) genoemd vanwege mijn baby-krullen. Aan die naam moest ik steeds denken toen Alexander Curly (1946-2012) later bekend werd als de zanger van ‘I’ll never drink again’ en ‘Guus’.
Maastrichts kind kust Amerikaanse soldaat op tank
Mijn moeder had kort na de bevrijding de schrik van haar leven, vertelde ze meer dan eens. Er was een bootverbinding naar de andere kant van de Maas. De overtocht was niet zonder gevaar. Er vlogen V2-raketten met veel lawaai over, hoorde ik uit haar mond. Je wist nooit hoe ver ze gingen. Als het geluid ophield vielen ze naar beneden met alle gevolgen van dien. Tijdens een zo’n tocht over de Maas maakten mijn moeder en ik zo’n aanval van nabij mee. Dat zou ze nooit vergeten. Op Maastricht werden heel wat V2-raketten afgevuurd, kun je anno 2023 zelfs op wikipedia lezen.
Per boot de Maas over in 1944
Het huis ‘van de buren’, Cörversplein 11, was als gevolg van de oorlog zwaar beschadigd en derhalve ‘onbewoonbaar verklaard’. Jarenlang stond het leeg. Vanwege instortingsgevaar mochten wij er als kinderen niet spelen. Pas in 1954 werd het opgeknapt. Het bedrijf Philips van der Hak trok erin.
Mijn vader, Jean, die in de jaren 1940-1944 werkzaam was bij de keuringsdienst van waren in Maastricht en daarna bij de staatsmijnen in Geleen (Maurits) vergoelijkte de oorlog wel eens. Maar ‘we aten niet elke dag biefstuk’, dat soort woorden gebruikte hij dan.
Mijn oma, zijn moeder, had de Eerste Wereldoorlog nog bewust meegemaakt. Ze kon zich het Duitse bombardement van fort Eben-Emael (aan de andere kant van de Belgische grens) herinneren. Door het inslaan van een bom, dichtbij, raakte ze haar gehoor gedeeltelijk kwijt en droeg een hoorapparaat in haar ‘boezem’. Bij haar thuis zag je een grote spiegel met een scheur erin, het gevolg van de bominslag. De spiegel werd nooit vervangen.
Uiteraard was ik me op zeer jeugdige leeftijd niet bewust van wat zich in Maastricht had afgespeeld. Ik ging naar de Sint Martinus lagere school in de Lage Barakken. Daar hadden de Amerikaanse militairen in september 1944 onderdak gevonden. Vanaf 1956 bezocht ik het Veldeke-college aan de overkant van de Maas. Opperbevelhebber Dwight D. Eisenhower (‘Ike’, 1890-1968), de latere president van Amerika, had op 7 december 1944 in het schoolgebouw samen met zijn Britse collega Montgomery en andere hoge militairen plannen besproken voor het verder oprukken van de geallieerden.
Eisenhower en Montgomery ‘op school’
Amerikaanse amusementsmuziek was populair bij ons na de Tweede Wereldoorlog. Als jongetje had mijn vader nog vioolles gehad en hield mijn moeder van de stem van Zarah Leander. Dat veranderde. Ik groeide niet alleen op met carnavalsmuziek (met teksten over Louis Armstrong en de nozems), maar ook met de klanken van Glenn Miller, Guy Mitchell, Teresa Brewer, Bob Scobey, Les Paul & Mary Ford en Bill Haley. ‘Stardust’ was een favoriete song van mijn vader, ‘After The Ball Is Over’, van mijn oma (Mai).
Henk Severs (1923-2008), muziekliefhebber en werkzaam bij de Harp in de Spilstraat, hielp de Amerikanen toen die in de onlangs bevrijde Limburgse stad een legerzender opzetten. Later nam hij het bedrijf van zijn vader over en speelde een rol bij het creëren van de hits van artiesten als Adamo, Rocco Granata en Lucille Starr. Severs had een abonnement op het Amerikaanse vakblad Billboard. Hij verkocht mij [HK] de oude exemplaren als het nieuwe exemplaar gearriveerd was (voor een kwartje).
