335 - Hans Vermeulen, een persoonlijk relaas 1
Tegen het einde van 1965 solliciteerde ik [HK] in Haarlem bij platenmaatschappij Negram-Delta als hoofd van de promotie. Cees de Man, die tevens als producer, tekenaar en ontwerper werkte, was bij het bedrijf vertrokken om voor zichzelf te beginnen. Niemand minder dan Willem van Kooten, populaire deejay en programmaleider bij Radio Veronica, had mij aanbevolen.
Bij de sollicitatie ging het er opgewekt aan toe. Ik kwam tegenover de twee directeuren, Rob Oeges en Hans Kellerman, te staan. Het tweetal zat aan bureau’s tegenover elkaar op de eerste verdieping van een oud pand op de Zijlweg, dichtbij Overveen.
Over mijn achtergrond en eventuele capaciteiten werd geen woord gewisseld. In plaats daarvan haalde Kellerman een stapeltje gloednieuwe 45 toeren-singles te voorschijn, speelde er een paar voor en vroeg me wat ik ervan vond. Zouden het hits worden, vroeg hij mij. Bij die gelegenheid hoorde ik voor het eerst de stem van de mij onbekende Hans Vermeulen (1947-2017). De directeur liet me ‘Subject of my thoughts’ van de Sandy Coast horen, nog uit te brengen op het Delta-label.
vlnr Jos de Jager, Jan Vermeulen, Hans Vermeulen, Onno Bevoort
Het kostte me niet de minste moeite om onmiddellijk enthousiast te reageren. Ik vond ‘Subject of my thoughts’ een geweldige single en was, verzekerde ik, ervan overtuigd dat de single van de Sandy Coast alle kansen had om het te gaan maken. Als de twee heren mij de kans wilden geven, zou ik me er met volle kracht voor gaan inzetten.
Daarmee was het sollicitatie-gesprek met een positief resultaat afgerond. Ik kon meteen aan de slag bij mijn nieuwe (tweede) werkgever.
Biografie van de Sandy Coast
Eenmaal aan het werk bij Negram-Delta werd van mij verwacht dat ik biografieën zou schrijven van de artiesten en groepen die bij ‘ons’ onder contract stonden. Met dat soort zaken had De Man zich nooit bezig gehouden. Weldra stonden de leden van de Sandy Coast – met manager Wim Bosman – op de stoep om enkele gegevens te verstrekken. Zo maakte ik kennis met de persoon wiens stem mij tijdens de sollicitatie meteen gepakt had.
Van zo’n ‘biografie’ – hooguit twee pagina’s – moest je je niet te veel voorstellen. De journalisten en deejays hadden nauwelijks behoefte aan diepgaande verhalen. Een paar mooie kreten, waar ze vandaan kwamen (Voorburg), een beetje hoe ze begonnen waren, de namen van de muzikanten en speciaal de zanger – dat was alles. En nog een foto erbij. We hadden contact met een fotograaf die de foto’s voor een dubbeltje per stuk aanleverde.
Het Nieuwsblad voor Gorinchem nam zo’n korte biografie over in 1966. “Uit Voorburg komen The Sandy Coast, die langzamerhand ook meer bekendheid gaan genieten. The Sandy Coast bestaat nu ongeveer 2 ½ jaar en sindsdien hebben de vier jongens onder vele, bijna gelijkluidende namen opgetreden. Begonnen werd met The Sandy Coast Skiffle Group, maar de belangstelling voor de skiffle-muziek bleek niet hoopvol te zijn. Toen gingen ze rocken, en werden toen de Sandy Coast Five en daarna Sandy Coast Rockers.
Hans Vermeulen, leider van de ‘Coast’, studeert aan het conservatorium in Rotterdam en weet muzikaal dus echt wel van wanten. Samen met broer Jan schrijft hij veel songs van hun repertoire. Hoewel hij natuurlijk muziek kan lezen schrijft hij die songs toch meestal uit het hoofd, gewoon als hij een inval krijgt. Door zijn muzikale knobbel weet hij een perfect harmonisch geheel te combineren met een stampende beat. De Sandy Coast is ervan overtuigd, dat ze heel gauw nog eens bovenaan op onze hitparade komt.
