507 - Molukkers maken popmuziek: Massada
In de jaren zeventig werd Nederland twee keer opgeschrikt door treinkapingen – op 2 december 1975 bij Wijster en op 23 mei 1977 bij de Punt. Er vielen heel wat doden. Tientallen reizigers werden gegijzeld door jonge Zuid-Molukkers, die zich verzetten tegen de in hun ogen onterechte behandeling van hun volksgroep door de Nederlandse overheid. Heel wat oudere Molukkers, die dienst gedaan hadden in het KNIL (Koninklijk Nederlands Indisch Leger), waren ver weg van hun vaderland in Nederlandse kampen terecht gekomen en leidden een erbarmelijk bestaan zonder uitzicht op verbeteringen.
Treinkapingen
Anno 2004 schreef popjournalist Jaap van Eik in muziekblad Aloha: “De Zuid-Molukkers ontwikkelden zich tot gewaardeerde bondgenoten van het Nederlands gezag. Aldus kon het geschieden dat na de soevereiniteitsoverdracht [1949] en vorming van de Republiek Indonesië een aanzienlijke groep op Java gestationeerde Molukse militairen van het KNIL in de verdrukking geraakte.
Op het eiland Ambon was in 1950 een afscheidingsbeweging ontstaan, met als doel de vestiging van de Republiek der Zuid-Molukken (RMS). Deze opstand werd in de kiem gesmoord. De Indonesische potentaten voelden er weinig voor om een paar duizend potentiële rebellen vanuit hun kazernes naar huis te sturen. En laten zitten kon ook niet.
In de totale verwarring die toen ontstond, wist de Nederlandse regering niets beters te bedenken dan deze Molukse soldaten en hun gezinnen (in totaal ongeveer twaalfduizend personen) naar Nederland over te brengen. Ze werden weinig fijnzinnig gehuisvest in barakkencomplexen, waaronder de voormalige concentratiekampen Vught en Westerbork.
De bedoeling was dat al deze mensen terug zouden gaan als de kruitdampen in het land van herkomst zouden zijn opgetrokken. Dat is dat nimmer gebeurd, met alle frustraties en onprettige verwikkelingen van dien”.
De treinkapingen dus.
treinkaping bij de Punt
Positief gevolg: popgroep Massada
Volgens Van Eik waren er ook ‘positieve gevolgen’: “Eén ervan was de oprichting van een voor Nederland unieke band: Massada”.
In het artikel kwam zanger en frontman Johnny Manuhutu aan het woord. Hij werd op 10 september 1948 geboren op Java en was in maart 1951 hier in Nederland beland. “We kwamen terecht in een soort deportatiekamp in Huizen. Het was een oord waarin je een hond nog niet zou achterlaten. We hebben er twintig jaar gewoond. Het was een hele hechte gemeenschap, maar we leefden in twee werelden: naar school waar we in de Nederlandse cultuur terecht kwamen, dan weer terug naar huis waar het heel anders was.
Voor onze ouders was het uiteraard verschrikkelijk. Ze mochten niet werken, ze kregen een kleine toelage. Er was een gaarkeuken voor het eten.
Mijn vader was een bedreven bespeler van de gitaar, een liefhebber van hetgeen allerlei Molukse musici ten gehore brachten en een fan van Perry Como en Nat ‘King’ Cole. Later kwamen daar de soul en Santana bij”.
De Molukse jongelui kregen diverse klanken met de spreekwoordelijke paplepel ingegoten. Na verloop van tijd begonnen ook zijzich muzikaal te roeren.
