Skip to main content

31 - Danang in Vietnam

 
 
Op zondagmiddag luisterde ik vroeger regelmatig naar twee radiouitzendingen. Na het nieuws van 13.00 uur praatte mr. G.B.J. Hiltermann (1914-2000) me bij over de ‘toestand in de wereld’. Daarbij legde hij accent meestal op het westen. Hiltermann (‘Guus’ voor bekenden) baseerde zijn analyse voor een belangrijk gedeelte op wat hij zelf in de Franse krant Le Monde las.
  Ik was zeker niet de enige die met een zekere regelmaat naar de gezaghebbende commentator luisterde. In heel wat huisgezinnen wilde de vader des huizes ongestoord horen wat er her en der aan de hand was. Minder aandacht was er voor het commentaar van H.J. (Henk) Neuman (1926-2010). Zijn praatje ging vooraf aan dat zelfde nieuwsbulletin, toen nog verzorgd door het ANP.
  Neuman, meen ik me te herinneren, besteedde veel aandacht aan de ontwikkelingen en Azië en de derde wereld. Op de middelbare school in Maastricht had ik er weinig over gehoord. Het geschiedenisonderwijs op het Veldeke-college ging trouwens vooral over lang vervlogen tijden. Wat er de laatste eeuw op de aarde gebeurd was kwam niet aan bod.
  Mede door de rubriek van Neuman werd mijn interesse geprikkeld voor Azië. Tijdens mijn studie geschiedenis in Leiden werd dankzij docenten als Femme Gaastra, Leonard Blussé, Kristoffer Schipper en Henk Wesseling de kans geboden me erin te specialiseren. Greetje Suman en ik maakten bovendien reizen naar China, Indonesië, Iran, Birma, India, Sri Lanka en, in 2000, Vietnam.
 
 
31 1 Danang op de kaart
 
 
 
Vanuit Parijs naar Saigon (Ho Chi Minh-stad)
 
 
In oktober 2000 vlogen we met Vietnam Airways vanaf Parijs naar het land van bestemming – gewoon als toeristen. Bij de tussenlanding in Dubai kon je door de lichtjes mooi zien hoe kunstmatig deze stadstaat was aangelegd: brede straten, moskeeën, havens en het luxe vliegveld. In de hallen werd de tijd aangegeven door klokken van Rolex, midden in de centrale hal een palmboom van goudstukken, een prijsvraag waarbij je onder meer peperdure auto’s kon winnen, en een groot koopcentrum, met volop alcoholica. Dat je hier in de islamitische wereld was, kon je zien aan de zwart-gesluierde vrouwen, en aan de bordjes bij de toiletten, waar vrouwen met hoofddoek werden afgebeeld.
  Over India en over zee verder richting Thailand. Mooi zag je vanuit het vliegtuig de smalle strook land (Birma-Thailand) die de Indische Oceaan (Andamanzee) scheidt van de golf van Thailand. Boven Cambodja nam het wolkendek toe en bij de nadering van Ho Chi Minh-stad zaten we in het noodweer. Tijdens het dalen moesten we een flinke luchtzak verwerken en bij de landing zelf kwam het toestel met zo’n klap op de baan terecht dat het weer omhoog sprong en pas in tweede instantie vaste voet aan de grond kreeg. Ik zette mijn horloge op de plaatselijke tijd, vijf uur later dan in Nederland.
 
Aan de houding van de douanier, een man met vier sterren, was te merken dat we in een land met een andere regeringsconstructie gearriveerd waren. We werden verordonneerd achter elkaar te staan, echtparen mochten niet samen hun paspoorten laten zien. Op het scherm van de douane stonden onze pasfoto’s al geprogrammeerd zodat we goed bekeken konden worden, en werden. Diverse papiertjes moesten ingevuld worden, witte, gele en blauwe, die je goed moest bewaren om het land weer uit te kunnen komen. Bij de uitgang werden onze koffers nog eens met röntgenstralen geïnspecteerd.
  Bovenstaande tekst, evenals de toeristische beschrijvingen in Danang, is afkomstig van het einde 2000 door mij geschreven reisverslag.
 
