59 - Herinneringen aan Florida in 1995
Toen ik Greetje Suman in 1992 leerde kennen, duurde het niet lang of ze sleepte me mee naar verre oorden. Als employee bij de afdeling personeelszaken van de KLM, de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij, had ze al heel wat gereisd. In 1994 gingen we samen op stap naar en door de VS. In korte tijd bezochten we niet alleen Washington, D.C., maar ook interessante plekken in de staten Virginia, West Virginia, Kentucky en Tennessee.
Door Amerika trekken was een openbaring voor mij. Over een land lezen of er daadwerkelijk zijn – het zijn soms twee totaal verschillende dingen. Je kijkt dan niet meer door de ogen van een journalist of auteur, maar hebt je eigen waarnemingen. Wat me in het begin vooral opviel, was dat alles veel groter was dan ik dacht, dat de afstanden enorm waren en dat het gemakkelijk was om met de Amerikanen in contact te komen. Iedereen kon je gewoon aanspreken.
Familie in Hobe Sound
In het vroege voorjaar van 1995 bevond ik mij in het postkantoor van Beverwijk. Op die plek werd reclame gemaakt voor een aanbieding van Martin Air. Op bepaalde dagen kon je goedkoop naar Fort Lauderdale (bij Miami) vliegen. Toeval of niet, in die omgeving – Hobe Sound – had Greetje familie wonen. Contact was snel gelegd – we waren meer dan welkom om er te logeren en van daaruit tochten te maken.
Een paar weken later zaten we op Hemelvaartsdag met Kathy en Mike Vergara op hun terras. Ze woonden op een afgesloten plek (Lost Lake, Martin County) met villa’s rondom een golfterrein. We werden overweldigd door de omgeving. Na de waarschuwing ‘Cranes Passing’ gepasseerd te zijn hielden we halt voor een gietijzeren hek met daarop aangegeven: ‘Bird Sanctuary’. Een code via een interne telefoon bij een afrastering bracht ons in contact met Kathy, die het hek vanuit haar huis een kilometer verder in beweging zette. We bevonden ons in een omgeving die we alleen kenden van Amerikaanse soaps en glossy modebladen.
Hobe Sound
Het waren huizen met een living room, een dining room, een den, een lanai (veranda), een master suite, een morning room, een leisure room, een family room, een dubbel logeerverblijf met dubbele bathroom en een klok op de wc voor de gasten. Op het terras luisterden we naar muziek via luidsprekers die draadloos in verbinding stonden met de stereo-installatie binnen. Het terras met zwembad was overdekt met fijn muskietgaas (om insecten te weren).
We keken er naar een pasfoto uit 1930 van een meisje (Gurie Ruis) met een kanten kraagje. Ze zag er meer uit als een jongen omdat ze bijna geen haar had – het was kort geschoren in verband met een lange bootreis vanuit Nederland en de vlooien onderweg.
Haar vader, Johan Jacob Ruis, was vier jaar eerder, in 1926, met zijn oudste dochter Bets en een ‘erfenis’ van zijn nog levende oom Dirk naar den vreemde vertrokken en had zijn vrouw Afie in Beverwijk geschreven, dat ze haar spullen kon inpakken om zich met haar twee andere dochters, Gurie en Jo, richting Ellis Island bij New York te begeven.
Mike Vergara was de zoon van Gurie. Hij had voorouders uit alle windstreken: Italië, Zweden en dus ook Nederland. Zo zat de Amerikaanse smeltkroes in elkaar. Kathy, zijn vrouw, was van Ierse afkomst, uit de omgeving van Galway. Het echtpaar was vanuit het noorden, New York, naar Florida verhuisd, de staat die bekend staat omdat er zoveel ‘snowbirds’ wonen.