Een café op de Heerderweg etaleerde zich als ‘het eerst bevrijde café van Nederland’. Later hoorde ik dat Marlene Dietrich en Fred Astaire voor Amerikaanse soldaten in de Bonbonnière hadden opgetreden. In de Kleine Staat werd op twee adressen door hen gedanst, wees mijn moeder wel eens aan. In 1948 was er groot feest – Juliana volgde Wilhelmina op als koningin. Op de herstelde Sint Servaasbrug werden gloeilampen opgehangen van oranjekleurig matglas – misschien wel mijn oudste herinnering.
Geschiedenis
Thuis werd nauwelijks over de oorlog gesproken – op school evenmin, ook niet tijdens de geschiedenisles op het Veldeke-gymnasium. Een belangrijk accent lag op de Griekse en Romeinse oudheid, gevolgd door de middeleeuwen. Buiten schooltijd luisterde ik veel naar de radio: radio Luxemburg, de BFN en de AFN, de Britse en Amerikaanse legerzenders in Europa. Die richtten zich op de militairen die in West-Europa gestationeerd waren.
In 1962 verliet ik de ouderlijke woning in Maastricht. In Utrecht ging ik wis-, natuur- en sterrenkunde studeren. Het was zaak om een kamer te bemachtigen. Die vond ik in de Louise de Colignystraat, nummer 13, aan het Wilhelminapark. Belangstelling voor geschiedenis had ik in die tijd nog niet. Wie Louise de Coligny was, met dat soort dingen hield ik me niet bezig.
Utrecht
Ik kwam terecht in een groot huis. De eigenaar, die er ook zelf woonde, was een gepensioneerde alleenstaande dokter, zo stelde hij zich voor, als ik het me goed herinner. Dokter Van Nieuwenhuysen was voor het eerst kamers aan studenten gaan verhuren in de late zomer van 1962. Ik kwam terecht op de bovenste verdieping, met uitzicht achter op een ziekenhuis, het park en een gracht. De gemeubileerde kamer was voorzien van stadsverwarming en een wasbak. De maandelijkse huurprijs bedroeg vijftig gulden. Weldra maakte ik er kennis met twee andere nieuwe studenten, Frits Bröker uit Kerkrade (geneeskunde) en Anne-Lize van Mierlo uit Helmond (biologie).
Van Nieuwenhuysen, weduwnaar, was geen hartelijke man. Hij leefde teruggetrokken in zijn eentje in een grote achterkamer op de eerste verdieping. Vaak zat hij onder een lamp in een fauteuil te lezen. Een praatje maken was er zelden bij. Een vervelende gewoonte was dat hij af en toe, onaangekondigd en zonder te kloppen, mijn kamer binnenliep.
De dokter wist van mijn belangstelling voor popmuziek. Toen ik jarig was mocht ik van hem een plaat kopen op de zaterdagse markt (Paardenveld). Daar werden veel Amerikaanse promotie-platen voor deejays tegen betaling van een gulden aangeboden. Ik kocht er een van Bobby Helms (‘My Special Angel’). Hij nodigde me bovendien een keer uit om op zijn kamer te komen eten. Voor het eerst at ik (door hem bereide) haas. Op zijn instigatie gingen we een keer samen naar een optreden van Toon Hermans in de stadsschouwburg.
Het verleden van Van Nieuwenhuysen
Van een zuivelwinkelier, schuin aan de overkant, hoorden we dat de dokter fout was geweest in de oorlog. Dat waren er wel meer. Op het Cörversplein mochten we bijvoorbeeld geen boodschappen doen bij de gebroeders Jaspers om de hoek, de slager en de kruidenier, die naast elkaar een winkel hadden in de Wijkerbrugstraat.
In januari 2023 verscheen de voormalige dokter plotseling in de media. Zowel de Volkskrant als dagblad Trouw besteedden een volle pagina aan het optreden van Nico van Nieuwenhuysen (1889-1967) als kamparts van Amersfoort. Adriaan van Es en Arjeh Kalmann lieten dit jaar bij uitgeverij Verbum een biografie verschijnen, getiteld “Maar ik ben geen schooier”. Nico van Nieuwenhuysen, arts in kamp Amersfoort en aan het oostfront.