 
Als toerist naar Danang
 
 
In Ho Chi Minh-stad (zo werd Saigon na de succesvolle inval omgedoopt door de zegevierende Noord-Vietnamese troepen) werkten we het programma af, zoals goede toeristen betaamt. We kwamen terecht in een museum, waarbij de Amerikaanse militaire bemoeienis met Vietnam kritisch tentoon gesteld werd. Een ander museum liet zien hoezeer het verenigde land steeds indringers van zich af had weten te schudden. Aan de gewelddadige expansieve activiteiten van Vietnam, met name in Cambodja (negentiende eeuw), werd hier voorbij gegaan.
  In de omgeving van Saigon werden we naar de tunnels gebracht, waarin de ‘bevrijders van het zuiden’ zich wisten te verschuilen.
  Opvallend was de rol van de Amerikaanse munt. Op heel wat plekken was in Ho Chi Minh-stad en elders was dat in 2000 het enige geaccepteerde betaalmiddel. De VS, leek, had wel een militaire nederlaag geleden, maar een economische overwinning behaald.
 
Na het eerste programma reisden we per vliegtuig naar Danang in het midden van het lange land. Toen we in alle vroegte nog door Saigon reden, viel het op hoe schoon de straten waren op dit tijdstip van de dag. Overdag was alles met troep en vuil (inclusief naalden van drugsspuiten) bedekt, ’s morgens was het allemaal weer verdwenen. Op het vliegveld moesten we weer alle formaliteiten en bureaucratie doorstaan. Overal in de rij staan, een trap op, door een controle lopen, dan weer een trap af, en dat natuurlijk bepakt en bezakt.
  In het vliegtuig (maar ook in de lobby van de meeste hotels) was ik in staat de Engelstalige krant, Viet Nam News. The National English Language Daily, te lezen. Typisch een krant uit een socialistisch land. Overal reportages van gezelschappen en deputaties die in Vietnam op bezoek kwamen of Vietnamese regeringsvertegenwoordigers die het buitenland bezochten.
  Geen woord over een demonstratie tegen het bewind die we zelf in Saigon hadden meegemaakt. Maar wel op de voorpagina’s nieuws als: “Le Kha Phieu, secretaris generaal van de partij, is verheugd over het verbond van vriendschap en samenwerking met Japan”. “Het Vietnamese leger wordt geprezen voor het in stand houden van de heldhaftige revolutionaire tradities” en “Vietnam en Myanmar [Birma] hebben na twee dagen van gesprekken op hoog niveau besloten hun relaties te verbeteren”.
  Verder berichten over prestaties als het openen van de Quan Hau-brug, de groeiende export van suiker en het succes van de teelt van de cassave. Naast berichten over de recente overstromingen in de Mekong-delta ook een foto van de overstroming in Locarno in Zwitserland! En heel veel internationale sport, dat was altijd goed.
 
 
31 2 krant
 
Terecht wees onze reisleider erop dat je tussen de regels door moest lezen. En dat je dan bijvoorbeeld zag hoe bij de minste ramp (een kleine aardverschuiving) de voorzitter van het parlement in eigen persoon de volgende dag aanwezig was om ‘het leed met de bevolking te delen’.
 
