60 - Mgr. Bigandet over recht en geweld in Birma
Paul-Amboise Bigandet werd op 13 augustus 1813 geboren in Malans, een dorpje tussen Dijon en Besançon (Frankrijk). Het waren de laatste dagen van het Franse keizerrijk onder Napoleon. Weldra kwamen de Bourbons weer op de Franse troon.
Koningen als Lodewijk XVIII en Karel X brachten het katholieke geloof terug in het land. Bovendien bevorderden ze de katholieke missie in verre landen. Bigandet was een van de jongemannen die als pater van de Missie van Parijs op de boot (naar zijn eerste missiepost) stapte. Op 18 februari 1837 werd hij tot priester gewijd door niemand minder dan Mgr. Forbin-Janson (1785-1844). De bisschop van Nancy was in 1843 de stichter van de Sainte Enfance (Heilige Kindsheid), een van de grote missie-organisaties.
Vanaf 1870 tot aan zijn dood in 1894 opereerde Bigandet als missie-bisschop in boeddhistisch Birma (Myanmar). Om het zeer grote land en de bevolking te leren kennen reisde hij er rond. Om goed missie te kunnen bedrijven moest je immers op de hoogte zijn en de taal spreken.
Zijn ervaringen en kennis legde de pater vast in tal van publicaties vol feitenmateriaal. Niet alleen over de religie maar tevens over allerlei aspecten van het leven. De Nederlandse Annalen van de Heilige Kindsheid drukten in 1870 een verslag af van bijna dertig pagina’s.
Mgr. Bigandet
In zijn rapportage vertelde Mgr. Bigandet over de situatie in het gekortwiekte land. De Britten hadden in 1852 namelijk het zuiden veroverd en aldus de hoofdstad van zee afgesloten. Koning Mindon (1808-1878) probeerde het (resterende) land te moderniseren. In 1857 stichtte hij een nieuwe hoofdstad aan de Irrawaddy-rivier: Mandalay. De bisschop legde aan zijn lezers uit hoe het er toeging. Hij had heel wat wilde verhalen te vertellen. Zo vreedzaam was het boeddhisme niet in Birma.
Het hof van de Birmese koning
“Het is dienstig het huisgezin van de koning wat nader te beschouwen. Zoals alle oosterse despoten heeft ook hij een groot aantal vrouwen. De voornaamste is de eigenlijke koningin. Op haar volgen vier andere – de koninginnen van het zuiden, noorden, oosten en westen, volgens de vertrekken die zij in het paleis bewonen. Verder de vrouwen van mindere rang”.
Die vrouwen leverden een aantal kinderen op. De dochters werden door Bigandet niet behandeld.
“De talrijke zonen van de koning ontvangen, wanneer zij opgegroeid zijn, elk een stad of district om ‘op te eten’. Dat wil zeggen: zij trekken daarvan de inkomsten”.
Een van de grote problemen in Birma was de troonopvolging. Die was niet geregeld. De zonen moesten onder elkaar maar ‘uitmaken’ wie de macht in handen kreeg.
“De heerszucht begint spoedig te gisten in de jonge prinsen. Allen hebben slechts één gedachte, slechts één verlangen, namelijk eenmaal hun vader op de troon op te volgen. Hun omgeving geeft onophoudelijk nieuw voedsel aan die gedachte. Er worden plannen gevormd. Geen middel laat men onbeproefd om in het paleis invloed te verkrijgen. Ieder ziet naar een gelegenheid uit om zijn broers de voet te lichten, en zelfs door de dood van hun mededinging te bevrijden”.
Hoe minder prinsen, hoe minder (half)broers, hoe groter was de kans dat je zélf aan de macht kwam.
Bigandet: “In de laatste jaren waren er in de hoofdstad Mandalay twee gezinnen die elkaar het oppergezag misgunden: dat van de koning [Mindon] en dat van zijn [twaalf jaar jongere] broer [Kanaung], de vermoedelijke erfgenaam. Het was duidelijk dat deze toestand niet lang kon duren. Inderdaad, in augustus 1866 vermoordde een zoon van de koning op klaarlichte dag de prins-troonopvolger. Om voor zichzelf de opvolging te verzekeren vermoordde hij tevens drie van zijn eigen broers. Zijn vader, de koning, nam vol schrik de vlucht.
Maar de koninklijke partij hield de overhand. Het gezin van de vermoorde prins was gedeeltelijk uitgeroeid. Diegenen, die ditmaal ontkomen zijn, zullen echter bij een andere gelegenheid uit de weg geruimd worden”.
Rechtspraak in Mandalay
Als de prinsen elkaar konden uitmoorden, wat voor rechten had je dan als gewone ‘burger’?
