10 - Naar Richard Nixon en Ronald Reagan in Californië (2006)
In het late voorjaar van 2006 vlogen Greetje en ik via New York naar San Francisco. We logeerden een paar dagen bij Lynn en Norm Weitzel, onze vrienden in Ventura. Die stad was niet alleen bekend vanwege een van de missieposten op de Camino Real (San Buenaventura) maar bovendien omdat de popgroep America met de song ‘Ventura Highway’ in 1972 de top van de Amerikaanse hitlijsten bereikte.
Op 31 mei trokken we met z’n tweeën over de highway in zuidelijke richting. We hadden een auto gehuurd, een Chevrolet. In tegenstelling tot Europa was dat in Amerika een ‘gewoon’ merk, niet speciaal luxueus. Na een tijdje doemde het gebied van Los Angeles op.
We passeerden ‘Pleasant Valley’. Ik moest denken aan de song ‘Pleasant Valley Sunday’. In 1967 stonden de vaak verguisde Monkees met dat nummer van Carole King en Gerry Goffin in de States aan de top. Even verderop zag ik een bord waarop optredens waren aangekondigd van Pat Benatar, David Cassidy en de Little River Band. En toen we Los Angeles naderden verscheen daar het ronde gebouw van Capitol Records.
Als je maar deed wat er op de kaart stond (de nummers volgen) was het niet moeilijk in het zeer drukke gebied de plek te bereiken waar je heen wilde. Tientallen kilometers raasde je maar door van de ene snelweg naar de andere. Dat deden de andere weggebruikers ook. Namen als Burbank, Warner, Hollywood en een toren met KPMG werden zichtbaar en verdwenen weer achter ons. Op enige afstand zag je het ‘eigenlijke Los Angeles’: een groep wolkenkrabbers. We raasden over de ‘101’, de ‘5’, de ‘91’ en de ‘90’. Wij wilden die dag de plek bezoeken waar Richard Nixon was opgegeroeid en begraven lag. Op die plek ook was de ‘Richard Nixon Library’.
Richard Nixon Library
Terwijl we op de ‘90’ reden werd de Library al aangegeven. Vanaf dat moment hoefden we dus alleen maar de borden te volgen. Voor het imposante gebouw in Yorba Linda was een groot parkeerterrein dat bijna helemaal leeg was. Binnen werden we welkom geheten. Veel bezoekers waren er niet. Richard Nixon was, zoals in Nederland gezegd wordt, nogal ‘omstreden’. Dat had hij natuurlijk te wijten aan zijn rol in de zogenaamde Watergate-affaire, bijna veertig jaar geleden. De affaire was van zo’n grote invloed dat sinds die tijd alle politieke affaires eindigden met het woord ‘gate’, wat er ook aan de hand was. Richard Nixon behoorde tot de Grand Old Party (Republikeinen) en sinds het gedwongen aftreden van de president in 1973 is alles wat hij ooit gedaan heeft verdacht geworden. Zeker in West-Europa is het bijna onmogelijk iets positiefs over hem te horen, alsof hij alleen maar schandelijke dingen heeft gedaan.
Zijn rol in Watergate heeft zelfs een donkere schaduw geworpen op alle presidenten, vice-presidenten en politici van Republikeinse huize. Gerald Ford, Ronald Reagan, George Bush, Bob Dole, Dan Quayle, Newt Gingrich en op dat moment George W. Bush, ze werden (vooral) door de Europese pers altijd hard aangepakt, terwijl de mislukkingen en fouten van Democraten als Jimmy Carter, John Kerry, Al Gore, Hillary en Bill Clinton nog wel eens met de mantel der liefde bedekt zijn. Om één voorbeeld te noemen: George W. Bush werd verweten dat hij voor de doodstraf zou zijn. Maar zelden werd er dan bij verteld dat zijn toenmalige opponent Gore juist een verklaard voorstander van de doodstraf was.
Het zou interessant zijn te achterhalen hoe juist in de Richard Nixon Library dit soort zaken aan de orde gesteld werden. Hoe werd Richard Nixon ‘verkocht’ aan de Amerikanen?
