66 - Missionarissen in oorlog met zendelingen in Tonga-archipel
De missionarissen die in de negentiende eeuw naar verre landen trokken waren meestal actief in gebieden die goed bevolkt waren. Daar kon je veel mensen bekeren. China met honderden miljoenen heidenen was een attractief land, vooral toen het Westen er bij de ‘ongelijke verdragen’ van 1860 zijn wil wist op te leggen. Ook in andere gebieden in het Verre Oosten drongen paters, broeders en zusters in steeds grotere hoeveelheden door: Japan, Afghanistan, India, Vietnam, Indonesië, Filippijnen enzovoort. Moeilijker was het in Afrika, vooral vanwege de gevaarlijke ziektes die er heersten.
Een bijzonder gebied was de Stille Oceaan. Daar waren wel wat eilanden, maar vaak niet dicht bevolkt. Was het wel zinvol het katholieke geloof zo ver weg aan de schaarse bevolking daar te verkondigen?
Het antwoord was natuurlijk: ja! Elk zieltje was de moeite waard om gewonnen, gered, te worden. Bovendien, als de katholieke missionarissen er niet op tijd bij waren en de overwinning behaalden, dan zouden al die eilanden in handen van ketters (Britten met het Anglicaanse geloof) komen. Daar moest Rome niet aan denken. Dus op naar de Pacific, naar de Tonga-archipel, op ruim drieduizend kilometer van Brisbane (op de oostkust van Australië).
De Tonga-archipel
Het maandblad Katholieke Missiën wijdde in 1897 en 1898 een aantal artikelen aan de Tonga-missie. Maar eerst kreeg de lezer een stukje geschiedenis onder ogen: “De Tonga-archipel werd in 1643 door Abel Tasman ontdekt en in 1770 en 1777 door James Cook (1728-1779) bezocht, die hem de naam gaf van Vriendschapsarchipel, wegens de vriendelijke ontvangst die hem van de zijde der inboorlingen te beurt viel.
Die vriendelijkheid was louter geveinsd; de eilandbewoners zochten een gelegenheid om de bemanning te vermoorden, ten einde zich van de schatten, die het schip bevatte, meester te maken.
Op het grote plein werd feest gevierd. De vermoording zou op het einde van de feestelijkheid plaats hebben; maar de kapitein, die vond dat het te lang duurde, stond gelukkig voor het einde op, nam afscheid van zijn vrienden en keerde met de bemanning naar zijn schip terug, onbewust van het gevaar waaraan hij ontsnapt was.
Zij waren nauwelijks aan boord, toen de moordenaars het bos verlieten en zich in volle wapenrusting, met lansen en knotsen op de oever vertoonden. Ten hoogste onthutst, oordeelden zij het verstandig, hun verbazing te verbergen onder luid vreugdegejuich en een betere gelegenheid af te wachten”.
Na de door Frankrijk verloren slagen bij Trafalgar (1805) en Waterloo (1815) hadden de Britten het in de westerse wereld voor het zeggen, met name op zee in veraf gelegen wateren. Dat gold eveneens voor de Tonga-archipel. Londen wist bovendien zijn bestuurlijke aanpak op te leggen aan het verre eilandenrijk.
In het missieblad kon je lezen: “Het koninkrijk Tonga, bestaande uit drie kleine eilandengroepen, bezit het volslagen raderwerk der constitutionele monarchieën van Europa: een koning, ministers en een volksvergadering, voor de helft bestaande uit adellijken, voor de andere helft uitgekozenen van het volk”.
De koning had volgens de paters zelfs de Engelse naam George II aangenomen.
Britten en Fransen
In de loop van de negentiende lieten ook katholieke Fransen van zich horen op de kusten van de Tonga-eilanden. Ze hadden het niet gemakkelijk om er iets te bereiken. Aan land komen kon al een hele opgave zijn.
“Nioea fooe is een prachtig eiland, dat zijn ontstaan aan zijn vulkaan te danken heeft; het is geheel en al met een dikke korst lava bedekt en daarop ontwikkelt zich de heerlijkste plantengroei. In het midden bevindt zich een groot zout water-meer, dat van zee uit gevoed wordt. Op een der eilandjes in dat meer vindt men echter een zoet water-bron, de enige op het eiland.
In een tijdsverloop van vijftig jaar is het eiland driemaal door een geweldige aardbeving geteisterd. Toen Mgr. Lamaze aan boord van het Franse oorlogsschip Decrès bij het eiland kwam om zijn apostolisch bezoek te brengen, spuwde de vulkaan vuur en vlammen, zoodat de prelaat onverrichterzake moest terugkeren”.