Manuhutu: “Ik formeerde met wat andere jongens uit het kamp een bandje dat The Eagles heette. Eerst speelde ik gitaar, later kwam Chris Latul uit Nieuw-Guinea vandaan en heeft hij dat van me overgenomen. Toen ben ik op zang en percussie overgestapt. We speelden covers bij Molukse bruiloften en traden op in allerlei discotheken. We arrangeerden ook veel, vooral in de latin-style met veel percussie. Dat was niet zo vreemd. In de Molukse muziek zitten ook veel trommels. Alleen is het bij ons wat melodieuzer, terwijl de echte latin veel springeriger is. Toen de Amerikaanse Eagles beroemd werden, zijn we verder gegaan als een band die eigen materiaal speelde”.
Masada in Israël
Van Eik: “Dat er vervolgens besloten werd onder de naam Massada te gaan opereren, zal geen toeval zijn geweest. De naam refereert aan een joodse stad die jarenlang werd belegerd door Romeinen. Volgens de geschiedschrijver Flavius Josephus brachten de bewoners elkaar en zichzelf in het jaar 73 in een uitzichtloze situatie uit pure wanhoop om het leven.
‘De naam Massada is bewust gekozen’, beaamde Johnny. ‘Israël was voor mij een voorbeeld: een klein landje dat tegen vijandige buren vecht. Zo voelde het bij ons ook een beetje’”.
“Thuis werden de bandleden voortdurend geconfronteerd met de ongenoegens van hun ouders. Bovendien was de familie Manuhutu na twintig jaar ook nog eens lettelijk het dorp uitgerookt. Onder het motto ‘jullie hebben ons hierheen gebracht, jullie brengen ons ook maar terug’ weigerde vader halsstarrig te verhuizen.
De rust keerde pas weer na een complete veldslag en het onder politiebegeleiding overbrengen van het voltallige gezin naar een gereed staand boerderijtje. Johnny: ‘Onze ouders zaten hier met het gevoel ‘wij gaan terug om voor ons volk te vechten’ en dat gebeurde maar niet. Die frustratie hebben wij natuurlijk meegenomen’”.
Na de kapingen
Na de treinkapingen moest de Molukse popgroep het zien te redden. Molukkers waren voor menige Nederlander ‘omstreden’ geworden. Zo voelden de leden van Massada het niet, zeiden ze.
Het publiek en de pers uitten zich positief over Massada, de nieuwe naam voor de Molukse Eagles. In de Leeuwarder Courant kon je bij een optreden in het Pakhuis te Heerenveen anno 1976 bijvoorbeeld lezen: “Massada zorgt voor het stevige werk. De kaarten vliegen weg. Massada swingt onstuitbaar. Hun rockmuziek heeft wel iets weg van Santana [de groep van Carlos Santana]. Massada heeft met dubbeltjes een kwartje verdiend”. De jongelui hadden doorgezet.
In 2004 verklaarde de zanger dat ze door het publiek goed waren opgevangen. Ze kregen zelfs bloemen omdat ze optraden als ambassadeurs van de Molukse gemeenschap.
Johnny Manuhutu: “Natuurlijk was het een moeilijke situatie. We wisten niet hoe het publiek zou reageren. Er waren ook wel gemeenten waarvan de burgemeester onze concerten liet afblazen”.
Toch besefte hij: “Je hebt een vader die KNIL-militair is geweest en die achter het RMS-ideaal staat. Wij ook, maar of dat reëel is?”
Johnny Manuhutu in 1979
Eerste album in 1979
In 1978 verscheen het eerste album van de groep die in diverse bezettingen door het land getrokken was. Daarmee hadden ze indruk gemaakt. De groep had intussen een manager, Joke Zonnneveld, een blanke vrouw, die wel eens met een ‘k’ (kenau) werd aangemerkt.
In januari 1979 meldde een redacteur van Muziek Expres: “Van de ene op de andere dag beroemd worden is er voor Massada nooit bij geweest. Vier jaar lang hebben de zeven muzikanten aan de weg getimmerd, voordat er eindelijk sprake was van enig succes. Toch kende plotseling heel Nederland de muziek van deze Zuid-Molukse formatie.
