533 - Iron Butterfly, de groep van ‘In-A-Gadda-Da-Vida’
Je hebt van die zeer lange nummers die je misschien één keer per jaar op de radio hoort – in de Top 2000. In de eerste editie van het marathon radio-programma op radio 2, in 1999, was ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ op nummer 156 genoteerd. Elk jaar komt de song van Iron Butterfly, een compositie van frontman (zanger en organist) Doug Ingle (1945-2024), terug in de week tussen kerst en nieuwjaar, maar sinds 2018 boven de 1000, het laatste jaar op 1223.
IJzeren Vlinder
In 1997 kreeg Gary James een en ander te horen uit de mond van Doug Ingle. In een artikel schreef de Amerikaanse popjournalist dat de groep uit San Diego (Californië) in 1966 tot stand kwam en aangeduid werd als vertolkers van ‘psychedelic rock, acid rock, underground, heavy rock en heavy metal’.
Ingle legde uit waar de naam vandaan kwam. Groepen noemden zich vroeger vaak naar insecten. Dat was bijvoorbeeld het geval met het beroemde viertal uit Liverpool. “Insects were in at the time, what with The Beatles and what not”. De Beatles op hun beurt waren bewonderaars van Buddy Holly en de Crickets, een gezelschap dat eind van de jaren vijftig aan de weg timmerde.
Ingle: “We were sitting around, trying to make up group names for this new group that ended up being called Iron Butterfly. We wanted a melodic consciousness contained within the rock format. We worked to broaden the horizons and be able to engage the dynamics, the highs, the lows, the melodies, the sensitivity and all that stuff, but at the same time doing it via the vehicle of electronic sound. We wanted something light and heavy and versatile and colorful”.
Ahmet Ertegun, de grote baas van Atlantic Records in New York, nam Iron Butterfly in het voorjaar van 1967 onder contract. In het jaar van de hippies wilde elke platenmaatschappij meedoen met de psychelische undergroundmuziek van de West Coast. Zo kwamen ook Jefferson Airplane, Creedence Clearwater Revival, Moby Grape en Big Brother & The Holding Company, een groep met zangeres Janis Joplin, aan een contract.
In Billboard kon je op 8 april 1967 lezen: “Ahmet Ertegun is back at his home base New York after ten days on the West Coast, recording and signing new talent for the label. Ertegun delved into the Coast’s hip underground and came up with two new groups for the label: the Iron Butterfly and the Nirvana Banana”.
Ahmet Ertegun
Ontdekt door Ahmet Ertegun
Aan Gary James legde Ingle uit hoe het contact met de muziekindustrie tot stand gekomen was. Ze waren begonnen als cover-groep in Los Angeles. Door goed na te doen werden ze uitgenodigd om op werkdagen in de Whisky A Go-Go op te treden. Het was, zei hij, ‘a real tourist trap. They’d have the headliners, and it was ‘the place to go’’.
In het weekend moesten ze plaats maken voor de echte artiesten, zoals Ike & Tina Turner, Miracles. Doors, Jefferson Airplane, Supremes en Buffalo Springfield”. Soms mochten ze dan het voorprogramma verzorgen. Dat werkte: “It was at The Whisky that the labels started coming to see the act and actually bid against each other to sign us”.
Wellicht was Ertegun wel een van die bezoekers. Buffalo Springfield was een Atlantic-groep.
Uit die tijd herinnerde Doug zich dat ook de ouders van Jim Morrison (Doors) kwamen kijken. “His folks came to the show and they were sitting front row center. During the show he was of course way out there, the ultimate storyteller.
You’d swear watching him that he’s on something, there’s no doubt, but between shows he joined his folks and he conversed with them, was very civilized, very proper, was like a completely different person. That tells me that he was a performer and the image he projects on stage really has precious little to do with him as a person offstage. His parents seemed to be enjoying themselves”.
Plaatopname in 1968
In 1968 nam de groep een song op die oorspronkelijk ‘In The Garden of Eden’ heette. Jaren later, in 2020, gaf Ron Bushy, de drummer, aan hoe het gegaan was.
Aan Andrew Daley vertelde hij: “We were a community of musicians and friends. We all lived in the same house in Laurel Canyon and everyone hung out together. Us and all the other guys, like The Doors, Buffalo Springfield, and many more greats from this time period”.
