96 - Op naar het Chinese nieuwjaar
In onze tijd, althans in Nederland, krijgen kerken steeds meer een alledaagse, niet-christelijke functie. Of ze worden afgebroken. Het christelijke geloof verliest hier jaar na jaar terrein. In plaats van nieuwe kerken verrijzen er moskeeën, gebouwen van een geloof dat de immigranten met zich mee hebben genomen uit de landen in Azië en Afrika waar ze vandaan komen.
Een eeuw geleden was het anders. In die tijd verrezen voortdurend nieuwe katholieke kerken onder leiding van zogenaamde bouwpastoors. Het katholieke geloof moest bovendien over de hele wereld verbreid worden. Missionarissen, broeders en zusters trokken naar Azië en Afrika om in verre landen, die door westerse mogendheden veroverd waren, het ware geloof uit te dragen.
De religieuze ordes en congregaties voerden campagne door middel van missieblaadjes. De Scheutisten, die in ons land opereerden vanuit hun missiehuis Sparrendaal bij Vught in Noord-Brabant, gaven vanaf het begin van de twintigste eeuw de ‘Annalen van Sparrendaal’ uit. Met dat maandblad vestigden ze de aandacht op hun activiteiten – uiteraard in de hoop en verwachting dat mensen met geld over de brug zouden komen en, nog beter, dat jonge mannen en vrouwen in eigen persoon de missiegelederen zouden versterken.
De laatste maand van het Chinese jaar
Om de ‘Annalen van Sparrendaal’ leesbaar te houden, aantrekkelijk te maken, nam de redactie verhalen op met een ‘exotisch’ karakter. Omdat de Nederlandse paters van Scheut in het begin van de eeuw vooral actief in China waren, tekenden ze op wat ze daar meemaakten en hoe ze dat ervaarden. Zo schreef een missionaris, werkzaam in de Chinese provinsie Gansu, in 1905 een serie artikelen over hoe het steeds toeging bij het Chinese nieuwjaar, dat elk jaar weer op een andere (westers-christelijke) dag begon.
Het Chinese nieuwjaar, aldus de niet bij naam genoemde missionaris, bestreek niet één etmaal, zoals in het beschaafde Europa. Er gingen bijvoorbeeld weken van voorbereiding aan vooraf. “Nieuwjaar vieren, dat is voor elke Chinees, voor de armste bedelaar zowel als voor de hoogst geplaatste mandarijn, de voornaamste zaak van het hele jaar. Daartoe maakt hij zich lang te voren met de uiterste zorg gereed”.
Chinese kaart met Gansu (Kansu) erop
Schulden
Bij het ingaan van het nieuwe jaar werd iedere inwoner van China geacht schuldenvrij te zijn. “Op de eerste dag van de laatste Chinese maand worden alle rekeningen van het hele jaar voor de dag gehaald, niet alleen bij de kooplieden, maar in ieder huishouden”. Bijna iedere Chinees had schulden. “De betaling voor grote of kleine aankopen stelt men altijd uit, zo lang als men maar kan. Maar in de laatste maand moet alles geregeld en vereffend worden”.
Soms waren er geen problemen. “Wie in de loop van het jaar zijn schulden betalen kan of wil, gaat zelf naar zijn schuldeiser”. Dat leek eerder uitzondering dan regel.
Meestal ging het anders: “Om in de maand vóór nieuwjaar te krijgen wat men toekomt moet de schuldeiser zelf, voorzien van al zijn rekeningen en degelijk getekende papieren, zijn schuldenaar gaan opzoeken. Als deze bij kas is en gewillig betaalt, loopt alles goed af. In het tegenovergestelde geval neemt hij zijn toevlucht tot bedreigingen. Er wordt gekrakeeld en niet zelden eindigt het spel met een duchtige vechtpartij”.
Veel verkeer in de laatste maand van het jaar
Omdat de schuldeiser zelf in actie diende te komen werd er veel rondgetrokken in die laatste maand. “De ene te voet, de andere te paard, de rijkste op prachtige, vurige muilezels gezeten, ze trekken haastig rond, gewapend met een linnen zakje, waar degelijk getekende schuldbekentenissen in opgerold liggen. Men ziet iemand een boerderij binnen gaan. Een andere komt naar buiten.
Elders genieten toeschouwers van een hevig geraas. Woedende verwensingen duiden aan dat er zeer vermakelijke tonelen plaats hebben”, aldus tekende de missionaris op in de Annalen van Sparrendaal.