 
Champa
 
 
Vanuit het vliegtuig hadden we uitzicht op het landschap met bergen en kronkelende rivieren. Toen we een uur later in Danang landden, aan de kust, zagen we iets heel anders: een gigantisch vliegtuig van de US Air Force. We hoorden dat Amerikaanse veteranen gearriveerd waren voor een bezoek in het land van hun voormalige vijand.
  We waren in een heel ander gebied terecht gekomen, dat van de Cham. Die regio was vroeger het Champa-koninkrijk, maar is enkele eeuwen geleden door de Viets veroverd. Het noorden heeft daar een passende legende voor, over een Viet-prinses die trouwde met een Cham-koning. De koning stierf jong en om te voorkomen dat de weduwe, zoals dat in die cultuur gebruikelijk was, tegelijk met de overleden koning op de brandstapel terecht kwam, maakte het noorden gebruik van zijn recht om de prinses te verdedigen en dus het Cham-rijk te annexeren. De oorspronkelijk bevolking werd door de huidige machthebbers, de Viet, inmiddels beschouwd als ‘minority people’.
  Kort na aankomst in ons hotel, de Bamboo Green, vertrokken we voor een wandeling naar het Cham-museum. Dat stond vol met stenen beelden in de stijl van de Borobudur, Prambanan en Dieng-plateau. Boeddhistisch maar vooral hindoeïstisch als ik het goed begrepen heb. We zagen niet alleen fallus-symbolen, maar ook een altaar, krijgers, danseressen, een wagen op wielen en een man met de slurf van een olifant (hindoegod Ganesha).
 
 
31 3 Cham museum
foto's gemaakt in Cham-museum, oktober 2000
 
 
Danang, dat in het verleden Cua Han (‘monding van de Han’) en Tourane heette, was vroeger een dorpje. Er waren in het Cham-rijk heel andere centra, zoals My Son en Tra Kieu. De rijkdommen van deze centra waren in het Champa-museum bij elkaar gebracht. Op een kaart die aan de muur hing was duidelijk dat er nog veel ruïnes in de buurt waren.
 
In Danang ging een lang gekoesterde wens in vervulling: Ik werd op het trottoir geknipt door een ‘hot toc’, de lokale kapper. Twee dollar verwisselden van eigenaar. Voor mijn neus werd een aftands spiegeltje tegen een hek gezet. Daarna werd ik op ouderwetse manier onder handen genomen. De kapper had een schaartje waarmee hij voortdurend knipte, ook als hij niet met mijn haar bezig was. Mijn nek en andere plekjes opzij werden nog met een vlijmscherp mes geschoren en tot slot van de behandeling gaf de kapper mij nog een soort hoofdmassage met zijn vingers, waarvan de gewrichten helemaal loszaten.
  Tevreden liepen we door naar de markt, op zoek naar zoete broodjes en een drankje voor ’s avonds in onze hotelkamer, met leren fauteuils, een grote kleurige poster van een uitzicht op besneeuwde bergen, en buiten uitzicht op de rivier. Op de kamer stonden sandalen met ‘US Army’ erop [!] voor gebruik klaar.
 
 
Toeristische attracties
 
 
’s Middags gingen we met de bus naar de Marmeren Berg. De trap naar boven bestond uit 156 en daarna nog eens 38 treden. Het was warm en voor menigeen dus een behoorlijke klim. Wij hadden een man in ons gezelschap met slechts één been, die zich niet liet kennen. Gewapend met kunstbeen en stok (“Ik heb drie benen”) liet hij het vrijwel nergens afweten. Hij was – terecht – alleen bang voor gladheid.
  Boven hadden we uitzicht op vier soortgelijke bergen, die volgens de Vietnamese gids genoemd waren naar de ‘elementen’: water, hout, aarde, vuur en metaal.
  Een druiperige grot (met boeddha-beelden, altaren en stenen uit de Cham-tijd) was in de recente oorlog een schuilplaats voor de Vietcong (Vietnamese communisten) geweest. Vanaf de top werden Amerikaanse helikopters en het vliegveld beschoten - dat laatste werd er niet bij verteld maar moest ik in een boekje lezen.
 
 
31 4 marmeren berg grot
grot in Marmeren Berg
 
 
Deze plek boven op de berg was blijkbaar geliefd geweest bij de keizers in Hué, op 80 km er vandaan. Minh Mang (r. 1820-1840) had een pad hierheen laten aanleggen. Zijn zus had hij er ‘weggestopt’ in een boeddhistisch klooster, zoals ook in Europa de dochters van de adel, die niet uitgehuwelijkt werden, een roeping bleken te hebben (om hun leven ‘vrijwillig’ in contemplatie door te brengen).
  We liepen over het bergpad in de richting van de baai van Danang. Er waren nog meer grotten en tempels. Een groot wit vrouwenbeeld hadden ze een dak gegeven en in Chinese karakters van stukjes porselein werd hier een en ander uitgelegd.
 