‘Never give up’
Alvorens een rondleiding door de ‘Library’ te maken kregen we, zoals dat in musea gebruikelijk is, een video te zien in een tamelijke grote, maar bijna lege bioscoop. De film heette ‘Never give up’. De Watergate-affaire werd min of meer weggemoffeld in één zinnetje: “Richard Nixon wist zelf van niets”. Strikt formeel was dat juist. In die zin dat Gerald Ford, vice-president onder Nixon, en zijn opvolger toen deze aftrad, het Watergate-onderzoek liet stopzetten ‘om het voor de VS mogelijk te maken weer vooruit te kijken’. Toch was Nixon wel degelijk betrokken bij de inbraak in het Watergate-complex. Op zijn minst was hij ervan op de hoogte in een of andere fase. In dat geval had hij gelogen.
Op een auto, ongetwijfeld van een aanhanger van Democraten, zagen we een sticker met: “Nobody died when Clinton lied”, een impliciet verwijt aan president Bush junior, op dat moment de president van het land. Maar door het zo te stellen gaven de Democraten toe dat ‘hun’ Clinton (ook) gelogen had in zijn affaire met Monica Lewinsky. Toen ik Norm Weitzel om commentaar vroeg, reageerde hij lachend: “We weten nu eenmaal dat Amerikanen liegen als het om seks gaat” – en dus kwam Clinton er beter af dan Nixon.
In de film werd er vooral op gewezen hoe Richard Milhouse Nixon (1913-1994) er altijd maar weer in slaagde moeilijkheden en tegenslagen te boven te komen. Vandaar ‘Never give up’. Nixon was van eenvoudige komaf, hij was hier in Yorba Linda geboren. Zijn vader had geprobeerd een bestaan op te bouwen als boer, maar dat was niet gelukt. Daarna was hij een benzinestation in de buurt begonnen (Whittier). Het autoverkeer zou wel eens de toekomst kunnen hebben, was zijn terechte redenering.
Het leek de jonge Richard Nixon na zijn studie voor de wind te gaan. Vooral toen hij zich in het McCarthy-tijdperk in de kijker wist te spelen door de Sovjet-spion Alger Hiss te ontmaskeren. Nixon werd vice-president onder Eisenhower en misschien zou de veelbelovende Republikein in 1960 wel de volgende president van de Verenigde Staten worden.
Het pakte anders uit, zoals we weten. Nixon werd verslagen door John F. Kennedy.
In de meeste geschiedenisboeken werd de nederlaag van Nixon in 1960 eenduidig verklaard door de uitslag van het televisiedebat waarin ‘Jack’ Kennedy door zijn jeugdig elan ineens de onvermijdelijke overwinnaar in de verkiezingen werd. Bovendien werd vaak de nadruk op het duistere karakter van Nixon gelegd.
Zo was in het geschiedenisboek van Norm Weitzel, waar we logeerden, bijvoorbeeld te lezen: “In and out of office, Nixon was a complex, remote man, who carefully concealed his private self. Born poor, he was determined to be successful and accomplished that in the political sphere. Yet there was, one of his aides noted, ‘a mean side to his nature’ that he sought to keep from public view. Physically awkward and humourless he was most comfortable alone or with a few wealthy friends. Even at work he insulated himself, preferring written contacts to personal ones”. Ook zonder Watergate zou Nixon dus niet gedeugd hebben. Of Watergate was het bewijs dat hij niet deugde.
Nixon-Kennedy (1960)
Bij ons bezoek aan Nixons Library, en bij het lezen van zijn memoires (onder andere ‘Leaders’, 1982), kwam een andere kant van zijn optreden en zijn karakter aan het licht. Onder meer bij de verkiezingen van eind 1960. Om te beginnen won Kennedy met een minimaal verschil. Van alle kanten kwamen berichten binnen dat de uitslag gemanipuleerd was. In sommige kiesdistricten waren meer stemmen uitgebracht dan er kiezers geregistreerd stonden. Richard Daley zou de stemmen in Chicago en daarmee in Illinois naar zijn hand gezet hebben, en dat had Nixon een zekere overwinning gekost.
President Eisenhower, een Republikein, had Nixon aangeboden een hertelling van de stemmen te financieren, zozeer was hij overtuigd van de Kennedy-fraude. Nixon had dat, schreef hij ook in zijn memoires, niet gewild. Er zou verdeeldheid in het land komen en wellicht een lange periode van politieke onrust. Nixon sloeg het aanbod derhalve af en liet Kennedy regeren.