Niet alleen de schuldeiser trok rond in de laatste maand van het jaar, ook de schuldenaar (de man die betalen moest) ging vaak de weg op. “Daar de schuldenaar meestendeels weinig of niets in zijn beurs heeft, poetst hij haastig de plaat zodra hij de gevreesde schuldeiser ziet naderen”.
Chinezen waren immers lafaards, volgens de pater. “De Chinees ziet zijn vijand niet gaarne in de ogen. De ‘struggle for life’ – de strijd voor het leven – ligt in de aard van de Europeaan. Zijn moed en krachtdadigheid groeien naargelang de moeilijkheden waartegen hij te worstelen heeft”.
De Chinees had een andere aanpak: ‘arglistigheid’. “Voor hem is het leven een gedurig haspelen met woorden, waarin de sluwste en hardnekkigste doorgaans de overwinning behaalt”.
Weglopen voor het probleem had dus weinig zin. “Zijn tegenstrever zal hem zorgvuldiger bewaken en hem achtervolgen, totdat hij hem ten slotte door allerlei listen in de hand krijgt en hem weet te dwingen nogmaals zijn schuld te bekennen. Dan valt er niet meer aan de uitslag te twijfelen”.
Te hoge schuld
In menig geval was het gewoon niet mogelijk de rekening te betalen. “Als de schuld aanmerkelijk is, neemt de schuldeiser eenvoudig alles in beslag wat hij in het huis van de schuldenaar vindt en enige waarde heeft. Met die buit doet hij wat hem belieft. Verkoopt hij hem dan houdt hij het bedrag van de schuld – plus een flinke rente – van de prijs af. Bewaart hij hem dan zal hij niets aan de eigenaar terug geven voordat deze hem tot de laatste cent voldaan heeft”.
De schuldeiser had nog een mogelijkheid om ervan te profiteren dat zijn slachtoffer niet in staat was te betalen. “Soms gaat hij slimmer te werk en stelt zich tevreden met een zeker bedrag. Het overige deel van de schuld stelt hij tot een jaar later uit tegen een uiterst hoog rentepercentage [soms enkele tientallen procenten]. Aldus kan een klein kapitaaltje jarenlang een mooi bedrag opleveren”.
Nieuwjaarswensen van de Scheutisten
Voorbeeld uit de praktijk
De Scheutist gaf een voorbeeld uit de praktijk. “Ik ken hier iemand die weliswaar niet rijk is, maar toch fatsoenlijk kan leven. Al tien jaar lang gaat hij, enige dagen voor nieuwjaar, in de buurt rond om hier en daar schuld op te eisen. Zijn overleden vader, een beroemd geneesheer en apotheker, had hem een dik rekeningboek maar een lege winkel nagelaten.
De zoon, arm als Job, wist niet meer van wat hout pijlen te maken, toen hij op eens de gedachte kreeg de oude papieren van zijn vader eens na te zien. Weldra ontsnapte hem een kreet van blijde verrassing. Nu wist hij hoe zijn vader ondanks zijn grote bekwaamheid arm geworden was. De klanten hadden wel gekocht, maar weinigen hadden betaald.
Het is licht te raden, wat er ging gebeuren. In de handen van de slimme vos zijn die rekeningen een ware goudmijn geworden, welke zo spoedig niet uitgeput zal zijn”.
Zelfmoorden door schulden
Soms liep het op het laatste moment helemaal uit de hand als er niet betaald kon worden, aldus de auteur van het artikel. “Als een hardnekkige schuldeiser zijn schuldenaar, die hem steeds heeft weten te ontwijken, pas op de laatste dag van het oude jaar thuis vindt, komt hij zich eenvoudig in zijn woning vestigen. Hij stelt hem op die manier in de noodzakelijkheid ofwel van onmiddellijk zijn schuld te betalen, ofwel de vreemde indringer gedurende de aanstaande feesten in het nieuwe jaar prinselijk te onthalen”.
In China was dat nu eenmaal de gebruikelijke gang van zaken. “De schuldeiser mag die laatste dag onverwacht de woning van zijn slachtoffer binnen vallen en op zijn kosten smullen – totdat de rekening helemaal vereffend is. De arme schuldenaar, ofschoon razend van woede, zal de onbeschofte dwingeland met het liefste gezicht van de wereld bejegenen om hem op die wijze enigszins tot wat toegevendheid te bewegen.
Soms gaat hij echter op een heel andere manier te werk. Door de onverbiddelijke hardnekkigheid, waarmee men geld van hem eist, dat hij niet bezit, en door de belediging, hem in zijn eigen huis aangedaan, voelt hij zich tot wanhoop gebracht. Door vergiftiging pleegt hij zelfmoord en sterft voor de ogen van iedereen.