Aan het strand van de baai kregen we gelegenheid om even bij te komen. Greetje maakte in gezelschap een lange wandeling en ik had de gelegenheid om in een gehuurde strandstoel uit te kijken over de branding, de (schier)eilandjes en de lege zee van oktober 2000. Hier hadden, was me verteld, tijdens de Vietnamees-Amerikaanse oorlog in de sixties en seventies, heel wat VS-militairen vertoefd.
 
Terug in de stad werden we op deze zondag deelgenoot van een (katholieke) avondmis in de rose-gekleurde door de Fransen gebouwde grote kathedraal (uit 1923, van het Heilig Hart). Er was blijkbaar een grote katholieke gemeenschap, want de kerk zat helemaal vol met devoot zingende mensen – sterker nog: ze stonden tot ver op straat de mis mee te beleven. Op het plein voor de kerk werd tijdens de dienst overigens gewoon gesponnen suiker verkocht.
  Bij thuiskomst las ik dat de bisschop naast de kerk woonde, dat er tevens een klooster was, gewijd aan Paulus, met wel honderd nonnen. En dat hier ook de graven waren van de Franse (en Spaanse) soldaten die in augustus 1858 gesneuveld waren, of door ziekte omgekomen. In dat jaar vielen Franse troepen, op initiatief van Eugénie, de katholieke echtgenote van keizer Napoleon III, het Vietnamese keizerrijk binnen om ‘een einde te maken aan de vervolging van Franse missionarissen en hun bekeerlingen’.
  Tu Duc (r. 1847-1883) was keizer in die tijd. In katholieke kringen werd hij vanwege zijn wandaden nog wel eens aangeduid als de ‘Nero’ van Vietnam. Toen hij in 1883 door de Europeanen werd afgezet kwam de westers-imperialistische periode, die eindigde met de inname van Saigon in 1975, pas goed op stoom.
 
 
31 5 kathedraal Danang
kathedraal, foto gemaakt in oktober 2000
 
 
Een bijzonder boek over Danang
 
 
Tien jaar na ons bezoek aan de stad aan zee publiceerde Jan K. Herman een boek over het Amerikaanse optreden in Vietnam. In Navy Medicine in Vietnam besteedde de marine-historicus, woonachtig in de marinestad Annapolis (Maryland), aandacht aan het optreden van de mensen die de militairen medisch terzijde stonden in hun strijd tegen de toenmalige vijand.
    Danang, noordelijk gelegen in het westers gezinde Zuid-Vietnam, nam tijdens de oorlog tussen het zuiden en het noorden een strategische positie in. Vanaf begin 1965 zetten de Amerikanen er een marine-basis op. De zee, die tijdens ons bezoek in 2000 ‘leeg’ was, lag enkele decennia eerder vol met oorlogsschepen. Amerikaanse soldaten, van wie er velen zwaar gewond uit de strijd terug kwamen, moesten opgevangen en geholpen worden.
 
Herman: “In October 1965, the Navy created Naval Support Activity, Danang, to support the Navy and Marines operating in the northern provinces of South Vietnam. The new station hospital soon became the largest landbased medical facility in Vietnam.
    The advanced emergency hospital center had the usual general and orthopedic surgeons, but it also provided specialties not found in the medical battalion hospitals, such as neurosurgery, dermatology, urology, plastic surgery, ophthalmology, and ENT (ear, nose, and throat) treatment”.
    Op foto’s in het boek was te zien dat het marine-hospitaal dicht bij zee aan de Han, een gigantische omvang had. Scherpschutters van de Viet Cong probeerden de bouwactiviteiten vergeefs te verhinderen. In januari 1966 werd het complex opgeleverd.
    In het eerste jaar werden er al bijna 7000 gewonden behandeld, een aantal dat snel opliep tot vele tienduizenden. Aan de lopende band moesten spoedoperaties worden uitgevoerd. Dat was met name het geval ten tijde van het Tet-offensief, in februari en maart 1968.
 
