Skip to main content

104 - Vietnam in 1956

 
 
In de eeuw, voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog, wisten diverse westerse staten een steeds groter gebied in Afrika en Azië te veroveren of in hun macht te krijgen. Vooral de Britten, Fransen en later ook de Duitsers en Amerikanen, lieten zich gelden. In zekere zin verspilden zij hun ‘energie’ door in twee ‘wereldoorlogen’ tegen elkaar te vechten.
  Na 1945 kwam de ommekeer, de dekolonisatie. De nieuwe republieken schudden bovendien het hun opgedrongen christelijke geloof, de religie van het westen, van zich af. De kerken kregen het moeilijk – zo ook in Vietnam, onderdeel van de voormalige Franse kolonie Indochina, die tevens bestond uit Laos en Cambodja.
 
 
Dien Bien Phoe
 
 
In april 1956 publiceerde het missie-maandblad Annalen van het Pauselijk Genootschap tot Voortplanting van het Geloof een artikel over de stand van zaken in Vietnam. Vanuit katholiek standpunt was er weinig reden tot optimisme. “Een van de bloeiendste missiegebieden ter wereld vernietigd” was boven de tekst afgedrukt.
  Géén melding werd gemaakt van de slag bij Dien Bien Phoe in het voorjaar van 1954. Bij die gelegenheid leed het Franse leger een grote en beslissende nederlaag. De slag betekende in feite het einde van de Franse koloniale aanwezigheid in Indochina. Een jaar later werd Vietnam vanuit Genève opgesplitst in twee delen. Het gebied ten noorden van de zeventiende breedtegraad zou communistisch worden, het zuiden nationalistisch.
  In de Annalen werden de gevolgen belicht voor de katholieken, uiteraard door een missiebril.
 
 
104 1 Indochina

 
Verdrukking van het katholieke geloof
 
 
In het tijdschrift kon je lezen dat de ontwikkelingen niet verrassend waren. “Het drama van Vietnam was reeds lang aan de gang, al vanaf het einde van de oorlog en de overgave van Japan [1945].
    Tijdens de oorlog was Vietnam door de Japanners bezet. Na de Japanse capitulatie stond voor de Vietnamezen de weg open naar vrijheid en onafhankelijkheid, los van Frankrijk, de Europese heerser.
    Alle politieke partijen sloten zich aan in één grote onafhankelijkheidsbeweging, de Vietminh, en proclameerden de republiek.
    Al spoedig bleek echter dat de communisten in deze beweging de sleutelposities bezaten: een vurig communist, Ho Chi-Minh werd president. Een verwarde toestand ontstond. Botsingen en onderhandelingen met de in het land aanwezige Franse troepen waren aan de orde van de dag. De nieuwe republiek sprak zich niet openlijk tegen het christendom uit, maar wel werd een sterke propaganda tegen de Kerk gevoerd.
 
In verschillende kerken werd een groot portret opgehangen van president Ho Chi-Minh [1890-1969]. Op de catechismuslesscn werden de kinderen gedwongen bij het maken van het kruisteken als vierde persoon de naam van de president te noemen. Over de mis-stipendia werd door politieke commissarissen beschikt. Franse missionarissen priesters, broeders en zusters en Annamitische [Vietnamese] priesters gevangen genomen, vermoord. In de scholen en de vergaderingen van volksmenigten drongen de marxistische tendenzen steeds verder door.
    Steeds driester trad de communistische terreur op. Steeds meer priesters, niet alleen buitenlanders en vooraanstaande leken, werden gevangen genomen en ter dood veroordeeld: Ho Chi-Minh ontpopte zich als een volbloed communistenleider, met wie katholieken niet langer konden en wilden samenwerken.
 