Iron Butterfly had pas een toernee achter de rug. “After our tour, we went straight into Ultrasonic Studios in Hempstead (Long Island). Don Cassel was the engineer. We set up our equipment and Don says, ‘Guys, why don’t you just start playing and let me get some mic levels’.
We decided let’s do ‘Vida’ We played the entire song without stopping. To make a long story short, when we finished, he said, ‘Guys, come into the control room’. We listened to it and were blown away”.
Aan Klemen Breznikar gaf Ron andere details. “‘In-A-Gadda-Da-Vida’ was written as a slow country ballad, about 1½ minutes long. I was making a pizza at the Galaxy on Sunset Boulevard, where we were playing to help support the band. We lived in Laurel Canyon off of Kirkwood Drive. I came home late one night and Doug [Ingle] had been drinking a whole gallon of Red Mountain wine.
I asked him what he had done, while he has been playing a slow ballad on his Vox keyboard. It was hard to understand him because he was so drunk. So I wrote it down on a napkin exactly how it sounded phonetically to me: ‘In-A-Gadda-Da-Vida’. It was supposed to be ‘In the Garden of Eden’.
About a year later with a whole new line up, Erik Brann and Lee Dorman, we took it to rehearsal and started to actually put the song together. After many months and three months of opening for Jefferson Airplane the song got longer and longer, taking on a life of its own.
Immediately after the tour we went into the studio called Ultra Sonic Studios and recorded ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ in one take. The engineer Don Cassel said, come in and listen. The song was done - 17:05. Then we overdubbed Doug’s scratch vocal and Erik’s guitar and we were done”.
Zo zou ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ tot stand gekomen zijn. Op de hoes van het album werd Cassel overigens niet vermeld als technicus. Alle eer ging naar Jim Hilton, die tevens voor de productie verantwoordelijk was.
Iron Butterfly in de pers – 1968
Toen het album ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ verscheen, kreeg het op 13 juli 1968 in het vakblad Billboard een goed onthaal: “Another step toward greatness by an outstanding musical group. Progressive rock is their forte, they rampage without limitations through music forms. ‘My Mirage’ is probably the best cut, but their 17-plus-minute ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ should not be overlooked. ‘Are you happy’ is close to commercial as progressive can get”.
De gewone persjongens waren minder enthousiast over hun muzikale kwaliteiten. Bij een optreden in de Fillmore East in New York bijvoorbeeld schreef Robert Shelton: “Iron Butterfly was mainly on a psychedelic-rock heavy tangent with full phalanxes of sound roaring from the stage. The group went out with a production number that sounded and looked like a plane crash, with four fires on stage. Unfortunately it was about as uncomfortable as a crash”.
Pete Johnson was in september bij een optreden in de Hollywood Bowl. Hij moest toegeven: “The crowd seemed to like them”. De recensent van de Los Angeles Times hield er zelf een andere mening op na: “The Iron Butterfly would be my nominees for the worst group of the year”. Maar Blue Cheer (bekend van ‘Summertime Blues’, een cover van een Eddie Cochran song) was nóg minder, vond hij.
Het komt wel vaker voor dat de rockpers kritisch was en het publiek enthousiast. Grand Funk Railroad heb ik er altijd een mooi voorbeeld van gevonden. Ook Eric Clapton kreeg in de jaren zeventig heel wat te verduren toen hij na zijn optreden met Cream en Derek and the Dominoes overstapte op toegankelijke songs. En wat te denken van Status Quo en in Nederland BZN en de George Baker Selection…
In Nederland uitte Jan Donkers (Volkskrant) zich enthousiast over het nummer ‘Possession’, maar voor de rest hoefde deze ‘underground’ groep niet voor hem.
Het succes
Een van de factoren die ongetwijfeld meespeelde in die tijd was de lengte van het nummer ‘In-A-Gadda-Da-Vida’. Het besloeg een hele kant van het album. Dat was een nieuwe ontwikkeling. De wat oudere jeugd beschikte over de middelen om een album in plaats van een single te kopen. De mensen van Atlantic haakten op de nieuwe mode in. Kritische Amerikaanse recensenten hadden het nakijken. Juist de lengte kwam ‘Vida’ ten goede.
In 1976 vergeleek Jeffrey Morgan het nummer (in muziekblad Creem) met de lange 12 inch van Donna Summer: “This is to the disco scene what ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ is to rock ’n’ roll. Seventeen minutes is being repeated over and over again”.