In het boek werd hoofdchirurg (kapitein) Harry Dinsmore aan het woord gelaten, die levensbepalende beslissingen moest nemen. De patiënten arriveerden meestal op het nabijgelegen helicopter-vliegveld. Binnen een kwartier lagen ze op de operatie-tafel. Soms waren dat er 120 of meer tegelijk. Het ziekenhuis was berekend op snel en effectief ingrijpen, maar de toevloed kon te groot zijn. Dan moest er een keuze gemaakt worden.
    Dinsmore: “I had to decide who went to surgery first. This was a very unpleasant duty as triage officers had to decide who was to be allowed to die because they were not savable”.
 
 
Een unieke operatie in Danang
 
 
31 6 de foto
 de röntgen-foto
 
 
Dinsmore moest wel eens vergaande beslissingen nemen in Danang. Aan de auteur vertelde hij van een voorval op 1 oktober 1966. “Ik kwam ’s avonds van tafel af toen mij een röntgenfoto overhandigd werd. Ik bekeek de foto en dacht aanvankelijk dat mijn collega’s me voor de gek wilden houden. Dat gebeurde wel eens meer – om de verveling te verdrijven. Maar het was absoluut geen grap werd me meteen verzekerd”.
    Een Zuid-Vietnamese soldaat (Nguyen Van Luong, 22 jaar) was bij zijn volle bewustzijn en had slechts één wond. Die was veroorzaakt door een 60 millimeter mortier-projectiel dat zijn lichaam boven was binnengeschoten en (nog) niet ontploft was. Er moest onmiddellijk ingegrepen worden. Een deskundige, die erbij gehaald werd, gaf aan dat de zware bom (‘between one and two pounds of TNT’) elk moment tot ontploffing zou komen.
     Als chef was Dinsmore de verantwoordelijke persoon. “With the gravity of this situation, I felt that I could not ask or order anyone else to do the surgery”.
 
Binnen de kortste tijd bracht men alles in gereedheid. Zandzakken werden aangebracht. Als de operatie niet snel genoeg met succes uitgevoerd werd, zou dat niet alleen het leven kosten aan de soldaat, maar ook aan de chirurg en iedereen in de buurt. Vanwege het acute gevaar kon elke verkeerde beweging catastrofaal zijn.
    Dinsmore: “I planned to make an elliptical incision completely around and away from the mortar shell. I proceeded with the surgery. When the round had been completely encircled, I lifted it with the overlying soft tissues directly away from the chest wall, thinking every second that my world was going to end - the shell was just a foot from my face”.
    Op het kritieke moment bleek het projectiel vast te zitten aan het vol met bloed zittende hemd van de patiënt. “With Mayo scissors, the heaviest we had, I spent an additional harrowing 10 minutes cutting through multiple folds of heavy, wet cloth to get it free”.
    Dinsmore slaagde erin de operatie met succes te voltooien. De bom werd snel weggedragen en onschadelijk gemaakt. De beloning ontving de kapitein uit handen van generaal Westmoreland: een ‘Navy Cross’. De militair herstelde zodanig dat hij weer actief in het Zuid-Vietnamese leger werd ingezet.
 
 
31 7 patiënt na de operatie
de patiënt na de operatie
 
 
31 8 navy cross
 
Over de Vietnam-oorlog zijn bibliotheken vol geschreven. Elke oorlog is het werk van mensen. Statistieken en politieke motieven zijn van belang. Maar wat de mensen meemaken, moeten meemaken, is dat niet minder.
    Het boek van Jan Herman geeft een aantal ingrijpende inkijkjes in hoe ‘gewone’ mensen ineens ‘buitengewone’ mensen werden.
 