 
104 2 Ho Chi MinhHo Chi-Minh
 
 
De katholieken, 1.200.000 in aantal op dertien miljoen inwoners, kwamen zwaar in de verdrukking. Gezien de praktijk in de andere communistische landen zag de toekomst der Kerk in dit deel der wereld er zeer somber en droevig uit. Zou zij dezelfde lijdensweg moeten gaan als in Rusland, China en de andere landen der ‘volksdemocratieën’?
  Zodoende is het te begrijpen dat door de beslissing van de grote mogendheden in Genève de katholieken van Noord-Vietnam de schrik op het lijf sloeg en zij een heenkomen naar veiliger streken zochten”.
 
 
Naar het zuiden
 
 
Van bescherming door het Franse leger was na Dien-Bien-Phoe in het noorden (Tonkin) geen sprake meer. “De Franse troepen moesten het noordelijk deel ontruimen en dat was het sein voor een zo goed als algemene vlucht: de bewoners van het noordelijk deel van Vietnam, dat aan China grenst, hadden daar de communistische theorie in praktijk gezien en bovendien de laatste jaren al een voorproef ervan gehad, hoe het ook in hun land zou worden als de communisten er de baas zouden zijn”.
 
Er was sprake van een ware volksverhuizing, meldde de redactie. “Ruim 860.000 bewoners van Noord-Vietnam – voor het merendeel katholiek – trokken naar het zuiden. 
    Zij wilden en konden niet leven onder het dictatoriale juk der communisten. Vooral de katholieken niet. Zij begrepen dat het niet mogelijk zou zijn hun geloof te beleven, hun geloof, door hun honderdduizend martelaren in de loop der eeuwen met hun bloed bezegeld.
    Daarom verlieten zij alles, hun haardsteden, hun akkers, de graven van hun voorouders, die zo bijzonder door hen vereerd worden – alles verlieten zij. Met een schamel bezit vertrokken hele families naar het zuiden”.
 
 
Uittocht
 
 
De katholieke Vietnamezen lieten weinig achter in 1955. “Met alle mogelijke transportmiddelen, kleine bootjes, eigen gemaakte vlotten van het hout van hun afgebroken huizen, ossekarren, alles was goed en bruikbaar, als zij maar uit Noord-Vietnam weg kwamen, hetzij over land dan wel over zee, hoe gevaarlijk dat ook was.
    Ook de klokken van hun kerken namen zij mee. Want als zij ergens aan kwamen, dan zouden er toch weer kerkjes worden gebouwd en de galm der klokken zou een herinnering blijven aan hetgeen zij verlaten hadden”.
    De vluchtelingen ontvingen nog wat assistentie. “Belangrijke hulp werd verleend door de Franse marine, maar ook door de Amerikanen: boten en vliegtuigen werden ter beschikking gesteld”.
    Viel help het niet. “Veel, zeer veel slachtoffers zijn er gevallen bij deze massale vlucht: onderweg werden hele troepen door de Vietminh met mitrailleurs beschoten; hun wankele bootjes werden lekgeschoten. Vele bootjes en vlotten waren niet bestand tegen de ruwe zee”.
 
 
104 3 bootvluchtelingen in 1955bootvluchtelingen in 1955
 
 
De gevolgen van de uittocht
 
 
De redacteur van het artikel baseerde zich op een verslag van Phero Maria Pham Ngoc Chi (1909-1988), apostolisch vicaris (missie-bisschop) van Bui-chu.
    Op basis daarvan schreef hij: “Na het accoord van Genève begon in juli 1954 de grote uittocht. Ondanks alle mogelijke hindernissen, hun door de communisten in de weg gelegd, nam het aantal personen dat het zuiden bereikte, steeds toe tot 18 mei 1955, de laatste dag van de termijn van 300 dagen, die door de conventie van Genève voor de evacuatie gesteld was.
    De nationale regering van het zuiden, die niet kon vermoeden hoe groot bij benadering het aantal zou zijn van hen, die het zuiden zouden bereiken, kon noch wist, als verantwoordelijk orgaan, welke maatregelen er genomen moesten worden om het hoofd te kunnen bieden aan de situatie, die ontstond door de komst van meer dan 200.000 vluchtelingen alleen al in de maand september.
    In het begin was de toestand dan ook hopeloos: de vluchtelingen werden ondergebracht in scholen en hospitalen en voor een heel groot deel opeengehoopt in tenten, die in onbebouwde streken werden opgeslagen.
    En maar steeds kwamen er meer vluchtelingen: eind oktober 1955 bedroeg hun aantal naar schatting 860.206; daarvan waren er: 1.041 protestant, 182.817 boeddhist, 676.348 katholiek”.
 