Paters strijden tegen dominees
Feest in Haapai-archipel tijdens bezoek van James Cook
Twee Franse paters slaagden erin zich te vestigen in de Haapai-archipel, ver weg van het hoofdeiland Tonga. Ondanks steun uit Frankrijk kregen ze niet veel voor elkaar.
“De Haapai-archipel bestaat uit een zestigtal eilandjes, waarvan er dertig bewoond zijn. Het voornaamste eiland heet Lifoeka met een hoofdstad van dezelfde naam.
Al die eilanden zijn laag en zandig op een paar na, waar zich een rokende vulkaan bevindt. De scheepvaart is moeilijk en gevaarlijk te midden van dit met klippen bezaaide eiland. Grote schepen blijven daarom liever in de open zee en gebruiken de meest mogelijke voorzorgen, als ze de haven van Lifoeka willen binnenloopen.
Op die archipel met 6.000 inwoners bevinden zich tachtig katholieken.
De protestanten hebben de katholieken daar onophoudelijk de oorlog aangedaan. In 1858 werden de paters Calinon en Guitta uit Haapai verdreven, maar een maand later werden zij, ten gevolge van het krachtig optreden van de Franse zeekapitein Lebris, op een schip van koning George naar Lifoeka teruggebracht en door de gouverneur, die ze eerst verjaagd had, plechtig geïnstalleerd.
Het protestantisme gaf zich evenwel niet gewonnen. Vercoe, een der blanke dominees, predikte openlijk tegen de paters en verbood aan de inlandse bevolking hun iets te verkopen om ze aldus door de honger tot heengaan te dwingen.
Maar pater Calinon was slim: hij gaf zich uit voor dokter, genas enige zieken en kreeg dientengevolge een grote toeloop van mensen, aan wie hij de katholieke leer predikte. Doch Vercoe zat niet stil: hij liet zijn onderhorigen zweren dat zij nooit het papisme zouden omhelzen en zij hielden maar al te goed woord.
Toch gaf pater Calinon de strijd niet op: met de grootste heldhaftigheid bleef hij werken en zwoegen en verenigde een kleine kudde om zich heen. Maar toen na tien jaren het rijk Gods geen uitbreiding onderging, gaven zijn oversten hem bevel, dat ondankbare land te verlaten.
In 1867 werd de missie van Lifoeka aan de zorgen van een catechist [plaatselijke helper] toevertrouwd”.
Zedenbederf en heilige vleermuizen
De missionarissen hadden naar eigen zeggen alle reden om zich naar de archipel te begeven. De mensen leefden er niet zoals het hoorde volgens Europese maatstaven. Ze waren, aldus een van de artikelen, al een keer gestraft.
“Op de plek waar zich thans drie kraters van de vulkaan bevinden, moet vroeger het dorp Abaoe gestaan hebben: door het zedenbederf van zijn bewoners was het een waar Sodoma geworden. Een oude vrouw voorspelde dikwijls de ondergang van de plaats, maar de bewoners wilden haar niet geloven, totdat eindelijk een geweldige aardbeving, vergezeld door een vulkanische uitbarsting, alles vernielde. De vrouw, die met haar kind op den rug en vergezeld door haar hond ontvluchtte, werd, daar ze uit nieuwsgierigheid omkeek, volgens de legende in een beeld veranderd.
Inderdaad vindt men nog nabij de plaats der ramp een grote steen die enigszins het voorkomen heeft van een vrouw met een kind op de rug, en vlak daarbij een kleinere steen, die men houdt voor de hond van de profetes”.
Sommige inwoners van de eilandengroep hielden er dan ook eigenaardige religieuze ideeën op na. Pika’s (vleermuizen) waren in hun ogen heilige dieren. Hoe kwam je op het idee...
“Deze vleermuizen, die de Engelsen flying foxes (vliegende vossen) noemen, zijn als een talisman voor het dorp dat zij bewonen: hun verdwijning zou het voorteken van een ramp zijn, die weldra over de inwoners zou neerdalen.
Enige jaren geleden stierf een katholiek te Hihifo, die een broer was van het hoofd der plaats. De pika’s waren daar in groten getale en in hoog aanzien. Men begroef hem op plechtige wijze, maar toen de plechtigheid afgeloopen was, verdwenen de pika’s, de oude bomen verlatende, die de begraafplaats van het hoofd overschaduwden.
‘Dat is een teken van rouw’, zeiden de inwoners.
Maar de vleermuizen hadden geen haast om terug te komen. Een week ging aldus voorbij, en tegen de algemene verwachting liet haar terugkeer nog altijd op zich wachten, zodat men een nieuw ongeluk duchtte.
Het nieuwe opperhoofd, dat nog protestant was, liet op het plein, aan de voet van het kerkhof, gezangen aanheffen, die, naar hij meende, de vleermuizen wel zouden verstaan.