In 2008 keek Youp van ’t Hek terug op zijn jeugd: “In 1969 werd ik als vijftienjarige diep geraakt door ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ van Iron Butterfly. Aan het titelnummer van de elpee gaven we ons op feestjes totaal over. Het unieke van het nummer was dat het zeventien minuten duurde. In mijn herinnering zelfs een hele kant van de elpee. Een thema dat maar doorging. Wat vonden wij dat gaaf. [In plaats van] al die muffe liedjes van precies drieënhalve minuut!”
top 40, 3 oktober 1970
Toen ik [HK] in het late voorjaar van 1969 in dienst trad bij Polydor (vertegenwoordiger van Atlantic in Nederland) constateerde ik dat het album met ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ op een hele plaatkant goed verkocht, maar nog geen echte bestseller was. Dat veranderde in 1970 dankzij de zeezender radio Veronica en een versie van bijna drie minuten.
Op de website van de stichting top 40 is vandaag nog te lezen: “Wist je dat de single in Nederland is uitgebracht met op de A-kant een door Ad Bouman gemixte, ingekorte versie van het ruim 17 minuten durende werk op het uit 1968 stammende, gelijknamige album”.
In die kringen is men er nog steeds zo trots op dat er een vervolg kwam: “De b-kant, ‘Soul Experience’, is gebruikt als tune voor het Hilversum 3-programma Countdown Café van de VOO [Veronica Omroep Organisatie]”.
1969
Mede door het succes van ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ werden de albums van Iron Butterfly bestsellers tot in lengte van dagen. Hun eerste lp, ‘Heavy’, vertoefde bijna een jaar lang in de bestsellerlijsten van Billboard, ‘Ball’, in 1968 verschenen, bleef er 44 weken in staan. Het album ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ bereikte een vierde plaats in de Amerikaanse album-hitlijst en verdween er pas na 140 weken uit. Voor de muziekbusiness was Iron Butterfly een uniek fenomeen.
Schattingen van de verkoop lopen op tot soms boven de 30 miljoen. Aan Gary James vertelde Ingle in 1997 dat er 32 miljoen exemplaren verkocht waren. Aan de hand van de royalties en publishing-rechten was hij in staat om dat te controleren. Maar of hij de feiten precies kende en de waarheid verkondigde, weet je nooit zeker.
Op 31 januari 1969 traden Doug en zijn medemuzikanten voor het eerst in New York op. Dat was nog in het voorprogramma van de Britse Atlantic-groep Led Zeppelin. Maar weldra was Iron Butterfly zélf een trekker voor het publiek – en de pers. Op 16 augustus deed Martin Snider verslag van een groot pop festival in Atlantic City met 50.000 toeschouwers. Er waren optredens van de Byrds, Chicago, B.B. King, Little Richard, Johnny Winter, Janis Joplin, Joe Cocker, Canned Heat en vele anderen.
Snider over Iron Butterfly: “Just their presence on the stage brought a few thousand people into the press box and made it impossible to get near the stage. There was a slight breakdown of security which caused the press box to be filled with over 10,000 people by the end of the weekend. Even with the people in the press box, the Iron Butterfly was just great and the best that night. They played songs from their two albums on Atco Records, including ‘In-A-Gadda-Da-Vida’, which they played for almost 30 minutes”.
optreden in Hollywood Bowl
Bij een optreden in de Hollywood Bowl in september 1969 was de redactie van de Los Angeles Times opnieuw verre van enthousiast. Deze keer was Robert Hilburn gaan luisteren.
Evenals Pete Johnson in 1968 kon hij er niet omheen: “Let’s give the Iron Butterfly credit for some rather impressive accomplishments. Two of their albums have passed the $1 million sales mark, one has been near the top of the best seller list for more than a year. Further, the group’s spirited version of their lengthy ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ did bring a good portion of the young audience to its feet. A few hundred even pushed their way through security lines to get closer to the stage”.
Hilburn liet zich niet beïnvloeden door het succes. “Despite these feats, the Iron Butterfly is the most unexciting, unappealing major rock group I’ve seen. Their music captures none of the essential elements of good rock. The Butterfly’s music features none of the joy, rhythmic simplicity, unpretentious lyrics, vitality or simple pleasure that makes rock such an appealing musical form.
The four member group, which got its start in Los Angeles during the early days of hard rock, doesn’t seem to have moved beyond its early style. While most of today’s major groups, from the Beatles to Creedence Clearwater Revival, are returning to the roots of rock (tough, earthy sounds), the Butterfly is continuing to pursue the rather fruitless path of sophisticated rock”.