 
Vluchtelingen opgevangen
 
 
De redacteur vervolgde: “De voorziening van water, levensmiddelen, geneesmiddelen voor een dergelijke menigte ging de menselijke mogelijkheid te boven. Maar toch, dank zij het geduld en het goede moreel der vluchtelingen, de krachtsinspanning der regering en de hulp van bevriende naties, kwam er als het ware op wonderlijke wijze verbetering in deze eens zo hopeloze toestand.
    Nadat de vluchtelingen enige tijd een voorlopig onderdak in de ontvangstcentra hadden gevonden, werden zij langzamerhand naar de verschillende delen van Centraal- en Zuid-Vietnam overgebracht.
    Men staat versteld, als men ziet wat er na een jaar van hard werken tot stand is gekomen, hoe die 860.206 vluchtelingen zich ergens anders gevestigd hebben”.
 
 
Nieuwe dorpen
 
 
“Daar er in de streken met goede grond niet voldoende veiligheid was, waren zij gedwongen naar gebieden in de omgeving van Saigon te trekken, welke echter over het algemeen zeer bosrijk zijn.
    Die gebieden moesten dus ontgonnen worden, alvorens zij hun huis konden bouwen ofwel een groentetuin of rijstveld aanleggen.
    Het geduld en de moed van de mensen uit het noorden is algemeen bekend. Het zijn die eigenschappen die hen daar in de jungle en de delta van het zuiden weer hoop hebben gegeven en hen de toekomst vol beloften deden zien.
    Daar in de ontgonnen jungle ontstonden aardige en welvarende dorpen, verrezen hele rijen huizen langs de wegen. Kerken, scholen, marktplaatsen ziet men daar nu overal”.
 
 
Kerkelijke zaken
 
 
Aan de geïnteresseerde lezers van het missie-maandblad werden gedetailleerde gegevens verstrekt.
    “Van de seculiere clerus zijn 617 priesters en van de reguliere 50 priesters gevlucht. Zij allen werden belast met de zorg voor nieuwe parochies, voor het onderwijs en diverse ambten. Slechts een enkele van de 265 parochies is thans nog zonder herder.
    Het is aan de werkelijk bewonderenswaardige toewijding van onze priesters te danken, dat de kwestie der vluchtelingen op een zo snelle en doeltreffende manier is opgelost kunnen worden.
    Voor het welzijn van hun parochianen hebben onze priesters maandenlang geleefd in tenten, in de open lucht, midden in de bossen. Zij hebben buitengewoon moeilijk werk voor hun geestelijke kinderen verricht en de gehele wereld heeft hun werk geprezen en bewonderd”.
 
De Vietnamese Kerk keek vooruit. Door middel van seminaries werden jonge mannen opgeleid om later het priesterambt te vervullen. “Dank zij de zeer daadwerkelijke hulp van het Pauselijk Liefdewerk van de H. Apostel Petrus en van de katholieke landen zijn de uitgeweken seminaries nu weer behoorlijk ingericht: vijf groot-seminaries met 267 studenten en zeven klein-seminaries met 1009 leerlingen. Het leven in de seminaries is weer bijna net zo normaal als vroeger in het noorden en de uitslag van gehouden examens is zeer bevredigend”.
De priesters konden hun werk niet alleen doen. “Tegelijk met de andere vluchtelingen zijn ook de broeders, zusters en catechisten uitgeweken. Een deel van hen ging terug naar hun land van herkomst, anderen kwamen als vluchtelingen in het zuiden. Zij zijn de onontbeerlijke helpers en medewerkers van onze priesters. Zij zijn het, die de zieken verzorgden en de kinderen onderwijzen”.
 