De volgenden morgen zochten de pika’s hun oude woningen weer op. De vreugde was algemeen, rouw werd bijna vergeten en men besloot daaruit dat de toekomst voorspoedig zou zijn.
De vleermuizen verdwijnen alle avonden bij het ondergaan der zon en keren bij het aanbreken van de dageraad naar haar leger terug. Overdag hangen zij met de poten aan de grote bomen, die haar tot woning dienen, en daar kan men ze op zijn gemak bestuderen. Zij zijn tamelijk goed te eten, maar behouden een wilde smaak die niet aangenaam is voor hen, die ze voor het eerst proeven. De inboorlingen zijn er erg verzot op en laten, hoe tapoe (heilig) ze ook zijn, geen gelegenheid voorbij gaan, om er een paar te braden en er van te smullen”.
Katholieken aan de winnende hand
Ondanks de soms vreemde ideeën van de mensen in de Tonga-archipel was er aanleiding tot optimisme, zeker op het hoofdeiland.
“Het eiland Tonga is voor het grootste gedeelte protestant. De Methodisten, die er het eerst kwamen, verspreidden hun godsdienst met geweld van wapenen en maakten van Tonga een vesting voor de ketterij. Ondanks de tegenstand van de protestanten kreeg het katholicisme er vaste voet, dank zij het geduld der missionarissen en de inmenging van Frankrijk.
De dwaling is intussen in zichzelf verdeeld en thans bezit Tonga twee protestantse kerken. De een heet de vrije kerk en wordt gevolgd door de koning, het hof en een gedeelte des lands. De andere, de gehoorzame kerk, is de oude Wesleyaanse kerk, die zich het eerst op het eiland vestigde. De Mormonen en Adventisten trachten eveneens bekeerlingen te maken, maar zij hebben geen succes. De eersten hebben in de zes jaren, dat zij in Tonga werkten, één inboorling gedoopt, en deze ging er van door, zodra hij gedoopt was”.
“Bijna een derde van de bevolking is nu katholiek. Aan vervolgingen en plagerijen van allerhande aard heeft het niet ontbroken. De lange regering van de oude koning George I dwong de missionarissen tot aanhoudende strijd. Zijn achterkleinzoon George II, die thans regeert, laat de katholieken wel met vrede, maar de ketterij legt de wapens niet neer; en al is zij ook verdeeld, alle verdeeldheid houdt op, als ’t er op aankomt tegen den katholieke invloed te strijden.
Ondanks alle hinderpalen en de tegenwerking der regering gaat het katholicisme gestadig vooruit.
Zonder Haapai, Vavau en de beide eilanden Nioea te rekenen, zijn er op het Tonga-eiland een twintigtal bekeringen per jaar, meer dan zestig doopsels van kinderen, negentien scholen, een college, drie kloosters, bestuurd door zusters van de derde orde van Maria, en acht en twintig catechisten, die de missionarissen op bewonderenswaardige wijze bijstaan.
Over het algemeen gedragen de nieuwbekeerden zich zeer goed en er zijn maar weinigen, die uit lauwheid of om andere reden hun Paasplicht niet vervullen. Ieder jaar worden er meer dan 16.000 communies uitgereikt.
De bewoners van Tonga gelden over ’t algemeen als echte luiaards; die bewering is wel niet geheel ongegrond, maar van de andere kant hebben zij weer goede hoedanigheden. Zij zijn verstandig, en eenmaal door de genade getroffen, gaan zij recht op hun doel af. Ondanks hun trots luisteren zij naar de stem van de missionaris en gehoorzamen onverschrokken; ook weten zij zich grote opofferingen te getroosten voor de godsdienst.
Jean Amand Lamaze
Te Maofanga, de residentie van Mgr. Lamaze, hebben zij een mooie kathedraal van koraalsteen gebouwd. Dat is het enige stenen gebouw in het koninkrijk en een wonder des lands. Die kerk, waar zeven jaar over gebouwd is, heeft haar geschiedenis, want de duivel deed zijn best om het bouwen te verhinderen. Hij wierp allerhande hinderpalen op, ontketende vervolgingen van allerlei aard en zette het hele land in rep en roer. Ten einde raad stookte hij de koning op, een kade langs de haven te bouwen: op straffe van een zware boete moesten alle bewoners er aan mee werken.
Een jaar lang staakten de katholieken de werkzaamheden aan de kerk, maar toen de kade klaar was, arbeidden zij met nog veel meer ijver weer aan hun kathedraal. Vergeefs blies de duivel aan prins Gou, de vermoedelijken troonopvolger, het denkbeeld in, zich een schip aan te schaffen uit de opbrengst van een willekeurige belasting. De katholieken betaalden, maar zonder het werk te staken dat hun ter harte ging. Die gewelddadigheden brachten de prins echter geen geluk aan. Bij de eerste reis de beste zonk de schoener.