De redacteur van de Los Angeles Times vergeleek de jongens uit San Diego met andere groepen die hij had zien optreden. “Though Blind Faith (like its predecessors Cream and Traffic) deal with a form of sophisticated rock, the English group is composed of exceptionally talented musicians who have the ability to carry it out.
No one in the Iron Butterfly comes even close to Eric Clapton, Steve Winwood and company. In fact, the Butterfly members lose in almost any match-up of talent. Lead singer-organist Doug Ingle’s deep voice has far less impact and range than, say, David Clayton-Thomas of Blood, Sweat and Tears. The comparisons are endless.
Though most of the Butterfly material (including ‘My Mirage’, ‘Soul Experience’ and the rest) are easily forgettable, ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ does have some good elements, particularly the beginning. But, in the end, it is an empty work”.
In de Britse International Times had (Barry) Miles eveneens gemengde gevoelens. “Doug Ingle, organist and composer, is the leader of the group and responsible for the group’s sound but it’s 18 year old Erick Brann on lead guitar who is the most interesting musically.
Growing up on a diet of electric music he has had no changes to make in style to play the new music, it is his music, he was five when Elvis released ‘Hound Dog’, he is from the new electronic generation of west coast musicians and it shows and shows. Ron Bushy could use more ideas on drums and the vocals could improve.
They are a little uneven in their musicianship and their sound is sometimes empty but essentially they are good. They will develop into a solid essential group – never the very best group but a good group, a better group than Led Zeppelin let’s say”.
Hoe negatief de critici ook waren, de verkoop van de platen denderde door.
Billboard LP charts, 8 februari 1969
Nieuwe Iron Butterfly in 1970
Ook in 1970 stelde de internationale rockpers zich negatief op. Halverwege het jaar schreef Alan Lewis in de Britse popkrant Melody Maker: “One of the Great Mysteries of Our Time is how ‘In-A-Gadda-Da-Vida’, a rather ordinary heavy rock album featuring a tedious 17-minute workout of the same name, became one of the biggest-selling pop albums ever”.
Toen de groep eind juli voor het eerst in Europa arriveerde bleek de samenstelling veranderd te zijn. Twee gitaristen, Mike Pinera en Larry ‘Rhino’ Reinhardt, hadden de plaats van Eric Brann ingenomen.
Doug Ingle zag de toekomst rooskleurig in. “We’re working for a group type of feeling now. We want to groove where everybody complements each other. With five guys now in the band it sounds like eight – it’s a new music!”
Pinera, die in Blues Image een goed imago had opgebouwd, en een hit had met ‘Ride Captain Ride’, liet zich eveneens positief uit: “Rhino and I not only dig jamming together, we get together and practice scales and discipline techniques, the root fundamentals of music. It’s going to be a totally new concept of two guitars, not the normal parallel harmony lines or trading off of solos”.
Het nieuwe album van de groep heette niet voor niets ‘Metamorphosis’ (gedaanteverwisseling, naar de Romeinse schrijver Ovidius).
Iron Butterfly probeerde zelfs concerten te geven zonder ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ te hoeven spelen. Maar dat lukte niet. “The fans thought otherwise”.
1971 in Nederland
Begin 1971 kwam Iron Butterfly ook naar ons land om er concerten te geven in Eindhoven, Amsterdam en Rotterdam. In Tubantia kon je bij die gelegenheid lezen: “Iron Butterfly is een van de belangrijkste Amerikaanse underground groepen. Hun elpee ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ is in de Verenigde Staten de best verkochte underground langspeler van de laatste tien jaar [! HK]. In het voorpogramma treedt een niet minder interessante groep op, Yes uit Engeland”.
Als ik me goed herinner bracht de groep bij die gelegenheid een bezoek aan het kantoor van Polydor op het Piet Heinplein in Den Haag. De leden waren vriendelijke jongelui zonder enige pretentie, als ik het goed heb.
In het Vrije Volk werd een artikel afgedrukt met als kop ‘Bij de komst van Iron Butterfly: iedereen moet zelf maar weten wat hij aardig vindt’.