In de aanloop tot de verkiezingen had Nixon bovendien nogal wat tegenslagen moeten incasseren. De Democraten, de partij van Kennedy en Lyndon B. Johnson, beheersten sowieso de Senaat en het Huis van Afgevaardigden, wat voor de Republikeinen een enorme handicap was geweest om de laatste jaren effectief te kunnen regeren. In de polls, vier maanden voor de verkiezingen, stonden de Democraten op een zeer grote voorsprong. Tijdens de verkiezingscampagne kneusde Nixon een knie en kwam in het ziekenhuis terecht. Hij had beloofd alle staten te bezoeken en wilde desondanks die beloften nakomen. Kort voor de verkiezingsdatum vloog hij daarom nog naar Hawaii, in plaats van in of bij de hoofdstad te blijven. Dat had hij beter niet kunnen doen. Nixon wilde overkomen als een man een man, een woord een woord.
In zijn memoires bracht Nixon nog een ander aspect naar voren en citeerde daarbij uit wat anderen geschreven hadden. Hij wees op de vuile manier waarop het Kennedy-team met de media omging. Een redacteur van de Chicago Tribune, bijvoorbeeld, beschuldigde het optreden van Kennedy c.s. als ‘slanted reporting’ en ‘one of the most, if not the most, shameful chapters of the American press in history’. Ook wees hij op een tekst in de autobiografie van Hubert Humphrey over de campagne van Kennedy: “Underneath the beautiful exterior”, schreef deze, “there was an element of ruthlessness and toughness that I had trouble either accepting or forgetting”.
Theodore H. White rapporteerde in zijn boek over de verkiezingen van 1960: “When the bus or the plane [van Kennedy, die zich door journalisten liet vergezellen] rolled or flew through the night, they sang songs of their own composition about Mr. Nixon and Republicans in chorus with the Kennedy staff…”
Geboortehuis en graf
Duke Ellington en Richard Nixon
Dit is een reisverhaal en geen politiek betoog.
Toch vielen me in 2006 nog wat dingen op. Vroeger had ik enkele keren gelezen dat Nixon als president opdracht had gegeven geen soep meer op het menu te zetten. Smalend was er bijgeschreven dat Nixon nu eenmaal niet wist hoe hij zich aan tafel moest gedragen. Op alle (!) menukaartjes die we op deze dag te zien kregen werd echter wel degelijk soep als een van de gangen vermeld. Dat vond ik opvallend.
In het geboortehuis, dat op het terrein stond en waar we doorheen geleid werden, kregen we te horen dat Richard Nixon als kind al heel muzikaal was. Hij speelde piano en andere instrumenten en had zelfs overwogen professioneel muzikant te worden. Tijdens een optreden van Duke Ellington in het Witte Huis ging Nixon zelf achter de piano zitten. Er traden niet alleen jazzartiesten en zangers als Sammy Davis, Johnny Cash en Frank Sinatra op, maar ook popgroepen als The Guess Who (‘American woman’). In het geboortehuis lag ook een stapeltje National Geographics uit zijn jeugdjaren. Richard had altijd gedroomd van het bezoeken van verre landen, wist onze gids. Tijdens de rondleiding vroeg ik me af in hoeverre dat van invloed was geweest op zijn ‘historische’ reis naar China en zijn succes in de beëindiging van de oorlog in Vietnam.
Naast het geboortehuis bezochten we de graven van zowel Pat als Richard Nixon, een intrigerende man, naar wie nog veel interessant onderzoek gedaan kan worden. Toen ik daar bij ons vertrek op wees, werd mij verteld dat er maar een beperkte hoeveelheid ‘papers’ in de Library aanwezig was, voornamelijk de documenten die met zijn werk als vice-president te maken hadden.
Precies een maand te vroeg waren we voor het bezichtigen van de helicopter waarmee de president het Witte Huis verlaten had. Er werd een hangar gebouwd en op 1 juli 2006 zou de helicopter naar Yorba Linda gebracht worden.
Een kleine rondreis
Vanuit Yorba Linda in het grote Los Angeles reisden we verder. We belandden onder meer in het bergdorpje Julian. In de jaren 1870 was dat een centrum van goudzoekers.
