66 - Colin Blunstone en Bertie van Velzen
In de jaren zestig keken steeds meer mensen naar de televisie. De Nederlandse platenmaatschappijen haakten er op in door in samenwerking met de omroep het zogenaamde Grand Gala du Disque te organiseren. Dat was een avondvullend programma. De artiesten, uit de hele westerse wereld bij elkaar gebracht door het CCGC (Commissie voor Collectieve Grammofoonplaten Campagne), traden live op en bereikten in een rechtstreekse televisie-uitzending een miljoenenpubliek.
Charles Aznavour (1961), Caterina Valente (1961), Vince Taylor (1962), Jan & Kjeld (1962), The Supremes (1965) en Dionne Warwick (1966) zijn slechts enkele namen uit een eindeloze reeks buitenlandse sterren die speciaal voor het Grand Gala naar Nederland kwamen.
In het begin van de jaren zeventig was de formule doodgebloed. Er waren genoeg andere tv-programma’s. Bovendien zorgde onder andere radio Veronica voor genoeg mogelijkheden om hits te creëren.
In een interview met het blad Muziek Mercuur stelde Piet Beishuizen, directeur van het CGGC, in augustus 1972: “De kosten van een populair gala dreigen zo te stijgen (ook al door de eisen van vooral Amerikaanse artiesten), dat een jaarlijks gala in traditionele stijl mijns inziens niet meer haalbaar is. Het is [trouwens] niet zo eenvoudig als menigeen denkt om een tv-uitzending in co-productie voor elkaar te krijgen. De omroepverenigingen voelen best voor vormen van samenwerking maar hebben minder zendtijd, kampen met interne organisatorische moeilijkheden, etc.”
Beishuizen zocht naar alternatieven. Hij riep een commissie bijeen. Die mocht brainstormen over een oplossing.
Na een ochtend praten in het voorjaar van 1972 lanceerde ik als lid van die ‘club’ een voorstel. Waarom niet eens een avondvullend programma met alleen live popmuziek? Dus geen ‘easy listening’. Het voorstel was gebaseerd op mijn ervaring in het platenvak. Ik constateerde dat er een groeiende markt was voor pop-albums. Een elpee als ‘Déjà Vu’ van Crosby, Stills, Nash & Young bijvoorbeeld had alleen in Nederland honderdduizend stuks verkocht. Heel wat groepen die nooit een echte hitsingle hadden wisten met de juiste exposure vele duizenden, soms tienduizenden elpees, aan de man te brengen. Een goed tv-programma zou een extra impuls aan die ontwikkeling kunnen geven.
Mijn voorstel werd meteen aangenomen. Voor ik het wist was ik gebombardeerd tot producer. Beishuizen stelde een (artiesten)budget van in totaal maximaal honderdduizend gulden ter beschikking. Een afspraak met Joop Koopman, hoofd amusement van de Vara-tv, was snel gemaakt. Het CCGC leverde de artiesten gratis aan de omroep. Egbert van Hees zou de regie doen, Peter van Bronckhorst het geluid. Karin Meurs deed de coördinatie namens de Vara.
Mede omdat ik in Voorburg woonde besloot ik de Vliegermolen aldaar als lokatie te gebruiken. Wim Bosman, manager van de Sandy Coast, eveneens inwoner van Voorburg, organiseerde alles wat met de zaal en het publiek te maken had. Theo van den Hoek, werkzaam bij Paul Acket, werd verantwoordelijk voor de contractuele afspraken met de artiesten.
In augustus 1972 kon de CCGC-directeur dan ook aankondigen: “Er komt een pop-show met de Vara”.
In augustus 1972 kon de CCGC-directeur dan ook aankondigen: “Er komt een pop-show met de Vara”.
10 maart 1973, Colin Blunstone, Popgala, Voorburg
In maart 1973 traden tal van artiesten in de Vliegermolen op: o.a. Rod Stewart, Ry Cooder, Chi Coltrane, The Who, Eagles, Slade en Kaz Lux. Mede op initiatief van platenmaatschappij CBS was er een dubbelconcert van Argent en Colin Blunstone.
De uitzending van het zogenaamde Popgala op 16 maart bracht Colin Blunstone in de volle schijnwerpers. Zijn single ‘I want some more’ verscheen weldra in de Nederlandse hitlijsten. Blunstone, eerder de zanger van The Zombies, werd een veelgevraagde solo-artiest. Regelmatig trad hij in ons land op.
Het verleden
Colin Blunstone werd op 24 juni 1945 geboren in St Albans, ten noorden van Londen. Samen met Rod Argent, eveneens uit St Albans, begon hij in 1961 een popgroep. “Onze eerste bassist kwam met het idee om ons The Zombies te noemen”, vertelde Colin later aan de San Francisco Chronicle. “We waren het er allemaal over eens dat het een goede naam was. Gewoon omdat niemand anders die ooit gebruikt had”.
