Skip to main content

01 - Een Bataaf in Batavia. De Franse connectie van Herman Willem Daendels

 

De vurige patriot Herman Willem Daendels (1762-1818) werd in 1807 door Lodewijk Napoleon benoemd tot gouverneur-generaal van Indië. Voor het eerst had Indië een alleenheerser aan het bewind, een maarschalk die in de stijl van Napoleon het bestuur centraliseerde en een moderne infrastructuur oprichtte. Daendels verving de macht van de VOC door die van de staat.
 
 
Daendels vóór Indië
 
 
2-3 Goejanverwellesluis
Goejanverwellesluis
 
 
In 1787 kwam er een einde aan de macht van de patriotten in de Nederlandse Republiek. Nadat ze Wilhelmina, de echtgenote van stadhouder Willem V, bij Goejanverwellesluis hadden tegengehouden, schoten de troepen van haar broer, de koning van Pruisen, te hulp en verdreven duizenden van hen over de zuidelijke grens. De patriotten hadden in hun strijd tegen de stadhouder gerekend op hulp van de Franse regering, maar die was, toen het erop aankwam, machteloos gebleken. Wel kregen ze als ‘asielzoekers’ een uitkering en huisvesting, zoals in het voormalige jesuietenklooster in Watten bij St. Omer. In den vreemde kregen ze ook een nieuwe naam: Bataven.
 
In 1789 brak de Franse Revolutie uit; een paar jaar later trokken de eerste horden van het volksleger, de Grande Armée, de grens over. In 1794 veroverden ze het zuiden van Nederland, begin 1795 trokken de legers van Pichegru over de bevroren rivieren naar het noorden. Op 18 januari vluchtte Willem V met zijn familie naar Engeland. In Nederland werd de Bataafse Republiek gevestigd.
 

 
 2-1 Watten
Verblijfplaats Daendels in Watten, Noord-Frankrijk
 
 
Herman Willem Daendels, geboren 21 oktober 1762 in Hattem, was één van die patriotten. Na in Hattem en Duivendrecht in actie gekomen te zijn tegen de bestaande orde was hij voor eeuwig verbannen en ook hij kwam, nota bene in zijn wittebroodsweken, terecht in Watten. Daendels werd wapenhandelaar en nam vervolgens dienst in het Franse leger. Samen met Pichegru trok hij op naar het noorden.
   Omdat hij zag hoe de Fransen zich gedroegen in de door hen bevrijde gebieden, riep hij op 21 oktober 1794 vanuit Den Bosch Nederland op zichzelf te bevrijden: “Ontwaakt mijn waarde landgenoten. De tijd is gekomen, dat wij ons zelf moeten verlossen van de slavernij, waaronder het land gezucht heeft. Schroomt niet de wapenen op te vatten en u te ontdoen van Uwe drosten, schouten, rechters, ambtsjonkers, collecteurs, pachters en andere beulen en bloedzuigers. Haast U, mijn vrienden, met aan deze aanmaning te voldoen, want het gewenste ogenblik is daar. Ik zal in korte dagen mij bij U voegen. Groeten en broederschap! Lang leve de vrijheid”.
    De oproep had echter nauwelijks resultaat. Op 30 december werd Daendels zelfs benoemd tot Frans divisie-generaal.
 
De legers van Pichegru en zijn rechterhand Daendels zorgden niet alleen voor de bevrijding van Nederland, maar brachten de Republiek ook onder Franse heerschappij. Bij het Haags Verdrag van 16 mei 1795 legden de Bataven onder grote Franse druk vast dat zij bereid waren om afstand te doen van de steden Venlo en Maastricht, voor eeuwig een bondgenootschap mét Frankrijk en tegen Engeland te sluiten, Franse troepen op Bataafse bodem te dulden en te onderhouden, een Franse generaal als opperbevelhebber van de Bataafse troepen te accepteren en honderd miljoen gulden als bijdrage aan de bevrijding te betalen.
   Den Haag vierde desondanks uitbundig feest, want de vrede was tot stand gekomen. “Alles weergalmt hier van een vrolijk gejuich en vreugdeschoten”, meldde de Haagsche Courant. De Bataafse Republiek was echter een satellietstaat van Frankrijk geworden.