Het pioniersmuseum ‘blonk uit’ door een verzameling oud spul dat het stadium van de antiekwinkel nauwelijks gepasseerd was. Zo was er een ‘elektrische stoel’ uit het jaar 1937, die gediend had om de dames aan hun permanent te helpen; in een tijdschriftartikel, dat erbij lag, vertelde een vrouw hoe ze als jong meisje met behulp van dit apparaat aan haar eerste krullen gekomen was, tot grote schrik van haar ouders. Maar er waren ook echte historische voorwerpen te zien: een stoel van Pio Pico, de laatste Mexicaanse gouverneur van Californië (in de jaren 1840) en een boekenkast die president Ulysses Grant aan zijn zoon had gestuurd, toen die eigenaar geworden was van een hotel in San Diego.
Op de kaart had ik gezien dat we Palomar Observatory zouden passeren. Was dat niet de beroemde sterrenwacht? En zo ja, kon je die dan bezoeken? Terwijl we over de weg kronkelden door het berglandschap en van de omgeving genoten, zag ik in de verte, hoog op een bergtop, een spierwit koepelachtig gebouw(tje). Zou dat Palomar zijn? Een minuut later was het al niet meer waarneembaar. Verderop kwamen er aanwijzingen hoe je er kon komen. Dat wees erop dat er inderdaad iets te zien zou kunnen zijn. De aangegeven route voerde ons steeds meer de hoogte in. Weldra zaten wij op meer dan zesduizend voet en tamelijk onverwacht hielden we halt bij twee witte koepels, de een heel groot en de ander wat kleiner. Er was ook een museum.
De grote koepel konden we zo binnenstappen. We belandden in een donkere ruimte, die slechts spaarzaam verlicht was. Bij de ingang hing een bord met de antwoorden op de ‘ten most asked questions’. De sterrenwacht bleek van voor de Tweede Wereldoorlog te zijn. Een van de astronomen was Hubble, de man naar wie de om de aarde draaiende onderzoekssateliet genoemd was. Andere beroemdheden die hier ‘in het zonnetje gezet werden’ waren Hale, Baade en Maarten Schmidt. Hoog in de bergen, ver weg van Los Angeles, werd het licht uit de ruimte opgevangen op een spiegel van een meter of twee en dan geanalyseerd. Je zag een soort schacht waarin het licht werd opgevangen en door ’s nachts met de opening en de schacht te draaien kan het binnenkomende licht van het ‘draaiende heelal’ gevolgd worden.
In het museum werd nog eens uitgelegd wat er allemaal bereikt was dankzij het onderzoek in Palomar. Bewezen was dat er grote hoeveelheden zonnestelsels zijn en ‘melkwegen’ en dat het heelal vele malen groter was dan wij vroeger met zekerheid konden vaststellen. Ondanks de hoge ligging van deze sterrenwacht waren er echter toch steeds meer beperkingen gekomen. Elk ‘vals’ straaltje licht gaf afwijkingen. Er waren inmiddels betere plekken op onze aarde (Hawaii, het Andes-gebergte) en daarbuiten, waar je nog nauwkeurigere waarnemingen kon doen, en verder in de ruimte doordringen.
Bij terugkomst in Nederland las ik dat orkestleider Billy Vaughn (van ‘Sail along silvery moon’) de laatste jaren van zijn leven in deze omgeving doorgebracht had en er, 72 jaar oud, in 1991 overleed.
Palomar
In de omgeving van Oceanside bezochten we de Mission San Luis Rey de Francia (1798). Een missiepost vernoemd naar de Franse koning Lodewijk de Heilige (IX) die in de dertiende eeuw maar liefst twee keer op kruistocht naar het Heilige Land ging en daarom ‘heilig’ genoemd wordt. Het gebouw was kort voor onze komst (17.05 uur) gesloten. De enige plek die we konden bezoeken was het kerkhof, en zelfs dat ging kort daarna op slot. Op de begraafplaats bevond zich een monument voor alle omgekomen indianen. Boven de entree was een inham met daarin een kruis van twee menselijke botten tussen een doodshoofd, en boven de poort het ‘reddende’ kruis.