Diverse keren hebben we ze inmiddels aan het werk gezien. De jongens van Massada swingen als een gek. De muziek die ze maken laat niemand onberoerd. Ook ons niet. In alle zalen waar Massada optreedt, ziet de dansvloer zwart van de mensen.
Zes Zuid-Molukkers en één Nederlander spelen Latijns-Amerikaanse rock, zoals die nergens in de Lage Landen wordt gespeeld. Vandaar ook de steeds groeiende belangstelling voor Massada. Maar daar heeft de groep ook voor geknokt. Eerst via live-optredens een zo groot mogelijke schare fans voor zich winnen. Dat was het devies van Massada.
Het duurde lang, jarenlang. Pas vorig jaar werd de debuut-elpee ‘Astaganaga’ uitgebracht. Slim bekeken van Massada. De vaste aanhang hapte terecht toe en de LP werd goed verkocht. De single ‘Latin Dance’ werd een hit. Geen grote, maar groot genoeg om een veel breder publiek te laten kennis maken met Massada”.
In een interview liet percussionist Chris Latul weten: “In het begin was het pure armoe. Het beetje geld dat er binnenkwam werd meteen omgezet in betere apparatuur”. Door het contract met Telstar, het bedrijf van Johnny Hoes in Weert (L), kwam een plotselinge ommekeer. Behalve ‘Latin Dance’ had ook ‘Dansa’ voor een opening gezorgd. Zo konden ze in TopPop optreden.
Latul in 1979: “Je bereikt met een single hit in één keer veel meer mensen dan met een concert. Zo snel hadden we niet verwacht dat het succes zou komen”.
Volgens Latul was de groep best tevreden met het eerste album. Johnny Manutu knikte instemmend, maar nuanceerde: “Het is een lekkere plaat geworden, maar alles kan beter. Dat denk je altijd achteraf. Dat bewaren we gewoon voor de volgende plaat. Voorlopig kunnen een heleboel fans Massada nu ook thuis horen. Dat is altijd onze droom geweest. Want fans waren het belangrijkst”.
De popjournalist bleef Massada vergelijken met Santana.
Johnny reageerde als volgt: “Ik vind het niet erg. Nederlanders zijn types die altijd graag muziek in bepaalde hokjes duwen. Dat is natuurlijk geen probleem. Het is logisch dat jullie met Santana op de proppen komen. En jullie zijn trouwens niet de enige.
Toch is het niet waar. We hebben duidelijk onze eigen stijl ontwikkeld. Er zitten écht wel Molukse invloeden in onze muziek. Een nummer als ‘Sageru’ bijvoorbeeld is Maleis en geen Spaans zoals sommigen wel denken. Die song gaat over het lekkere gevoel dat je van dat drankje Sageru krijgt. Het is een echte Molukse volksdrank. Smaakt naar een zoete likeur”.
Latul: “Ons soundje is een en al vrolijkheid. We stralen als de zon”.
Hun achtergrond kwam eveneens aan de orde in het populaire muziekblad. “Er zijn een paar keer optredens afgelast. Kijk, we staan echt wel achter de Molukse regering. Maar geweld zien we beslist niet als de oplossing voor het probleem. Wij proberen die ideologie met onze muziek uit te dragen”.
Roberto Palombit op stap met Massada
Door hun concerten en succesvolle singles had Massada in het voorjaar van 1979 ook de volle aandacht van gerenommeerde popkrant Oor gekregen. Redacteur Roberto Palombit verdiepte zich degelijk in het wel en wee van de groep.
Op 18 april van dat jaar wijdde hij drie bladzijden op groot formaat aan de de Zuid-Molukkers. Hij begon zijn tekst met de woorden: “Het afgelopen jaar is erg succesvol geweest voor Massada. De groep bulkt van het werk. Van ‘Astaganaga’ zijn meer dan 90.000 exemplaren over de toonbank gegaan. Het album wordt in zeventien landen uitgebracht”.