Kathy en Mike waren niet alleen zelf snowbirds. Als leden van de John James Audubon Society, een soort stichting natuurbehoud, hadden ze grote belangstelling voor de exotische vogels van Florida. Op het terras lag een vogelboek klaar met een verrekijker om al het schoons onmiddellijk te determineren. Grote bronzen kraanvogels sierden het zwembad. In de omgeving was inderdaad een ‘bird sanctuary’, een vogelparadijs. Tamme ‘cranes’ wandelden er, vlogen en hupten door het park, op zoek naar voedsel dat hen door de bewoners van Lost Lake werd aangereikt. Moeder en kind hapten vriendelijk toe, ‘pa’ hield de wacht. Hij kon zich nauwelijks permitteren om zelf iets van de aangeboden hapjes te consumeren.
kraanvogels
Wat was er toepasselijker dan herinneringen uit Nederland meenemen. We hadden een compact disk bij ons met muziek van de bevrijding van Nederland (1944-1945) door de Amerikanen, muziek van Glenn Miller, Andrews Sisters, maar ook ‘Rats, Kuch en Bonen’ (Beer Barrel Polka), ‘Als op het Leidseplein de lichtjes weer eens branden gaan’ en ‘Veel mooier dan het mooiste schilderij’ van Eddy Christiani.
We hadden Goudse stroopwafels in een oud-Hollandse stenen pot bij ons en een boerenkaas vers van de markt in Haarlem, een beetje groen uitgeslagen door de Amerikaanse warmte. We hadden herinneringen meegebracht van 750 jaar Haarlem. Herinneringen aan Nederland, een ver land waar het allemaal begonnen was en waar de Ruis family tree nog springlevend was.
Intussen was de uitspraak van de naam Ruis veranderd. Die sprak je in Florida nu uit als ‘Roes’ (Ruiz – op z’n Spaans).
De natuur
De natuur was overweldigend. Onderweg vanaf het vliegveld hadden we al ibissen en blue herons waargenomen. Overal zagen we poinciana’s in bloei – in de meest heldere oranje kleuren. Langs de zee aan de Atlantische Oceaan (ten oosten van Florida) vlogen massa’s pelikanen – log en lelijk als ze in elkaar gehurkt zaten te loeren, maar ineens sierlijk als ze uitgeklapt het luchtruim betraden. Elders werd ons gewezen op een ‘bald eagle’ die aan het nestelen was. Een groene papagaai ging zo maar ineens op een tak van een grote palmboom zitten. Voor vogels was Florida een ideale plek.
Minder aantrekkelijk was de ‘raccoon’, een wasbeer, die allerlei streken uithaalde met het plaatselijk gevogelte – een soort poelier. En wat te denken van grote sprinkhanen? Op de weg zagen we af en toe de resten van een armadillo, een diertje met schubben, waar ik uitvoerig over gelezen had in het boek Texas (1985) van James Michener.
poinciana’s
Florida was vooral het land van de palmbomen. In de volksmond, ook in onze Smithsonian Guide, gingen de verhalen over het schip Providencia dat tijdens een orkaan in 1878 voor de kust gezonken was – met een lading kokosnoten, die aan land spoelden en via de wetten van de natuurlijke voortplanting hun werk deden.
Opvallend was de onderkant van de royal palm – hij leek een beetje op een olifantenpoot. Van wortels viel niet veel te bespeuren. Door deze waarneming kon ik me goed voorstellen wat er met dat soort palmbomen gebeurde als in het najaar een orkaan over het land scheerde. Maar, als Darwin gelijk heeft, en dat heeft hij, zullen de bomen wel overleven of het onheil op een andere manier te boven komen.
royal palm
Amerikaanse luxe voor weinig geld
Dat kon mijns inziens niet altijd gezegd worden over de manier waarop de huizen gebouwd waren. Toegegeven, in het gedeelte van Florida waar wij in 1995 mochten vertoeven, was het sprookjesachtig mooi. De vele kamers hadden een zee van ruimte, zowel voor de logees als voor de bewoners zelf. Twee champagneglazen hadden een vast plekje in de badkamer.
In vergelijking met Nederland waren de huizen helemaal niet duur. Voor een bedrag in de orde van maximaal 400.000 gulden woonde je in zo’n afgeschermd villapark met meertje en 18-hole golfbaan, waar je met je eigen golf cart overheen kon razen zonder zelf een stap te hoeven zetten. Voor de bungalows kon je je eigen wensen realiseren: een jacuzzi in huis, een (roze) galerie voor Griekse godenbeelden, een elektrisch ingebouwde barbecue bij de pool, een hemelbed om in te slapen, aparte kamers voor de garderobe, vergulde kranen in de badkamer, airconditioning, ventilatoren, telefoon in elke kamer, een garage voor twee of meer grote Amerikaanse auto’s, die je met een remote control kon openen, een extra garage voor je golf cart, een koelkast met machine die ijsblokjes in grote hoeveelheden uitspuugde, een smoke detector om brand(lucht) op te sporen, je eigen mediawall voor tv, stereo en andere snufjes.
