38 - Een praatje over Leidens Ontzet
Elk jaar, begin oktober, is het groot feest in Leiden. Op 3 oktober 1574 werd de vestingstad Leiden immers ontzet en dat moet in onze tijd uitbundig gevierd worden. Het ontzet heeft 450 jaar geleden plaatsgevonden; aanleiding om de bloemetjes extra buiten te zetten. Zelfs het tv-journaal besteedde er anno 2024 flink aandacht aan.
Enkele weken vóór het grote gebeuren werd ik benaderd om voor een klein gezelschap over het onderwerp een praatje te houden in het dorpscentrum van Oegstgeest. Aanleiding om wat onderzoek te doen naar beschikbare bronnen. Op de website van de 3 October Vereeniging Leiden waren veel bijzonderheden te vinden. Vanaf 1997 had er namelijk elk jaar een historische lezing plaats en van die lezing werd steeds een zeer gedetailleerd boekje gedrukt. De meeste van die lezingen zijn via de site terug te lezen. Raymond Fagel, verbonden aan de Universiteit Leiden, gaf de aftrap met Leids beleg en ontzet door Spaanse ogen. Andere sprekers waren onder meer Simon Groenveld, Willem Otterspeer, Maurits Ebben, Dirk Jaap Noordam en Louis Sicking.
Op 30 september hield ik mijn praatje.
Leidens Onzet (schoolplaat J.H. Isings)
Jonathan Israel
Bij het bestuderen van al die interessante details, ongetwijfeld het resultaat van langdurig en zorgvuldig onderzoek, bekroop me het gevoel dat je – om een bekend spreekwoord te gebruiken – meer dan eens ‘door de bomen het bos niet meer zag’. Ter voorbereiding van mijn praatje greep ik daarom vooral terug op het tamelijke recente handboek van Jonathan Israel, The Dutch Republic. Its Rise, Greatness, and Fall 1477-1806 (uit 1995).
Israel, vooral bekend vanwege zijn Spinoza-onderzoek, had bijna 1200 pagina’s uitgetrokken om een modern beeld te geven van hetgeen zich in ons land heeft afgespeeld vanaf de late middeleeuwen tot in het Napoleontische tijdperk.
Hoe keek een Britse historicus aan tegen de ontwikkelingen rond de belegering en het ontzet van Leiden in 1573 en 1574? Als buitenlander kon hij wat meer afstand nemen en ‘van bovenaf in Europa’ op de gebeurtenissen neerkijken. Bovendien had Israel zich in zijn boek gebaseerd op recent verschenen wetenschappelijke literatuur. Dat leek me wel een mooi uitgangspunt.
Karel V
In het begin van de zestiende eeuw deed zich een bijzondere ontwikkeling voor in onze regio. Karel V, anno 1500 geboren in het Belgische Gent en opgegroeid in Mechelen, kreeg de zeggenschap over een zeer groot gedeelte van West-Europa. Als ‘voogd’ van zijn moeder, Johanna de Waanzinnige (1479-1555), bestierde hij Spanje (Castilië en Aragon), dat vanaf de ontdekkingstochten van Columbus bovendien bezig was een wereldrijk te worden.
Vanwege zijn Habsburgse afkomst slaagde Karel er bovendien in uitgeroepen te worden tot keizer van het enorme Heilige Roomse Rijk. In wat vandaag de Benelux genoemd wordt, kon hij optreden als hoogste baas van Holland, Brabant, Vlaanderen, Gelderland, Zeeland, Henegouwen enzovoort. Karel V oefende op zeker moment de macht uit over ongeveer veertig procent van de Europese bevolking.
Het besturen van zo’n groot rijk ging uiteraard niet zonder problemen. Bovendien kreeg hij te maken met een ongekend fenomeen – de verwerping van de katholieke religie door Luther en Calvijn. Met name in Spanje was het katholieke geloof na het onvrijwillige vertrek van de laatste moslims in 1492 juist tot een bindende staatsfilosofie voor iedereen uitgeroepen. Met wie niet meedeed liep het meestal slecht af (als gevolg van de Spaanse Inquisitie).