Dat het Massada voor de wind ging bleek tevens uit de auto’s waarin de leden zich lieten vervoeren: een ‘gestroomlijnde Citroën Maserati’. Toen twee leden Palombit thuis ophaalden zodat hij aanwezig kon zijn bij hun optreden in Hoogland hoorde hij: “Auto’s zijn altijd een hobby van ons geweest. Deze rijdt te gek. Je zit zo aan de 200 kilometer per uur. Dat is wel handig als je zoveel rijdt als wij”.
Bij een optreden van de zeven muzikanten kwam heel wat kijken: “Massada heeft een roadcrew van acht man voor de geluids- en lichtinstallatie”. Onderweg werd hem duidelijk gemaakt: “We hebben jarenlang zelf moeten sjouwen: opbouwen, spelen en dan midden in de nacht afbreken. Dat was met zo’n grote installatie niet vol te houden. We hebben nu gelukkig roadies die het voor ons doen en we waarderen dat enorm. Wij weten hoe zwaar het is”.
Vóór de aanvang van het concert had Roberto nog een bijzondere ervaring. Van de zanger had hij al gehoord: “We zijn door onze ouders vrij streng protestants opgevoed. Van kleins af aan naar de catechesatie, later de belijdenis. Langzamerhand ga je waarde hechten aan dat soort dingen. Wij maken er geen tamtam over en we hebben ook geen guru, maar we geloven in een God, dat hij ons kracht geeft, op ons let, en dat we niet alleen muziek voor ons zelf maken. Wij houden voor ieder optreden een minuut stilte, waarin je kracht kunt opdoen en kunt bidden als je wilt”.
Palombit: “Inderdaad, vlak voor het optreden ging ineens het licht uit in de kleedkamer. In het aarde donker heerste een exotisch-religieuze sfeer. Je hoorde zelfs niemand adem halen”.
Johnny: “Die stilte voor het optreden helpt ons. We kunnen ons dan beter concentreren. We doen het voor ieder optreden, ook als er diverse andere groepen in de kleedkamer zijn. We hebben nog nooit meegemaakt dat iemand dat niet respecteerde. Ze begrijpen het geloof ik wel en zijn altijd stil”.
Over het optreden schreef Roberto: “Het publiek was in no time dol-enthousiast. Er straalde dan ook energie van deze groep, die je in Nederland bij slechts weinig groepen tegenkomt. Het publiek reageerde precies zoals de groep wilde”.
Johnny legde het later uit: “Door veel op te treden hebben we geleerd hoe we het publiek moeten vermaken. Dat ging in het begin minder goed”.
In het gezelschap van enkele groepsleden bezocht Palombit een paar dagen later ook het Molukken-kamp te Vught. “Hoewel de natuur in de omgeving prachtig is, biedt het barakkenkamp een troosteloze aanblik. Overal staan bordjes, met ‘verboden op het gras te lopen’ en voor de automobilisten ‘denk aan onze kinderen’; er zijn echter meer kinderen dan grassprieten te zien. Aan de buitenkant maken de barakken een verwaarloosde indruk, van binnen heeft men ze keurig ingericht. Hoewel we niet aangekondigd waren, werden we er ontvangen met een hartelijkheid die in de Nederlandse samenleving uitgestorven lijkt”.
In het Molukkenkamp van Vught (1979)
Hem werd verteld: “Ideaal is het hier niet in het getto. De ratten lopen soms door de gang. Maar de mensen willen hier toch niet weg. Ze voelen zich op hun gemak tussen landgenoten en waar vind je nog woningen voor een huur van 25 gulden. De werkloosheid in het kamp is groot. Veel mannen zitten thuis. Anderen werken aan een speciaal voor het kamp opgezet werklozenproject.
Het is voor ons Molukkers extra moeilijk om aan werk te komen. We worden maar al te vaak geweerd vanwege onze huidskleur. Dat is vreselijk frustrerend. Daardoor blijf je je altijd een vreemde voelen in Nederland. Ze laten je vaak merken dat je hier eigenlijk niet thuis hoort.