In het museum van kamp Amersfoort werd op basis van archiefmateriaal (van de familie) een tentoonstelling ingericht, die van januari tot het eind van dit jaar te bezocht kan worden. Een lezing is op YouTube terug te zien. Op de website van de NOS werd eveneens aandacht besteed aan wat de ‘dokter’ in Amersfoort misdreven heeft. Sinds 22 januari heeft hij zelfs een eigen lemma op wikipedia.
Van Nieuwenhuysen, in Utrecht geboren, had zich gespecialiseerd in chirurgie, kun je in het boek lezen. Hij vestigde zich in 1919 als chirurg te Amersfoort. Nico combineerde de functie met die van uroloog en vrouwenarts. Zijn huwelijk met Cateau Houck (‘telg uit een voornaam patriciaat’) in 1923 was een nieuwe stap vooruit in de opmars van de familie: “Nico’s overgrootvader was schoenmaker, zijn opa behanger en zijn vader beambte bij de spoorwegen. In 1928 kocht het echtpaar de markante Villa Meerwegen aan de Utrechtseweg 125. De Van Nieuwenhuysens woonden nu in een van de mooiste villa’s op een van de mooiste plekken van de stad. Nico was niet alleen in naam, maar ook zichtbaar een notabele ingezetene”.
De dokter speelde van 1923 tot 1935 bovendien een rol in de stedelijke politiek. Namens de CHU was hij lid van de gemeenteraad. “Uit de Amersfoortse krantenverslagen blijkt dat Van Nieuwenhuysen als raadslid groeide in zijn rol. Zijn naam viel vaker als deskundige op het gebied van gezondheid en hygiëne. Vanwege zijn drukke werkzaamheden kon hij niet altijd aanwezig zijn”.
Van Nieuwenhuysen was een vakman. Hij werd hogelijk gewaardeerd door zijn patiënten. Een collega, huisarts Donker, wees na de oorlog evenwel op een manco: “Hij had psychologische problemen. Hij kon niet laten blijken dat hij meevoelde met zijn patiënten. Hij voelde wel mee, doch meende dat onder ruwheid te moeten verbergen”.
Misschien speelde dat wel een rol toen er een geneesheer-directeur van ziekenhuis de Lichtenberg aangewezen moest worden. Van Nieuwenhuysen stelde zich ambitieus op, maar werd gepasseerd. De auteurs van het boek meldden dat hij ‘gefrustreerd’ was.
Bij het binnenvallen van de Duitsers, op 10 mei 1940, werd zijn telefoon afgesneden. Twee dagen later stonden twee agenten op de stoep om hem te arresteren. In die dagen werden overal leden en vermeende leden van de NSB gevangen gezet. De regering was bang dat de nationaalsocialisten als een soort vijfde kolonne de Duitse troepen zouden gaan helpen.
In een wat latere getuigenis legde de chirurg vast dat hij geen NSB’er was en dat men hem onbeschoft behandeld had. “De schade aan mijn praktijk is verschrikkelijk. De wildste geruchten doen door mijn gevangenneming de ronde. Ik zie geen patiënten meer sindsdien. Het ergste van alles is dat ik als goed Nederlander als landverrader uitgescholden ben en als zodanig door vele mensen aangezien word”.
“Het zal voor hem, gerespecteerd ingezetene en vooraanstaand chirurg, zeker een grote vernedering zijn geweest”, is in de biografie te lezen.
Misschien om opportunistische redenen werd Nico, 52 jaar, in september 1941 formeel lid van de NSB. Daarmee kwam hij in het andere kamp terecht, letterlijk en figuurlijk. Zo’n capabel iemand (zonder voldoende inkomsten?) konden de Duitsers goed gebruiken. Cateau, zijn vrouw, verklaarde later: “Hij werd gehaald door een paar Duitsers. Er was een zieke in kamp Amersfoort en zij hadden geen dokter. Hij moest even bij de zieke komen kijken”. Dat was het begin. “Later hebben ze hem nog een paar keer gehaald. Langzamerhand is hij er geregeld gekomen. Hij had er een verschrikkelijke hekel aan”.
