32 - Een omweg voor Van Heutsz in Coevorden
Veel mensen reizen met een groen boekje van Michelin. De Franse uitgever geeft aan in hoeverre iets de moeite waard is. Een ster betekent: een blik waard, twee sterren: een omweg waard en drie sterren: een reis waard.
Op 8 november 2018 waren Greetje en ik op weg naar Assen. In het Drents museum was er een expositie gewijd aan Iran als ‘bakermat van de beschaving’. Onder het rijden besloten we een bezoek te brengen aan een Nederlandse stad, waar ik niet eerder geweest was: Coevorden. Daar bevond zich immers een monument voor J.B. van Heutsz, die er op 3 februari 1851, 167 jaar geleden dus, geboren was. Was de omweg naar Coevorden er een van twee sterren?
Atjeh
Van Heutsz heeft een interessante rol in de Nederlandse geschiedenis gespeeld, vooral door zijn optreden tijdens de strijd om Atjeh, in het noorden van het Indonesische eiland Sumatra. In 2001 verscheen onder redactie van Liesbeth Dolk een boek over wat zich daar aan het einde van de negentiende eeuw zou hebben afgespeeld: Atjeh. De verbeelding van een koloniale oorlog. Peter van Zonneveld nam niet alleen het hoofdstuk over Van Heutsz voor zijn rekening, maar ook de inleiding. Daarin schreef hij onder meer dat deze man ‘het symbool is geworden van kolonialisme en imperialisme in hun meest virulente vorm’.
Joannes Benedictus van Heutsz, meestal aangeduid met ‘JB’ was niet meer dan een gewone beroepsmilitair toen hij anno 1873 arriveerde in Batavia, de hoofdstad van Nederlands Oost-Indië. Grote gebieden in de Aziatische regio kwamen in de tweede helft van de negentiende eeuw in Europese handen. Vooral de Britten en Fransen, later ook de Duitsers, lieten hun militaire macht gelden. Het kleine koninkrijk der Nederlanden, dat België in 1839 had moeten loslaten, probeerde vast te houden wat het had en gebruikte Indië als melkkoe.
Toen JB op Java aan land stapte was op Sumatra een opstand uitgebroken die vele tientallen jaren duurde en meer dan honderdduizend doden eiste – geen gering aantal. Die strijd mocht niet verloren worden vonden de Nederlandse machthebbers, inclusief de leden van het koninklijk huis. Van Zonneveld gaf de feiten in zijn hoofdstuk.
JB was een dappere soldaat. Op eigen verzoek werd hij naar het strijdtoneel overgeplaatst, waar hij zich zozeer onderscheidde dat hij in 1890 (de oorlog was al 17 jaar bezig, ruim drie keer zo lang als de Tweede Wereldoorlog) een ere-sabel toegekend kreeg met opschrift ‘Koning Willem III, voor betoonde dapperheid’. Na een succesvolle actie zes jaar later ontving hij een gelukstelegram van de jonge prinses Wilhelmina, die hem bewonderde.
Van Heutsz
Op 6 september 1898 werd de inmiddels 18-jarige prinses in Amsterdam als koningin ingehuldigd. Van Heutsz zorgde met de verovering van de Pedir-streek en de inrekening van een groep belangrijke ‘bendehoofden’ voor een ‘passend geschenk’. Als dank werd hij bevorderd tot generaal-majoor en ontving hij de Militaire Willemsorde.
Ook ter gelegenheid van het huwelijk van Wilhelmina met prins Hendrik zorgde JB voor een cadeau uit de Oost. Enkele dagen eerder behaalde hij met zijn troepen zo’n belangrijke militaire overwinning dat er, na 38 jaar, een einde leek te komen aan de Atjeh-oorlog. Nederland kon zijn macht in elk geval verder in de archipel uitbreiden.
Terug in Nederland
Van Heutsz hielp de Nederlandse overheid om het eigen grondgebied in de Oost te behouden. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat hem bij een verblijf in ons land, anno 1904, een spectaculaire ontvangst bereid werd.