 
2-7 Marseillaise
 
 
Daendels speelde een dominante rol in de nieuwe staat. Hij nam ontslag uit het Franse leger, maar werkte voortdurend aan zijn Franse netwerk. Hij wist goede kontakten te leggen met onder meer Rouget de Lisle, broer van de componist van de Marseillaise, met generaal Hoche, met Talleyrand, de invloedrijke minister van Buitenlandse Zaken, en met Fouché, eerst ambassadeur in de Bataafse Republiek en vervolgens minister van Binnenlandse Veiligheid.
   Daendels werd onder Franse supervisie luitenant-generaal van de Bataafse strijdkrachten en in 1798 was hij direct en met succes betrokken bij twee staatsgrepen in Den Haag. Begin 1799 was er sprake van dat Daendels aan het hoofd van een armada met 17 schepen zou optrekken naar Oost-Indië, enerzijds om het gebied nadrukkelijk onder het gezag van het nieuwe bewind te brengen, maar vooral om van daaruit de strijd tegen de Engelse vijand te voeren. De Fransen gaven echter geen toestemming voor deze onderneming en de Bataven waren militair ondergeschikt aan Parijs.
 
Daendels was in 1799 nodig om Frans Europa te beschermen tegen de binnenvallende Engelsen en Russen. Callantsoog in Noord-Holland was ‘Omaha Beach’ van de geallieerde invasie. Juist hij moest in eerste instantie de klappen opvangen. De luitenant-generaal had het plan om tussen de vlootbasis Den Helder en Texel schepen te laten zinken om zo de doorgang te blokkeren, maar minister Pijman van Oorlog sprak daar zijn veto over uit. Daendels trok zich na ‘D-day’ tactisch terug totdat hij versterking kreeg van de Fransen.
   De Engelsen werden met veel bloedvergieten verdreven, maar zoals een Franse spion het samenvatte: “Na de staatsgreep van 12 juni 1798 speelde Daendels een grote rol in de Republiek. Hij had geen geluk in Noord-Holland tegen de Engelsen en de Russen. Zijn vijanden profiteerden ervan en belasterden hem zonder mededogen. Het Staatsbewind, wars van een man met de moed en ondernemingszin als generaal Daendels, zette hem aan de kant door hem een schadeloosstelling in de vorm van landbouwgronden toe te kennen”.
   Rond de jaarwisseling 1802/3 kwam Daendels met zijn familie terecht op De Dellen bij Hattem, van waaruit hij later meldde: “Omdat ik geen aasjen in de balans tot verbetering van ’t lot van ons vaderland kan bijdragen, tragte ik er zo weinig aan te denken als mij mogelijk is, ten einde mijn rust en geluk er niet door worden gestoord”…
 
 
Daendels naar Indië
 
 
Terwijl Daendels uitgerangeerd was, voltrokken zich in Frankrijk grote veranderingen. Napoleon Bonaparte greep eind 1799 de macht, werd Eerste Consul en vervolgens, in 1804, Keizer aller Fransen. Napoleon had belangstelling voor wat zich buiten de Franse grenzen afspeelde. Toen hij zijn nieuwe ridderorde, het Légion d’honneur, oprichtte, zocht hij naar goede bondgenoten in het buitenland. En zo ontving Herman Daendels, inmiddels Gelders schapenfokker, eind september 1804 een brief van de machtige staatsman Talleyrand: “Zijne Keizerlijke Majesteit heeft het verlangen U een getuigenis te geven van zijn gevoelens voor U. Hij zendt u de Grote Adelaar van het Légion d’honneur. Mijnheer, U behoort tot dit instituut door de eervolle diensten aan het land bewezen en door de achting die Zijne Majesteit daarom voor U heeft”.
   Die brief moet aangekomen zijn!
 