De groep heeft deze samenstelling: Hans Vermeulen (zang-sologitaar), Jan Vermeulen (slaggitaar), Jos de Jager (basgitaar) en Onno Bevoort (drums)”.
Radio
Meer was niet nodig in een tijd, dat verreweg het grootste gedeelte van het promotiebudget werd uitgegeven aan het (ongevraagd) sturen van gratis platen aan redacteuren van kranten en muziekbladen. Tenminste dat deden de mensen bij andere platenmaatschappijen die een stuk ouder waren en die ik nu als mijn collega’s mocht beschouwen.
Zelf was ik van mening dat hetgeen in de media over singles geschreven werd nauwelijks van belang was om van een plaat een hit te maken. Langspeelplaten leverden in die tijd nog maar weinig omzet op. Als ik me goed herinner was er bij Negram nog maar één langspeelplaat van een Nederlandse popgroep op de markt gebracht: ‘Introducing The Motions’ in 1965. Zo’n album mocht bovendien niet veel meer kosten dan een single of twee, drie. Er was in die tijd dan ook geen sprake van een Sandy Coast-album.
Negram-Delta bracht in 1966 aan de lopende band singles uit van Nederlandse beatgroepen. Als de opnamekosten maar niet te hoog waren. Soms kreeg het bedrijf de banden gratis aangeleverd. In andere gevallen was de rekening zelden meer dan enkele honderden guldens. De royalty bedroeg nooit meer dan een paar procenten. Die moest je zelf gaan opvragen bij de platenmaatschappij – anders ontving je niets.
Waar het om draaide voor een groep was dat je plaat op de radio gedraaid werd - vooral bij Veronica want dat was het station waar muziek in zat, voor jong en oud. Wat ‘Subject of my thoughts’ betreft was het geen enkel probleem om mijn eigen enthousiasme over te dragen op de platendraaiers. De tweede single van de groep (na het onopvallende ‘Being in love’) kreeg daardoor grote bekendheid en waardering bij de jeugd en ook bij de mensen ‘in het vak’.
Levensverhaal van de broers Vermeulen
jonge Hans Vermeulen
Toen Hans Vermeulen en zijn Sandy Coast in 1966 tussen andere beatgroepen in positieve zin opviel, wist het publiek – en ook ik zelf – nauwelijks iets van de achtergronden van de Voorburger. Het duurde nog heel wat jaren voor de pers dat allemaal nauwkeurig wilde optekenen. In 2003 bijvoorbeeld liet Jaap van Eik de artiest uitgebreid aan het woord.
“Mijn moeder was zangeres bij een operette-gezelschap. Vader speelde prachtig mondharmonica en heeft een tijdje sax gestudeerd”, vertelde Hans. “Zolang ik me kan herinneren wilde ik muziek maken. Het werd door de familie behoorlijk gesteund, al vond mijn vader wel dat ik eerst een soort van diploma moest halen. Zo ben ik op de handels ULO in Den Haag terecht gekomen. Veel stelde het niet voor, maar het was in ieder geval een papiertje. Als tegenprestatie kreeg ik een Dynacord echo-apparaat”.
Op 16-jarige leeftijd ging Hans naar het Muzieklyceum Rotterdam. “Ik deed er gitaar, piano en harmonieleer. En ik kreeg muziekgeschiedenis, wat me niet zo interesseerde. Ja, ik vond het wel leuk te weten wat voor een man Mozart was geweest, maar wanneer hij nou geboren werd en wanneer hij stierf, hoefde van mij niet zo nodig. Toen ik het gevoel had dat ik genoeg wist, ben ik er mee opgehouden. Bovendien begonnen we het nogal druk te krijgen met de band”.