“Aanleiding tot deze overpeinzing is de komst van Iron Butterfly naar ons land. Iron Butterfly is namelijk een groep die het de laatste drie jaar in Nederland en Amerika bij het platenkopend publiek altijd best heeft gedaan, maar waar de heren critici nooit zo weg van zijn geweest. Omdat, volgens die heren, de muziek van Iron Butterfly net niet de ideale combinatie van muzikaliteit, inventiviteit en gevoel van sfeer biedt die bij groepen als The Byrds, Buffalo Springfield en Cream wel te vinden is Revolutionaire geluiden maakt de groep niet, pop van redelijk gehalte wel. Vrij aardige muziek, maar je moet ervan houden”.
De redacteur wees erop dat ingekorte versie van ‘Vida’ ‘een hitje was geweest in ons moerasland’.
Samen met Hans Tonino, labelmanager van Atlantic bij Polydor in Nederland, bezocht ik het eerste concert van Iron Butterfly in Eindhoven, met Yes in het voorprogramma. Het werd ons al snel duidelijk dat de critici gelijk hadden. Yes had dan ook veel meer succes dan de hoofdact.
Onze mening werd bevestigd door hetgeen Arthur Provoost erover in de krant zette na het concert van beide groepen in Rotterdam meegemaakt te hebben. De kop luidde deze keer: “Iron Butterfly vraagt een applausje voor Yes”, met in kleinere letters: “‘In-A-Gadda-Da-Vida’ kennen we nu wel”.
Provoost: “Hoewel ‘In-A-Gadda-Da-Vida een sterk nummer is, – het zwerft na twee jaar nog steeds in alle mogelijke hitparades – heeft Iron Butterfly het er in de Doelen niet mee kunnen maken. Daar kunnen verscheidene redenen voor zijn; de groep is misschien toch niet zo goed: de groep drijft op één nummer, óf de pret was er al af doordat de groep Yes in het voorprogramma stukken beter was. Laten we het maar op de laatste mogelijkheid houden.
Technisch doet Yes voor geen andere groep onder, zeker niet voor Iron Butterfly. Op vocaal gebied steekt Yes Crosby, Stills en Nash (met of zonder Young) naar de kroon. Gecombineerd met een bijzonder goede afstelling van de geluidsapparatuur (daar kunnen de Who en Deep Purple een punt aan zuigen) zorgde Yes ervoor dat voor- èn hoofdprogramma de indruk wekten verwisseld te zijn.
Toen Iron Butterfly na de pauze opkwam hing er een beetje een onzekere stemming in de zaal. De pretentieuze stage-act van de Amerikaanse groep werkte weinig inspirerend op het publiek en slechts af en toe riep een enkeling om ‘In-A-Gadda-Da-Vida’. En zelfs de Iron Butterfly moet onder de indruk van, Yes geweest zijn, want deze groep vroeg het publiek om nog eens een applausje voor hun Engelse concurrenten. Dat steeg dan ook grif op.
Nadat Iron Butterfly één keer was teruggeroepen volgde er nog een jam-session van beide groepen. Ook daarbij viel het op hoe geforceerd Iron Butterfly speelde en hoe gewoon de Yes-leden speelden. Maar vooral ook hoe goed. Een elpee van deze groep moet maar eens aangeschaft worden voor de Discotheek”.
Chris Welch van Melody Maker vergezelde beide groepen van Eindhoven naar Rotterdam en Amsterdam. Zijn artikel luidde: ‘Allies of rock’.
De redacteur van Melody Maker liet zich, enigszins tot mijn verbazing nogal positief uit over de Amerikanen: “Iron Butterfly, in their sets, proved a revelation. Although heavily criticised in the past, they have re-emerged with a new line-up featuring ace guitarists Larry ‘El Rhino’ Reinhardt and Mike Pinera. Never having heard any of their past work, I listened with open ears, carefully expunged of kitchen waste, and liked what came blasting through.
Not a technical band in the ELP or Colosseum sense, nevertheless they have the ability to create a soulful aura and the conviction that they mean what they play.
Mike plays the more direct blues style and Larry leads with skilled use of bottleneck and various electromechanical effects. During their standout number – ‘Butterfly Blue’, Mike features a kind of vocal bagpipe, which he says is an eleven year old invention re-discovered. Talking into a tube connected to an amplifier in a shoulder-bag, and playing unison guitar produced a cross between Sparky’s magic piano and Paul Robeson.
Lee Dorman their bass player has a curious, loping stance on stage, and drives along their riffs in conjunction with mustachioed drummer Ron Bushy, a ‘heavy’ man who names John Bonham [van Led Zeppelin] as a favourite and uses a transparent drum kit that produces surprising power and tonal range.