Nico van Nieuwenhuysen werd gedurende zes maanden kamparts in Amersfoort – tot 10 maart 1942. Vervolgens trok hij met de Nederlandse Ambulance naar het oostfront. Na de oorlog werd hij tot maar liefst twintig jaar gevangenisstraf veroordeeld, een derde voor zijn optreden in Amersfoort, twee derde omdat hij (als chirurg) in vreemde krijgsdienst was getreden. In 1957, 12 jaar na de oorlog, kwam hij op vrije voeten. In 1962 verhuurde hij voor het eerst kamers aan studenten. Enkele jaren woonden hij en ik in hetzelfde huis. Over de oorlog is nooit gepraat.
Artikel in de Volkskrant
In de Volkskrant deed Ellen de Visser dit jaar verslag. ‘Op de plaats waar nazi-kamparts Nico van Nieuwenhuysen zich vreselijk misdroeg’ had ze een gesprek met Nicolaas-John, kleinzoon van de voormalige dokter, die het volledige familiearchief beschikbaar had gesteld.
De Visser: “De biografie vertelt het verhaal van een succesvolle en gefortuneerde chirurg die zich aansloot bij de NSB. Een half jaar lang werkte hij in kamp Amersfoort, waar tijdens de oorlogsjaren 47 duizend gevangenen onder mensonterende omstandigheden werden opgesloten, van verzetsmensen en ontduikers van dwangarbeid tot Sovjet-krijgsgevangenen. Van Nieuwenhuysen verliet het kamp in 1942 om als chef-chirurg bij de Nederlandsche Ambulance aan het oostfront gewonde soldaten te helpen.
Na de oorlog legden 38 voormalige gevangenen een verklaring tegen hem af waarin ze hem afschilderden als een meedogenloze ellendeling die zieken afranselde en ondervoede en verzwakte patiënten simulanten noemde en dwong te werken. Van Nieuwenhuysen kreeg 20 jaar cel en een levenslang beroepsverbod, de hoogste straf die vanwege collaboratie aan een Nederlandse arts werd opgelegd.
Zijn wangedrag had verregaande gevolgen voor zijn vrouw en drie jonge kinderen, die na de oorlog samen met andere foute Nederlanders langdurig werden opgesloten in hetzelfde kamp als waar hun vader als arts had gewerkt. Daar botvierden veel bewakers hun wraak, óók op de zoons Van Nieuwenhuysen, die daar alleen maar zaten vanwege hun vader”.
De kleinzoon is psychiater. Of hij hem kon duiden, vroeg de journaliste.
“Als psychiater mag je nooit een diagnose stellen bij een patiënt die je niet behandelt en al helemaal niet als dat een familielid is. Maar natuurlijk heb ik er wel mijn ideeën over. Ik denk dat hij narcistische trekken had. Hij was zelfingenomen, behandelde mensen meer als object dan als persoon, had weinig tact. Hij stond voor de oorlog al bekend om zijn hardhandige aanpak. Mijn grootvader vond dat een man hard en wreed moest zijn. Hij schaamde zich voor het tonen van zijn gevoelens.
Als arts moet je voor je patiënten zorgen, je mag ze nooit zo behandelen als hij in het kamp heeft gedaan. Het beeld van hem is zo negatief dat ik mezelf automatisch ga verdedigen als ik iets positiefs over hem zeg. Ik snap dat het voor velen moeilijk is om de nuances te zien, vanwege zijn keuzen en zijn ernstige misdragingen, maar toch heeft hij ook goede dingen gedaan.
Voor de oorlog was hij sociaal bewogen, hij zat twaalf jaar in de gemeenteraad. Patiënten met weinig geld behandelde hij gratis, in zijn kasboeken vond ik facturen waar een nul onder staat. Een verpleegkundige met een ‘onecht’ kind die door haar familie was verstoten, heeft hij in het geheim jarenlang financieel gesteund. In het openbaar liet hij zich grof over haar uit, heel tekenend. Hij had ook een menselijke kant”.
Mijn huisbaas, jaren zestig
Terecht werd gesteld dat Nico van Nieuwenhuysen zijn eed als arts geschonden had.