In het interview vulde broer Jan aan: “Aanvankelijk wilde hij niet meedoen. Toen we in 1961 begonnen, speelden we skiffle. Dat vond hij kinderachtige muziek. Hij kwam erbij op voorwaarde dat we over zouden schakelen op de rock & roll.
We deden vaak aan talentenjachten mee en werden altijd tweede – Eddy Ouwens zat ons altijd in de weg – dus hadden we er na een tijdje niet zo’n zin meer in. Toen we weer eens gevraagd werden, hebben we gezegd: ‘We willen het nog een keer proberen, maar dan willen we zeker weten dat we een keer winnen’. Nou, dat werd ons min of meer toegezegd. We waren ook de beste en die ene keer wonnen we dus.
De prijs was een platencontract bij Negram Delta [eigendom van Bovema-directeur Ger Oord]. De eerste keer dat we in een studio opnamen, was bij Bovema in Haarlem. Daar zat een zekere meneer Ger Hali, die het sowieso niks vond. Na de eerste take kwam hij de regiekamer binnen en zei tegen ons: ‘Jongens, jullie kunnen beter een patatzaak beginnen’”.
Om dat soort uitspraken was Hali berucht bij jonge talentvolle popartiesten.
Ger Hali
Sandy Coast wordt populair – zonder echte top 40 klasseringen
Aan de redacteur van Aloha vertelde Hans Vermeulen: “Onze tweede single ‘Subject of my thoughts’ werd meteen een hit – hoewel we dat niet aan de lijsten konden aflezen, omdat die nog niet bestonden”.
Het geheugen liet Hans in de steek. Sinds 1965 was er wel degelijk een top 40. Ondanks frequente airplay bij Veronica werd die met ‘Subject of my thoughts’ evenwel niet gehaald. De Voorburgers waren door die single echter zo populair geworden dat opvolgers als ‘We’ll meet again’ en ‘Sorry she’s mine’ wél op die lijst wisten te komen, maar helemaal aan de onderkant – en nooit meer dan twee weken.
Een experiment om in Engeland in de Pye-studio op te nemen – de Motions en Golden Earrings deden dat eveneens – leverde niets op. Hans, een paar maanden later: “Toen waren we nog zeeziek ook. We kregen er vier uur voor. We hadden net zo goed kunnen gaan pingpongen want zingen konden we niet. Het is een enorme afgang-plaat geworden. Engelse studio’s zijn trouwens helemaal niet zoveel beter als bij ons. Het gaat er soepeler maar veel kwaliteitsverschil is er niet”.
In die tijd viel Hans Vermeulen vooral op Amerikaanse gitaarmuziek zoals van de Byrds. Ook de samenzang van de Beach Boys en de Britse Ivy League zag hij helemaal zitten, vertelde hij me regelmatig in 1966. Mede door mijn inzet voor de groep waren we redelijk bevriend geraakt.
De vriendschap ging zover dat hij samen met mij en mijn broer Paul af en toe optrok. Zo waren we met z’n drieën van de partij bij een persbijeenkomst van Donovan, die door Negram-Delta in Amsterdam georganiseerd was. Paul: “Toen Donovan hoorde dat Hans de zanger was van een groep die zich de Sandy Coast noemde, liet hij hem weten dat hij dat een mooie naam voor een groep vond. Hans bloosde een beetje. Je kon zien dat hij met zo’n compliment in z’n nopjes was. Hans vertelde me ook dat hij wel eens als sessiemuzikant op andere platen meespeelde, zelfs op accordeon”.
Hans Vermeulen met accordeon
Sandy Coast in 1967
Begin 1967 hoorde de Sandy Coast tot de meest populaire groepen van Nederland. Maar de echte hit bleef steeds maar uit. Een van de nieuwe singles, ‘A girl like you’, was het derde nummer dat in die periode de top 40 bereikte, maar opnieuw niet hoog. “De singles snuffelden aan de top 40, hielpen Negram net uit de kosten en stelden de groep zwaar teleur”, kon je lezen.
Voor Kink was het uitblijven van een echte hitsingle zelfs aanleiding om er een artikel aan te wijden met als titel: ‘Waar blijft hit van Sandy Coast?’
