510 - Connie Boswell van de Boswell Sisters
Popmuziek geniet in ‘hogere kringen’ steeds meer erkenning als een belangrijke cultuuruiting vanaf de jaren zestig. Dat was immers het decennium waarin de Beatles van zich lieten horen. In die jaren was er sprake van een revolutie door een nieuwe generatie. Het was het tijdperk van verzet tegen de Amerikaanse ‘koloniale’ oorlog in Vietnam, de introductie van lsd en andere drugs, de competitie tussen het Westen versus het Russische communisme, de eerste man, de Amerikaan Neil Armstrong, op de maan, de moord op de gebroeders Kennedy, Martin Luther King, enzovoort. En de baanbrekende soms psychedelische muziek, niet alleen van de Beatles maar ook van Bob Dylan, Rolling Stones, Motown, Golden Earrings.
Voor jonge mensen van nu is het muzikale verleden al snel een ‘tijd die ik zelf niet heb meegemaakt en me dus meestal niets zegt’. Dat heb ik persoonlijk ervaren toen ik college over de geschiedenis van de popmuziek gaf bij de Universitet Leiden. Veel hedendaagse jeugd verwees naar de ‘platenkast’ (als die er nog was) van de ouders of grootouders. “Toen was ik nog niet geboren”. Het besef dat popmuziek, populaire muziek, een eigen geschiedenis heeft, zoals die ook bestaat bij andere kunst- en cultuuruitingen, is nog in een beginstadium. Maar de erkenning heeft inmiddels postgevat.
Terug naar de jaren dertig
Misschien omdat ik zelf geschiedenis studeerde, heb ik er geen moeite mee om me serieus te verdiepen in popmuziek, zoals die gemaakt werd in de tijd dat ik zelf nog niet geboren was, van vóór 1944 dus. Jaren geleden ontdekte ik op YouTube een aantal clips van de drie Boswell Sisters.
Hun platen had ik heel vroeger wel eens gehoord als ik op bezoek ging bij een klasgenoot, Wim Schwanen, in het dorp Eijsden. En nu kun je de jonge vrouwen van toen niet alleen horen, maar ook zien optreden. Vooral het filmpje van ‘Heebie Jeebies’, begin jaren dertig, was een openbaring. Aanleiding voor mij om op zoek te gaan naar informatie, zoals ik dat ook gedaan had toen ik getroffen werd door de clips van de ‘zwarte’ Sister Rosetta Tharpe en de ‘blanke’ Al Jolson. Vooral Connie Boswell had talent, ontdekte ik.
Rosetta Tharpe
Connie Boswell
Connie Boswell werd op 3 december 1907 geboren in Kansas City (Missouri). Zij was de middelste van de drie dochters van Meldania Foore en Alfred Boswell. Martha (geb. 1905) was de oudste, Vet (Helvetia, geb. 1911) de jongste. Een oudere broer, Clydie (geb. 1900), overleed tijdens de griepepidemie van 1918.
Toen Connie drie jaar was kreeg ze polio, kinderverlamming zoals het in mijn jeugd genoemd werd. De rest van haar leven, besefte ze, zou ze met een handicap moeten doorbrengen.
Het hebben van een handicap, zo is inmiddels gebleken, kan een stimulans zijn om extra te presteren in iets waar je niet gehinderd wordt. Blinde artiesten als Stevie Wonder en Ray Charles hebben dat bewezen in de popmuziek. En wat te denken van Franklin D. Roosevelt, die in 1921, een decennium na Connie Boswell, eveneens getroffen werd door polio. Roosevelt leerde leven met zijn handicap. In 1933 werd hij president van de Verenigde Staten. Dat bleef hij, ruim twaalf jaar, tot zijn dood in 1945.
Franklin D. Roosevelt
Polio kan stimuleren
Anders dan Roosevelt verborg Connie haar handicap nauwelijks in het openbaar. In een interview uit 1963, terug te zien op YouTube, vertelde ze opgewekt hoe ze tegen het leven aankeek: “My philosophy is very simple. I had polio when I was three years old. I was paralysed from the top of my head right right down to my toe. I couldn’t move anything. They had to feed me through a tube”.
De kennis van polio was nog maar in een beginstadium. “We didn’t have these vaccines and iron longs. They didn’t have the knowledge we have today. They knew nothing about it when I was a child”.