In 1555 legde Karel V zijn heerschappij neer en sleet zijn laatste jaren in een klooster in Yuste (Spanje).
Filips II
Vanwege de grootte van zijn rijk was Karel V gedwongen om steeds rond te trekken. In 1526 trad hij te Sevilla in het huwelijk met Isabella van Portugal. Een jaar later werd hun zoon Filips geboren in de Spaanse stad Valladolid.
Filips werd benoemd tot regent van Spanje. Verreweg het grootste gedeelte van zijn leven vertoefde hij daar en liet er het Escorial bouwen. Pas in 1549 verscheen hij voor het eerst in onze streken, waar steeds meer inwoners zich tot het calvinisme aangetrokken voelden. In 1555 volgde hij zijn vader op als heerser van al die staatjes in de Benelux en vertrok vervolgens naar het katholieke Spanje, om van daaruit op Spaanse wijze leiding te geven aan zijn vele onderdanen.
Het centrale punt van het Habsburgse rijk, als je het zo zou willen noemen, verschoof van midden-Europa naar het Spaanse katholieke zuiden. Rome, eveneens in Zuid-Europa, was het centrum van het katholieke geloof, allemaal ver weg van bijvoorbeeld Leiden.
Nederland: beeldenstorm
Filips II in 1573
De Nederlanders waren onderdanen geworden van een vorst ver weg. Met hem hadden ze weinig binding. Filips bestuurde op afstand. Het duurde een lange tijd voor brieven gelezen konden worden. Bij ontvangst was de situatie soms radicaal veranderd. En bij het antwoord al helemaal.
In 1566 brak er in onze streken een opstand uit tegen het Habsburgse bewind – de zogenaamde beeldenstorm. Calvinistische voorgangers zetten met preken aan tot geweld tegen de Kerk. In zijn boek Het hongerjaar 1566 betoogde Erich Kuttner bovendien dat de voedselprijzen door misoogsten enorm gestegen en voor sommigen onbetaalbaar geworden waren.
Op 25 september 1566 vonden er plunderingen plaats in Leidse en Haagse kerken. In veel gevallen steunde de elite de beeldenstorm. Jonathan Israel: “The outbreaks at The Hague and Leiden took place under the protection of groups of armed nobles. The Counts of Culemborg and Batenburg ordered the stripping of the altars and images of the churches on their lands. Both in the town of Brill [Den Briel] and the surrounding countryside, the churches were systematically stripped, partly on the initiative of local nobles”.
Alva
Margaretha van Parma, die Filips tot landvoogd voor de Nederlanden had aangewezen, rapporteerde wat er gaande was aan Spanje en wist intussen de protestantse opstand een halt toe te roepen. Menigeen aan de ‘verkeerde kant’ had geen andere mogelijkheid dan om te vluchten. Velen van hen trokken de zee op, waar ze zich in leven moesten houden. Ze zijn de geschiedenis in gegaan als de watergeuzen.
Jonathan Israel: “Many towns expelled their calvinist preachers and terminated protestant services both inside and outside their walls; during April 1567, the exodus of protestants began”.
Vanuit Spanje stuurde Filips een mannetjesputter naar het noorden, waarop hij dacht te kunnen bouwen – de hertog van Alva (1507-1582). De Spaanse koning, die het ‘rechtsstatelijk’ ook voor het zeggen had in Leiden en elders, gaf hem de middelen om onderweg een grote hoeveelheid soldaten te te werven voor een leger dat een einde moest maken aan de opstand daar. Dat was niet eenvoudig. Spanje en Frankrijk waren elkaar vijandig gezind. Alva moest een flinke omweg maken om de Nederlanden te bereiken. Over de Maas was bijvoorbeeld maar één brug – de Sint Servaasbrug in Maastricht. In augustus 1567 arriveerde hij met een leger van 10.000 huursoldaten, voornamelijk Spanjaarden, in de hoofdstad Brussel. In het rijk van Filips bestond geen dienstplicht.