De redacteur van de popkrant wees er op dat de Voorburgers in het oosten van het land uitgeroepen waren tot de meest favoriete beatgroep. Bovendien hadden ze die maand een ‘protest ossekar’ uitgereikt gekregen: “Een klein suikerlaagje op de bittere pil die de Sandy Coast maar steeds weer moet slikken bij het inzien van de hitparade: ze staan er nooit of slechts eventjes op”.
Hans Vermeulen, inmiddels 19 jaar, verklaarde bij die gelegenheid: “Je snapt het niet. We zijn toch een van de meest gevraagde groepen. We verdienen bijna net zoveel als de Motions en de Earrings. Het publiek betaalt voor ons grif vierenhalve piek entree maar onze platen kopen ze niet”.
Manager Wim Bosman (23) had een andere verklaring: “De Sandy Coast is een orkest waar het publiek graag naar luistert, uren achtereen. Dat komt omdat ze zo’n uitgebreid repertoire hebben. Ze spelen werkelijk alles. En goed. Of het nu R&B-, Loving Spoonful- of Ivy League-nummers zijn. In twee nummers kunnen die jongens dat niet waar maken. Het publiek dat ze in de zaal zo enorm goed vindt, mist iets op hun platen en dat is hun veelzijdigheid”.
Volgens Bosman was er nóg een reden voor het ontbreken van de Sandy Coast in de top 40: “In Den Haag verkopen we enorm goed maar daar bellen ze maar drie zaken en in Amsterdam wel dertig. Logisch dat de Outsiders [uit Amsterdam] zo hoog komen”.
Het uitblijven van een hit werkte op de een of andere manier stimulerend. Misschien had Hans zich wel te veel laten leiden door de muziek van anderen. ‘We’ll meet again’ was van Vera Lynn, ‘Sorry she’s mine’ van de Small Faces en ‘A girl like you’ van de Ivy League. Het eigen nummer ‘Subject of my thoughts’ was toch het beste overgekomen.
Hans Vermeulen: “Ik geloof wel dat we een hit kunnen maken, als we ons zelf maar kunnen zijn. Bij onze vorige platen had ik nooit het gevoel ‘dat zijn we nou helemaal’, hoewel ‘Subject of my thoughts’ toch tamelijk populair is geworden, want overal wordt er nog steeds naar gevraagd”.
Om te bereiken dat ze op hun volgende plaat wel ‘helemaal zichzelf’ zouden zijn, ging de Sandy Coast die zelf produceren. “We gaan ’s nachts opnemen in de GTB-studio. Na een optreden, want dan ben ik pas in een stemming om lekker bluesy te zingen. We hebben allemaal de pest aan studio’s omdat ze zo sfeerloos zijn”.
De jonge artiest wist: “In Den Haag zijn we enorm populair. Het Haagse publiek vertikt het gewoon om enthousiast te zijn, maar wij krijgen vrijwel als enigen applaus in het Casino. Dat komt misschien ook omdat we zo gezellig met ons fans omgaan. Andere groepen proberen een afstand te bewaren, maar wij gaan de zaal in en we praten met iedereen. We zijn gewoon vrienden met iedereen”.
Dat was mooi vond Wim Bosman (‘voormalig telmachine-verkoper’), maar niet genoeg. Alles draaide toch om die ene grote hit. Hij merkte dan ook zakelijk op: “Als voortaan iedereen nou ook jullie platen verkoopt, zijn we helemaal gelukkig”.
Freddy Haayen, manager en producer van de Golden Earrings, een van de concurrenten in de regio Den Haag, had in die tijd een volstrekt andere mening: ”De Sandy Coast zal nooit een hit maken. Ze kunnen leuk spelen en zingen maar d’r zit niets in”.
Tussen neus en lippen door kon je in het Kink-artikel ook nog een en ander te weten komen over de financiële gang van zaken: “Bosman betaalt z’n jongens een weekloon van honderdvijftig gulden uit en zet de rest op de bank omdat ze vroeger alles wat ze in het weekend hadden verdiend op donderdag al weer verteerd hadden”.