De kathedraal kwam gereed en werd plechtig ingewijd onder een grote toeloop van katholieken uit alle eilanden van de archipel.
Aangemoedigd door deze goede uitslag wilden de bewoners van Tonga hun vrome werkzaamheden voortzetten. Een andere kerk van koraal, nog veel grooter, wordt thans gebouwd te Moea, de standplaats van pater Jozef Chevron, die zoveel geleden heeft bij het stichten van deze veelbelovende missie, die thans duizend katholieken telt.
Een andere kerk wordt nog gebouwd te Foegamisi, op het eiland Vavau; zij is niet zo groot als die van Tonga, maar het blijft niettemin een zeer fraai, christelijk gedenkteeken. Behalve deze grote kerken heeft ieder dorp zijn kapel”.
koraal bij het eiland Lape (Tonga-archipel)
“Daar de missionaris niet zo dikwijls als hij wensen zou de ver van zijn standplaats verwijderde dorpen kan bezoeken, heeft hij, om hem in de arbeid ter zijde te staan, een congregatie van mannen, die de naam van apostelen dragen. Iedere maand houden zij een sectie-vergadering en driemaal per jaar een algemene vergadering om te overleggen wat er zoal voor de bloei en de welvaart der missie gedaan kan worden.
Het doel van die instelling is vooreerst: lieden bij de hand te hebben, die een goed voorbeeld geven door trouw en geregeld de heilige diensten bij te wonen. Zij zijn belast met het bezoeken der zieken, het onderrichten en aanmoedigen van nieuw-bekeerden, en verder moeten zij iedere zondag in de dorpen de onderrichting gaan herhalen, die de missionaris in de hoofdkerk heeft gegeven.
Onder hen worden de catechisten uitgekozen, die in de kleine kerken voorbidden en de schoolmeesters, die, onder leiding van de missionarissen, onderricht geven aan de jeugd.
Ieder dorp heeft een school, die alle kinderen tot hun zestiende jaar verplicht zijn te bezoeken; zij leren de catechismus, lezen, schrijven en rekenen, alsook de grondbeginselen van aardrijkskunde en geschiedenis.
Behalve die scholen bestaat er nog een college, waar alle kinderen der drie archipels meer uitgebreid onderwijs en een zorgvuldiger opvoeding kunnen genieten. Dat college is gevestigd te Maofanga en staat onder leiding van pater Thomas. Het is geplaatst onder de bescherming van de gelukzalige Chanel, voor wie de studenten een prachtige achthoekige kapel opgericht hebben. De inzegening van die kapel had het vorig jaar op 28 april, de feestdag van de zalige, plaats. Dit monument is uit koraal gebouwd, zeer bevallig van vorm en versiert op eigenaardige wijze het plein waarop het college staat”.
Vrolijkheid in de missie
“Het feest der inwijding was door een triduum voorafgegaan. Op de bepaalde dag vertrok een lange processie van de kathedraal op het gelui der klokken, onder het spelen der muziek en het zingen van een loflied ter ere van den zalige; de stoet trok langs de oever der zee tot aan het college, waar Mgr. Lamaze de inwijding verrichtte. Zes paters stonden de bisschop ter zijde en een grote menigte volks, van alle kanten van het eiland saamgestroomd, volgde met eerbiedige aandacht de plechtigheid.
Zodra het godsdienstig feest was afgelopen, moest er aan de maaltijd gedacht worden. In een ogenblik was het plein met levensmiddelen overdekt: ossen, varkens, ignamen, suikerriet, bananen, kava’s, kokosnoten enz. Het was een berg van voedsel, dat meestal aan het spit gebraden werd. Dat was het aandeel der mannen.
Vervolgens kwam de processie der vrouwen, die, volgens haar dorpen ingedeeld, al zingende aankwamen en haar geschenken aanboden, bestaande uit Europese stoffen, reukolie, tabak, kostbaar vlechtwerk, Tongase kammen, bloemengordels, enz., een opeenhoping van schatten naar de smaak der Oceaniërs.
Bij het zien van een dergelijke tentoonstelling en van zoveel sappige spijzen moest men wel vrolijk gestemd worden. Er werd gedanst, gespeeld en gezongen ter ere van de zalige, die van boven uit de hemel er met genoegen op moet hebben neergezien, want de hele dag heerste er de grootste betamelijkheid bij alle spelen”.
jonge meisjes in Tonga archipel
Kortom, alle reden anno 1898 om de missie in de Tonga-archipel met optimisme tegemoet te zien.
Harry Knipschild
3 juli 2013, 21 januari 2019
Dit artikel was eerder te lezen op www.katholiek.nl
- Raadplegingen: 5401