Als gevolg van de moeilijke communicatie kwam de Spanjaard enigszins als ‘mosterd na de maaltijd’. Israel: “Not only had all visible sign of protestant activity ceased but many of those linked to the rebellion and the freedom of conscience agitation had fled, or driven underground”.
Margaretha had er geen zin in om met Alva samen te werken. De landvoogdes vertrok en liet het aan de afgezant van Filips over om met harde hand de macht te grijpen. Dat was precies wat hij deed. Alva voelde er niets voor om met de hoogste adel te onderhandelen over mogelijke compromissen. De drie belangrijkste Nederlandse gezagsdragers Egmont, Hoorn en Oranje riep hij ter verantwoording. Afspraken die eerder gemaakt waren over hoe met het calvinisme om te gaan, deden er niet meer toe na de problemen met de beeldenstorm.
Alva, die Margaretha bij haar vertrek als landvoogd opvolgde, maakte korte metten met de Nederlandse top. Hoorn en Egmont werden op de Grote Markt in Brussel onthoofd. Willem van Oranje, die de bui zag hangen, wist echter op tijd naar het Nassau-stamslot Dillenburg (Duitsland) te vluchten. Daardoor bleef hij als enige Nederlandse topbestuurder in leven. Door dit toeval werd Oranje degene die het voortaan tegen Alva moest opnemen.
Alva treedt op (1567-1573)
Alva
Alva had verzoenend kunnen handelen. Dat deed hij niet. Vanaf zijn aankomst trad hij rigoureus op, zoals Filips het hem had gevraagd. Willem van Oranje kwam aan de kant te staan. In zijn plaats werd Bossu formeel benoemd tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. Namens Filips probeerde Alva allerlei nieuwe belastingen in te voeren. De Inquisitie, die in Spanje huishield, moest ook in Nederland de tucht in het ware geloof herstellen.
Alva liet zich vooral gelden in Belgische steden als Bergen (Mons) en Mechelen. Zoon Fradique (Frederik) moest het vuile werk in ‘Nederland’ opknappen – met name in Zutphen en Naarden, waar de troepen, voornamelijke bestaande uit Spaanse huursoldaten, zich niet van hun beste kant lieten zien, integendeel.
Kortom het bewind van Alva werd als een schrikbewind ervaren. Zijn vervanging, door Requesens (eind 1573), bracht geen verandering meer. In Holland wilden steeds meer mensen van die Zuid-Europese bemoeials af. Willem van Oranje was misschien het enige alternatief. Hij moest gewoon weer stadhouder van Holland en omgeving worden.
In Brielle begint de victorie
In de geschiedschrijving van wat later de Tachtigjarige Oorlog genoemd werd – in werkelijkheid aanvankelijk een opstand tegen het wettige gezag – wordt Alkmaar meestal aangeduid als de stad waar de victorie begon. Na een belegering van zes weken werd de kaasstad immers ontzet (op 8 oktober 1573) nadat geuzenleider Diederick Sonoy het omliggende land had laten onderlopen, zodat het buitenlandse huurlingenleger (onder leiding van Alva junior) zich noodgedwongen moest terugtrekken.
Helemaal juist is de spreuk ‘Bij Alkmaar begon de victorie’ echter niet. Anderhalf jaar eerder, op 1 april 1572 wisten de watergeuzen al toe te slaan bij Den Briel. Vanuit zee slaagden ze erin die stad in te nemen. Jonathan Israel: “On 1 April, 1572, six hundred gueux recently expelled from the English channel ports, under the command of Count Lumey de la Marck, seized the small port of Brielle which had been temporatily left without a Spanish garrison, owing to Alva’s concentration on his forces along the French border to guard against an expected incursion from France”.
De geuzen grepen hun kans. “William Blois de Treslong persuaded Lumey not just to raid the town and its churches but to try to hold Brielle, a town inaccesibly placed and surrounded by waterways, against the inevitable counter-attack”.