Wij hebben het geluk dat we iets hebben bereikt met de groep. We staan op het podium en er komen veel mensen naar ons kijken. Dat geeft een gevoel van erkenning en voldoening. Andere Molukkers hebben dat niet. Zij hebben het hier erg moeilijk. Ze kunnen vaak geen kant meer op.
We worden hier nog steeds op allerlei gebied gediscrimineerd. In discotheken worden we nog steeds geweigerd omdat we een andere huidskleur hebben. Het is iedere keer weer een klap in mijn gezicht als ik een portier door het ruitje zie kijken, die daarna domweg zijn rug naar me toe draait, dat is zo frustrerend. Onze platen werden er wel gedraaid, maar wij mogen niet naar binnen!
In discotheken waar ze ons nu kennen, zoals in Hilversum, mogen we wel naar binnen. Vroeger werden we echter geweigerd en onze landgenoten mogen vaak nog niet naar binnen. Dan hoeft het voor mij ook niet meer”.
Een van de leden van Massada liet zich in kamp Vught fotograferen, gewikkeld in een Molukse vlag. Kleine jongetjes renden rond met speelgoedpistolen. Maar ook hoorde hij: “Het moet nu afgelopen zijn met die kapingen. De balans is gelijk. Er zijn aan weerszijden genoeg doden gevallen. Kapingen hebben volgens mij ook een verkeerd effect – de autoriteiten op Ambon denken steeds: ze zijn weer bezig in Holland en dan pakken ze in Ambon soms onschuldige mensen op”.
Tweede album
In 1979 verscheen het vooral instrumentale album ‘Pukul Tifa’, niet opgenomen in de studio van Telstar, maar in Relight (Hilvarenbeek). De drie zangeressen van de Rainbow Train, de groep van Hans Vermeulen, assisteerden op de achtergrond. Om de muziek zo goed mogelijk te laten klinken was de speelduur beperkt gehouden. Bij vinyl gaat de kwaliteit namelijk achteruit als een lp-kant te lang duurt; bij de latere cd was dat geen probleem. Het album werd bij EMI in London (Abbey Road) nog bewerkt. Blijkbaar hoefde er niet nadrukkelijk naar de kosten gekeken te worden.
Enkele nummers moesten op de plank blijven liggen, noteerde Palombit, die er tot zijn genoegen in geslaagd was ‘Pukul Tifa’ als eerste vertegenwoordiger van de media te mogen horen. Hij uitte zich positief, maar vond het album wel ‘minder commercieel’.
‘Arumbai’, het openingsnummer, bereikte als single de tweede plaats in de top 40. Bandlid Chris Latul, wiens naam op het label als componist vermeld werd, vertelde tijdens een presentatie over indorock in Amsterdam op 6 oktober 2023 dat ‘Arumbai’ pas op het laatste moment aan het album was toegevoegd, omdat er nog een nummer ontbrak.
Palombit: “‘Arumbai’ is het Maleise woord voor een vissersbootje dat wordt voortgedreven met peddels. Om te zorgen dat de mannen de peddels synchroon in het water steken, wordt er op een trommel geslagen of gezongen in het ritme waarvan Massada in dit nummer gebruikt maakt. De melodie, die wordt gespeeld op gitaar en blaasinstrumenten, is uiterst simpel en sentimenteel en duidelijk geënt op de Maleise volksmuziek”.
Pinkpop
Met zo’n populariteit kon het niet uitblijven: Massada trad dat jaar op tijdens Pinkpop in Geleen (L); weliswaar als vroege openingact, maar toch...