Connie kwam uit een muzikale familie. Dat hielp. “Mama just started in a carnival logical way”. Ze dwong haar dochtertje zo veel mogelijk te kruipen. Na zes maanden had ze weer wat kracht in haar armen. Toen kwam de muziek om de hoek kijken. “Mama wanted me to study cello – all classical music”.
Zo kon ze spelen zonder haar onderlichaam te gebruiken. Bovendien was het een goede oefening voor haar bovenspieren. “I loved it. I adored it. Practising the cello helped to bring a lot of strength in my arms. I believe that is a good philosophy in itself”.
Voor Connie aanleiding om wat meer te zeggen. “In my way of thinking everyone is handicapped – in some way or another”. Een violist was bijvoorbeeld niet geschikt om als stierenvechter te fungeren. “But the so-called handicapped people” – blinden, doven, slachtoffers van allerlei ongelukken – “you just have to work twice, or sometimes ten times harder”.
Connie sprak uit eigen ervaring. “I have had to work so much harder than the average person. My philosophy is that everyone has a certain amount of talent. God gives us all something and we must seek to find out what that something is. Obstacles are only stepping stones to success. No matter what the problem is, just keep working hard. It will be surprising what you can do”.
Connie Boswell en Franklin D. Roosevelt hadden een soortgelijke vechtersmentaliteit.
De jonge Boswell Sisters
Boswell Sisters: klassieke muziek
De drie zusjes Boswell maakten instrumentale klassieke muziek: Connie cello, Martha piano, Vet viool. Vanwege haar handicap bespeelde Connie een aangepast instrument.
Het gezin had zich intussen gevestigd in New Orleans, de bakermat van een nieuwe muziekstroming: de jazz. De meisjes ontdekten alle soorten instrumenten, zoals de banjo en de gitaar (Vet), de saxofoon en de ukelele (Connie). In het boek Let’s do it, van Bob Stanley over popmuziek in het begin van de twintigste eeuw, werd jazz omschreven als een ‘conversation of instruments’. In plaats van precies uit te voeren wat op papier voor je lag, geschreven of gedrukt, improviseerde je er lustig op los.
Stanley: “As teenagers, the Boswell girls couldn’t help but fall for jazz. They went to local shows when they could and, after studying the classics, switched allegiance. ‘The saxophone got us’, shrugged Connie”.
Op jonge leeftijd was Connie weg van de stem van Enrico Caruso (1873-1921), naar wiens platen ze luisterde. “Caruso probably influenced me more than anyone else. Of course, I don’t sound like him, but I used to sit and listen and be amazed by his breathing. Then I’d try and do what he was doing. I’d take a long breath and hit a lot of notes”, liet ze later optekenen.
In huize Boswell werd volop gezongen – aanvankelijk vocale klassieke muziek. “There was longhair music – Mozart, Beethoven, Debussy – in the Boswell home.
There was a barber shop quartet, too, composed of the parents and an aunt and uncle. There were also three colored women, members of the household, who sang incessantly. Aunt Rhea jived the spirituals, Aunt Sadie crooned them, and Bertha rocked them to the rhythm of her washboard. In the street passed the daily parades. Across the street a phonograph ground out the latest Mamie Smith number.
No wonder the three Boswell girls sang, and sang the way they did! It was only natural for them to sing blues on the pop tunes, and the spirituals on the blues”.
De drie meisjes gingen dus ook zingen. Omdat ze maar met z’n drieën waren konden ze niet het meer traditionele kwartet vormen. Daarom gingen ze als trio verder. Dat was nieuw in die tijd. Ze moesten zelf uitvinden hoe je drie stemmen met elkaar kon combineren. De Brox Sisters, die dat al eerder deden, kenden ze niet.
John Lucas in Downbeat anno 1944: “The Boswells had never heard any sort of vocal trio, in fact, so at first they searched about for someone to take the fourth part in a quartet. Fortunately, I think, they found no one who satisfied their requirements. Imitation on their part, then, was simply out of the question. They were absolutely new”.
Boswell Sisters: jazz
Ontdekt
Misschien wel omdat ze hun eigen stijl moesten ontwikkelen, werden de zusjes uniek. Overal waar ze optraden, tijdens talentenjachten of op de radio, vielen ze op. Met hun stemmen deden ze wat anderen in New Orleans met hun instrument deden.