 
Een soldaat die voor het noorden vocht: Tan
 
 
Op 30 augustus 2018 hoorde ik meer over Danang, Voor het International Institute for Asian Studies (IIAS) in Leiden gaf Merav Shohet, assistent-hoogleraar aan Boston University, een lezing met de titel ‘Sacrifice, love, and rubber sandals: narrating war and peace in Vietnam’. Daarin besteedde de antropologe aandacht aan haar onlangs voltooide maar nog niet gedrukte boek Sustaining sacrifice: language, love and devotion in contemporary Vietnam. Met name ging zij in op hetgeen een voormalige Vietnamese soldaat, Tan (uit Danang), haar in 2005 over zijn leven (en gevoelens) verteld had.
    Als historicus moet je altijd wennen aan een antropologische benadering. Er werden nauwelijks jaartallen genoemd, zelfs niet het geboortejaar (1935) van de man, die (bij navraag) nog steeds in leven bleek te zijn. Tijdens haar langdurige verblijf bij de familie van Tan had ze ernaar gestreefd hem zo veel mogelijk op eigen initiatief te laten vertellen, zonder de belevenissen te ‘verstoren’ door het stellen van gerichte vragen. Met die aanpak had ze dus alleen kunnen noteren wat Tan zelf naar voren bracht. Achteraf vond Shohet dat jammer, bekende ze op een vraag mijnerzijds.
   
 
Antropologische benadering
 
 
In de aankondiging van de lezing schreef de antropologe: “Weaving together the ordinary and extraordinary, visceral as ethical, Tan’s account exemplifies the ways in which individual, familial, and national sacrifices are mutually entangled. By explicitly or implicitly alluding to sacrifice and tình cảm, Tan helps us understand how ‘ordinary sacrifice’ is at once an essential - and encompassing -component of the ‘extraordinary’ (religious or patriotic) sacrifices, more typically theorized in anthropology.
    His narrative’s content, as well as form (e.g., pacing, idioms, and repetitions) together demonstrate the relative silence of sacrifice, and of love as pain-filled, personal and patriotic. By attending to Tan’s story as it unfolds, we see how the extraordinary is lived as ordinary, and how muted suffering over years came to be understood as sacrifice rooted in tình cảm (sentiment/affection rooted in material relations of care)”.
 
 
Enkele interessante items uit de lezing
 
 
Met zo’n antropologische benadering had ik geen binding. Dat deed evenwel niet in het minst afbreuk aan hetgeen de wetenschapper vertelde. Ze legde bijvoorbeeld uit hoe Tan ertoe gekomen was, of zou zijn, om zich bij de communisten in het noorden aan te sluiten. Dat was het gevolg van de manier waarop hij door de Fransen behandeld was, toen die het nog voor het zeggen hadden in Indochina (Vietnam, Laos, Cambodja).
    Tan was opgeroepen om bij en voor de Fransen zijn dienstplicht te vervullen. Omdat hij geen gehoor gaf aan de oproep werd hij gearresteerd en langdurig opgesloten in een piepkleine ruimte. Shohet liet de vertaling zien uit het mondelinge verslag van de martelingen die Tan op jeugdige leeftijd in de gevangenis moest ondergaan. Zijn moeder kwam hem er rubberen ‘Uncle Ho sandalen’ brengen, gefabriceerd van autobanden. Uncle Ho was Ho Chi Minh (1890-1969), de leider van het communistische Noord-Vietnam, de Democratische Republiek Vietnam (sinds 1954).
    Tan wist op sandalen zijn cel levend te verlaten, trok naar het noorden, vond er een echtgenote (Hoa) en sloot zich aan bij de Noord-Vietnamese troepen die het zuiden, inclusief Danang, probeerden (bekroond met succes in 1975) te herenigen met het noorden.
 