Van Zonneveld: “Bloemenhulde, militaire muziek, erewachten en langdurige ovaties vielen hem overal ten deel, waar hij zich vertoonde. Ook werd hij ontvangen op het Loo, waar koningin Wilhelmina een toost op het dappere Indische leger uitbracht. De tekst had zij eigenhandig uitgeschreven”.
De feestelijkheden kun je in zekere zin vergelijken met de terugkeer van de Nederlandse voetbalbloeg onder leiding van ‘de generaal’ (Rinus Michels) in 1988 na het behalen van het Europees kampioenschap.
Een man als Van Heutsz moest je koesteren, was blijkbaar de gedachte van de politici. Een paar dagen na zijn aankomst werd bekend dat hij tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië was benoemd. Zijn benoeming had bovendien de ‘warme instemming van de vrouw, die bij haar inhuldiging en huwelijk zulke klinkende militaire successen ten geschenke had gekregen’.
Na de voltooiing van zijn ambtstermijn in 1909 keerde de militair-bestuurder terug in eigen land. Opnieuw werd hij uitgenodigd op het koninklijk paleis in Apeldoorn. Koningin Wilhelmina sprak bij die gelegenheid haar tevredenheid uit over de ‘grootse en veelomvattende arbeid die hij voor Nederlands-Indië verricht had’.
Uitgeroepen tot nationale held
De laatste jaren van zijn leven woonde JB in Zwitserland, waar hij in 1924 op 73-jarige leeftijd overleed en begraven werd.
Aan zijn ‘aanwezigheid’ in Nederland kwam echter geen einde. Er kwam een Van Heutsz-comité om zijn nagedachtenis in ere te houden. Op diverse plaatsen in Nederland en Oost-Indië verrezen monumenten. Op dat in Batavia (nu Jakarta) verscheen de tekst: “Hij schiep orde, rust en welvaart en heeft de volken van Nederlands-Indië tot een eenheid verenigd”.
In de Amsterdamse Vijzelstraat werd Van Heutsz al kort na zijn dood trots afgebeeld naast twee andere mannen (Coen en Daendels) die er even als hij voor gezorgd hadden dat de Nederlandse aanwezigheid in het verre oosten van betekenis was.
Het bleef niet bij monumenten. Het comité, gesteund door de overheid en het koninklijk huis, zorgde ervoor dat Van Heutsz alsnog op eigen bodem ter aarde werd besteld. Voor een grafmonument werd door ‘crowdfunding’ meer dan voldoende geld opgehaald.
Herbegrafenis in 1927
Op 9 juni 1927 deed de NRC verslag. De krant meldde dat het stoffelijk overschot met een speciale Zwitserse trein door drie vooraanstaande landgenoten overgebracht werd. Bij de grens had zich een erewacht van twintig man ter begroeting opgesteld. Vervolgens ging het gezelschap per spoor naar Amsterdam om er op het Centraal Station te arriveren. “Op de Dam woei de driekleur halfstok”. Op een lint van een bloemstuk was te lezen: “Rust in vrede, generaal”.
De kist van gepolijst notenhout met zilver beslag, in een omlijsting van zwarte draperieën met wit franje, werd in de gereed staande lijkwagen geplaatst. “Stapvoets reed men naar het Paleis op de Dam. Vóór twintig ruiters op vossen, achter twintig op bruine paarden. Bij het passeren van het stoffelijk overschot zag men onder het dicht opeengepakte publiek vele hoofden ontbloten”.
De volgende dag trok een grote stoet vanuit het paleis naar de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Van Zonneveld: “In de volgrijtuigen bevonden zich prins Hendrik, vertegenwoordigers van de regering en familieleden van de held. Daarachter marcheerden eenheden van alle wapens, waaronder een detachement Oud-Atjeh-strijders. Het duurde ongeveer drie kwartier voordat de stoet voorbij getrokken was”.