 
104 4 opvangkampopvangkamp in het Zuid-Vietnam
 
 
Gelovigen
 
 
Het leek erop dat het katholieke geloof niet ten onder gegaan was. “Onze gelovigen geven geregeld bewijzen van een vroomheid en toewijding, die boven alle lof verheven is.
    Ofschoon van de ene dag in de andere in de grootste ellende levend, zijn zij steeds hun vertrouwen op God en de Heilige Maagd blijven stellen. Groot is het aantal, dat geregeld naar de kerk komt voor het bijwoncn der H. Mis en het ontvangen der H. Communie.
    Nauwelijks zijn zij met hun eigen woning klaar, of zij wedijveren met anderen om een godshuis op te trekken. In tien maanden tijds werden 189 kerken van verschillende grootte gebouwd, van hout, bamboe en stro. Elke parochie kreeg een tegemoetkoming in de bouwkosten van 300.000 francs (ca. 3.000 gulden): dat geld werd verstrekt door het Pauselijk Genootschap tot Voortplanting van het Geloof en door de gaven van edelmoedige katholieken over de gehele wereld”.
 
Kerkelijke organisaties zetten zich actief in. “Om de in de noordelijke vicariaten bestaan hebbende katholieke gebruiken voort te zetten en om het katholieke leven der gelovigen te consolideren, zijn er richtlijnen uitgegeven voor de heroprichting van de katholieke verenigingen en liga’s. Een centraal bureau is opgericht, waarin elk vluchtelingenvicariaat door een afgevaardigde vertegenwoordigd is.
    Ook zijn priesters vrijgemaakt van de parochiële zielzorg, opdat zij zich aan andere activiteiten kunnen wijden ten voordele van onze niet-katholieke gevluchte landgenoten. De eerste resultaten beloven veel: gehele families of groepen bereiden zich voor op het aanvaarden van ons heilig geloof.
    Zo bezien is de vlucht uit het noorden een beschikking van de Voorzienigheid om de ongelovigen van het zuiden onze christelijke godsdienst te leren kennen.
 
Een goede eigenschap van de Vietnamezen is zoveel mogelijk te willen weten en hun kennis te verrijken. Zo werden er al spoedig ondanks grote moeilijkheden en ontberingen scholen geopend. Meubelen en boeken waren schaars, er was geen geld om leraren en onderwijzers te betalen, maar de kinderen kwamen in zo groten getale, dat er niet eens plaats voor ieder was.
    Op het einde van het schooljaar waren er 390 scholen, met 1216 klassen en 85.000 leerlingen. Nu zijn er voldoende klassen en onderwijzers voor de 160.000 vluchtelingenkinderen, die de leeftijd hebben om naar school te gaan.
    Ook de activiteiten op sociaal gebied zijn in de vluchtelingendorpen tot ontwikkeling en verdere uitbreiding gekomen: in één jaar zijn 99 posten ingericht voor de verdeling van geneesmiddelen en 46 als kraaminrichtingen. Dankzij bijzondere hulp is er een groot ziekenhuis in aanbouw”.
 
 
Economie
 
 
Het missietijdschrift bleef putten uit de door bisschop Pham-Ngoc Chi verstrekte gegevens, ook op economisch terrein. Kerk en andere instanties werkten volgens hem goed samen.
    “Aan de vluchtelingen moeten de nodige middelen verschaft worden voor de bouw van hun huizen en het inrichten der dorpen. Meer dan 80.000 families hebben thans een onderdak, maar ruim 300.000 personen hebben nog geen definitieve woning.
    Het allergrootste probleem is echter het mogelijk te maken dat de mensen in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Daartoe zijn 328 centrale werkplaatsen ingericht en 98 verbruiksverenigingen opgericht. Nog meer zullen er volgen en zo hopen wij dat bij een gunstige ontwikkeling hiervan het levenspeil van onze vluchtelingen zal kunnen worden opgevoerd en ook hun toekomst kan worden verzekerd.
    Dit alles is mogelijk geweest dankzij de bijzondere belangstelling van president Ngo-dinh-Diém, het werk van het door hem ingestelde commissariaat generaal voor de vluchtelingen, de hulp van bevriende buitenlandse regeringen en buitengewone subsidies van het Genootschap tot Voortplanting van het Geloof”.
 