His solo on ‘In-a-Gadda-da-Vida’ is a good example of simple styling used to maximum effect.
Doug Ingle is surprisingly reticent on his keyboard work, but adds many tone colours and delicate phrases and sings with a powerful soul voice on ballads like ‘Soldier In Our Town’.
Much of the material is from their new album ‘Metamorphosis’ and ‘Vida’ is an acknowledgement to past success. A catchy riff, reminiscent of ‘Sunshine Of Your Love’, it makes a good basis for an extended solo.
At 3 am Mike called Yes on stage and Bill took over the drums to swing the massed bands into a steaming jam that incited fans to leap on stage and commence vigorous Dutch Idiot Dancing. Next day took the minstrels to Amsterdam for another midnight concert at the ancient and venerable Concertgebouw.
Ron Bushy
Na afloop maakte Welch nog een praatje met Ron Bushy.
Over zijn rol in de groep vertelde deze: “I’ve had the plastic drums about eight months. They’re difficult to tune sometimes, but I dug the idea and got a guy to make them for me. Only one other guy plays them – Floyd [Sneed], with Three Dog Night.
I don’t know why ‘In-A-Gadda’ was such a big success. We came out with the right sound at the right time and a lot of people could relate to the sound. It was a kind of musical experience of life to us.
It’s really hard work being in a group. You’ve got to be totally involved in mind and body. There used to be a lot of competition between groups who tried to blow each other off stage. It used to be – who was the loudest and fastest. But its got a lot better.
You know I never played drums until a friend of mine was getting a group together and told me to rent a drum set and earn fifteen bucks a week. I dug drums so I taught myself and joined Iron Butterfly eight months later. I don’t listen to a lot of drummers like Buddy Rich and stuff. I think the drummer with Led Zeppelin is very good. My favourite music is classical – Shostakovich, Mahler, Ives and Hindemith. I’d only ever seen one rock group in my life and that was the Rolling Stones at San Diego when I was at High School”.
Mike Pinera
Jim van Alphen (Parool) wist nieuwkomer Mike Pinera aan de praat te krijgen. Uit diens mond tekende hij op: “Doug en Ron begonnen zo’n jaar of vier geleden met wat anderen in San Diego. Maar na een jaar verlieten de meesten de groep weer en na audities kwamen toen Eric Brann en Lee Dorman. In die bezetting begon hun succes en maakten ze drie albums.
Toen Eric er zomer 1969 uitstapte kwamen Rhino en ik erbij. Weet je, drie jaar geleden hadden we een erg ‘heavy’ album, ‘Flying High’. Toen waren er nog geen groepen zoals wij, die met lange drumsolo’s en met vreemde orgelgeluiden werkten. We experimenteerden veel”.
Van Alphen: “Op de lp ‘Metamorphosis’ is die nieuwe muziek te horen. Mike vertelde dat de groep hier op voort wil borduren. ‘Die elpee is een andere stijl. Een nieuwe richting voor de groep, die spontaner is, vind ik. We doen meer met improvisaties. We schrijven nu stukken van nummers, waarbij we een paar akkoorden vast leggen en de rest open laten. Dat is vrij nieuw. We zijn nu goed op elkaar ingespeeld.
Sommige jamsessions mislukken, maar van andere denk je dat ze gecomponeerd zijn, hoewel ze echt ‘free’ zijn. Soms heeft Doug een thema, waar we onze ideeën aan toevoegen, maar andere keren ligt een nummer helemaal vast. Sommige dingen gebeuren gewoon, je kunt niet alles verklaren.
Mensen analyseren vaak nummers, maar er is geen formule voor. Het enige is dat een song oprecht uit je zelf moet komen. Dat voelt het publiek.
Een plaat heeft volgens mij twee dimensies. De elektrische energie en ten tweede je gevoelens achter het nummer en dat is veel belangrijker. Alles wat je doet is emotioneel en als je maar speelt wat je voelt is het o.k.’”.
Pinera ging door: “Ik geloof dat mensen muziek zien als ontsnappingsmiddel. Ik persoonlijk wil me niet inlaten met aardse zaken zoals oorlog. We hebben er toch geen oplossing voor. Als we die wel hebben, zingen we erover. Op ‘Metamorphosis’ staat een nummer ‘Slower than guns’, dat gaat over het geestelijke verval van de mens, de innerlijke vervuiling.