De toespraken die bij het mausoleum gehouden werden konden door het publiek goed gevolgd worden dankzij de modernste middelen, meldde de NRC. “De directie der N.V. Philips’ Radio te Eindhoven heeft aan de commissie tot huldiging van de nagedachtenis van generaal Van Heutz voor het verspreiden van de redevoeringen op de Nieuwe Oosterbegraafplaats een volledige luidsprekerinstallatie welwillend ter beschikking gesteld en geïnstalleerd.
Hierbij zijn de nieuwste vindingen der techniek toegepast, waardoor het mogelijk zal zijn alle redevoeringen op 500 meter afstand woord voor woord te volgen, ook voor het publiek buiten het kerkhof”.
Voor menigeen was Van Heutsz intussen een held geworden, een icoon voor Nederland in die tijd (zoals tegenwoordig sporters als helden worden aangeduid). Dat bleek onder meer uit al het geld dat binnengestroomd was om de plechtige herbegrafenis mogelijk te maken.
Van Zonneveld: “Er bleek nog zoveel geld over te zijn dat men zich kon richten op een groot monument in de hoofdstad”. In 1935 werd het onthuld. “Het bestond uit een vrouwenfiguur van viereneenhalve meter hoog, op een vijf meter hoge sokkel. Het verbeeldde het Nederlands gezag en werd geflankeerd door twee leeuwen met de wapenschilden van Amsterdam en Batavia. Midden op het voetstuk kwam een buste met de beeltenis van Van Heutsz. Aan de zijkanten taferelen over de cultures die de welvaart brachten, en flora en fauna van de Indische archipel”.
Bij de onthulling, door koningin Wilhelmina (aanwezig met prinses Juliana), werd de inwoner van het kleine Coevorden door premier Colijn vergeleken met Hannibal, Caesar en Alexander de Grote. De minister-president verklaarde bij die gelegenheid dat de Nederlanders de aanpak van Van Heutsz zouden handhaven. “Wij zullen getrouw zijn in de bewaring ervan. Met Godes hulp getrouw tot in de dood”.
onthulling monument 1935
Veertien jaar na de Tweede Wereldoorlog, in 1959, schreef Wilhelmina in haar autobiografie Eenzaam maar niet alleen: “Het lezen van de Atjeh-rapporten en de andere expeditierapporten illustreerden de moed van de krijgsman en zijn daden. Ik kreeg deze van moeder juist op de leeftijd, dat het heldhaftige, het fiere, zo sterk tot de verbeelding spreekt. Daarna kwam het bezoek van Van Heutsz en zijn staf – dit was voor mij de ontmoeting met een sterk reëel leven. Daarginds werd een waarlijk groots werk verricht”.
In 1984 stelde Lou de Jong dat deze bewoordingen onderstreepte ‘hoezeer zij waardeerde wat Van Heutsz in Atjeh en elders tot stand had gebracht’.
Coevorden
De notabelen van de gemeente Coevorden bleven niet achter, schreef Herman Woltersom recentelijk in de plaatselijke krant. Ook in de geboorteplaats van Van Heutsz was men actief. Onder leiding van G.J. van Doornurn had zich in Coevorden het Generaal van Heutsz-comité gevormd. In 1932 kwam de ‘bond van gepensioneerde ridders beneden de rang van officier’ bij elkaar. Burgemeester Gautier, het bestuur van de christelijke middenstandsvereniging en beeldhouwer August Valise waren eveneens van de partij. “Gelden voor het borstbeeld waren al aanwezig”.
Op 8 juli 1933, twee jaar eerder dan in Amsterdam, vond de onthulling plaats. “Uit alle openbare gebouwen en ook bij veel particulieren wapperde de nationale driekleur. Voorafgegaan door het muziekcorps Excelsior marcheerden de ridders door de stad”.