Napoleon was geïnteresseerd in Azië. In 1803 stuurde hij Charles Decaen naar het voormalige Nederlandse eiland Mauritius (toen: Isle de France). Decaen kreeg opdracht om zich voorzichtig op te stellen, onderzoek te doen naar de ontwikkelingen in Azië, en kontakten te onderhouden met die volkeren en vorsten die ‘met het grootste ongeduld het juk van de Engelse compagnie verdragen’.
   Kapitein-generaal Decaen moest voor Napoleon vanuit een versterkt steunpunt Azië bestieren. Vanuit Isle de France stuurde hij een bataillon naar Batavia om zich op basis van het Haags Verdrag meester te maken van de macht. Dat lukte weliswaar niet, maar de Fransen waren vanaf nu wel permanent militair aanwezig. Binnen een paar jaar bestond het Javaanse officierscorps voor twintig procent uit Fransen. Commandant Jauffret legde op 27 december 1804, in het bijzijn van twee leden van de Hoge Regering van Indië, de eed van gehoorzaamheid aan de Franse Consititutie en trouw aan de Keizer af. Isle de France werd in velerlei opzicht een tussenstation tussen Bataafs-Indië en Frans Europa.
 
 
2-5 Lodewijk Napoleon
Lodewijk Napoleon
 
 
In juni 1806 liet Napoleon zijn jongere broer Louis (Lodewijk) uitroepen tot koning van Holland. Al op 1 juli schreef de jonge vorst aan de keizer: “Ten aanzien van de koloniën ben ik begonnen met het sturen van een bevestiging aan de gouverneur van Batavia. Het eskader in Indië bevindt zich in staat van uitputting. Ik ga naar Batavia een goede landofficier sturen”. Op 16 juli benoemde hij de in Nederland vergeten Daendels al tot staatsraad van oorlog. In het najaar nam hij hem mee op zijn veldtocht in Duitsland en stelde hem aan tot gouverneur-generaal van het daar veroverde gebied.
 
In januari 1807, terwijl zijn grote broer in het oosten van Duitsland verder vocht, stelde Lodewijk een compleet nieuw Hollands bestuur in. In plaats van met raden werkte de koning nu met ‘dienaren’ oftewel ministers. ‘Minister’ van Koloniën werd de Rotterdamse econoom Paulus van der Heim. De koning bevestigde zijn hoge status door op eigen houtje de Orde van Verdienste in te stellen (later: de Orde van de Unie), een equivalent van de Franse Légion d’honneur. Een handjevol getrouwen maakte hij daarvan niet alleen lid, niet alleen tot commandeur, maar zelfs tot drager van het Grootkruis van die orde.
 
Eén van die dragers was Herman Willem Daendels. De maand januari was sowieso een maand van de ene benoeming na de andere. En zo werd Daendels op de 28ste januari 1807 de nieuwe gouverneur-generaal van Indië, een paar weken later gevolgd door een nóg hogere titel – die van maarschalk van Holland. Lodewijk stuurde zijn maarschalk bovendien met volmachten naar Indië, die vóór en na Daendels geen enkele gouverneur-generaal gekregen had of zou krijgen. Alleen Daendels bepaalde wie lid was van het hoogste bestuurscollege, de Raad van Indië, alleen Daendels bepaalde welke onderwerpen in de Raad ter sprake kwamen. Bovendien kreeg Daendels mondeling toestemming om zijn instructies te overschrijden, als hij dat in het belang van Indië vond. Daendels mocht van zijn koning als alleenheerser optreden!
   Op 22 februari schreef hij aan de keizer in Duitsland, die al het nieuws tot zijn woede letterlijk in de krant, de Franse Moniteur, moest lezen: “Ik heb generaal Daendels met goede instructies naar Batavia gestuurd!”
 