Maar eigenlijk doet het er niet toe. Elke echte song is goed. Weet je, als je iets te vertellen hebt, gebeurt het ook. Als je muziek bekijkt, is de basis sinds de rock ’n’ roll dezelfde gebleven. Maar de communicatie tussen het publiek en de groep wordt anders. Ze voelen meer aan. Publiek weet intuïtief wat een groep doet. Het is natuurlijker. Een soort telepathie, denk ik. Muziek is als psychologie, ontzettend gecompliceerd. Maar als je een probleem hebt en je hoort muziek, verdwijnt het. Dat is bewezen.
Er zijn allerlei natuurkundige wetten over muziek. Bepaalde hoge tonen kunnen lichamelijke reacties teweeg brengen. Wij willen die krachten gebruiken om het publiek gelukkig te maken. Ik geloof in die genezende werking. Er zijn toch al zoveel mensen die het gebruiken om zich goed te voelen”.
Het ‘einde’ van Iron Butterfly
De nieuwe groep was in die samenstelling geen lang leven beschoren, misschien wel omdat actuele successen uitbleven. Iron Butterfly werd vastgepind op dat ene nummer. Nog voor het einde van het jaar stapte frontman Doug Ingle op. “I backed out in 1971. I was just burned out”, verklaarde hij in 1997.
Zoals gebruikelijk ging de groep in allerlei samenstellingen door. Soms deed Doug Ingle weer eens mee, soms ook niet. Vanwege ‘Vida’ was er altijd wel een publiek te vinden. Er verschenen singles, albums, live-albums. Dat stelde evenwel niet veel meer voor. Op 24 mei 2024, twee maanden geleden, kwam er een einde aan het aardse leven van Doug Ingle.
Doug Ingle
Harry Knipschild
25 juli 2024
Literatuur
‘Ertegun back from Coast’, Billboard, 8 april 1967
Robert Shelton, ‘Traffic, a British trio, flows with subtlety at Fillmore East’, New York Times, 28 april 1968
‘‘In-A-Gadda-Da-Vida’, Iron Butterfly’, Album Reviews, Billboard, 13 juli 1968
Jan Donkers over Iron Butterfly, Volkskrant, 27 juli 1968
Pete Johnson, ‘Big Brother & the Holding Company, Iron Butterfly, Hollywood Bowl, Los Angeles’, Los Angeles Times, 9 september 1968
Martin Snider, Record World, ‘50,000 jam first Atlantic City Pop Festival. Peace and Good Music prevail’, Record World, 16 augustus 1969
Robert Hilburn, ‘Iron Butterfly brings portion of fans to feet’, Los Angeles Times, 8 september 1969
Miles, ‘‘In-A-Gadda-Da-Vida”, International Times, 26 september 1969
Disc, ‘Butterfly – causing a flutter’, Disc, 26 juli 1970
‘Iron Butterfly in Nederland’, Tubantia, 8 december 1970
‘Bij de komst van Iron Butterfly: iedereen moet zelf maar weten wat hij aardig vindt’, Vrije Volk, 8 januari 1971
Arthur Provoost, ‘Iron Butterfly vraagt een applausje voor Yes’, Vrije Volk, 11 januari 1971
Chris Welch, ‘Allies of Rock’, Melody Maker, 16 januari 1971
Jim van Alphen, ‘Een vlinder vliegt weg’, Parool, 16 januari 1971
Thomas K. Arnold, Los Angeles Times, ‘A reunited Iron Butterfly hopes to fly high again’, Los Angeles Times, 12 jauari 1988
Jon Matsumoto, ‘Iron Will: Doug Ingle re-emerges, hoping reunited Butterfly takes off again’, Los Angeles Times, 21 april 1995
Gary James, interview met Doug Ingle, website Gary James, 1997
Youp van ’t Hek, in Joost Zwagerman (red.), Groeten van Rottumerplaat. Het beslissende album van 100 en enige schrijvers, Amsterdam 2008
Klemen Breznikar, ‘Iron Butterfly interview with Ron Bushy’, It’s Psychedelic Baby Magazine, 31 oktober 2020
Andrew Daly, ‘An interview with Ron Bushy of Iron Butterfly’, website Vinyl Writer, 31 augustus 2021
Chris Willman, ‘Doug Ingle, Iron Butterfly founder who sang and co-wrote ‘In-A-Gadda-Da-Vida’, dies at 78’, Variety, 25 mei 2024
- Raadplegingen: 392