Opnieuw was het koninklijk huis vertegenwoordigd in de persoon van prins Hendrik. Na aankomst begaf de echtgenoot van koningin Wilhelmina zich onmiddellijk naar het Kasteel om tegenwoordig te zijn bij de onthulling van het Van Heutsz-monument, een bronzen borstbeeld op een stenen sokkel. Met dankzegging aanvaardde de burgemeester het gedenkteken.
onthulling Coevorden (1933)
In Coevorden kwam bovendien een Van Heutszpark en een Van Heutszsingel.
Menigeen was trots op de man die er geboren was en zo’n grote rol in de Nederlandse geschiedenis gespeeld had.
Ik [HK] had het borstbeeld wel eens op foto’s gezien. Maar nog niet ‘echt’. Daarom trokken we er heen, reden bovendien over ‘zijn’ singel en langs ‘zijn’ park. In het centrum van Coevorden was er kermis. Na de auto geparkeerd te hebben gingen we op zoek naar het monument. Mensen die ik om hulp vroeg wisten niet of nauwelijks waar het beeld te vinden zou kunnen zijn.
Kritiek
Zoals gezegd, heb ik tal van feiten gehaald uit het lange artikel van Peter van Zonneveld. De auteur gaf in 2001 niet alleen aan wat er had plaatsgevonden. Hij liet zeker niet na om aan te geven dat Van Heutsz ‘omstreden’ was.
Om te beginnen stelde Van Zonneveld dat de militair en bestuurder ‘aan zijn eigen mythe had bijgedragen’. Een bewijs daarvan gaf hij niet. Wel maakte de auteur duidelijk dat de generaal door zijn daden aan zijn carrière werkte. Van Heutsz wist immers een goede band met de koningin en belangrijke personen bij de overheid tot stand te brengen.
In principe is daar mijns inziens niets mis mee. Als je verder wilt komen in het leven moet je er iets voor doen.
In de eerste alinea van zijn hoofdstuk over Van Heutsz gaf Van Zonneveld meteen aan dat diens imago radicaal veranderd was. In plaats van de ‘pacificator van Atjeh’, de man die vrede bracht, werd hij anno 2001 afgeschilderd als ‘symbool van koloniale onderdrukking’.
Het ‘thuisland’ was inderdaad veranderd. Na de Tweede Wereldoorlog verloor Nederland zijn bezittingen in Oost-Azië en werd Indonesië een onafhankelijke republiek, die zich niet bij het westen aansloot. Mede door het optreden van militairen als Raymond Westerling tijdens de zuiveringsacties tegen de vrijheidsstrijders na de oorlog, gingen heel wat mensen volkomen anders aankijken tegen het glorieuze koloniale verleden.
De Nederlandse ‘gouden eeuw’ na 1600 en het ‘batig slot’ (het naar ons land overgesluisde geld) waren in hun ogen het resultaat van roverij geweest. De vaandeldragers van weleer, Coen en Van Heutsz, konden alleen nog maar als een soort boeven beschouwd worden. De vermeende ‘helden’ waren minderwaardige schepsels geworden. Nederland was toch altijd het meest vredelievende land ter wereld geweest…
Peter van Zonneveld
Peter van Zonneveld stelde zich ‘politiek correct’ op. Naast de feiten besteedde hij volop aandacht aan de kritiek op het koloniale beleid in de tijd van Van Heutsz zelf en na diens overlijden – overigens zonder die te (kunnen) kwantificeren.
Evenals Van Heutsz was de auteur een kind van zijn tijd. In elke maatschappelijke discussie zijn er tegenstellingen. Ook in de huidige Tweede Kamer wordt een voorstel zelden zonder tegenstemmen aangenomen.
De aftakeling
In het hoofdstuk werden enkele voorbeelden aangegeven van de nieuwe houding in de sixties.
Van Zonneveld: “In 1965 kwam het borstbeeld [van Coevorden] in het nieuws toen het door Drentse provo’s werd voorzien van een bord waarop te lezend stond: ‘Ontslapen onder het hakenkruis; gesneuveld bij het uitmoorden van het 39ste Atjehse dorp; bij het verkrachten van de 79ste Atjehse vrouw om het geschokte vertrouwen van het Nederlands-Indische bestuur opnieuw te funderen’.