Nicolaas-John: “Het moet een combinatie zijn geweest van zijn botte persoonlijkheid en werk waaraan hij een hekel had. In mei 1940 had hij een paar dagen vastgezeten vanwege pro-Duitse sympathieën en daarna was zijn chirurgenpraktijk kapot. Amersfoorters zagen hem als landverrader. De baan in het kamp heeft hij vermoedelijk deels aangenomen uit financiële motieven, maar hij was daar niet op zijn plek, hij had geen verstand van ondervoeding bijvoorbeeld. Dat hij al na een half jaar weg ging zegt genoeg. Aan het front kon hij doen waar hij goed in was, opereren”.
De Visser: “Hij liet de lange brief zien die internist Jacobus Borst in 1951 aan de advocaat van zijn grootvader stuurde. Borst zat in kamp Amersfoort en beschuldigde Van Nieuwenhuysen er tijdens de rechtszaak van dat hij zijn patiënten had laten ‘verrekken’.
Geschrokken door de hoogte van de straf, zette Borst daarna op papier wat Van Nieuwenhuysen in het kamp allemaal wel goed had gedaan: gevangenen geopereerd, op eigen kosten medicijnen laten komen, aangedrongen op verbetering van de voedselvoorziening.
Oudste zoon Klaas vond na de oorlog in een archief 47 ziekenkaarten van patiënten die door Van Nieuwenhuysen met zorg waren behandeld. Het beeld kantelde maar het haalde weinig uit, zijn straf werd met slechts twee jaar verminderd. Misschien, oppert zijn kleinzoon, kwam dat doordat hij nauwelijks spijt betuigde”.
Mijn voormalige huisbaas is dit jaar in de media als een misdadiger afgeschilderd.
Reizen met oorlogsherinneringen
In 1994 reisden Greetje Suman en ik door de Amerikaanse staat West Virginia. Tijdens ons bezoek aan het Capitool in de hoofdstad Charleston, werden we voorgesteld aan Ken Hechler (1914-2016), de Secretary of State. Toen hij hoorde dat we de Nederlandse nationaliteit hadden, vertelde Hechler dat hij van dat land alleen de stad Maastricht kende.
Tijdens zijn verblijf na de bevrijding logeerde hij bij mensen van wie de pick-up door de Duitsers afgenomen was. Hechler trok vanuit Maastricht verder naar Remagen aan de Rijn in Duitsland. Daar wist hij een Duitse platenspeler te bemachtigen. Naar eigen zeggen stapte hij met het apparaat in zijn jeep, reed in volle vaart terug naar Maastricht en overhandigde het aan zijn tijdelijke Nederlandse gastgevers. Een halve eeuw later kon hij zich dat nog goed herinneren, die indruk wekte de toen 80-jarige Amerikaan.
Ook tijdens andere reizen kregen we te maken met herinneringen aan de ‘oorlog’. Op diverse plaatsen in Luxemburg, België (Ieper) en Frankrijk en natuurlijk ook Margraten in Nederland zagen we kerkhoven en/of monumenten, gewijd aan meestal jonge mensen die in de jaren 1939-1945 hun leven gegeven hadden voor hun vaderland of de bevrijding van Europa, ruim 80 jaar geleden. In 1994 bezochten we de Maginot-linie, die (vergeefs) gebouwd was om een eventuele Duitse aanval te weerstaan. Tevens vonden we een kerkhof met de graven van Duitse tieners die de oorlog in waren gestuurd.
Birma
Ook in andere continenten bezochten we dat soort plekken. In Birma bijvoorbeeld, begin 2006. Bij die gelegenheid noteerde ik: “Op weg van Rangoon naar Bago reden we door het stadje Hlegu langs een ruiterbeeld van Aung San en een Britse kerk gewijd aan St. Edward. Ineens waren we bij het Margraten van Birma, Taukkyan (Htaukkyant), een groot soldatenkerkhof, waar de stoffelijke overschotten van 6.374 geallieerde soldaten uit de Tweede Wereldoorlog begraven zijn. Van 27.000 andere soldaten, wier stoffelijk overschot niet gevonden is, waren alleen de namen op een groot monument vermeld, zoals dat bijvoorbeeld ook in Ieper en Margraten te zien is.
soldatenkerkhof in Birma (Myanmar)
Het kerkhof werd, zo meldde de Lonely Planet, onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission en was ‘beautifully landscaped’. Het gras zag er, voor zover dat in Birma mogelijk was, inderdaad uit als een biljartlaken.