Omstreeks 1830 woonden er in deze ‘christenheid’ (crétienté, zeiden de Fransen) maar liefst drieduizend bekeerlingen en bijna zestigduizend runderen, vermeldde onze reisgids, de Smithsonian. Het boek wees tevens op de grote rijkdom van deze kerk. Misschien was dat meteen wel de verklaring van het succes van zoveel bekeerlingen. “The church was so elaborate as to be referred to as a ‘palace’ by some visitors”..
Op het plein voor de missiepost zagen we de eerste van een reeks staties van de Via Dolorosa. Een kruisweg voor alle gezindten, werd er nadrukkelijk bij vermeld. Gelovigen werden opgeroepen een bijdrage te storten.
Verder langs de kust van de Pacific bereikten we de Mission San Juan Capistrano. Deze plek was bekend geworden door het liedje ‘When the swallows come back to Capistrano’, in Europa vooral in de uitvoering van Pat Boone, wiens platen onder leiding van Billy Vaughn opgenomen werden. Het lied was echter al jaren een klassieker. In 1940 hadden de Ink Spots ermee in de top tien gestaan. In de omgeving van de missiepost stond alles in het teken van de zwaluwen. Een deftig restautant noemde zich ‘L’hirondelle’ (zwaluw) en een winkel, de Capistrano Trading Post, presenteerde zich als ‘Home of the Swallows’ – als je er iets kocht of er gewoon binnenliep werd je een ‘free swallow story’ beloofd. Missie stond synoniem voor geld op deze plek.
Zo laat op de middag was er voor ons pelgrims dan ook geen gelegenheid meer om op bedevaart te gaan. De missie, een romantische ruïne, was verhuurd en derhalve bezet door mannen en vrouwen in zwarte kledij. Greetje dacht dat het geestelijken waren, en vroeg vergeefs of we even binnen mochten kijken. Haar bede werd niet toegestaan, de strenge mensen in het zwart werkten voor een cateringbedrijf en waren hier niet voor religieuze activiteiten.
Op een plein tussen de missie en de basiliek was een monument opgericht met in veelkleurige tegeltjes het opschrift: ‘Mission Basilica San Juan Capistrano. A national shrine. We gratefully recognize the following individuals for their generous contributions’, en de namen van vele honderden ‘investeerders’. De late pelgrims, wij dus, werden echter niet, zoals dat hoort, gastvrij opgevangen, maar juist geweerd.
Ronald Reagan Library
Een paar dagen later waren we terug in Ventura. Van daaruit maakten we een nieuwe tocht. Op 4 juni (Pinksteren) bezochten we de Ronald Reagan Library. We kwamen in een rijke buurt terecht, wist Norm Weitzel, onze gastheer. Mediamagnaat Rupert Murdoch en golfer Tiger Woods hadden hier hun domicilie.
Bij aankomst in de Library werden we ontvangen met afbeeldingen van alle presidenten van voor het tijdperk-Reagan. Op het terrein zelf zagen we een stuk van de Berlijnse Muur, waarvan de graffiti onlangs was gerestaureerd en vervolgens geconserveerd. “Mr. Gorbachov, tear down this wall”, was een van de beroemde uitspraken van de voormalige leider van de Verenigde Staten. Kort na zijn tweede termijn viel de Muur in Berlijn en Reagan heeft er sindsdien internationaal de credits voor gekregen.
In Californië zagen we af en toe jongelui lopen met op hun t-shirt de spreuk ‘Reagan Revolution’. Reagan kreeg steeds meer erkenning voor het baanbrekende werk dat hij in de jaren 1980 voor de Verenigde Staten gedaan heeft. Zelfs in onze streken begon door te dringen dat hij een belangrijk president is geweest voor het Vrije Westen. Het was dan ook niet zo gek dat de Library door heel veel mensen bezocht werd die dag, en dat er een vrolijke en optimistische sfeer heerste.
Heel anders dus dan bij Nixon. Bij Nixon zag je bovendien weinig of niets van sponsors. Alleen de naam van Robert Dole werd daar nadrukkelijk genoemd.