Een van die Drentse provo’s was Relus ter Beek, die men [later] als minister van defensie onze jongens in Bosnië een hart onder de riem kon zien steken”.
Evenals Van Heutsz zelf stapte Ter Beek over van defensie naar het gewone bestuur – zijn partij wist hem een positie als commissaris van de koningin in Drenthe te bezorgen.
De auteur gaf tevens aan wat er in Amsterdam in dat zelfde jaar gebeurd was. “Amsterdamse provo’s kozen in 1965 het monument als toneel voor hun happenings waarbij het gedenkteken met witte verf werd beklad”.
In 1969 publiceerde journalist Paul van ’t Veer een nieuw boek over de Atjeh-oorlog. “Een [!] raadslid vroeg zich naar aanleiding daarvan af of het bouwwerk te zijner tijd een andere bestemming kon krijgen”.
De door de auteur geprezen Van ’t Veer had, mijns inziens, gevoel voor historisch perspectief door te reageren met: “Gooi er verf overheen, ga erbij tegen Van Heutsz demonstreren – allemaal best. Maar blaas het niet op of breek het niet af. Want dan kun je bij historische monumenten, boeken, schilderijen etc. wel aan de gang blijven”.
Discussie
Bij een aantal Nederlanders, en zeker Amsterdammers, had Van Heutsz inmiddels zijn heldenstatus verloren en werd als ‘houwdegen’ bestempeld. Op 29 oktober 1998 bijvoorbeeld organiseerde het ‘Anti Racisme Anti Fascisme Komitee Amsterdam-Zuid’ met ondermeer de Groenen (Amsterdam Anders) een discussieavond over ‘het al lang omstreden Van Heutsz-monument’. De bedoeling was duidelijk: er moest een plaquette komen ‘waarin de betekenis van Van Heutsz en ons koloniale verleden, bezien vanuit hedendaagse opvattingen, tot uitdrukking werd gebracht’.
Op 31 oktober van dat jaar verscheen vervolgens een artikel in Vrij Nederland, niet de grootste krant van ons land. Daarin was te lezen dat ‘het monumentale standbeeld ter nagedachtenis van generaal Van Heutsz voor veel Amsterdammers al vóór de onthulling een steen des aanstoots’ was.
Gretig citeerde de redacteur uit een communistisch dagblad waarin men sprak over de ‘bloedbesmeurde aanvoerder van de van moordzuchtige roversbenden in Indonesië’. Een citaat was er tevens van een krant uit sociaal-democratische kringen waarin gesteld werd dat het voor de ‘Amsterdamse arbeidersbevolking een belediging zou zijn een verheerlijking van het verfoeide en verachte systeem van onderdrukking der Indische bevolking in haar midden te [moeten] dulden’.
In het artikel kwam wethouder Van der Wal (van het betreffende stadsdeel) aan het woord, die 75.000 gulden uitgetrokken had om de ‘heldendaden van Van Heutsz van een kritische voetnoot te voorzien’. De politicus liet de ‘tijdgeest’ prevaleren: “We willen niet meer dat het Van Heutszmonument louter een jubelobject is. We roepen de bewoners op om een tekstsuggestie in te leveren. Daarna laten we een professional naar de inzendingen kijken. Ik hoop dat er een poëtische slogan uitrolt”.
Drie jaar later werd de naam van het monument gewijzigd in ‘Monument Indië Nederland 1596-1949’ op last van het Amsterdamse stadsdeel Oud-Zuid. NRC-Handelsblad benadrukte: “Elke verwijzing naar de vroegere gouverneur-generaal wordt uitgewist”.
Intussen is er van het monument niet veel fraais meer over.
Marie-Louise Meuris (2001)
Dezelfde krant berichtte dat ook het praalgraf van de ‘pacifator van Atjeh’ niet langer getoleerd werd. Het graf stond immers ‘in de weg’. Een nieuwe directeur van de begraafplaats, Marie-Louise Meuris, wilde ‘de zichtlijnen herstellen die in het ontwerp van tuinarchitect L.A. Springer waren opgenomen’.