Op die dag, 1 april 1572, ‘verloor Alva zijn bril’. 1 April werd ‘April’s Fools Day’.
De geuzen hadden nu een soort uitvalsbasis. “They realized how fragile was the situation in the north-west Netherlands, and how precarious the position of government, Church, and regents. They lost no time in pouncing on bigger prey, riding a wave of popular fury against the town governments and regime’.
Vreedzaam ging het er overigens niet aan toe in die dagen, evenmin als bij de onthoofding van Egmont en Hoorn en bij de inname van bijvoorbeeld Zutphen en Naarden. In Den Briel werden zeventien katholieke priesters en twee broeders na gefolterd en gemarteld te zijn, in een turfschuur opgehangen; vervolgens werden hun lichamen verminkt. Andere priesters vonden de dood op de brandstapel op de Grote Markt. De slachtoffers zijn bekend geworden als de ‘martelaren van Gorcum’. Aan beide zijden van het politieke spectrum werd grof geweld niet uit de weg gegaan. Goed en kwaad waren – zoals vaker – relatieve begrippen.
martelaren van Gorcum
Holland in de verdediging
Langzamerhand begon er in het noordwesten van Nederland, ver weg van Brussel (en het Escorial) een onafhankelijke basistaat te ontstaan. Elders in de Nederlanden was dat minder het geval.
Jonathan Israel wist het mooi te duiden: “The decisive factor was that in Holland, Zeeland, and Friesland, the Revolt of 1572 had been in progress for many months and incipient protestantism and institutional formalization of the rebellion against the Spanish Crown had placed the local rebel leadership in a quite different position from their counterparts in the southern and eastern provinces”.
En hij ging verder in zijn betoog: “Returning exiles and sea-beggars had already drastically changed the civic political and religious framework in the Holland towns, whereas in the south and east there had been neither enough prominent returning exiles nor enough time”.
Holland was dus het centrum van het verzet geworden tegen het harde optreden van de buitenlandse troepen onder leiding van vader en zoon Alva.
Voor Filips was het duidelijk – Holland en zijn onderdanen daar moesten onder de knie gekregen worden. De drie steden waarop hij zijn pijlen liet richten waren Haarlem, Alkmaar en Leiden. Amsterdam stond in die tijd aan de ‘Spaanse kant’.
Haarlem – aan het Spaarne – was de eerste stad die tot de orde geroepen moest worden – politiek en religieus. Vanaf december 1572 werd Haarlem zeven maanden lang belegerd. Een poging van de watergeuzen om de stad te ontzetten, mislukte. Er was sprake van een grote hongersnood. Pas op 13 juli 1573 gaf Haarlem zich over. Enkele duizenden soldaten en burgers werden na de inname door de belegeraars om het leven gebracht. Er werden heel wat hoofden afgehakt. Gevangenen werden soms ruggelings aan elkaar gebonden in het Spaarne geworpen. Je wist wat je te wachten stond als je aan de verkeerde kant van de geschiedenis terecht kwam.
Na Haarlem hadden de koninklijke troepen de handen vrij om Alkmaar aan te pakken. Maar, zoals eerder aangegeven, liep het beleg daar uit op een mislukking. Vervolgens was Leiden aan de beurt.
Leiden – het eerste beleg
Leiden werd niet één keer, maar twee keer belegerd door de troepen die loyaal waren aan koning Filips II. “The siege of Leiden”, aldus Jonathan Israel, “if not quite the longest was the costliest, hardest, and most decisive of the Revolt”.
De Britse historicus legde het uit. “There were relatively few professional troops in the town. The backbone of the defense were the citizens’ militia (schutters)”. Als Leiden zou vallen, waren de consequenties groot voor het gebied te zuiden van de stad. “Had Leiden fallen, The Hague and Delft would have been untenable and the Revolt as a whole might have collapsed”.