Bij Ronald Wilson Reagan (1911-2004) was dat volstrekt anders. In de entreehal stonden honderden namen, zo niet meer, op de wanden te dringen om aandacht. Bij de honorary founders noteerde ik onder meer John W. Kluge, Bob Hope, de Boeing Company en de regeringen van China, Japan, Koeweit en Saoedi-Arabië. Andere personen die mij bij die gelegenheid opvielen waren o.a. Jerry Weintraub (manager van Frank Sinatra en John Denver), David Geffen (oprichter van het platenlabel Asylum Records, met o.a. Jackson Browne en de Eagles), Rudolph Giuliani (voormalig burgemeester van New York), Pete Wilson (vroeger gouverneur van Californië) en Arnold Schwarzenegger, eertijds filmster (‘The Terminator’) en in 2006 nog niet zo lang gouverneur van Californië.
Bij aankomst moest er meteen geluncht worden. Terwijl ik me beperkte tot wat sla keek ik om me heen en zag dat de wanden van het restaurant bedekt waren met de voorpagina’s van tijdschriften. Ronald Reagan bepaalde met zijn opwekkende foto’s uiteraard de omslag. De meeste van die bladen waren Amerikaans, Time en Newsweek, maar verrassend genoeg hadden ook diverse exemplaren van het Nederlandse weekblad Elsevier hun weg naar Simi Valley gevonden. Nadat de buiken enigszins gevuld waren werden wij door het museum geleid. Enkele van de zalen hadden de namen van buitenlandse staatshoofden zoals Margaret Thatcher en zelfs Gorbachov, tot 1991 secretaris-generaal van de communistische partij van de Sovjet-Unie.
‘Dutch’
Koninklijke Nederlandse onderscheiding
Ronald Reagan had, voorzover ik heb kunnen ontdekken, geen speciale band met Nederland. In de geautoriseerde biografie van Edmund Morris (uit 1999), bijna 900 bladzijden, kon ik met veel moeite alleen Joseph Luns vinden. Het boek van Morris, die enkele jaren min of meer vrije toegang tot de president had, heette echter ‘Dutch’ – dat was de bijnaam die Jack Reagan aan zijn zoon gaf. Ronald werd als kind ‘Dutch’ genoemd vanwege zijn gezonde omvang. ‘Dutch’ heeft in de Engelse taal meestal een onaangename betekenis, in het geval van Reagan was dat echter beslist niet het geval. In het museum werd ons gewezen op een tegeltje met daarop de naam ‘Dutch’ geschreven. Onder dat tegeltje, onder de vloer, verborg Reagan als kind wat hij allemaal gespaard had. In het museum kwam Nederland nog een tweede keer aan bod: in een vitrine vonden we een koninklijk cadeau van koningin Beatrix, een gouden ketting met versierselen en daarbij de woorden: “Grand Cross of the Crown and Star, presented to Nancy Reagan in 1982 . Her Majesty Beatrix, Queen of the Netherlands”.
Bij het vertrek heb ik nog gekeken naar het boek Dutch. Het bleek niet aanwezig in de grote winkel van de Library, tot verbazing van mij én van de verkoper. Was dat toeval, of had het ermee te maken dat de auteur behoorlijk kritisch was ten aanzien van de persoon van de president?
Vroeger was het gebruikelijk dat presidenten zich voornamelijk in Washington en omgeving ophielden. Langzamerhand, met de groeiende macht van de Verenigde Staten op het wereldtoneel, kwam daar verandering in. Woodrow Wilson reisde nog per boot naar Europa, Franklin D. Roosevelt vloog tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Yalta om met Stalin en Churchill te discussiëren over Europa na de nederlaag van de Duitse nationaal-socialisten. Het duurde niet lang of er kwam een presidentieel vliegtuig, de Air Force One genoemd. Ronald Reagan maakte veelvuldig gebruik van dat vliegtuig, hij noemde het de ‘Flying White House’. Volgens onze gids was het voor hem een ideale gelegenheid om rapporten te lezen en zijn correspondentie bij te werken. Een van de vliegtuigen waarmee Reagan als president over de wereld trok, had intussen meer dan genoeg ‘airmiles’ gemaakt. Enkele jaren geleden was dat toestel naar de Ronald Reagan Library overgebracht. Om er een mooie plek te krijgen, begreep ik, moest het toestel eerst gedemonteerd worden waarna er een grote glazen hal omheen gezet werd. Op het vliegtuig was nog het zegel van de president van de VS te zien en in dezelfde ruimte stonden bovendien een kleinere helicopter (Marine One) en diverse luxe automobielen (presidential motorcars), onder andere van de politie van Los Angeles – met de slogan ‘to protect and to serve’, een goede tip, vond ik, voor onze eigen ‘dienders’.