Niet zelden gebeurt het ook dat een vrouw, die haar man vergeefs gesmeekt heeft haar beste kleren, die verpand moesten worden, terug te kopen opdat zij met nieuwjaar deftig voor de dag zou kunnen komen, zichzelf van kant maakt door opium in te nemen. Die ijselijke zelfmoorden zijn zeer gewoon in die tijd”.
De verkondiger van het ware geloof walgde. “Dit alles bewijst zonneklaar dat de Chinezen, ondanks hun ontelbare belachelijke oefeningen van bijgelovigheid, hoegenaamd geen begrip hebben van de onsterfelijkheid der ziel, van de eeuwigheid, kortom van alles wat de grond van een echte godsdienst uitmaakt.
Bij deze vreselijke plaag des zelfmoords voege men nog die der ontelbare kindermoorden, en het verdierlijkend gebruik van opium te roken. Men zal licht inzien, wat die Chinese beschaving, door sommigen zo hoog opgehemeld, eigenlijk is. Men zal innig overtuigd zijn dat een zo diep gezonken volk niet meer uit zijn uiterst ellendige staat kan opgebeurd worden, dan door de heilzame kracht van het katholiek geloof, dat met zijn goede zeden een nieuw leven aan dat volk zal schenken”.
1905, jaar van de slang
Nauwelijks een rol voor de overheid
Je zou denken: waarom deden schuldeisers of schuldenaars geen beroep op de overheid. Dat was zelden het geval. Van een corrupte mandarijn, door Peking aangesteld, had je alleen maar last. Die stuurde, alvorens recht te spreken, zijn ‘trawanten’ (assistenten) op je af en dan was je alleen maar meer in de aap gelogeerd.
De missionaris in Gansu: “In dergelijke zaken wendt men zich zelden of nooit tot de mandarijnen. Men weet immers maar al te goed dat de tussenkomst van deze baatzuchtige rechters voor beide partijen noodlottig zou zijn. Moet de schuldeiser soms iets verliezen van het aangeslagen goed, hij weet wel dat hij met te pleiten meer kwijt zou zijn bij de mandarijnen en hun ondergeschikten. Wat de schuldenaar aangaat, het geweld hem aangedaan, is een kleinigheid vergeleken bij hetgeen hij anders van de onverzadelijke trawanten zou moeten ondergaan”.
De pater verduidelijkte zijn verhaal met de volgende woorden: “Geldt de schuld een kleinigheid, dan dreigt de schuldeiser alles, wat er in huis is, in stukken te slaan. Vele Chinezen menen deze ruwe handelwijze te wettigen met te zeggen dat wie zijn schulden niet kan betalen, ook geen recht heeft feest te vieren en dat zijn huisgerief hem derhalve tot niets dient. Als de bedreigingen niet baten, worden zij genadeloos uitgevoerd. En wanneer de harteloze woestaard opgetrokken is kan de arme drommel machteloos op zijn vernielde meubeltjes en gebroken potten en pannen zitten te kijken.
Voor de wet zijn die baldadigheden strafbaar. Maar de benadeelde zal er zelfs niet aan denken een aanklacht bij de mandarijn in te dienen. Immers, om een geding te beginnen, moet men een welgevulde beurs bezitten. Want wie geen fooi kan geven, geraakt in het gerechtshof niet binnen”.
Op naar het nieuwe jaar
De missionaris van Scheut behandelde in zijn artikel niet alleen de afhandeling van de schulden maar gaf vanuit het katholieke geloof, dat hij nu eenmaal verkondigde, tevens een beschrijving van wat meestal op de laatste dag van het jaar gebeurde.
“Op de laatste dag van het jaar wordt de voortuin van elke woning netjes opgeschikt, iets wat doorgaans maar eens in het jaar gebeurt. De meeste Chinezen munten geenszins door zindelijkheid uit.
Het papier, dat in de vensters tot ruiten dient, wordt vernieuwd en op de ruitjes plakt men gewoonlijk nog bloemen. Het bovenste der deur wordt versierd met een behangsel in uitgesneden papier en op de beide vleugels dezer deur prijken twee afgrijselijke prenten, die de beschermgeesten van het huis voorstellen”.
Wat een onzin, die geesten, vond de pater. “Die heidenen wanen zich de verlichtste en beschaafdste mensen van de hele wereld. Hoe beklagenswaardig is toch een volk, dat van het waar geloof beroofd, zijn godsdienst tot dergelijke kinderachtige dwaasheden bepaalt!”