De grafmonumenten waren klein en niet rechtopstaand. Ik fotografeerde het monument van gewoon soldaat J.H.G. Gullimore van het regiment van Gloucestershire die op 22 november 1944 gesneuveld was. Greetje en ik waren toen nog in ons eerste levensjaar. Op de grafsteen was een kruis aangebracht, zijn legernummer (5191787), een afbeelding van de sfinx van Egypte en een stukje hoop op de toekomst: “Safe in the arms of Jesus. Until we meet again”.
Het viel me op dat ik voornamelijk grafstenen zag van soldaten met echte Britse namen. De namen van gevallenen met Aziatische namen waren meestal op het grote monument gebeiteld van de soldaten zonder graf. Een soort discriminatie tot in de dood?”
Een paar maanden later bevonden we ons in San Francisco. Opnieuw noteerde ik: “We belandden bij het zogenaamde Japan Center op Geary Boulevard. Het centrum bleek een oase van rust te zijn in de drukke miljoenenstad. Er was een Peace Plaza met een rond monument van vijf verdiepingen, 22 meter hoog.
Na de Japanse aanval Pearl Harbour, 7 december 1941, werden de Japanners niet meer vertrouwd in de Verenigde Staten. “In de oorlog werden ze naar interneringskampen elders in het land gebracht”, was in onze gids te lezen. Van de roman Hawaii van James Michener, die ik jaren geleden gelezen heb, is me bijgebleven dat de Japanners geweldig gefrustreerd waren dat ze niet als eerlijke Amerikanen beschouwd werden door hun toenmalige landgenoten. Ze meldden zich onmiddellijk in groten getale als vrijwilligers voor het Amerikaanse leger dat nu in actie kwam.
President Roosevelt stuurde de Amerikaanse Japanners naar Europa, om tegen de nazi’s te vechten. De gebeurtenissen van 1941-1945 waren uitgebeeld op een gloednieuw bronzen monument met tekeningen uit het Japanse leven in San Francisco.
Op een ‘deur’ van het gedenkteken was een pamflet verwerkt met de tekst ‘Instruction to all persons of Japanese ancestry’ en elders ‘Must evacuate’. Maar wat vooral indruk op me maakte was een andere tekst bij een Japanner uit die tijd: ‘I AM AN AMERICAN’. Een duidelijke aanwijzing dat de Japanners zich beschouwden als Amerikanen. Zo is de geschiedenis op een mooie manier uitgebeeld”.
Oegstgeest
Als inwoner van Oegstgeest hoef je overigens niet ver te reizen voor oorlogsherinneringen. Op de website van de gemeente is te lezen: “Aan de Kleyn Proffijtlaan in Haaswijk staat een klein monument in de middenberm. Het markeert de plaats waar op 23 mei 1943 zeven Engelse en Canadese vliegers werden neergeschoten.
Op die dag, tachtig jaar geleden, stapten de zeven vliegers in de Halifax HR836. Het was zowel voor de vliegers als het toestel de eerste operationele vlucht. Ze vlogen met hun squadron naar Dortmund voor een groot bombardement. In de chaos boven het Ruhrgebied raakten ze de andere toestellen kwijt en vlogen alleen terug richting Engeland. Ze kwamen in het vizier van een ervaren Duitse vlieger met een snel en wendbaar toestel en werden boven de Morsebelpolder neergeschoten. De inzittenden waren tussen de 19 en 33 jaar.
De Duitsers gaven Nederlanders opdracht om de lichamen te bergen. Op 27 mei zijn ze begraven op de begraafplaats bij het Groene Kerkje. Daar liggen ze nu nog, naast negen andere Engelse en Canadese militairen en één Nederlandse militair. Hun toestel was bij de crash zo diep in de grond geschoten, dat de Nederlanders het er niet uit kregen. Het gedeelte wat boven de grond uitstak is als schroot afgevoerd, de rest ligt nog aan de Kleyn Proffijtlaan.