Al in 1925 werden de meisjes opgemerkt door platenmaatschappij RCA Victor. In maart van dat jaar legde Connie, op piano begeleid door zus Martha, ‘Cryin’ Blues’, vast. “I sang into the horn on one side of the room and Martha thumped away at the piano on the other”, aldus Connie. Zo ging het in die tijd.
Het duurde nog een hele tijd alvorens ze echt ontdekt werden. Dat gebeurde op het einde van de jaren twintig, het begin van de grote depressie na de Wall Street Crash (1929). Het was nog wel eens moeilijk om het hoofd boven water te houden, meldde Stanley. Een van hun optredens leverde niet meer dan drie dollar op, minder dan de reiskosten.
Maar in dat jaar, in een hotel in San Francisco, kwamen ze in contact met Harry Leedy (1907-1995), die zich al snel opwierp als hun manager (en in 1935 trouwde met Connie). Vanaf die tijd ging hun loopbaan snel vooruit. De meisjes kwamen elders in Californië terecht – in de filmstad Hollywood. Ze vonden er werk bij de radio en in de film.
Robert Montgomery: “The Boswells got to Hollywood, where they eventually found work on the radio, and also worked ‘side-miking’ for singers in talking pictures. Their voices can be heard in the 1930 picture ‘Under Montana Skies’.
They made several transcription discs for the Continental Broadcasting Corporation in Hollywood for broadcast in Hawaii, preserving some of their earliest performances”.
Doorbraak
Er verschenen nieuwe platen van de Boswells – bij RCA Victor en Okeh. Bij Okeh legden ze de eerste versie vast van hun herkenningsmelodie: ‘Heebie Jeebies’. Bij platenmaatschappij Brunswick (het bedrijf van Jack Kapp) kwam hun muziekstijl pas goed tot zijn recht. Bij dat bedrijf werden ze soms begeleid door muzikanten als Jimmy Dorsey, Tommy Dorsey, Glenn Miller, Benny Goodman en Eddie Lang. Bovendien verschenen ze op het witte doek en werden er clips (soundies) gemaakt van diverse liedjes. Zo kunnen we nu nog terugkijken naar bijvoorbeeld ‘Heebie Jeebies’, ‘Rock & Roll’, ‘Crazy People’ en ‘Louisiana Waddle’.
Tijdens hun verblijf in New York experimenteerden ze ook met andere muzikanten. Dat het er nog wel eens wild aan toe ging, kun je terugvinden in de beschrijving van Bob Stanley.
“The films don’t really do them justice, but luckily the seventy plus sides they cut between 1931 and 1935 survive and had the sisters at the controls. Most of their best sides were cut in 1932: the woozy hurt of ‘Was That the Human Thing To Do’, with Connie’s pain backed sympathetically by Tommy Dorsey; the big city girls laughing at their finger-wagging aunt on ‘Hand Me Down My Walking Cane’; the wild Depression-defying joy of ‘Put the Sun Back in the Sky’, with spine-tingling, syncopated vocal swoops and tempo changes left, right and centre.
Connie later told writer Michael Brooks, ‘If you think these sides are way out, you should have heard the first versions’.
Jack Kapp howled and insisted they be remade more conventionally.
They would record between midnight and dawn. After finishing a show at the Paramount or Roxy, the sisters would go to a speakeasy called Plunker’s on West 53rd street to get musicians, who would always be there. Vet and Martha would pump them full of black coffee, then record Connie’s arrangements into wax (Bing Crosby’s tape recording philantropy was still a good few years away).
The musicians were usually hammered, and upward of twenty waxes would be wasted before they got a satisfactory take.
‘They were pretty tightly scored’, Connie recalled, ‘although I always tried to get a loose swinging sound. They were just the greatest bunch of fellows to work with. Crazy, but all wonderful musicians who understood exactly what we were trying to do. We had a ball’.
The drinking in the studio got so bad, and so many waxes were wasted that a liquor ban was imposed. It made no difference.
One night everyone was particularly well refreshed, and bassist Artie Bernstein was slumping lower and lower. The Boswells couldn’t work out where the booze was coming from. Then their manager Harry Leedy saw Artie open a trap-door in his bass, pull up a string and, like a ruddy-faced fisherman, take a bottle of whisky from the end of a hook.
This drunken bonhomie could also lead to a late night fireside warmth on Boswell recordings like Fats Waller’s ‘If It Ain’t Love’ or their take on Duke Ellington’s ‘Mood Indigo’”.