Wim Bosman (1973)
In 1989 vertelde Hans Vermeulen aan popjournalist Dick Slootweg (in 1967 ook manager van de InCrowd): “Toen ik 16, 17 was verdiende ik 500 gulden in de week. Voor die tijd waanzinning veel geld. En dat ging bijna allemaal op aan taxi’s. Ik had een vreselijke hekel aan openbaar vervoer gekregen.
Ik woonde in Voorburg en ik zat in Den Haag in de De Ruyterstraat op school, dus ik moest ’s ochtends om half acht met twee bussen naar school. Ik had er een bloedhekel aan gekregen. Maar bovendien kon ik de tram niet meer in zonder herkend te worden, dus verplaatste ik mij in taxi’s. Tot ik een rijbewijs haalde toen ik 18 was, en toen heb ik ook meteen een auto gekocht. Dus ik ben heel verwend geweest, maar ik heb het wel allemaal zelf verdiend”.
Overstap naar Iramac
Ondanks het uitblijven van de succes-single had de groep werk genoeg. “We speelden in de Bollenstreek: Leiden en omgeving, Lisse, Hillegom en later vooral in de Zaanstreek en de Achterhoek. Na verloop van tijd ging het allemaal zó snel dat we het niet meer bij konden houden. We traden acht, negen keer per week op. Dus elke dag, zaterdagmiddag en zaterdagavond, zondagmiddag en zondagavond. Soms wisten we absoluut niet meer waar we waren. Via het accent dat men sprak probeerden we erachter te komen in welke buurt we zaten”.
Afrekenen gebeurde meestal ‘cash’ na afloop van de avond. “Het gebeurde ook wel dat we de helft vooruit kregen, anders begonnen we niet. Onze roadmanager rekende altijd af. Hij was daar tamelijk drastisch in. Hij heeft een keer met de bus gewoon de deur eruit gereden”.
Intussen was ik [HK] zelf overgestapt van Negram-Delta naar Iramac in Bussum, waar adjunct-directeur Willem Duys, tevens coryfee van de AVRO, voor een belangrijk deel het beleid bepaalde. Duys had zelf de Amsterdamse groepen Outsiders en Short 66 aangetrokken. Andere eigen artiesten op het Relax-label waren onder meer Martine Bijl, Lily Kok, Davy Jones en de Zipps. Door mijn komst bij het kleine bedrijf meldden zich weldra allerlei groepen zoals de InCrowd, Left Side, ‘BZN’ (een nog beginnende band die zelfs geen naam had) en de Tee Set. Met de Delftenaren kon ik echter geen overeenstemming tot stand brengen.
In de loop van 1967 liet ook de Sandy Coast weten belangstelling te hebben voor een contract met Iramac. Ik voelde me zeer vereerd dat de jongens, met wie ik een persoonlijke band opgebouwd had, er zoveel vertrouwen in hadden om mij in zekere zin te volgen.
Hun eerste single op het Relax-label heette ‘And her name is Amy’ (de titel werd in goed overleg verlengd omdat Rudy Bennett, zanger van de Motions, zich kort daarvoor met ‘Amy’ manifesteerde).
Het nummer werd goed opgepakt door de radio. Een extra promotie kreeg de single dankzij Jaap van den Hurk die voor de NRCV-tv de eindregie deed. Televisieprogramma’s waren wel eens te kort. De Ster bestond nog niet. In zo’n geval bleven er soms een paar minuten zendtijd over alvorens het goed bekeken journaal van acht uur de ether in ging. De eindregisseur moest de ‘leegte’ dan maar met een muziekje opvullen. Dat deed Jaap van den Hurk op twee achtereenvolgende avonden met ‘And her name is Amy’. Dat hielp om de Sandy Coast over de drempel te krijgen. De single kwam op 22 in de top 40. Zo hoog hadden de Voorburgers nog nooit gestaan.