Jan Libbenga in Oor: “Klokslag elf stond de omvangrijke Massada-bezetting op het podium. Het aantrekken van deze groep geeft wel aan hoe risicoloos organisator Jan Smeets te werk gaat. Even was er namelijk sprake van de mogelijkheid dat Daniel Sahuleka tijdens het festival te laten optreden. Was ik Smeets geweest, dan had ik de keuze op hem laten vallen, aangezien Massada geen steuntje meer nodig heeft.
Het was overigens sowieso geen goed idee om de groep als opener te programmeren: de sterk op ritmiek gebaseerde geluiden zouden later op de dag veel beter tot hun recht zijn gekomen. Voor het overige geen op- of aanmerkingen. Liep ik vroeger schouderophalend om deze groep heen, omdat ik de muziek al eens van Santana meende te hebben gehoord, nu kan moeilijk worden ontkend dat er heel wat talent huist in dit Gooise gezelschap.
Met het optreden van Massada kwam tevens het eerste incident van die dag. Een delegatie Zuid-Molukkers veegde de persruimte schoon middels vuurwerk en rookbommen”.
Andere artiesten tijdens de tiende Pinkpop waren Rush, Dire Straits, Elvis Costello, Police en niet te vergeten: de Jamaicaan Peter Tosh, zanger van ‘Don’t look back’ op het label van de Rolling Stones. Mick Jagger was naar Limburg gekomen om zijn artiest terzijde te staan.
In Oor kon je op 13 juni 1979 lezen: “Naar eigen zeggen was Smeets drie maanden bezig geweest Jagger naar pinkpop te krijgen. Vier dagen vóór Pinkpop kreeg Smeets te horen dat Jagger zou komen. Hij zou een gastoptreden van twintig minuten willen verzorgen tijdens het concert van Tosh. Jagger kwam vanuit Londen naar het vliegveld in Beek, waarna de tocht per auto verder ging. Eenmaal gearriveerd, besloot Jagger zich niet met het concert te bemoeien. Smeets was hevig geëmotioneerd.
Na zijn weigering op te treden is Jagger uitgenodigd om aan een partijtje voetbal achter het podium deel te nemen, voornamelijk om hem nog wat langer op het terrein te houden. Jagger heeft dat geaccepteerd en volgens ooggetuigen was hij in prima conditie”.
In Aloha, 25 jaar later, meer details uit de mond van Johnny Manuhutu. “In 1979 stond Massada fier op Pinkpop. Niet alleen het optreden was gedenkwaardig, de mannen zouden daar destijds ook een bijzondere ontmoeting hebben gehad met Mick Jagger. De Stones-zanger was in Geleen om aan het slot van het festival met Peter Tosh de hit ‘Don’t look back’ ten gehore te brengen. En het verhaal gaat dat hij ’s middags doodleuk een balletje heeft getrapt met onze vrienden van Massada.
‘Nou, da’s helemaal geen verhaal’, zei Johnny Manuhutu lachend. ‘Dat is echt gebeurd. Ik heb gevoetbald met Mick Jagger. Klein ventje overigens, je geeft er geen cent voor. Hij was er de hele middag. En wat moest je achter het podium anders doen? Je kon zwemmen en je kon voetballen. Jagger zou aangekondigd worden als hoogtepunt, maar uiteindelijk trad hij niet op. Er mochten geen camera’s bij of zoiets, de afspraak klopte niet en hij is weggebleven.
Maar optreden daar, was gigantisch, hoor. Alleen hebben we eerst nog behoorlijk moeten bekvechten met de mensen van Rush. Je had toen een gedeeld podium en die lui uit Canada hadden een gigantisch drumstel, en veel andere apparatuur. Alles stond opgesteld, zodat er voor ons maar een piepklein plekje overbleef. Wij waren op dat moment ook al met z’n negenen, met blazers en zangeressen, dus dat ging niet.
Moesten we enorm bakkeleien met de organisatie en het management van Rush om die spullen naar achteren te laten schuiven. Je weet hoe dat gaat: zij zijn de hoofdact. Dus wij zeiden: ‘Nou, dan gaan we naar huis’.