De Moniteur werd niet alleen gelezen door de Fransen, maar ook door de Engelsen. Die lagen dan ook op de loer om Daendels op te pakken onderweg naar Batavia. De Engelsen beheersten sinds hun overwinning bij Trafalgar (1805) de internationale wateren. Daendels voelde zich daarom gedwongen om overland te reizen. Hij kon hierbij gebruik maken van het gloednieuwe wegennet dat Napoleon als bewonderaar van de Romeinse heirbanen had aangelegd. Op 16 april was Daendels in Parijs, op 24 april in Bordeaux, op 6 mei in ‘Frans’ Madrid, op 26 mei in Cadiz, op 1 juni in Tanger en stak vervolgens over naar Tenerife. Intussen was hij zijn geld en papieren kwijtgeraakt, maar samen met de Fransman Gicquel Destouches wist hij een schip te charteren dat hun naar Java bracht. Op 1 januari 1808 stapte hij op Javaanse bodem.
 
Daendels op Java
 
 
Java was een bolwerk van conservatisme. De gouverneur-generaal, Wiese, had bovendien veel van zijn macht moeten afstaan aan rijke particulieren die vaak Engelse sympathieën hadden. Een van die miljonairs, Nicolaus Engelhard, tevens gouverneur van (Oost)Java, was van plan om Daendels bij aankomst uit te schakelen. Maar het toeval wilde dat de laatste schepen van de Nederlandse vloot twee weken voor zijn aankomst bij Soerabaya door een Engels eskader vernield waren, wat grote paniek veroorzaakte. Dat stelde de daadkrachtige Daendels in staat om de opvolging onmiddellijk door te zetten, ondanks het feit dat hij zonder iets aantoonbaars in Batavia gearriveerd was.
   Zijn openingsrede begon hij met woorden over ‘de roem en de luister van het Frans keizerlijk geslacht waarvan de stralen zich tot de uiterste grenzen der oostelijke werelddelen uitspreiden’. Voor het eerst had Indië een alleenheerser aan het bewind, een militair, een maarschalk die in de stijl van Napoleon in korte tijd de zaken naar zijn hand zette.
 
2-2 Daendels schilderij
Daendels op Java
 
 
Om te beginnen verwijderde hij zijn (potentiële) tegenstanders. Nicolaus Engelhard zette hij uit al zijn bestuursfuncties, Simon de Sandol Roy, opperbevelhebber van het leger in Batavia en een protégé van de Franse minister van Oorlog Berthier, dwong hij om ontslag te nemen en Willem Cranssen, gouverneur van de Molukse specerij-eilanden, daagde hij wegens wanbeheer voor het gerecht.
   Daendels nam, zoals dat in het Franse bestuurssysteem gebruikelijk was, zelf de centrale plaats in. Conform zijn instructies ontsloeg hij leden van de Raad van Indië die hem niet welgevallig waren en alleen hij gaf de toon aan in die nieuwe ‘Hoge Regering’.
   Aan Lodewijk Napoleon rapporteerde hij: “Ik heb de ontbinding van de VOC afgekondigd. Ik heb overal de wapens van de Compagnie vervangen door die van Uwe Majesteit. Uw verjaardag is op het hele eiland gevierd, zelfs in de hoven van de sultans. In Jogjakarta waren er kanonsschoten op Uw gezondheid, op die van de grote en onoverwinnelijke Napoleon, op die van H.M. de koningin van Holland [Hortense de Beauharnais], voorbeeld van deugd en goedheid en op die van Z.K.H. de koninklijke prins van Holland, de hoop van al zijn goede en trouwe onderdanen”.
 