 
31 9 uncle Ho sandaal
Uncle Ho sandaal
 
 
Tijdens ons toeristisch bezoek aan Danang in 2000 werd ons gewezen op de vier bergen in de omgeving van de stad, vernoemd naar de vier elementen. Op een van die bergen kwam Tan terecht. Misschien was hij een van de scherpschutters die van boven de bouw van het ziekenhuis probeerde te verhinderen.
    “In de rivierdelta [de plaats van het hospitaal] speelden de Amerikanen de baas”, had Shohet uit zijn mond vernomen. En vanaf de bergen werden de Amerikaanse troepen beschoten. Hier dus geen ondergrondse verblijfplaatsen en tunnels, zoals ons dichterbij Saigon gedemonstreerd was.
 
 
31 10 bergen bij Danang
 Danang en omgeving, foto gemaakt in oktober 2000
 
 
Hoog op die berg nam Tan volgens de antropologe een geïsoleerde positie in. Hij had er geen idee van wat zich in Vietnam of elders in de wereld afspeelde, wist ze. Dat speelde bijvoorbeeld een rol toen de Amerikanen chemische wapens inzetten tegen de vijand. Tan en zijn medestrijders hadden er geen idee van wat de uitwerking was van de stoffen die uit de vliegtuigen neergelaten werden. De soldaten van het Noord-Vietnamese leger leefden op de berg van hetgeen er op de hellingen groeide. Ze nuttigden de besproeide planten met alle gevolgen van dien. Totdat er van die planten als gevolg van de chemicaliën niets meer over was.
    In 2005, dertig jaar na het einde van de oorlog, toen Tan zijn verhaal liet optekenen, had hij één grote herinnering aan zijn belevenissen in die jaren: honger en nog eens honger.
 
 
31 11 chemische wapens
chemische wapens in Vietnam
 
 
Nixon
 
 
Het waren met name de Democraten, welke de presidenten leverden die de strijd in Vietnam opvoerden: Kennedy en Johnson. Tijdens het bezoek dat Greetje en ik in september 2011 aan de Johnson-ranch in Texas brachten, werd ons tijdens de rondleiding uitgelegd dat Johnson zelf weinig directe bemoeienis had met het verre Vietnam. Dat soort zaken liet hij liever aan zijn generaals [zoals William Westmoreland] over. En die voerden de strijd steeds verder op.
    In veel media-uitingen wordt bij de Vietnam-oorlog met de vermanende vinger gewezen naar hun opvolger, de Republikein Richard Nixon. Toch was hij het die samen met Henry Kissinger erin slaagde de Amerikaanse terugtocht, enigszins eervol of niet, tot stand te brengen.
 
Aan Merav Shohet had Tan in 2005 verteld dat hij boven op de berg bij zijn geboortestad Danang, waar hij opnieuw was gaan wonen, geen enkel idee had van de grote politiek. Als onderdeel van de Noord-Vietnamese militaire overwinning voelde hij zich absoluut geen held. Eerder dacht hij aan zijn vrouw, hoezeer die als gevolg van de oorlogsomstandigheden had moeten lijden.
    Eén ding was hem bijgebleven uit de tijd dat hij vanaf de berg bij Danang zijn rol speelde in de oorlog. Er was volgens hem maar één schuldige: Richard Nixon, de president. Die wilde immers over de hele wereld heersen. Tegen de Amerikanen had hij niets – het was een vredelievend volk.
    In dat licht bezien was het geen wonder dat Amerikaanse veteranen van harte welkom waren in hun land. Maar wat die sandalen met ‘U.S. Army’ op onze hotelkamer in Danang betekenden, dat heb ik nooit begrepen.
 
 
Harry Knipschild
4 september 2018
 
 
Clips
 
 
Literatuur
 
 
Jan Pluvier, Vietnam, Laos, Cambodja. De vrijheidsstrijd vanaf de Franse overheersing tot heden, Nijmegen 1975
William Manchester, De glorie en de droom. De Verenigde Statem van 1932 tot 1972, Amsterdam 1976
R.R. Palmer, Joel Colton, A history of the modern world, New York 1995
Jan Pluvier, Zuidoost-Azië. Een eeuw van onvervulde verwachtingen, Soest 1999
Jan K. Herman, Navy medicine in Vietnam. Passage to freedom to the fall of Saigon, Washington 2010
   
  • Raadplegingen: 13720