Het was even oorlog, want we gingen echt niet op een klein stukje van het podium staan. Maar we zijn tot een vergelijk gekomen”.
Massada liet niet met zich sollen.
Problemen in het najaar van 1979
Een paar weken na Pinkpop schreef Arie van Driel een artikel in Trouw over Massada – met als kop: ‘Popgroep Massada lacht om discriminatie’. Ogenschijnlijk was er niets aan de hand. “Als Ambonees voelt men zich stevig in de schoenen staan. Frustraties zijn er dan ook niet binnen de formatie die een lange, uitgekiende aanloopperiode inmiddels ruimschoots zag beloond”.
Opnieuw werd Johnny Manuhutu aan het woord gelaten. “Wij geloven dat de Grote Leider over ons beschikt. God geeft ons de kracht en de gaven om onze muziek te kunnen maken. Daar zijn wij dankbaar voor. Het is aan Massada om de mensen, ons publiek, blij te maken, bezig te houden. Dat is onze taak. Na afloop van ieder optreden bidden wij dan ook – ieder voor zich – totGod om hem te danken”.
Percussionist Zeth Mustamu: “Wij zijn blij dat we de mooie, goede kanten van het leven van nabij mee mogen maken”.
Van Driel: “Het gaat goed met de groep. De debuutelpee ‘Astaganaga’ met goud bekroond, een zilveren harp (hetgeen wil zeggen dat de Stichting Conamus de groep tot de meestbelovende Nederlandse formaties rekent voor de internationaal georiënteerde markt), en nu dus ‘Pukul Tifa’, ‘slaan op een trommeltje’”.
Ook Frans Eschauzier kwam aan het woord in het artikel. Hij benadrukte: “Massada is vooral een hechte vriendenkring. Een groep van mensen die aan de democratie binnen Massada veel waarde hechten. Die muziek maakt, die men zelf wil”.
Zo simpel was het niet. Op 4 oktober meldde de Telegraaf: ‘Massada uit elkaar’.
“Grote problemen bij Nederlands topgroep Massada: vier van de negen musici hebben plotseling de groep verlaten. Het zijn saxofonist Fred Berkemeyer, bassist Usje Sapander, organist Frans Eschauzier en gitarist Chris Latul.
Over de reden van deze breuk doet men uiterst geheimzinnig. Bert Salden, promotiechef van Telstar, de platenmaatschappij van Massada, zegt: ‘Het is ons ook niet helemaal duidelijk. Maar het is natuurlijk wel heel jammer dat zo’n groep juist op het hoogtepunt van zijn succes uit elkaar valt. Hun single ‘Arumbai’ is een geweldige hit. Deze groep ging juist zo fantastisch. Men zou ons uitleggen wat er precies aan de hand is, maar deze bijeenkomst is al een paar keer uitgesteld’.
In popkringen wordt gezegd dat spanningen achter de schermen de redenen zijn die de oorzaak
zijn van deze breuk. De vier musici die nu de groep verlaten zouden totaal andere opvattingen hebben over het repertoire en de toekomst van Massada. Zij hebben, zo wordt gezegd, nu ook het plan zelf een eigen band op te richten”.
Zoveel democratie was er nu ook weer niet in de Zuid-Molukse groep.
Sajang é
Als je afgaat op de media in die tijd, pakte het vertrek van de helft van de leden van de groep niet rampzalig uit op de kwaliteit. In een nieuwe samenstelling werd Massada nog steeds geprezen. De komst van Rudy de Queljoe (ex-Brainbox), als opvolger van Latul, werd zelfs een vooruitgang genoemd: “Zijn gitaarspel is wat puntiger dan dat van Latul, waardoor het geheel ritmischer klinkt. Niet zoveel lange gitaaruithalen”.