Daendels, die zich liet aanspreken met maarschalk, zag het als zijn belangrijkste taak om Indië te verdedigen tegen Engeland. Lodewijk Napoleon bevestigde dat nog eens: “U zult mijn vertrouwen altijd rechtvaardigen door niet uit het oog te verliezen dat het doel van Uw missie is om deze kolonie te behouden”. Oorlogsschepen waren er niet meer. Het wegennet stelde niets voor. Daendels: “Bij mijn aankomst bestonden er behalve in de omgeving van Batavia geen wegen. De residenties waren van elkaar gescheiden door bergen, bossen en moerassen, die gedurende zes maanden per jaar onbereikbaar waren voor iemand te paard”.
   Daendels, die op zijn tocht van Holland naar Cadiz de Franse heirbanen had gebruikt, liet op Java een infrastructuur over land aanleggen. De grande route, zoals hij die noemde, werd later bekend als de Grote Postweg. Voor de verdediging liet hij bovendien twee forten bouwen. In 1799 was hem verboden om de zee tussen Texel en Noord-Holland te blokkeren, maar nu bouwde hij Fort Louis (Lodewijk) midden in zee tussen Java en Madoera om Soerabaija te beschermen. Op de zuidwestpunt begon de moeilijke bouw van een vesting in de Meeuwenbaai. De werkzaamheden werden veelal uitgevoerd door Javanen die hun ‘inkomstenbelasting’ betaalden in de vorm van persoonlijke ‘herendiensten’.           
   Door de nederlaag bij Trafalgar kwamen er nauwelijks nog Europese militairen en wapens op Java aan, zodat Daendels zich gedwongen voelde om slaven te kopen voor zijn legermacht. Daendels vergrootte zijn manschappen tot zo’n 20.000 soldaten, waarvan 7/8 bestond uit troupes noires. Het landgoed Weltevreden, waar hij zijn nieuwe regeringscentrum vestigde en dat nu het centrale plein van Jakarta is, bouwde hij uit tot één groot exercitieterrein.
 
Weerstanden waren er om te overwinnen. Bij de activiteiten in de moerassige Meeuwenbaai vielen er nogal wat doden door malaria. De sultan van Bantam deed onder druk van zijn onderdanen een beroep op Daendels, maar die wilde laten zien wie de baas was. Hij stuurde de Fransman DuPuy om genoegdoening te eisen, maar deze werd vermoord. Dit was een vernedering die Daendels niet kon accepteren. Met zijn leger trok hij op naar het paleis, trok de sultan van zijn troon, liet de ‘rijksbestuurder’ executeren en lijfde Bantam in.
   Toen de Engelsen de Molukken bedreigden zond hij zijn ‘vriend’ en beste militair, de Franse kolonel Filz, naar Ambon. Die gaf zich echter snel en oneervol over. Bij terugkomst werd hij onmiddellijk voor het gerecht gedaagd en ter dood veroordeeld. Daendels maakte zo duidelijk dat dat voor hem onacceptabel was. Aan Lodewijk Napoleon schreef hij: “De executie heeft op het exercitieterrein plaatsgevonden in het bijzijn van acht- tot negenduizend soldaten én van de mobiele divisie in Batavia. Dit verschrikkelijke voorbeeld was noodzakelijk”.
   Toen de Engelsen eind 1810 Java zelf bedreigden dwong hij iedereen op het eiland, vriend én vijand, om zich voor te bereiden op de ‘totale oorlog’. Aan Napoleon zelf schreef Daendels: “Laat ze maar komen! Ze kunnen ons bang maken, maar U kunt ervan overtuigd zijn dat ik dit mooie land zal behouden zolang er één druppel bloed in mijn anderen stroomt”. En op 22 april 1811: “Ik heb alles in beweging gezet, ik heb al onze troepen verzameld. Ik heb de omstandigheden naar mijn hand gezet. Van mijn troupes noires heb ik echte soldaten gemaakt”.
 
 
Napoleon zet Daendels af
 
 
De maarschalk had vrij spel op Java, maar hij stond natuurlijk wel onder Hollands gezag. Hij stuurde brieven naar het thuisfront, naar de koning, naar minister Van der Heim, en later zelfs naar keizer Napoleon en diens minister Denis Decrès. Lodewijk Napoleon had Daendels benoemd, en die zag hij dus als zijn aanspreekpunt. Lodewijk liet echter nauwelijks van zich horen, maar minister Van der Heim, de ‘dienaar’ van de koning, bestookte hem met lange brieven, die vooral over bestuurlijke en economische zaken gingen; voor de maarschalk waren dat geen hoofdzaken. Zo vond de minister de kosten van de aanleg van de Grote Postweg, 72.000 gulden, veel te hoog.
 