“Wanneer na een herdenkingsdienst de auladeuren opengaan, staat daar ‘Van Heutsz’. Tussen twee grote sparren prijkt zijn naam met grote, verweerde letters op een monument. Het ronde grasperk om het monument is goed onderhouden, maar de onderste takken van de sparren naast het graf zijn dood en bruin. De rest van de beplanting oogt alsof er weinig onderhoud aan is gepleegd. Dragers moeten met hun baar eerst een bocht om dit graf maken, voordat ze op het lange grindpad komen dat naar de grafvelden leidt”.
In 2003 verduidelijkte Meuris: “Als Johan Cruijff daar had gelegen, hadden we ’m ook verplaatst”.
De redacteur verwees naar de protesten bij de herbegrafenis in 1927 (onder andere van de ‘bekende revolutionair Henk Sneevliet’) die verder rustig verliep.
De krant eindigde met de woorden: “Na een periode van grote, nationale lof – koningin Wilhelmina was een bewonderaar van de generaal – is hij bijna letterlijk van zijn voetstuk gevallen. Het koloniale verleden van Nederland kwam na de Tweede Wereldoorlog in een ander daglicht te staan, en in de jaren zestig werd Van Heutsz het symbool van onderdrukking en imperialisme. Dat imago heeft Van Heutsz sindsdien gehouden.
Alleen in Indonesië geniet de generaal nog enige faam. Daar wordt hij gezien als de grondlegger van de Indonesische eenheidsstaat”.
Op 10 maart 2002 waren Greetje en ik nog in staat om het Van Heutsz-mausoleum te bekijken op de plek waar deze in 1927 herbegraven was.
Coevorden
Coevorden kreeg eveneens te maken met de essentiële veranderingen in het nieuwe millennium, ingeluid door 9/11. Dat bleek nog eens toen ik in het centrum van de stad moest zoeken naar het bronzen borstbeeld. Niet ver van het kermisterrein belandde ik bij het culturele centrum van de gemeente waar de vvv, musem en bibliotheek gevestigd waren. Een medewerker (afkomstig uit Amsterdam) vertelde me dat ook hier de herinnering aan Van Heutsz verplaatst was. Evenals in Amsterdam had men een ‘formele reden’ weten te vinden. Coevorden was met een aantal andere gemeenten in de omtrek samengevoegd. Daardoor moest het bestuurscentrum uitgebreid worden. Opnieuw stond Van Heutsz ‘in de weg’.
Het borstbeeld was bovendien al anoniem toegetakeld door een of meer actievoerders. Formeel zou dat echter geen rol gespeeld hebben in het gemeentelijk besluit, werd me verteld door de lokale deskundige.
verplaatsing beeld
Op een foto is goed te zien hoe de verhuizing van het beeld in 2009 ‘in stilte en zonder enig ceremonieel’ plaats vond. Eervol ging het er niet aan toe. Toevallig of niet, er werd een strop om de hals gedaan van het ereteken voor de man die eens Coevorden op de kaart had gezet, en vervolgens neergelaten op een plek, ‘niet ver van zijn geboortehuis’. Deze keer was er geen burgemeester of vertegenwoordiger van het koninklijk huisaanwezig, zoals prins Hendrik in 1933. In de krant werd gesproken over het ‘beruchte beeld’.
In Coevorden, hoorde ik, staat het borstbeeld echter opnieuw ter discussie. Het zou al weer enkele keren beklad zijn. In elk geval heb ik het nog in goede staat gezien, op 8 november 2018. Het bezoek aan Coevorden was mij als historicus ‘een omweg waard’.
***
De behandeling van Van Heutsz is natuurlijk niet uniek. Na 1566, toen in Frankrijk, België, Nederland en elders in Europa heel wat heiligenbeelden vernield werden in de machtsstrijd tussen katholieken en mensen met een nieuw geloof, de protestanten, vindt er in onze dagen een nieuwe beeldenstorm plaats. In de hele wereld. In het Midden Oosten zijn heiligdommen van onschatbare culturele waarde door een nieuw soort strijders met de grond gelijk gemaakt.