Een nieuwe single, ‘Feelin’ Lonely’ (een song van de frontman) moest Massada definitief op de kaart zetten. “Er werden daarom kosten nog moeite gespaard om de nieuwe single op zijn minst net zo sterk te arrangeren en produceren als zijn voorganger. Vele studio-uren werden besteed aan het steeds weer indubben van nieuwe instrumenten en arrangementen en aan het steeds weer anders mixen van het geheel. De release moest daarom verscheidene keren worden uitgesteld”.
De prestige-single – in de scene geprezen – maakte op het grote publiek echter weinig indruk.
In de Massada-aflevering van ‘Andere Tijden’ (VPRO, 2019), werd uitgelegd: “Na Pinkpop ging het helemaal mis tussen de leden van Massada. Na onenigheid stapte onder anderen Chris Latul op. Hij werd vervangen door Rudy de Queljoe. De muziek van Massada werd ruiger. Maar het was juist een lief liedje dat een enorme hit zou worden”.
Rudy de Queljoe in Andere Tijden: “We kregen opdracht van Veronica om voor Novib een nummer te maken. Johnny kwam naar me toe: ‘Heb jij iets?’
Ik zei: ‘Ik heb een stukje’”. Dat was het begin van ‘Sajang é’, een romantisch nummer dat al op 8 maart in de Nederlandse top 40 debuteerde en op 5 april de nummer één positie bereikte.
“Dit lied is meer dan alleen een hit”, zei een tot tranen toe bewogen Molukker anno 2019. “Dit lied illustreert het verdriet, maar ook de veerkracht van de Molukse gemeenschap in Nederland. Je kunt je voorstellen: toen we dit voor het eerst hoorden bij Veronica op tv – en later op de radio – huilden we emmers vol. Een oproep aan jongeren, die hier geboren zijn, zoals ik.
Vergeet niet wat de ouderen nu aan jullie zeggen. Werk en studeer hard. Want één keer zullen we ons vaderland terug zien. Het blijft emotioneel omdat dat nog steeds het verhaal is van ons. We zijn nu bijna zeventig jaar in Nederland en we hebben het nog steeds over ‘pulang’, naar huis gaan”.
De Queljoe: “Een Molukse band, twee maanden op nummer één. Nog nooit gebeurd”. Johnny Manuhutu: “Een gouden plaat, een nummer één hit, ik ben er trots op”.
top 40 12 april 1980
‘Sajang é’ was niet alleen de allergrootste, maar ook de laatste hit van Massada. De Molukse groep is daarna nooit meer in de top 40 teruggekomen. Hun taak was in zekere zin volbracht.
Harry Knipschild
28 oktober 2023
Clips
* Santana, Soul Sacrifice, 1969
* Massada, Andere Tijden, 2019
Literatuur
Roberto Palombit, ‘Massada op safari’, Oor, 26 maart 1975
‘Ambonezen-rock’, Leeuwarder Courant, 3 april 1976
‘Massada grijpt je bij je lurven’, Muziek Expres, januari 1979
Roberto Palombit, ‘In discotheken draaien ze onze platen, maar zelf mogen we niet naar binnen’, Oor, 18 april 1979
Roberto Palombit, ‘Pukul Tifa’, Oor, 18 april 1979
Roberto Palombit, ‘Massada – bruiloften en partijen’, Oor 16 mei 1979
‘Jagger haakte af’, Oor, 16 juni 1979
Jan Libbenga, ‘Pink Elvis en Police pop domineerden’, Oor, 16 juni 1979
Arie van Driel, ‘Massada lacht om discriminatie’, Trouw
‘Massada uit elkaar’, Telegraaf, 4 oktober 1979
B.B., ‘Gave show Massada’, Waarheid, 8 januari 1980
‘Massada vol vertrouwen de tachtiger jaren in’, Nieuwe Winterswijksche Courant, 18 januari 1980
Jaap van Eik, ‘Leven tussen twee werelden’, Aloha, november 2004
- Raadplegingen: 1649