Als klap op de vuurpijl het meer met de lokale alligator; enerzijds spannend want ze konden stevig doorbijten en je mocht ze van de wet niet zomaar neerschieten. Maar het hoorde in zekere zin bij je status in Florida om zo’n alligator in het meer te hebben.
Om het allemaal goed te kunnen bekijken, liet je een mooie tuin aanleggen met palmbomen en andere exotische bloemen en planten. Landscaping noemden ze dat hier.
Had je zelfs die schamele vier ton niet om zo’n huis te kopen, geen nood, dan deed je gewoon mee aan de loterij en dan kon je het huis alsnog als Easter-home winnen: met Pasen was de jaarlijkse trekking. Ik moest denken aan Van Kooten en De Bie: geen gezeik, iedereen rijk.
Lang niet iedereen vond de kwaliteit van het gebodene goed genoeg voor permanente bewoning: menige Amerikaan kwam hier alleen in snowbird-season (rond de kerst), of om met familie en andere logees een weekend te golfen en dan je eigen villa bij de hand te hebben. Dat was gezelliger dan een hotelkamer te moeten huren.
We bezochten een aantal modelhuizen in de omgeving: prachtig gemeubileerde kamers. Een bibliotheek met goede, interessante boeken kwam je er echter niet tegen. Wat vooral ontbrak was de degelijkheid in de bouw: van een stevige fundering was nauwelijks sprake. Alle dollars zaten in het indrukwekkende, de luxe. Je was hier immers in het land van Hollywood. De huizen zagen er soms uit alsof ze het decor waren van een film. Als de orkaan er eens in de zoveel jaar overheen raasde, vielen de villa’s als bordkarton om.
Pas de laatste paar jaar, hoorden we, was de wetgeving enigszins aangescherpt om wat solider te bouwen, muren te stutten, de ramen te kunnen blinderen als windkracht twaalf (of meer) daarom vroeg.
In Hobe Sound, langs de US 1, bevond zich het ene afgesloten villapark voor welgestelden naast het andere. Er waren diverse projectontwikkelaars aan het werk, zoals Mobil (van de benzine). Als Lost Lake helemaal volgebouwd was, zouden ze aan de overkant van het vogelparadijs gewoon verder gaan. Andere namen: Divosta, Holland Builders, Arthur Rutenberg Legendary Homes, Malibu, Monterey, Glace Homes, Beazer Homes, Treasure Coast Division. Financiering was geen probleem; een makelaar vertelde ons dat hij wist hoe je ingewikkelde constructies met buitenlands geld in elkaar kon draaien. Blijkbaar zag hij potentiële klanten in ons.
Het leek allemaal uiterst eenvoudig. Ze hadden overigens nog een aanrader. Je moest niet te lang in dezelfde villa blijven wonen – gewoon na een paar jaar omruilen voor een andere. Er kwamen immers steeds nieuwe snufjes beschikbaar en dan was je oude villa ‘niets meer waard’.
Het was wennen – de overgang van het gewone Nederland per vliegtuig naar Florida, het land van sinaasappels, blueberry muffins, kokosnoten, bagels, key lime milkshakes, clams, pecan-taart, koele Californische mountain Chablis van Paul Masson, applebutter op brood dat te groot is voor de toaster. Ik schreef het al – we werden overweldigd en niet alleen door de aangename temperatuur (‘ergens in de nineties’, ruim dertig graden).
Uitstapje naar de Everglades
Vanuit Hobe Sound maakten we diverse uitstapjes door het zuiden van Florida. Al eerder schreef ik over Key West, waar schrijver Ernest Hemingway rond 1930 zijn domicilie had. Een andere tocht bracht ons naar de Everglades. De naam kende ik uit de muziekwereld – het was een voormalige hitsong van het Kingston Trio.
In 1995, kort na ons bezoek, schreef ik: “Theodore Roosevelt, oprichter van de Daniel Boone en Davy Crocket club, zette zich in voor de Nationale Parken. En natuurlijk Marjory Stoneman Douglas, ‘moeder van de Everglades’, die al in 1947 met een Hollands vingertje op de bedreigingen voor natuur en milieu wees. ‘There are no other Everglades in the world’ is haar verhaal in diverse afleveringen in The National Geographic. Het heeft haar alert en levendig gehouden. De ‘grande dame’ zet zich, 105 jaar oud, nog steeds in voor de moerassen van Florida”.