Tijdens een van hun sessies in new York, in 1934, legden ze tevens hun vocale aanpak van klassieke muziek vast: ‘Goin’ Home’ was hun bewerking van Dvorak’s thema uit de Nieuwe Wereld.
Europa en Nederland in 1933
De Boswell Sisters moeten ondernemend geweest zijn. In 1933 maakten ze de reis naar Europa. Daarbij werd Nederland niet vergeten. Ter gelegenheid van hun komst wijdde de AVRO-bode een artikel aan de zingende zussen, die omschreven werden als ‘niet te evenaren vertolksters van jazz songs’.
Ze hadden de overstap gemaakt van symfonische muziek naar de jazz. “Men kan het zich moeilijk indenken, dat de Boswell-Sisters, die op het gebied van de gezongen jazz een summum van raffinement geven, eens als klassiek trio, bestaande uit viool, piano en violoncello, gestart zijn. Men nam even weinig notitie van hen als van welk ander beginnend kamermuziek ensembleook, dat zich door het moeilijke, muzikale leven tracht heen te slaan. En daar de Kunst hen in materieel opzicht teleurstelde,probeerden de Boswell-Sisters het met de kunst. Het trio metamorfoseerde zich. Alleen de piano bleef, viool en cello werden door banjo en saxofoon vervangen.
Gaandeweg kwamen de Sisters er toe de choruses te zingen, het instrumentaal effect met het vocale te verrijken. De zuiverheid van hun prestaties is muzikaal en technisch verbluffend. Met een niet te evenaren feeling voor kleur en klank zingen de zusters, wier virtuositeit het verbijsterende van het volmaakte heeft”.
Boswell Sisters in Marken of Volendam (1933)
Een journalist van het Vaderland deed verslag van hun optreden in het Kurhaus. De Ramblers onder leiding van Theo Uden Masman zorgden voor de begeleiding. “Een prijzige entree, een stampvolle zaal, voor driekwart jongeren. Het publiek ziedde soms van blijde hoordrift. De directie had de drie schittersterretjes aan de Amerikaanse amusementshemel niet voor niets geplukt. Het vermaarde ‘Heebie Jeebies’ sloeg in als de bliksem in een hooiberg: alles in lichterlaaie”.
Voor het eerst kon men in Nederland zien hoe de Boswells er uit zagen. “Het oog wil ook wat. En dat kregen de mannen, die de jonge dames alleen van plaat en radio hoorden, nu ten volle. Ze zijn ware charming musicians in hun bekoren-willend vak. Al die liedjes en nieuwe wereld-muziek en -erotiek brengen ze met een sierlijkheid en getemperde spontaneïteit ten gehore, dat het een lieve lust, is. Hun ritme souplesse is bijzonder. Hun eenheid onberispelijk. De discipline is sterk. Het was een geweldig succes”.
Terug in Nederland (1935)
Twee jaar later, in 1935, waren de Boswell Sisters terug in ons land. Opnieuw traden ze in het Kurhaus op. In de Haagsche Vrouwenkroniek kon je op 23 augustus lezen: “De grote zaal was tot de laatste plaats bezet. Er kon werkelijk geen muis meer bij. Een grote opeengepakte mensenmenigte, die de zusters met klaterend handgeklap welkom heette, beloonde hen aan het slot met een loeiende ovatie, zoals alleen maar – en dan nog zeer zeldzaam – aan de allergrootste kunstenaars te beurt valt”.
Hoe was dit alles te verklaren?
“Ze zien er aardig uit, pittige, knappe gezichtjes omlijst door donker golvend haar, dat in dikke krullen neerhangt. Er is iets vlots in hun houding. Er is gang in hun manieren. Men merkt aan hun hele optreden dat zij gewend zijn zich in het openbaar te vertonen. Maar hieraan hebben ze hun succes toch niet te danken. Dat komt voornamelijk door de charme van hun voordracht, de eenvoud, waarmee ze hun liedjes ten gehore brengen, en door het werkelijk onweerstaanbare ritme.
Er is een onverbrekelijke eenheid tussen hen, als zij zich gedrieën laten horen. Het lijkt zo spontaan, alsof zij slechts even bijeen kwamen, om gezamenlijk een liedje te zingen. Maar welk een lange grondige studie moet daaraan vooraf zijn gegaan. Hoe moet elke nuance met aandacht zijn gekeurd, om zulk een briljant effect teweeg te brengen. Zij geven werkelijk in hun genre iets heel bijzonders. Oude liedjes krijgen door hun voordracht nieuwe glans. Ze zijn altijd uiterst beschaafd, laten zich nooit verleiden tot triviale buitenissigheden.