Eind oktober 1573, drie maanden na de val van Haarlem, stonden de Spaanse troepen voor de muren van de stad. In Leiden konden ze wel vermoeden dat het zo zou gaan. Er waren voldoende voorbereidingen getroffen. Eten was er in overvloed om een lang beleg te doorstaan. Er werd zelfs noodgeld uitgegeven. Aan de kant van Oegstgeest hadden de verdedigers (op de plaats waar nu Oud-Poelgeest staat) een burcht uit vrije wil ontmanteld, zodat de aanvallers er geen gebruik van konden maken. Zonder al te grote problemen werd het beleg, dat de bedoeling had om de stad uit te hongeren, doorstaan tot in maart 1574.
Misschien wel tot verrassing van de Leidenaren trokken de koninklijke troepen weg. Ze werden opgeroepen om mee te vechten in het oosten van het land. Daar was een Duits leger onder leiding van Lodewijk van Nassau (broer van Willem van Oranje) naar Holland opgetrokken. Leiden was weer vrij. Het eerste ‘ontzet’ wordt in onze tijd zelden herdacht. Maar in de stad werd in het voorjaar van 1574 wel degelijk feest gevierd. De belegering had immers niets opgeleverd aan de ‘vijand’.
Leiden – het tweede beleg
De inwoners van Leiden namen het ervan. Ze verzuimden, kunnen we nu zeggen, om vooruit te kijken. Weldra was er geen overtollig voedsel meer in de stad. De vestingwerken van de aanvallers werden niet afgebroken. Waarschijnlijk waren ze er niet van op de hoogte hoe het verder ging met de voormalige belegeraars. Daarom waren ze (te) optimistisch.
Jonathan Israel: “In March 1574, the Spanish troops pulled back, to face the army raised by William’s brothers in Germany, seeking to ease the pressure on Holland from the east. The rebel force was crushed at Mook and count Louis [Lodewijk] killed”.
In mei waren de aanvallers terug bij de muren van Leiden. De oude schansen stonden nog overeind. De troepen van Willem van Oranje zelf stelden niet veel voor, zeker niet in kwalitatief opzicht. “Orange had created a rudimentary military administration in Holland and increased his troop strength to perhaps 15,000 men. But in numbers the Dutch army was less than half the size of the king’s and was qualitatively far inferior”.
ziektes en doden
Eten was deze keer niet ingeslagen. Een bestuurlijke blunder (achteraf). Na een paar maanden was er geen voedsel meer in de stad. De gevolgen laten zich raden. Allerlei ziektes braken uit. De mensen stierven in grote aantallen. “The defenders were in a pitiable state”, kun je lezen in The Dutch Republic.
Met de duivenpost liet Willem van Oranje aan de hongerende verdedigers weten dat hij alles op alles zette om hen te redden. Ze moesten zich vooral niet overgeven! Het succes van de Opstand hing af van de afloop van de belegering van Leiden. “The entire Revolt was in the balance”.
Leiden moet volhouden
Willem van Oranje wist zijn woorden waar te maken. “He staked everything on trying to save the seemingly doomed town”. Midden op het platteland van Holland, het ‘groene hart’, zette de prins, die een paar jaar eerder nog naar slot Dillenburg gevlucht was, alles in om Leiden te redden.
Vooral de marine (!) speelde een essentiële rol. “Boats, supplies, and thousands of seamen were brought up, under admiral Boisot’s command, from Zeeland”. De dijken werden doorgestoken, zodat het water over het land kon lopen, met alle consequenties voor de militairen en natuurlijk ook voor de boeren. “Despite opposition in the States of Holland, the dikes along the Maas were cut so as to inundate the area further north”.
Het onder water laten lopen was voorlopig niet voldoende om de hongerstad te redden. “The water failed to rise sufficiently to force the Spaniards back, or convey the relief further than midway between Delft and the dying [! HK] city”.
Door lawaai te maken probeerden de troepen van Boisot de verdedigers moed te laten houden. “Within earshot, the relief fleet thundered their guns, to bolster the morale of the besieged”.