Een bezoek aan de zuidelijke Amerikaanse staat kon voor ons niet compleet zijn zonder een tocht door die Everglades. De zuidwest-punt van Florida wordt nu als een nationaal park in stand gehouden. Dat was wel eens anders, begrepen we. Het gebied dat eens puur moerasgebied was, waar behalve mangroves, pelikanen en alligators alleen de indianen zich thuis voelden, werd bedreigd door het opkomende tourisme en ketens als McDonalds en Comfort Inn.
Heel wat oorspronkelijk moerasgebied was anno 1995 gewoon land geworden. Ondernemers als Henry Morrison Flagler en Henry Plant legden spoorwegen aan en bouwden hotels. Dat had de regio totaal veranderd. Ten behoeve van het boek Tales of Old Florida verzamelden Frank Oppel en Tony Meisel reisverslagen van weleer, zoals ook een over ‘Crossing the Everglades in a Power-Boat’, in 1907 geschreven door niet onvermogende Anthony Dimock (1842-1918).
Ging het er wel comfortabel genoeg aan toe?
“We dispensed with such conventional obstacles as tent equipments, prepared foods, medical and surgical outfits, and big armaments, and told our hunter-boy, who bossed the galley, to put up a spoon, cup, fork, and plate for each of us; to take a coffee-pot and frying pan, and pack enough bacon, corn-meal, and coffee to feed us for a week.
An old single-barrelled shotgun, which we took along on the chance that we might get bird-hungry, was found convenient to blow off the heads of venomous snakes, but was not used otherwise. Each of us had a blanket, mosquito-bar, and rubber sheet, and, generally speaking, a change of underclothing”.
Het gezelschap belandde in Alligator Bay. “We entered a narrow creek, completely covered by branches of trees that interlaced overhead, and so crooked that the power-boat at the head and the canoe at the foot of our procession were usually travelling in opposite directions.
During two miles of snakelike progress to Alligator Bay, dragging over roots, pulling under branches, smashing an occasional wasps’ nest and striking at impertinent moccasins, we saw more varieties of orchids than I have found in a single locality elsewhere, including specimens colorless and full of color, scentless and filled with odor that made the surrounding air heavy with their fragrance; some garbed sombrely as a Quakeress, and others costumed to rival a Queen of Sheba”.
Anthony Dimock
De ‘gewone’ Amerikanen kwamen in contact met de oorspronkelijke bewoners. “We met an Indian, who was spearing turtle and fish with much skill. He told us that his village was ‘three miles’, and although it was off our course we invited ourselves to visit it – and as the water and grass permitted, towed the whole outfit, including the Indian and his canoe, with the motor-boat.
The village as attractive of its kind, consisting of three or four large buildings, neatly thatched, with large tables three feet above the ground, which served als floors, while accounts hanging on a hook showed frequent dealings with a Miami tradesman.
The little colony consists of four or five families and less than thirty members. The men wear shirt-waists and bare legs, the women beads above, skirts below, and a middle zone which seems to have been forgotten”.
Eigen ervaringen in de Everglades: insecten
Bijna een eeuw later kwamen we zelf terecht in de streek waar Anthony Dimock en zijn gezelschap doorheen getrokken waren. Het was er rustig in die tijd van het jaar. In Nederland was het Pinkstervakantie, maar zoiets kenden ze daar niet. Het restaurant van de Homestead Entrance was gesloten, de dag voor we arriveerden. Toch zouden we niet van de honger omkomen – een zak chips (Amerikaans formaat) bood uitkomst tot nader order.
Ontspannen en luchtig gekleed maakten we een verkennende wandeling. Het duurde niet lang of we werden ontdekt door het plaatselijke leger van stekende vliegen en muskieten die zonder aarzelen de frontale aanval op dit naïeve tweetal uit het verre Oegstgeest inzetten. We werden stevig geprikt en toen we de beestjes van ons af sloegen, bleken ze al vol met vers mensenbloed te zitten.