Meer dan ooit waren de leden van de Sandy Coast, inclusief Hans Vermeulen, vrienden geworden. Bij Iramac werd het blad van de fanclub gestencild. Dat werd uitgegeven door Johan van Boven, die eerder lid geweest was van de groep en over popmuziek schreef voor de lokale krant.
Als ik in Den Haag was ging ik geregeld bij de familie in Voorburg (Bruining Ingenhoeslaan) op bezoek en menige keer eindigde de dag in een Haags horeca-etablissement.
Tijdens de gesprekken vertelde Hans over zijn idealen. Hij was intussen steeds meer van de snaren op de toetsen overgestapt. Voor zichzelf zag hij een (nog vage) toekomst als platenproducer. Het zou mooi zijn, liet hij merken als Iramac hem de kans gaf zich in die richting te bekwamen.
1968: ‘I see your face again’
De eerste helft van 1968 was, wat platen betreft, voorlopig niet erg vruchtbaar. De groep had intussen bassist Jos de Jager vervangen door Ron Westerbeek, die eerder bij de Haagse groep Daddy’s Act geopereerd had. Maar in het voorjaar liet Hans me een nieuwe song horen, die hij samen met broer Jan geschreven had: ‘I see your face again’.
Ik was razend enthousiast over de kwaliteit en keek uit naar het resultaat van zijn productie.
Hoe teleurgesteld was ik toen ik de tape hoorde waarmee de groep uit de GTB-studio naar Bussum kwam. Die vond ik kwalitatief een stuk minder dan verwacht.
20 april 1968
In die tijd zetten Willem van Kooten en Freddy Haayen productiemaatschappij Red Bullet op. Hoewel het bedrijf grotendeels eigendom was van PolyGram, wilde Haayen graag producties voor andere maatschappijen maken, vertelde hij toen hij samen met Willem van Kooten op de Brediusweg in Bussum op bezoek kwam bij Wilem Duys en mij.
Ik liet hem ‘I see your face again’ horen.
Freddy was het met me eens dat het nummer echte hitmogelijkheden had en bood aan de productie nog eens helemaal over te doen. Zo gebeurde het, in de studio van Phonogram in Hilversum. Op zijn manier, zoals niemand het beter kon, daar was ik zelf getuige van. Volgens mij was de nieuwe versie van ‘I see your face again’ de beste single die ze ooit gemaakt hadden.
Iramac, dat in die tijd steeds meer problemen had om het hoofd boven water te houden, gooide er op 20 april een advertentie tegen aan op de balk onder de top 40. Daarvoor maakte ik – als Maastrichtse liefhebber geschiedenis – de tekst: “de beste Nederpop-single sinds de Romeinen in Maastricht de Maas overstaken!” Hans Vermeulen werd er afgebeeld met op een bord: “Wij nemen nu geen genoegen meer met een 22e plaats!”.
Het lukte. ‘I see your face again’ wist bijna de top 10 te bereiken en bleef twee maanden in de top 40 hangen. Zo goed had de Sandy Coast het niet eerder gedaan.
De door Hans Vermeulen geproduceerde versie van ‘I see your face again’ werd wat later alsnog uitgebracht op het verzamel-album ‘The Sound of Pop’.
Hans Vermeulen als producer
Opvolger van ‘I see your face again’ was de eveneens door Freddy Haayen geproduceerde single ‘Innocent Girl’. Toen dat nummer geen hit werd meldde Hans Vermeulen zich opnieuw als producer. Regelmatig kwam hij in Bussum in het Iramac-pand op bezoek om te luisteren naar eventuele mogelijkheden.
Een van de artiesten waar we samen enthousiast over waren was Marianne Nobel, een zangeres met een rauwe stem uit Zwijndrecht, die zonder vaste woonplaats was en menige nacht op straat doorbracht, hoorden we. Frans Peters, een wat oudere heer uit Noord Holland, had een eenmalige opname met het meisje gemaakt: ‘Mother’, die in 1968 op het Delta label uitgebracht werd.