In de Verenigde Staten van Noord-Amerika is ook danig huisgehouden, zoals Greetje en ik tijdens een rondreis in 2017 zelf op diverse plaatsen hebben kunnen waarnemen.
Tot voor kort bijvoorbeeld was Robert E. Lee een van de meest gerespecteerde personen uit de Amerikaanse geschiedenis. Door zijn handelen (tegen de wil van zijn chef, president Jefferson Davis) werd aan het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) veel onnodig bloedvergieten voorkomen.
De herinnering aan de voormalige generaal naar wie in Lexington, Kentucky, een universiteit is vernoemd, is zelfs op academisch niveau uitgewist in de vooraanstaande Duke University. In het academische centrum, een kerk, is een beeld van het Amerikaanse icoon in het geheim uit de muur gezaagd. Ter verklaring gaf een vertegenwoordiger kort nadien aan dat het ontstane gat ‘a hole [vertegenwoordigde] that is in the heart of America, and perhaps in our own human hearts – that hole that is from the sin of racism and hatred of any kind’.
Tijdens de zelfde reis bezochten we Charlottesville (in Virginia). In het politieke centrum van die stad, bij het gemeentehuis, had eveneens een beeld gestaan van Robert E. Lee. Dat had aanleiding gegeven tot een ware opstand, waarbij zelfs een dode gevallen was. Amerika was in rep en roer. Charlottesville werd wereldnieuws. Toen wij de plek des onheils bereikten was het ruitermonument niet (meer) te zien. Op last van de gemeente was het onzichtbaar gemaakt door een grote vuilniszak.
Robert E. Lee in Charlottesville, oktober 2017
De wens van Paul van ’t Veer, in zijn boek over de Atjeh-oorlog, om monumenten met een zeker respect te behandelen en in elk geval niet te vernielen, is geen realiteit gebleken.
Harry Knipschild
25 november 2018
Clips
Literatuur
‘De bijzetting van generaal Van Heutsz’, NRC, 9 juni 1927
Wilhelmina, Eenzaam maar niet alleen, 1959
Paul van ’t Veer, De Atjeh-oorlog, 1969
David Joel Steinberg, In search of Southeast Asia, 1971
Lou de Jong, Nederland W.O. II, 11a 1, 1984
M.C. Ricklefs, A history of modern Indonesia, 1993
Martin Bossenbroek, Holland op zijn breedst, 1996
‘‘Geef Van Heutsz-monument een ander doel’’, Trouw, 30 oktober 1998
‘Over het Van Heutsz-monument’, Vrij Nederland, 31 oktober 1998
Jan Pluvier, Zuid-Oost Azië. Een eeuw van onvervulde verwachtingen, Soest 2009
Liesbeth Dolk (red.), Atjeh. De verbeelding van een koloniale oorlog, Amsterdam 2001
‘Verplaatsing praalgraf Van Heutsz’, NRC, 25 september 2001
‘Marie-Louise Meurits over Van Heutsz en Cruijff’, NRC, 15 januari 2003
‘Beeld Van Heutsz herplaatst’, Coevorden Huis aan Huis, 15 april 2010
John Jansen van Galen, ‘Van Heutsz, de weggemoffelde held’, Trouw, 5 mei 2012
‘Charlottesville wakkert strijd omstreden beelden VS aan’, Telegraaf, 16 augustus 2017
Philip van Tijn, ‘Weg met standbeelden? Knutselen aan verleden is ridicuul’, Elsevier 20 augustus 2017
Sarah Rankin, Steve Helber, ‘Charlottesville covers Confederate statues in black’, Associated Press, 23 augustus 2017
Herman Woltersom, ‘Het beruchte beeld van generaal Van Heutsz', Coevorden Huis aan Huis, 10 juli 2018
- Raadplegingen: 12430