Bij de bouw van Haaswijk begin jaren tachtig, werden restanten van het vliegtuig gevonden. Bodemonderzoek wees uit wat de exacte locatie van het toestel was en dat er geen explosieven of schadelijke stoffen in de grond aanwezig waren. Vanaf 1993 vond jaarlijks een kleine herdenking plaats op deze locatie. In 2009 is het monument opgericht”.
Monument Oegstgeest
Op 11 november 2008 was ik aanwezig bij de herdenkingstoespraak die Lyn Parker, Brits ambassadeur in Nederland, ter plekke uitsprak. De bevrijding van Zuid-Limburg, met name die van Maastricht, was blijkbaar ongemerkt aan hem voorbij gegaan.
In de (mij toegestuurde) tekst las ik: “Each year I take part in a series of commemorations covering the progressive liberation of the Netherlands in 1944-5. Some are simply commemorations of successful liberation. Others are more complex.
Among those that particularly stick in my mind are the tragic disappointment of the battle of Arnhem in September 1944; better news in Brabant, much of which was liberated in October; and then Walcheren in November, where German control of navigation along the Scheldt to Antwerp was overcome in a bitter fight involving heavy Allied casualties, as well as the death of many Dutch civilians and the disastrous flooding of much of the island.
In April 1945, my mother was among the people of Groningen liberated after hard fighting by Canadian troops, just a few weeks before hostilities formally ended at Wageningen in early May.
For me, the unique feature of commemoration in the Netherlands is how far it remains tied to the first-hand experience of particular local communities towards the end of 2nd World War.
In many cases, of course, there is also a direct personal link with liberators. Large numbers of veterans return here each year to take part in events with which they are personally connected. The numbers are naturally declining as age takes its toll. Many people thought that the 60th anniversary would be the last major turnout by veterans from overseas.
Now they are expecting the 65th anniversary to be the last big one. I am not so sure. Amazing though it seems, at today’s ceremony at the Cenotaph in London we hope to have the three last surviving British veterans of the First World War, all of whom are well over 100 years old. WW2 veterans can be tough too, and I think we may all be surprised at how many are still around to commemorate the 70th anniversary in 2014-15.
It is worth looking back and remembering our recent history and the sacrifices which our peoples have made in the cause of freedom and justice. It is worth cherishing our continuing relationship with those who have fought for that freedom, or are fighting for it today.
And we all need to find our different ways to transmit to the younger generation an understanding of all this – an understanding that will help them to take wise decisions when their turn comes to face these dilemmas, or their turn comes to decide whether to play their own part in the continuing human struggle for peace, freedom and justice”.
De Tweede Wereldoorlog is, 79 jaar na de bevrijding van Maastricht, door mij nog niet vergeten.
Aandenken aan de bevrijding van Maastricht
Harry Knipschild
20 juni 2023
Clips
* Bevrijding van Maastricht, september 1944
* Ken Hechler over de Remagen-brug
* Lezing over Nico van Nieuwenhuysen, 2023
Literatuur
D-Day in Zuid Limburg. Dagboek van de bevrijding, De Limburger, september 1984
Adriaan van Es, Arjeh Kalmann, “Maar ik ben geen schooier. Nico van Nieuwenhuysen, arts in Kamp Amersfoort en aan het oostfront, Uitgeverij Verbum, 2023
Lambert Teuwissen, ‘De wrede kamparts van Amersfoort: ‘Hij was zijn artseneed volledig vergeten’’, NOS, 20 januari 2023
Ellen de Visser, ‘De misdaden van de kamparts in Amersfoort, door de ogen van zijn kleinzoon: ‘‘Ik wil begrijpen wat hem heeft bezield’’, Volkskrant, 29 januari 2023
Cindy Cloin, ‘De grootvader van Nicolaas-John was een foute arts in de oorlog. Dat trok diepe sporen in de familie’, Trouw 21 februari 2023
- Raadplegingen: 3368