Marian kwam naar Iramac om met ons te praten en we maakten plannen om haar als een soort Timi Yuro (‘Hurt’, ‘What’s the matter baby’) te ‘lanceren’. Voorlopig kwam het er echter niet van.
Een andere act was de groep Christie Lane uit Rotterdam onder leiding van zanger John van Katwijk, die tevens als manager optrad. John was het prototype van een drammer. Vrijwel dagelijks belde hij een of meer keren om zijn groep te verkopen (“U spreekt met John van Katwijk van de groep Christie Lane uit Rotterdam”).
Wie weet zou hij met die aanpak wel succes kunnen creëren. Bovendien lag hun nummer ‘She was a gipsy’ goed in het gehoor. Hans ging met de Rotterdammers een dag de GTB-studio in en die sessie leverde een single met mogelijkheden op, vond ik. ‘She was a gipsy’ kreeg wel radio-aandacht, maar een top 40-notering zat er helaas niet in.
Hans wilde meer produceren. Waarom geen album met de Sandy Coast? “Als jullie me vijf dagen studio geven, maken we op basis van het materiaal dat we hebben een mooie elpee voor Iramac”, met dat soort woorden liet ik me over de streep trekken. Hans maakte zijn belofte waar. De in financieel zwaar weer terecht gekomen platenmaatschappij hoefde slechts enkele duizenden guldens te investeren om bij GTB in Den Haag een album tot stand te laten komen dat als ‘From the stereo workshop’ begin 1969 op de platenmarkt verscheen. Tussen kerst en nieuwjaar werden bij Arno van Orsouw de hoezen gedrukt.
Een van de nummers van ‘From the stereo workshop’ werd meteen opgepakt bij de radio. ‘Capital punishment (death by hanging)’, geschreven door Jan Vermeulen en geproduceerd door Hans Vermeulen, drong evenals ‘I see your face again’ door tot de hogere regionen van de Nederlandse top 40.
Over die tijd liet Hans Vermeulen tientallen jaren later weten dat hij steeds minder zin had om te repeteren. “Bovendien moesten we in Voorburg door de Kerkstraat om bij een oefenhok te komen. Daar was een kroeg die we de Twee Sneetjes noemden. Vroeger waren er Drie Sneetjes geweest, maar van de drie oude dames was er één overleden. En dan zeiden we tegen elkaar: ‘Laten we eerst maar een drankje halen’. Nou ja, dan kwamen we die kroeg natuurlijk niet meer uit.
Eigenlijk repeteerden we alleen nog als er een plaat opgenomen moest worden. De laatste stukken voor een langspeelplaat schreef ik op de valreep en repeteerden we in de studio. Best een goed systeem, want dan zaten ze er meteen goed in. Zo is het bij mij trouwens altijd gebleven. Vooral met teksten. Ik kan wel goede teksten schrijven, vind ik zelf, maar niet snel. Ik moet veel beleven om geïnspireerd te raken. En ik heb sowieso een deadline nodig.
Voor een plaat nemen we de tijd. Als we een budget kregen, hadden we meestal zeven- of tachtig procent klaar tegen de tijd dat het op was. Dan zei de maatschappij nooit: ‘Stop nu maar’. Nee, het geld kwam toch niet terug, dan konden we het net zo goed afmaken”.
Aan Jaap van Eik vertelde Hans Vermeulen later over zijn oudere broer: “Jan schreef ‘Capital Punishment’ toen we allebei nog thuis woonden. Hij teisterde de complete familie met dat herhalend riffje, want hij heeft er drie weken over gedaan.
De tekst?
Ja, het thema zal hem wel aangesproken hebben, er zal in die tijd wel zoiets gebeurd zijn. Volgens mij was Jan geïnspireerd door The Band. Tekst en muziek zijn allebei van hem, maar omdat hij nog geen lid was van Buma-Stemra zei hij: ‘Schrijf jij het maar in, dan krijg ik het geld wel van jou’. Jaren later wilde hij het toch op zijn naam hebben en is het rechtgezet.