De missionaris beschreef hoe het er toeging: “Als men de oosterpoort van het koninklijk paleis binnenkomt ziet men aan zijn linkerhand de hoge raad van het rijk, het opperste gerechtshof. Het voorzitterschap wordt bekleed door de vermoedelijke troonopvolger. Vier groot-ministers en hun plaatsvervangers hebben er als lid zitting. Verder zijn er verscheidene secretarissen aanwezig. Als je de eerste van hen bent is dat een belangrijke en winstgevende functie”. Wie zo iemand wat toestopte kon blijkbaar de procesgang beïnvloeden.
“Dit hof oordeelt in hoogste instantie over alle zaken. Tegen zijn beslissing kan men niet in beroep gaan. Doodvonnissen moeten nog door de koning bekrachtigd worden”.
Er was bovendien een lagere rechtbank. Onafhankelijk was die volgens hem zeker niet: “Onder de thans regerende koning vergadert dagelijks een raad, waarbij de ministers, de gouverneur van Mandalay en de voornaamste ambtenaren van de stad aanwezig zijn. De raadslieden zitten op de planken, met het lichaam voorovergebogen en rustend op de ellebogen, de handen omhoog en voor het hoofd samengevoegd. In deze houding geven zij bevend hun oordeel – ze verkondigen wat volgens hun vermoeden de mening van de koning is”.
Buiten het paleis, tegenover de oostpoort waren er ook nog gerechtshoven voor burgerlijke en strafzaken.
Martelen
In de Birmese hoofdstad werd je volgens de missionaris alleen maar veroordeeld als je toegaf schuldig te zijn. De overheid kon natuurlijk de helpende hand bieden om het proces soepel te laten verlopen. “Men tracht het vonnis af te dwingen door geselingen en allerlei pijnigingen. Men slaat ijzeren punten onder de nagels. Men brandt het lichaam met gloeiende ijzers. Men knelt de armen zo vast dat de ellebogen elkaar raken en de handen, met touw vastgebonden, in het vlees dringen. Men slaat ijzeren staven op de borst en de benen. Kortom, men bezigt alle middelen die de grilligheid van de rechter kan bedenken”.
De conclusie lag voor de hand: “Het is niet zeldzaam dat ongelukkigen, die de ijselijke pijn niet langer kunnen uithouden, zich schuldig bekennen aan misdaden die zij niet hebben bedreven”.
Corruptie
Met geld kon je de rechtspraak nog wel proberen te beïnvloeden. “In de twee gerechtshoven heeft het geld, zoals overal elders, de overhand. Zijn de partijen rijk, dan ontvangt de rechter geschenken van weerszijden. Nu eens laat hij zijn sympathie blijken ten opzichte van de ene, vervolgens voor de andere partij. Regelmatig stelt hij het vonnis uit om intussen meer geld binnen te halen.
Als beide partijen zich arm gegeven hebben en er niets meer bij hen te halen is, spreekt de rechter zjn vonnis [pas] uit. De winnaar is dan even kaal uitgeschud als de verliezer. Soms ook laat hij een uitspraak achterwege. De partijen vervloeken dan zijn hebzucht en misschien ook hun eigen stijfkoppigheid”.
koninklijk paleis Mandalay (1888)
Gevangenschap
Bisschop Bigandet ging zelf op bezoek in de gevangenis van Mandalay, die naast de gerechtshoven opgezet was. “Op het oog zou men niet zeggen dat het een plaats van gedwongen opsluiting is. De omheining bestaat uit een zwak en laag vlechtwerk van bamboe”.
Aangenaam was het er niet. “Ellendige hutten van bamboe, dikwijls open voor alle winden, zijn de enige beschutting van de ongelukkige gevangenen. De vuiligheid, overal opeengehoopt, verspreidt een afschuwelijke stank”.
De bewakers waren zelf zware wetsovertreders. “Men heeft hen het leven geschonken op voorwaarde dat zij in de gevangenis blijven als bewakers, pijnigers of beulen. Op elke wang heeft men een ronde kring [tatoeage] ingeprikt en met grote letters op hun borst de misdaad waarvoor zij veroordeeld waren. Zij kunnen de gevangenis dus niet onherkenbaar verlaten.
De bewakers leven grotendeels van de geschenken die hen door de familie van de gevangen worden aangeboden. Dat in de hoop dat die dan een minder onmenselijke handeling te ondergaan hebben”.
De Franse pater gaf een voorbeeld om duidelijk te maken wat hij bedoelde. “Bij een bezoek betuigde ik aan de hoofdbewaker mijn verbazing dat die arme gevangenen bijna helemaal naakt, mager en onzindelijk tussen hopen vuiligheid en verpestende dampen moesten leven. Ik uitte woorden als ‘menselijkheid’ en ‘medelijden’.
De man keerde zich bars tot mij. Met een woest gelaat, waarin een barbaarse zelfvoldoening te tezen stond, antwoordde hij: ‘In de gevangenis is medelijden onbekend’”.