Ik zou, wat zij geven, willen noemen: ritmische vertelkunst, gezet op jazzmuziek. Wie van het genre houdt – en groeit dit aantal niet bij de dag aan – moet er door bekoord en getroffen worden. Daarbij komt, dat ze alle drie voortreffelijk onderlegd zijn, goede stemmen hebben en de pianobegeleiding perfect is”.
Boswell Sisters in Scheveningen (1935)
Connie
Speciale aandacht was er voor Connie Boswell: “De begaafdste van de drie is ongetwijfeld de middelste: Connie. Zij heeft een zeer mooie, diepe stem en een prachtige voordracht. Connie is invalide; als het scherm open schuift, zit zij tussen de beide andere zusjes Martha, de oudste en Helvetia de jongste, die naast haar staan.
Gedurende de voordracht der verschillende nummers onderstrepen alleen haar handen het gezongen woord. Haar expressief gezicht doet de rest.
Het is duidelijk, dat de beide andere zusjes haar superioriteit erkennen. Zij heeft het leeuwenaandeel in de verschillende prestaties. Zij zingt dikwijls solo’s en dan trekken de twee anderen zich bescheiden terug.. Zij geeft de titels van de liederen aan en aan het slot van de avond was zij het, die met een paar welgekozen woorden het publiek dankte voor de hulde, die men hen had bewezen.
Als zij zo zit te zingen, merkt men niets aan haar, zij geeft zich met vuur, overgave, geest en humor, dikwijls met iets vanweemoed, die echter nooit schrijnend wordt. Men moet haar ‘I can’t give you anything but love’, horen zingen, ‘Stormy Weather’ of ‘Things might have been different’. Die werden door haar voordracht juweeltjes.
Het is wel mogelijk, dat zij, doordat zij niet meer lopen kan en altijd aan haar rolstoel gekluisterd is, zich inniger op haar nummers kan concentreren dan de beide anderen, die meer in het gewone leven staan dan zij”.
De redacteur gaf aan hoe essentieel grammofoonplaten geweest waren voor de doorbraak van de Boswells. “De grammofoon gaf hen de nodige bekendheid. De platen werden een reuze-succes, niet alleen in de eigen stad maar ook ver daarbuiten. Al heel gauw kwamen de aanvragen binnen om zich elders te laten horen.
Jonge componisten stuurden hun hun nieuwe composities toe. Ouderen verzochten hun reeds bekende liedjes opnieuw op hun repertoire te brengen. De Boswell Sisters keurden ze, studeerden ze in en bleven schaven en polijsten, zodat elk nummer een gaafklein jazz-kunstwerkje werd en steeds meer naar de volmaaktheid ging”.
De zangeressen hadden succes met ‘Dinah’, ‘Minnie the Moocher’, ‘Lullaby of Broadway’. ‘Don’t let your love go wrong’. “De Kurzaal werd half afgebroken na ‘Heebie Jeebies Blues’”.
En passant vertelde de redacteur van het vrouwenblad: “De zusters waren vóór zij hier aankwamen negen weken in Engeland en Schotland op tournee geweest en keren 29 augustus weer naar Amerika terug. Ze kregen liefst aanbiedingen van vijf maatschappijen om voor de radio op te treden. Men zegt, dat de Boswell Sisters behoren tot de grootste attracties van jazz-concerten, radio en grammofoon en dat zij jaarlijks op een revenue kunnen rekenen van f 800.000.
Dit wordt echter niet met luieren verdiend. Elke dag moeten zij urenlang studeren, om op peil te blijven. Bovendien moeten er engagementen worden afgesloten, allerlei verplichtingen nagekomen, liederen geprobeerd worden en per week komen ergewoonlijk omstreeks honderd in.
De zusters weten, dat hun succes niet eeuwig duren kan. Daarom zijn zij praktisch. Ze sparen en zorgen voor de moeilijke jaren, die in ieder mensenleven komen kunnen. Zij leven eenvoudig, kleden zich smaakvol, maar zonder overdaad, want zeggen zij: ‘De aandacht van het publiek moet meer gevestigd zijn op onze liedjes dan op onze persoon; die zijn het, die bij onze voordracht het sterkst moeten spreken’”.