De aanval werd met de minuut heviger – er moest een geheim communicatie-systeem zijn, waardoor neefjes en nichtjes op de interessante bloedbron gewezen worden – kortom het was vluchten, rennen geblazen. De lieve diertjes bleven op ons loeren, ze hielden van ons. Toen we ’s avonds honderd meter verder wilden voor ons eigen diner, wisten ze ons gemakkelijk te vinden bij ons sprintje naar de auto. Het leek wel of ze niets anders te doen hadden.
muskieten in de Everglades
Maar dan was er de vermaarde Everglades Insect Repellant: ‘keeps off mosquitoes, chiggers, biting flies, ticks, gnats and fleas. Tested in the Florida Everglades’. Met in plaats van 6 % maar liefst 95 % N-Diethyl-meta-toluamide. Het maakte van ons geen dierenvrienden, maar de beestjes bleven wel weg op onze boottrip. 95% is een heleboel voor puur vergif, dat merkte ik heel goed toen er wat van het spul in mijn ogen terecht kwam.
Goed ingespoten namen we plaats in een gewone rondvaartboot – airboats werden hier niet geduld – voor de Pelican Backcountry Cruise, samen met de kapitein, een bioloog/ranger, en een echtpaar met een zoontje, dat wel eens van de natuur gehoord had door naar de televisie te kijken. We gingen op weg naar de Whitewater Bay, een meer tussen de moerassen.
We voeren onder de roofvogels door. Volgens de ranger konden we elk moment grote hoeveelheden alligators verwachten, om elke hoek, misschien zelfs wel een van de zeldzame krokodillen, manatees, zeeschildpadden of haaien. Maar voorlopig moesten we het doen met een raccoon.
Gelukkig was het toegestaan om vragen te stellen – sterker nog dat werd op prijs gesteld. Het ontstaan van de Noordzee kwamnu aan de orde; en de snelheid waarmee alligators hun 50/60 eieren weten te leggen. Daar kon de ranger zowaar geen antwoord op geven Hij zocht het na afloop van de tocht snel op om mij te vertellen dat het ongeveer een uur duurt.
We voeren door.
Prachtig waren die mangroves. Ze staken met hun takken in het brakke water en dan deden ze iets met het zout, werd ons uitgelegd, zodat het allemaal weer goed kwam voor die bomen. Spanish Moss – was dat ook niet de titel van een hit van Herb Alpert? – was een epiphyt dat op de bomen groeide.
Geen grapjes
Er groeiden hier bovendien giftige bomen, waar de indianen vroeger wel raad mee wisten als de blanke pioniers te lastig werden; die bonden ze dan vast aan zo’n boom en de natuur deed zijn werk. Sowieso was het al niet zo eenvoudig om in dit gebied te komen over land: de ondergrond was water, overgroeid met deze mangrove-bomen en af en toe wat zacht spul. Er moet heel wat gebeurd zijn voor de Interstate Highway of Florida Turnpike bereden kon worden.
Af en toe probeerden wij een grapje te maken bij de ranger, maar daar trapte dit soort mensen niet in. De natuur, en het behoud daarvan is een ernstige zaak, waar niet te licht over gedacht mocht worden; kijk daar was een grote spin in een web. Even was een waterslang in beeld. Daar ontstond op een ingewikkelde manier een nieuw eiland. De biologie en voortplanting hadden hier zo hun eigen wetten; de eieren van de alligators werden in mannetjes of vrouwtjes omgezet al naar gelang de temperatuur van die eieren en de genen, waar wij ons zo druk om maken, deden hier niet ter zake. Sommige vissen konden tijdens hun leven enkele malen van geslacht veranderen.
We moesten onze eerste alligator nog steeds zien. Daarom kon de ranger ons wat meer vertellen over de geschiedenis van het gebied, over de Calusas indianen, die, zo wist hij heel precies, in het jaar 240 na Christus de toon aangaven in The Everglades.
Hoe wist hij dat dan?
Van het boek van Frank Hamilton Cushing, te koop bij de ingang van het park. Het opperhoofd van de Calusas had het recht om belasting te heffen bij de naburige indianenstammen; in ruil daarvoor zorgde hij dan wel dat de oogsten van die stammen voldoende opleverden. En dan was er in dit gebied de beroemde Spaanse ontdekkingsreiziger Ponce de Leon, overleden in 1521, de man die op zoek was naar de rivier, die, zo hoorde hij van de indianen, de ‘blanke’ ziektes zou genezen.