Wie eenmaal gevangen zat moest zelf maar zien hoe hij het redde. “De regering bemoeit zich in niets met de kleding en voeding van de gevangenen. Familie en vrienden moeten daarin voorzien. Wie niemand heeft mag de gevangenis geboeid verlaten. Elke morgen bedelt hij op straat, aan de kramen of winkels, om voedsel. Lof aan de vrouwen die deze kramen houden. Ze verzuimen niet aan de ongelukkigen een aalmoes te geven.
De gevangenen keren trouw terug. Vaak nemen de bewakers dan hun deel. Dat is altijd het beste deel. Opmerkelijk is dat de Birmezen op zo’n dag gemakkelijk zouden kunnen ontsnappen. Daar durven ze evenwel niet aan te denken. De vrees voor het gezag is bij hen zo geweldig dat zij dat nooit durven te proberen. Een Europeaan zou geen uur in een dergelijke gevangenis zijn zonder een middel te bedenken om vrij te komen”.
Koning Mindon stelde zich de laatste tijd gelukkig enigszins zachtmoedig op. “Onder de tegenwoordige regering blijven de gevangenen niet langer dan twee jaar in de gevangenis. Ter gelegenheid van sommige feesten wordt bij koninklijk besluit aan sommige gevangenen de vrijheid geschonken”.
Dat gold niet voor politieke tegenstanders (‘opstandelingen’).
in de gevangenis van Mandalay (1889)
Executies
Zelfs in gevangenschap wist je niet wat er verder met je gebeurde, zeker als je zou proberen er vandoor te gaan. Er was nog een ergere strafplek. “Midden in de gevangenis is een kleine, vierkante toren. Het is er bijna luchtdicht, duister, onverdragelijk heet, vol vuil en stank, zodat men er ternauwernood adam kan halen”.
Bigandet maakte een vergelijking: “Een hel in het klein”.
Je kon ook rechtstreeks aan je einde komen. “Op bevel kunnen schuldigen dikwijls zo lang geslagen worden dat ze bezwijken. Men wurgt ze of doet ze op een andere manier verdwijnen. De lijken wikkelt men in een grove mat. Twee trawanten brengen die ’s nachts naar het kerkhof of men werpt ze in een in haast gegraven kuil”.
In zijn lange verslag kwam de missionaris nog eens terug op de gewelddadige gebeurtenissen van 1866. “Na de opstand was de gevangenis overvol. Elke nacht, vertelde men mij, zag men twee of drie lijken, in matten gerold, naar het kerkhof gedragen worden”.
Doodvonnissen konden ook in het openbaar voltrokken worden. Bigandet deed door zijn reizen enigszins uit eigen ervaring verslag. “De meest gewone wijze om een doodvonnis [buiten Mandalay] uit te voeren is als volgt: Men slaat drie palen in de grond, met twee dwarsbouten. De misdadiger wordt met beide handen en ellebogen aan het bovenste dwarshout, en met beide benen aan het onderste vastgemaakt, en door de beul met een of twee geweerschoten in de volle borst gedood.
In sommige gevallen wordt het lijf open gesneden, zodat de ingewanden eruit komen en door honden en roofvogels verslonden worden.
De lijken blijven ter plaatse tot zij geheel verdord of verslonden zijn. Meermalen heb ik dit walgelijk schouwspel, dat dienen moet om boosdoeners af te schrikken, onder de ogen gehad bij het opvaren van de Irawaddy.
In de hoofdstad daarentegen is de onthoofding meest gebruikelijk. De plichtige wordt naar de plaats waar men de lijken verbrandt gebracht. Hij knielt neer en doet een eerbiedige groet naar de zijde van het paleis. Daarop buigt hij het lichaam voorover en strekt zijn hals uit, waarna de beul met één sabelhouw het hoofd afslaat. Om zich tot de slag aan te moedigen drinkt deze gewoonlijk eerst een weinig sterke drank.
Is een vrouw ter dood veroordeeld, dan mag er geen bloed vloeien. Daarom slaat men haar met een dikke houten staaf in de nek. Een onmiddellijke dood is het gevolg.
Prinsen, aan verraad schuldig bevonden, worden op dezelfde wijze zonder bloedstorting gedood. Het lijk wordt dan in een rode zak gestoken en in een grote pot naar het midden van de rivier gebracht, waar men het eenvoudig in het water werpt”.
Het vervolg
Er viel nog heel wat te verbeteren in Birma. In 1885 vielen de Britten ook het noorden van Birma binnen en veroverden Mandalay. Koning Thibaw en koningin Supalayat werden naar India afgevoerd. De bovenlaag van het voormalige koninkrijk verdween. Daarmee kwam, tot in onze tijd, echter geen einde aan de rechtsonzekerheid en het geweld in Myanmar. De Europese christelijke beschaving heeft weinig voet in het land gekregen.
Harry Knipschild
11 september 2018, 3 april 2015
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de website www.katholiek.nl
Literatuur
Annalen Heilige Kindsheid, 1870, 185-212
- Raadplegingen: 8818