De Boswell Sisters traden bovendien op in Hotel Hamdorff te Laren. Connie Boswell nam er ook een aantal songs op met Theo Uden Masman. Ze verschenen op het Decca label.
Connie Boswell, Theo Uden Masman, Laren, 1935
Einde van de Boswell Sisters
Het leek er op dat de Boswell Sisters nog een lange succesvolle carrière te wachten stond. Dat was echter niet het geval. Alle drie vonden ze een echtgenoot. Vet, de jongste trad al in 1934 in het huwelijk – dat wist ze nog een tijd geheim te houden. Martha vond de liefde tijdens hun Europese tournee in 1935 – zij trouwde in 1936. Connie werd in 1935 de vrouw van hun manager Harry Leedy.
In 1936 hielden de Boswell Sisters als zangtrio op te bestaan. Martha en Vet trokken zich terug uit de showbusiness. Maar Connie – zonder kinderen – ging door in haar eentje. Connie werd Connee Boswell in 1942. Ze werkte in films, werkte samen met Bing Crosby. Af en toe was er een reünie.
Connie Boswell solo
In 1977, na haar overlijden op 11 oktober 1976, schreef Chris Ellis: “By 1936 all of the girls had married and Martha and Vet decided to retire, leaving Connie to go it alone as a single act. This she was well qualified to do. Talented though her sisters were, it had from the first been Connie who had really sparked the trio. It was she who did the arrangements and routines, after consulting with her sisters and the musicians, and she who usually sang lead voice and took most of the solos. Indeed, she had her own solo recording contract running parallel with the Sisters’ contract.
Connie had also been fortunate in her choice of husband. Harold Leedy was her business manager but this was no case of the famous star’s husband being given a job. They were a devoted couple for nearly forty years and Harry Leedy’s complete dedication to his wife and his expertise in handling her career was legendary in the business. Under his guidance, her career flourished.
Through the thirties and forties she continued to record successfully for Decca, consistently turning out good sellers and several hits, among them being ‘Martha’, ‘Sand in my shoes’, ‘Home on the range’, and ‘Whispers in the dark’. The latter song won the 1939 Academy Award for ‘best presentation of a song in a motion picture’ when Connie sang it in ‘Artists and Models’, starringJack Benny. Other film appearances included ‘Kiss the boys goodbye’, in which she sang ‘Sand in my shoes’ and stole the film, ‘Syncopation’, and ‘Swing parade’.
On radio she was in constant demand, co-starring with Bing Crosby and Ralph Burns in NBC’s ‘Kraft Music Hall’ and making the famous duet recordings with Bing Crosby, about which she said: ‘Bing was always the easiest person to work with. He always let me do the arrangements and never wanted to hog the highlight’.
She also co-starred with Fanny Brice, Robert Taylor, etc., on ‘Maxwell House Coffee Time’, guesting on the shows of Frank Sinatra, Arthur Godfrey, and many more, and having her own ‘Connie Boswell Show’ on ABC.
When television became the major showcase for Stars, Connee – she had by now changed the spelling at the instigation of Martha, who believed that it would bring her good luck – was right there. ‘The Bell Telephone Hour’, ‘The Ed Sullivan Show’, ‘The Perry Como Show’, and many others made effective use of her talents and in the early 1960s she co-starred in an acting and singing with Jack Webb in an NBC series based on the film ‘Pete Kelly’s Blues’.
Throughout her solo career, Connee was a top-line attraction at major hotels and supper clubs across the United States. During World War II she appeared at countless hospitals, etc., took part in fund-raising drives all over the country and received many citations from the United States Government and Armed Services in appreciation of her efforts”.
Connie Boswell en Harry Leedy
Tot het laatst toe bleef Connie, zoals dat tegenwoordig heet, een ‘sterke vrouw’. “In the mid-sixties her beloved husband suffered the first of a series of heart attacks that were eventually to cause his death and, inevitably, Connee’s career slowed down, though she never actually retired. Michael Brooks, who first met her in her early seventies and found her charming and appearing far younger than her age, met her again in 1975 after she had been widowed and found her sadly changed and obviously still grieving.
In early 1976 reports started filtering through that Connee was seriously ill with cancer of the stomach. An operation was performed but secondaries appeared and by the middle of the year it was known that her case was terminal.
Connee faced death as she had faced life, with great courage. She asked that no chemo-therapy be used to attempt to prolong her life. During her last illness she was in constant touch with many old friends and colleagues, such as Bing Crosby, Frank Sinatra, and many more”.