De Air Force One was een vast onderdeel van de ‘tour’ door het museum. Sterker nog, bij de entree had zich een fotograaf genesteld die alle bezoekers uitnodigde om als Mr. & Mrs. President vanuit de holte van het vliegtuig naar hun ‘onderdanen’ te zwaaien. Binnen in het grote toestel was te zien dat de ruimte achter de cockpit voor de president en zijn vrouw gereserveerd was. Verder weg waren de verblijven voor zijn medewerkers en aan het einde die van de meereizende vertegenwoordigers van de pers. We hoorden dat er altijd twee Air Force One-toestellen waren en de leider van Amerika in de lucht altijd door gevechtsvliegtuigen vergezeld werd (en wordt).
"Mr. Gorbatchov tear down this wall'
In het museum was zoveel te zien dat ik het onmogelijk allemaal op kon schrijven. Maar om nog terug te komen op de reizen van Ronald Reagan, de gids vertelde dat deze tijdens de olieboycot van de VS (en Nederland, in 1973) in Azië op reis was en moest bijtanken. En route naar een land waar de boycot van kracht was, werd hem voorgesteld om de Amerikaanse kleuren te verwijderen. In dat geval was bijtanken verzekerd. Reagan reageerde negatief: “Naar dat land kunnen we dan maar beter niet vliegen”, zou hij gezegd hebben.
De tentoonstelling in de Library had vanzelfsprekend, zoals dat ook bij Richard Nixon het geval was, uitsluitend een positief karakter. Kritische opmerkingen werden vermeden. Gewezen werd op de langdurige carrière van Reagan, onder andere ook twee termijnen als gouverneur van Californië (1968-1976). In een vitrine was de afscheidsbrief te lezen die hij schreef toen hij besefte dat hij aan de ziekte Alzheimer leed. Er was een film te zien van Reagan in zijn laatste jaren, op zijn ranch in de heuvels bij Santa Barbara, terwijl hij hout hakte en de paarden vertroetelde. Elders was het Oval Office nagebouwd. De tentoonstelling van Richard Nixon had de titel: “Never give up”. Op een bordje van het bureau van Ronald Reagan in het Oval Office stond zijn eigen lijfspreuk: “It can be done”.
It can be done.
Buiten bezochten we het graf van Ronald Wilson Reagan met onder zijn naam simpelweg: February 6, 1911 – June 5, 2004. Het ‘uitzicht van het graf’ zou zodanig gekozen zijn dat het voldeed aan het favoriete uitzicht van de voormalige president. Ik maakte er een foto van, het gaf van boven een blik over een tamelijk kale vlakte met op de achtergrond zacht glooiende heuvels. In ‘Dutch’ stelde Edmund Morris het anders. Hij schreef over ‘his innocent delight – just before cognition began to fade – in the mechanics of the hillside crypt that awaits him and Nancy and Southern California. “There’s a few feet of rail in there, ready for when they open that steel door and slide me in. Then they’ll seal the door, but you know, temporarily, until she [Nancy] joins me. Then we’ll lie there, just the two of us, and look at the sea together”’.
Zonder dit gelezen te hebben vroeg ik gekscherend aan Norm waarom we niet door Nancy Reagan ontvangen werden. Hij gaf mij ten antwoord dat Nancy elders aan de kust woonde. Maar een paar dagen later vertelde hij: als we één dag later op bezoek in het museum geweest waren, hadden we Nancy Reagan wellicht persoonlijk kunnen zien. Toen was ze er. Zit de geschiedenis niet vol toeval?
Harry Knipschild
21 oktober 2011
Clips
* Ronald Reagan, gast van Sonny & Cher
* Bill Clinton, president, bij de begrafenis van Richard Nixon, Yorba Linda, 1994
* Bill Clinton, president, bij de begrafenis van Richard Nixon, Yorba Linda, 1994
Literatuur
Richard Nixon, The real war, New York 1980
Richard Nixon, Leaders, New York 1982
Mary Beth Norton e.a., People and a nation. A history of the United States, Boston 1996
Edmund Morris, Dutch. A memoir of Ronald Reagan, Londen 2000
- Raadplegingen: 26228