In de keuken werd hard gewerkt. “Daar is iedereen druk in de weer. Dezen maken de groenten schoon, wassen en koken ze. Anderen bereiden koeken en allerlei meelachtige kost, welke zij opmaken met olie, met suiker of met fruit, vervolgens ieders middelen; de behendigsten zijn belast met de fijne gerechten, het vlees, de sausen, die op honderd verschillende manieren toebereid worden.
Er heerst daar ene waarlijk koortsachtige bedrijvigheid, want alles moet vóór zonsondergang gereed zijn. Immers, met de avond begint er een macht andere bezigheden en plichtplegingen. Gedurende de vijf eerste dagen van het jaar is bovendien alle werk door de wellevendheid streng verboden. Dan eet men niets dan koude kost, en wie de algemene rust niet zou onderhouden, zou door iedereen miskend worden.
Klapbussen
Chinese goden
Na zonsondergang op oudjaar vereerde de familie de god van de haard (‘Tsao-ie’). “Een der aanwezigen doet vóór de deur enige klapbussen ontploffen. De vader van het huisgezin knielt plechtig voor het beeld, biedt de god de wensen van de hele familie aan en brandt wat wierook te zijner ere.
Na hem komen zijn vrouw en kinderen op hun beurt knielen, en een nieuwe prent van de god wordt tegen de muur gehangen.
Daarna geschiedt de plechtigheid van het vaarwel zeggen aan het verlopen jaar. Deze plechtigheid bestaat hierin dat de kinderen voor hun ouders, de dienstboden voor hun meesters komen knielen, ten blijke van dankbaarheid voor de weldaden gedurende het verlopen jaar ontvangen.
Reeds begint de nacht in te vallen. Wat betekent dat schier onophoudend geknal, dat wij eensklaps in de verte en dicht bij ons horen weerklinken? Zou het de blijde voorbode zijn van het naderend feest?
Volstrekt niet. ’t Is nogmaals een werk van bijgelovigheid. Volgens de leer der boeddhisten zijn er bovennatuurlijke wezens, die voortdurend rechtstreeks in betrekking staan met de mensen. Ze nemen de eerste duisternissen van de laatste dag waar, om de geheime plaatsen, waar zij op de aarde schuilen, te verlaten, ten einde aan hun oversten hun eerbiedige nieuwjaarswensen te gaan aanbieden.
De Chinezen, als zij er niet volstrekt toe gedwongen zijn, zullen op dit gevaarlijk uur van de nacht niet buiten hun woning komen. Zijn zij echter verplicht uit te gaan, dan voorzien zij zich van vuurpijlen en klapbussen, waarvan zij er van tijd tot tijd een ter ere van de verschrikkelijke kwelgeest doen ontploffen, om hem te paaien.
Dat is de reden van dat gepaf en geknal, dat men van alle kanten hoort en dat de ganse nacht voortduurt tot aan het krieken van de dag. Die zonderlinge Chinezen bereiden zich al bevende voor tot het vieren van hun vrolijkste feest.
Nieuwjaar
Eindelijk is de grote, de zo lang verwachte dag aangebroken. In Europa ziet men op dit blijde uur alom vreugde en blijdschap heersen. Bij de Chinezen is het heel anders. Hier gaat de nieuwjaarsdag stil, eenvoudig, droevig zelfs, voorbij, aangezien iedereen stil in zijn woning blijft. Wie noodzakelijk buiten moet komen, tracht zich zo goed en spoedig hij maar kan verborgen te houden.
De straten, die gisteren wemelden van een luidruchtige menigte, zijn thans verlaten en doods. Niets is voor de winkels uitgestald, alle deuren en vensters zijn gesloten. Men zou zeggen dat de hele stad in rouw gedompeld ligt.
Dit alles is echter maar schijn. Daar de wederzijdse nieuwjaarsbezoeken slechts bij uitzondering op deze dag geschieden, en alle handel bovendien geheel en gans opgeschort is, neemt het volk deze gelegenheid waar om te huis in familie vrolijk te feesten”.
2018, jaar van de hond
Zo ging het toe in Gansu, ruim honderd jaar geleden. Dit jaar, 2018, is het jaar van de hond. Op 16 februari aanstaande zal het nieuwe jaar in China ingeluid worden. Vertegenwoordigers van het geloof van het westen zullen zich waarschijnlijk niet meer als pottenkijkers met het feest inlaten.
Harry Knipschild
23 december 2021, 26 januari 2018
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op www.katholiek.nl
- Raadplegingen: 3919