Jan had een probleem met het presenteren van zijn composities. Hij was niet zo’n held in het voorzingen. Als ik een liedje had, pakte ik de gitaar van ‘zo gaat het en speel maar mee, we zien wel wat eruit komt’.
Hij kwam dan met bladmuziek, gewoon omdat hij niet durfde te zingen. Met anderen meezingen ging prima, maar alleen lukte het hem niet. We deden veel samen. ‘I see your face again’ bijvoorbeeld. In zijn eentje heeft hij niet zoveel gedaan, wat eigenlijk erg jammer is. Als je iets als ‘Capital Punishment’ kan schrijven, zit er natuurlijk nog veel meer in. Ik moest het maar doen, vond hij”.
Larry Page
Begin januari 1969 was duidelijk dat Iramac het niet meer zou redden. Willem Duys, intussen benoemd tot directeur, was er niet in geslaagd er een winstgevend bedrijf van te maken. Integendeel, de verliezen stapelden zich op. De familie van Sylvio Samama, die het bedrijf had opgezet en financieel in stand gehouden, trok de stekker uit het stopcontact.
Ondanks dat stuurde Samama mij in januari naar de grote internationale muziekbeurs (Midem) in Cannes aan de Franse Rivièra om, onder leiding van zijn broer, te proberen het Iramac-repertoire internationaal te verkopen. Daar kwam ik in contact met producer Larry Page, van Page One Records, die vooral door de Troggs (‘Wild Thing’) vermaard geworden was.
Larry Page ‘viel’ op het repertoire van de Sandy Coast. Toen hij me na een eerste kennismaking niet meteen meer kon vinden liet hij overal op de beurs posters ophangen met een oproep of ‘Harry Knipschild zo snel mogelijk met Larry Page contact wilde opnemen’.
Kort na de Midem nam Page de moeite om vanuit Londen naar Bussum te komen. Toen hij na aankomst hoorde wat er met Iramac allemaal aan de hand was (bovendien stond ‘onze’ overeenkomst met de Sandy Coast formeel op aflopen) bood hij Wim Bosman c.s. aan de groep voor nieuwe opnamen rechtstreeks onder contract te nemen. Zo geschiedde.
Tot nader order volgde ik de activiteiten van de Sandy Coast en Hans Vermeulen op afstand. Voor enkele maanden trad ik tijdelijk in dienst bij Frits Versteeg in Amersfoort om de kolommen van het vakblad Fonografiek te vullen. Totdat ik in juni 1969, wederom op voorspraak van Willem van Kooten, met succes solliciteerde bij Polydor in Den Haag.
Wordt vervolgd
Harry Knipschild
19 juli 2016
Clips
Literatuur
'Sandicoast Rockers winnaars Hitwezen talentenjacht, Hitwezen, 8 januari 1965
‘The Sandy Coast’, Nieuwsblad voor Gorinchem en Omstreken, 2 september 1966
‘Waar blijft hit van Sandy Coast?’, Kink, 14 januari 1967
Herman van Diejen, ‘Sandy Coast kregen protest ossekar’, Deze week in stad en streek, Zaltbommel, 20 januari 1967
Hans Born, ‘Topproducer Fred Haayen (Earrings, Hilltops, Incrowd, Shoes, e.v.a.): Niemand kan me nog iets leren hier’, Kink, 24 maart 1967
‘Sandy Coast naar Duys!’, Teenbeat, oktober 1967
Bas Hageman, ‘Three Radio Veronica staffers to launch company [Red Bullet]’, Bilboard, 11 mei 1968
‘Hans Vermeulen (Sandy Coast): Ik ben een totaalgitarist. Ik duw mij niet als individualist naar voren’, Leidse Courant, 20 oktober 1970
Dick Slootweg, De B-kant van de Beat, Den Haag 1989
Jaap van Eik, ‘Van kust tot kust. Hans Vermeulen & Sandy Coast’, Aloha, januari 2003
- Raadplegingen: 12529