 
2-6 Daendels Sumedang
Monument voor Daendels, Grote Postweg bij Sumedang
 
 
De relatie tussen Van der Heim en Daendels verslechterde in het najaar van 1809. Daendels verwachtte nieuwe troepen uit Holland, maar in plaats daarvan kreeg hij commentaar op zijn beleid. Bovendien had de minister de koning vanuit het verre Holland benoemingen laten doen terwijl dat toch het exclusieve terrein van de gouverneur-generaal was. Daendels op zijn beurt, was niet op de hoogte van het feit dat intussen het koningsschap van Lodewijk Napoleon in Holland beëindigd was. Hij stuurde nog brieven aan de koning om zich te beklagen over het ‘misdadige’ optreden van diens dienaar.
   De brieven van Daendels arriveerden in Amsterdam op het moment dat Napoleon Holland inlijfde. Bovendien kwam juist op dat moment ook een aantal Indische dissidenten aan die Daendels uit het machtscentrum verwijderd had. Het ministerie van Koloniën was dus ineens zeer anti-Daendels. Lebrun meldde Napoleon op 20 augustus 1810: “Men schrijft de meest afschuwelijke dingen over Daendels”. De keizer van Frankrijk, en nu dus ook van Holland, nam zijn maatregelen. Hij sprak met de vriendelijke Janssens en stuurde zijn minister van Koloniën, Denis Decrès, naar Amsterdam.
 
Op 16 november 1810 besloot Napoleon om Daendels op basis van de informatie van Van der Heim, Lebrun en Decrès door Janssens te vervangen. Nadat Daendels met tal van noodmaatregelen heel Java in opperste staat van paraatheid had gebracht en bereid was zijn leven voor Napoleon te geven, vernam hij op 27 april van de landing van een Franse vloot, met aan boord zijn opvolger. Op 16 mei nam Janssens de macht over en ‘begon dadelijk de gewone behandeling van zaken door een rekest van zekere Chinezen ter tafel te brengen, alsof niets bijzonders was voorgevallen’.
   Om zich geliefd te maken in Indië draaide Janssens de militaire beslissingen van Daendels terug. Op 4 augustus vielen de Engelsen Java aan. Op 17 september gaf Frans-Indië zich in Salatiga over aan de aartsvijand. Oost-Indië verdween uit het Frans-Hollandse empire en ging (tot 1815) over in Engelse handen.
 
 
Epiloog
 
 
Conform de opdracht van Lodewijk Napoleon had Daendels in Indië vooral een militaire rol gespeeld. Alles was daaraan ondergeschikt: het bestuur, de landbouw, de koffieteelt, de bosbouw, de wegenbouw, de handel. Daendels maakte een einde aan 200 jaar VOC in Indië, integreerde Ceribon, annexeerde Bantam en zette Jogyakarta naar zijn hand. Door de harde aanpak van de bevolking, de Europeanen en de Indische vorsten, die hij noodzakelijk achtte om Java tegenover de Engelsen te behouden voor ‘Groot Frankrijk’, zette hij in Franse stijl een centralistische structuur op. Zoals Parijs in Frankrijk werd Batavia meer dan ooit het middelpunt, van waaruit Daendels rondtrok om als een ‘kleine Napoleon’ op te treden.
 
Na zijn ontslag vestigde Daendels zich in Parijs. In 1812 trok hij met de Grande Armée op naar Rusland. In 1813 kreeg hij opdracht om de vesting Modlin ten noorden van Warschau voor Frankrijk te behouden. Pas op 1 december, één dag na de aankomst van Willem I in Scheveningen, werd Modlin ontruimd. Terug in Nederland zette Daendels alles op alles om door Willem I opnieuw benoemd te worden in Indië. In plaats daarvan zond de koning hem eind 1815 naar Elmina op de Afrikaanse Goudkust (nu Ghana). Deze haven voor slaven stond bekend om zijn ‘slechte lucht’ (mal-aria). Op 2 mei 1818, 55 jaar oud, bezweek Herman Willem Daendels aan de koorts.
 

Harry Knipschild

oktober 2000
Geplaatst in 'Spiegel Historiael', november 2000

Clips
* Grote Postweg, 1996
* Daendels, Grote Postweg, Java, 2010
* Elmina (Ghana), 2014

 
  • Raadplegingen: 22197