 
Niet leven onder een communistische dictatuur
 
 
In 1956 zag het er voor het geloof van het westen niet eens zo slecht uit. “Het drama-Vietnam vervult ons toch wel met groot respect voor de heldhaftige en principiële gezindheid van onze geloofsgenoten in dit missiegebied: liever een chaotische en uitzichtloze vlucht dan leven onder een communistische dictatuur, waardoor hun eigen geestelijk leven en de godsdienstige opvoeding van hun kinderen zou worden verstikt.
    Zij hebben aanvaard en beleefd de woorden van Ghristus: ‘Mij hebben zij vervolgd, ook U zullen zij vervolgen’.
    Zij zijn niet geschokt geworden in hun vertrouwen op God, Die hen dan ook op zichtbare wijze heeft geholpen en gezegend.
 
Het drama-Vietnam leert ons weer eens opnieuw hoe zegenrijk het moet worden genoemd, dat de Kerk Gods beschikt over een centraal georganiseerde missieactie, waaraan elke katholiek toch behoort
deel te nemen: zowel het Genootschap tot Voortplanting van het Geloof als het Sint Petrus Liefdewerk verleenden terstond geweldige subsidies voor herbouw van kerken, seminaries enzovoort, teneinde in de kortst mogelijke tijd tot een behoorlijke godsdienstige verzorging van deze vluchtelingen-massa te kunnen geraken.
    Het drama-Vietnam heeft weer duidelijk gemaakt waarom het Genootschap tot Voortplanting van het Geloof van zijn leden een dagelijks gebed vraagt om uitkomst en zegen over de vaak in zo grote moeilijkheden verkerende missies”.
 
 
104 5 kathedraal Hanoi met rode vlag en gele sterKathedraal Hanoi met rode vlag en gele ster
 
 
Waarschuwing
 
 
Het artikel eindigde echter met een waarschuwing. “Het drama-Vietnam mag niet spoedig in het vergeetboek geraken, want de hulp van ons gebed blijft dringend nodig, zowel voor Zuid- als voor Noord-Vietnam.
    In Zuid-Vietnam toch is de toestand nog verre van gunstig, mede door toedoen van verschillende godsdienstige sekten.
    In Noord-Vietnam leven nog ongeveer 600.000 katholieken onder de communistische terreur, bijgestaan door een groot aantal van hun priesters. Officieel heerst er vrijheid van godsdienst maar de praktijk is anders. Aan de katholieken wordt verweten, dat zij de voortgang van de marxistische wagen remmen; zij behoeven een heropvoeding en velen worden gearresteerd en in kampen opgesloten.
 
 
104 6 tragiek

 
Zou het overdreven zijn te beweren, dat de leden van de Voortplanting van het Geloof, verspreid over de gehele wereld, met hun offer en gebed de toekomst van de Kerk in Vietnam in handen hebben?
    En niet alleen in Vietnam, ook in de andere missielanden. Tracht het communisme ook niet in andere gebieden vaste grond onder de voeten te krijgen en steeds meer aanhangers te winnen? Bedenk het wel: de Kerk van Christus verkeert in nood in de missielanden. Wij zijn leden van die Kerk. Dus zijn haar noden ook de onze.
    Daarom moeten wij er voor zorgen, dat door ons gebed en door onze offergaven onze Kerk die de Kerk van Christus is in staat is zich steeds verder uit te breiden en zich ook in de missielanden definitief te vestigen. Een zware verantwoordelijkheid drukt op ons allen”.
 
Harry Knipschild
27 maart 2022
  • Raadplegingen: 2838