Meer geschiedenis hoorden we niet meer, want daar in de verte zagen we ‘onze’ krokodil, een miezerig klein ding, 2 jaar oud, één van de naar schatting 500 exemplaren, tegenover 450.000 alligators. Hij lag ‘muis’stil, maar dat doen alle krokodillen nu eenmaal voordat ze toehappen. Dat dat handig is, hadden ze van hun vader en moeder geleerd, en die hadden het ook weer van opa en oma. Kortom, het dier bewoog voor geen millimeter en liet zich rustig fotograferen, want zo’n geweldige kans mocht je niet voorbij laten gaan.
Restte dan nog de klassieke vraag, de hamvraag: wat is nou het verschil tussen een krokodil en een alligator?
De kapitein – dat ben je niet voor niets – wist het: het verschil zit vooral in de spelling. Maar we hebben interessante vragen kunnen stellen. De ranger was blij, wist zijn gezicht te redden over het tempo van eieren leggen door het antwoord in een boekje te vinden en kwam enthousiast een vaandeltje brengen omdat we het hem zo aangenaam gemaakt hadden.
Commerciële farm
Nu wilden we wel eens echt aan de alligators. Daarom raceten we in één keer door naar een commerciële farm, waar we niets te kort kwamen. Er was een demonstratie met pythons, een tocht per airboat, we zagen in een vijver een gans, zeeschildpad en baby-alligator (nog) vreedzaam samenleven, een paar gewonde lynxen en beren, en verderop bakkeleiden enkele honderden alligators in alle maten in kweekbakken. Als ze groot genoeg waren werden ze tas of damesschoen; voor de bak hing een huid te drogen.
In een groot bassin werden de grootste dieren gevoerd; toen wij er bij waren deden ze dat met kippebouten. Een jongeman gooide ze naar de dieren. De alligators kwamen razendsnel in actie; in één beweging ging de bek open en boven het water, zo moesten ze dat, slikten ze het stuk kip snel door. En dan maar weer stiekem liggen loeren op de volgende mogelijkheid. De jongeman gleed niet uit, zodat de alligators het op 2 juni 1995, inderdaad met rauwe kip moesten .
Het deed me denken aan mijn vakantie van 1974, waar ik in Fréjus aan de Middellandse Zee een bezoek bracht aan een safaripark en tussen de ‘slaperige’ leeuwen was doorgereden. Je zou zo uitstappen. Een half jaar later stond een artikel in de krant met als kop: ‘Leeuwen in Fréjus eten directeur safari-park op’”.
Meer Florida
Veertien dagen lang bleven we hangen in het zuiden van Florida. Maar actief trokken Greetje en ik er steeds op uit. Er was meer dan genoeg te zien. Zo bezochten we Cape Canaveral, de plek van het Kennedy Space Center. De Amerikaanse astronauten Michael Collins, Edwin ‘Buzz’ Aldrin en Neil Armstrong werden er op 16 juli 1969 ‘omhoog’ geschoten. Vier dagen later, op 20 juli, werd veilig de maan bereikt.
In Key West maakten we kennis met de schatten van de Atocha, het Spaanse galjoen dat in 1622, twee jaar na het vertrek van de Pilgrim Fathers uit Leiden, niet ver van de Keys vergaan was. Mel Fisher, een voormalige kippenboer en ingenieur uit de mid-west en Californië, besloot in 1963 om ‘alle schepen achter zich te verbranden’ om HET schip te vinden. In de archieven van Sevilla, het centrum van de Spaanse koloniale activiteiten, vond hij oude kaarten en in kopieën van oude vrachtbrieven aanwijzingen waar interessante schepen zoals de Atocha te vinden kunnen zijn. Hij slaagde en – na tien jaar procederen – wist hij eigenaar te worden van alle goud, alle zilver, alle munten, alle sieraden, alle aardewerk.
Mel Fisher
Daar bleef het niet bij. We bezochten het Coral Reef State Park (in de buurt van Key Largo). Op een boot met een glazen onderkant gingen we erheen. De zeebodem, hooguit een paar meter diep, met koraal en scholen kleurige vissen was perfect te zien. Een bezoek aan de erfenis van ondernemer Henry Flagler (1830-1913) stond eveneens op het programma. De man bouwde spoorlijnen en hotels zoals The Breakers. Enzovoort.
Kortom, genoeg gelegenheid om nog meer herinneringen op te halen aan 1995 en Florida.
Harry Knipschild
8 februari 2024
Clips
- Raadplegingen: 1684