In zijn tekst over Connie Boswell citeerde Chris Ellis uitspraken van Frank Sinatra en Ella Fitzgerald.
Frank Sinatra: “Connee Boswell is, without a doubt, the most widely imitated singer of all time”.
Ella Fitzgerald: “Who influenced me? There was only one singer who influenced me. I tried to sing like her all the time because everything she did made sense musically and that singer was Connee Boswell. When I was a girl I listened to all the singers, black and white, and I know that Connee Boswell was doing things that no one else was doing at the time. You don’t have to take my word for it. Just check the recordings made at the time and hear for yourself”.
Erfgenamen: Andrews Sisters en verder
De vokale muzikale ideeën werden overgeleverd aan een volgende generatie. De Boswell Sisters verdwenen, de drie Andrews Sisters – Patty, Laverne en Maxene – namen hun plaats in.
In zijn biografie van de Andrews Sisters, Swing It!, liet John Sforza geen twijfel bestaan. “The girls sang in three-part harmony in an attempt to imitate their idols, the popular Boswell Sisters. They would race home from school during the weekdays to hear the Boswell Sisters sing on Bing Crosby’s radio show. They were mesmerized by the Boswells, who were the first female vocal group to achieve nationwide success.
Patty Andrews once told an interviewer that she and her sisters copied the Boswell style so deftly that they even adopted the trio’s New Orleans drawl”.
Maxine Andrews, aldus Bob Stanley, gaf aan: “The Andrews Sisters imitated them, even their accents. The Boswells had broken down the barrier between semi-classical and New Orleans jazz for white singers. LaVerne had a wonderful musical memory. She would listen to a Boswells record and then teach me and Patty the parts”.
Wat je in de boeken leest is niet nieuw. Al in 1947 kon je in Tuney Tunes de uitspraak lezen, van Lou Levy, manager van de Andrews Sisters: “Elk is de grootste van haar tijd. Wij volgden eenvoudig de Boswell Sisters op, zoals de Ink Spots de opvolgers zijn van de Mills Brothers”.
Andrews Sisters, voorpagina Tuney Tunes, juni 1947
Sforza ging een stap verder: “The Boswells laid the groundwork for all ensuing female vocal groups”.
Harry Knipschild
14 november 2023
Clips
* Boswell Sisters, Heebie Jeebies
* Boswell Sisters, Goin' Home (uit de Nieuwe Wereld)
* Connie Boswell, I can't give you anything but love, Hamdorff, Laren 1935
* Boswell Sisters, trailer documentaire
Literatuur
‘The Boswell Sisters’, Rotterdamsch Nieuwsblad, 15 juli 1931
Peggy Wells, ‘The katzenjammer kids on the air’, Radio Stars, oktober 1932
‘De Boswell Sisters komen!’, AVRO Radio-bode, 14 juli 1933
‘Kurhaus – The Boswell Sisters’, Vaderland, 19 juli 1933
‘The Boswell Sisters. Geslaagd Kurhaus Concert’, Avondpost, 21 augustus 1935
‘The Boswell Sisters’, Haagsche Vrouwenkroniek, 23 augustus 1935
‘Een Boswell-zusje gaat trouwen. Engelsch officier-vlieger de uitverkorene’, Nieuwe Tilburgsche Courant, 4 januari 1936
‘Het Boswell Trio in gevaar?’, Avondpost, 11 januari 1936
‘De trouw-epidemie in het Boswell-trio’, Vaderland, 20 januari 1936
‘Bing en Boswell’, Nieuwe Tilburgsche Courant, 22 december 1937
John Lucas, ‘Cats helped by Connee’s chirping’, Downbeat, 15 oktober 1944
John Lucas, ‘Visionary scoring put Boswells over’, Downbeat, 1 november 1944
‘Andrews Sisters’, Tuney Tunes, juni 1947
Chris Ellis, ‘Connie Boswell, 3 Dec. 1907-11 Oct. 1976’, Storyville, juni 1977
John Sforza, Swing It! The Andrews Sisters, University of Kentucky Press, 2004 (2000)
Robert Montgomery, ‘Spotlight: The Boswell Sisters’, Old Bluestime Net, 19 mei 2015
Bob Stanley, Let’s Do It. The Birth of Pop, Londen 2022
- Raadplegingen: 1319