Eind september was Willem van Oranje de wanhoop nabij. “The prince had given way to despair, convinced that all was lost”.
Leidens ontzet
Het weer was de geluksbepalende factor. De protestantse verdedigers, ketters in de ogen van Filips, hadden een andere verklaring: “The Almighty intervened”. Maar hoe dan ook, de wind draaide eind september. Zware regenbuien deden hun werk. ‘For days rain fell, the waters rose. The Spaniards were forced to pull back and Boisot was through”.
Voor de inwoners van de stad had de belegering niet veel langer mogen duren: “So weakened were the defenders that scarcely anyone in the town could stand [!]”.
Dankzij het weer liep de belegering alsnog goed af, met veel consequenties voor het vervolg van de opstand. “The relief of Leiden was a crucial event. The Spanish soldiery subsequently evacuated all South Holland, withdrawing on Utrecht and Haarlem. The revolt was now fairly secure in South Holland and Zeeland and North Holland, beyond Amsterdam and Haarlem”.
Nederland en Filips
De gebeurtenissen van 1572-1574 waren niet echt bedoeld om Holland en andere provincies helemaal los te maken van Filips II in het Escorial, vernoemd naar de katholieke martelaar Laurentius. “De koning van Hispanje heb ik altijd geëerd” is nog steeds in het Wilhelmus, ons volkslied, opgenomen.
De onafhankelijkheid van Nederland kwam in stapjes tot stand, eerst bij de pacificatie van Gent (1576), de unie van Utrecht (1579) en het plakkaat van Verlating (1581), waarbij de regio zich los verklaarde van het bewind van de Habsburgse koning. Het plakkaat kun je zien als de voorganger van de Amerikaanse Declaration of Independence in 1776. De Amerikaanse opstand duurde tot in 1783, zeven jaar dus. De Nederlandse opstand duurde ongeveer 80 jaar tot in 1648. Pas bij de vrede van Westfalen (Münster) werd de onafhankelijkheid van het toenmalige Nederland door Spanje (Filips IV) en andere staten staatsrechtelijk erkend.
Plakkaat van Verlating (1581)
Geschiedschrijving
Overwinnaars schrijven de geschiedenis. Als Leiden niet ontzet was, zou de wereld er nu anders uitgezien hebben. Maar als gevolg van het ontzet zijn in de loop der tijden allerlei heldenverhalen de ronde gaan doen. In Haarlem over Kenau Hasselaer, in Leiden over Pieter van der Werff, een van de vier burgemeesters die de stad in 1574 telde. Pieter zou zijn hele lijf, of op zijn minst zijn rechterarm, als voedsel aan de hongerende bevolking hebben aangeboden. Zelden wordt vermeld dat de vier burgemeesters, inclusief Van der Werff, kort na het ontzet door Willem van Oranje uit hun functie ontheven werden – blijkbaar hadden ze niet goed gehandeld. Magdalena Moons zou bereid zijn geweest om in het huwelijk te treden met Francisco de Valdez, de Spaanse legeraanvoerder, als hij bereid was de aanval op Leiden uit te stellen. Enzovoort.
Aan de hand van de door mij vergaarde gegevens kon ik mijn praatje houden.
Het grote gebaar van burgemeester Van der Werff (1816)
In de boekjes, uitgegeven door de 3 October Vereeniging, is voor de liefhebbers meer dan voldoende stof tot nadenken te vinden. Of dat op de derde dag van deze maand het geval is, valt te betwijfelen. Is het niet beter om te vieren dat ‘wij’ die Spanjaarden een lesje geleerd hebben? Dat gebeurt ook met muziek. Jarenlang traden de Shoes gratis op ter gelegenheid van het ontzet. Op 2 oktober van dit jaar was het de beurt aan Armin van Buuren om Leidens Ontzet muzikaal op de kaart te zetten.
Harry Knipschild
15 oktober 2024
- Raadplegingen: 282