The Zombies presenteerden zich op een talentenjacht met het liedje ‘Summertime’ uit ‘Porgy & Bess’. “Met die song wonnen we een beat-competitie. En door te winnen kregen we een platencontract bij Decca”, aldus Rod Argent in Billboard. “Decca wilde ‘Summertime’ als eerste single uitbrengen. Maar de producer zei dat ik ook iets moest schrijven voor de opnamesessie. Ik kwam voor de dag met ‘She’s not there’. Het was het tweede liedje dat ik ooit schreef”.
‘She’s not there’ werd in Engeland in 1964 een redelijke hit. Het succes in Amerika was aanzienlijk groter. Juist in die tijd was de zogenaamde British Invasion in volle gang. De eerste single van de groep bereikte er op 5 december de bovenste plaats van de Cashbox-hitlijst.
In Amerika bleef de hitmachine doordraaien, in Europa niet. In 1968 verscheen het album ‘Odessey & Oracle’. Omdat succes uitbleef besloot de groep zichzelf maar op te heffen. Zanger Blunstone maakte een einde aan zijn carrière in de muziek. Hij nam een baan aan bij een verzekeringsbedrijf. “Het was een grote teleurstelling. Ik moest echt de muziekbusiness uit. Ik meldde me bij een uitzendbureau. Anoniem werken op een groot kantoor sprak me aan”.
The Zombies
The Zombies hadden, bleek, een overhaaste beslissing genomen. CBS bracht na het uiteenvallen van de groep in Amerika nog een track van het laatste album uit. Het resultaat was onvoorstelbaar. ‘Time of the Season’ leverde de groep op 29 maart 1969 een nieuwe nummer één in de Cashbox op. Een paar jaar later werd ook ‘Summertime’, het eerste nummer dat The Zombies ooit op tape zetten, alsnog een hit. Dat was heel bijzonder.
Toetsenist Rod Argent was intussen de nieuwe groep Argent begonnen. De single ‘Hold your head up’ werd een succes. Colin Blunstone liet geleidelijk aan ook weer van zich horen. Onder het pseudoniem Neil MacArthur maakte hij een nieuwe versie van de eerste Zombies-hit ‘She’s not there’. Met die opname, en later met ‘Andorra’ (1973) verscheen hij in de Nederlandse hitlijsten.
De geschiedenis van The Zombies vond ik zo interessant dat ik Colin Blunstone én de groep Argent uitnodigde voor een concert op het Popgala.
De fanclub
Bertie van Velzen (Haarlem, 1957) had het verleden van The Zombies niet bewust meegemaakt. Haar ouders hielden van Richard Tauber en klassieke muziek. Toen ze op 13 maart 2011 samen met haar partner Hans Becker bij me op bezoek kwam, kon ze zich nog wel herinneren dat ze naar de reportage van The Beatles in Nederland (juni 1964) gekeken had. Samen met haar moeder ging ze later nog een single van The Beatles kopen, waarschijnlijk ‘Yesterday’. “Dat was het meest voor de hand liggende nummer van de groep”.
Het eerste idool van Bertie was Mary Hopkin. De zangeres, geboren in Wales, werd ontdekt in de talentenjacht ‘Opportunity Knocks’ op de Engelse televisie. Ze kwam onder contract bij Apple Records, het label van de Beatles. ‘Those were the days’ zorgde in 1968 voor een doorbraak. Pas in 1969 ontdekte Bertie dat Mary Hopkin bestond. Liedjes als ‘Goodbye’ en ‘Temma Harbour’ vond ze geweldig. ‘Postcard’ (1969) was de eerste elpee die in haar bezit kwam.
Bertie was zo’n aanhangster van Mary Hopkin dat ze zich bij de fanclub van de zangeres aansloot. Regelmatig kreeg ze blaadjes en foto’s toegestuurd. Daarin las ze dat Mary een persoonlijke ontdekking van Paul McCartney was. Bovendien leerde Bertie dat acteur Richard Burton geboren was in Pontrhydyfen in Zuid-Wales. Dat was niet ver van Pontardawe, de geboorteplaats van haar idool.
De aandacht die Colin Blunstone in de media kreeg ging niet aan Bertie voorbij. Ze wist nog dat ze ‘Caroline Goodbye’ voor het eerst op de radio hoorde. Bertie werkte in die tijd af en toe bij Vroom & Dreesmann in Haarlem. “Ik verkocht er dropjes en andere snoep. Aan de overkant was een platenwinkel. Ik ging er ‘Caroline Goodbye’ meteen kopen”.
Bertie wilde lid worden van de Colin Blunstone-fanclub. Die bestond echter niet.
“Ik dacht: laat ik dan zelf maar een fanclub beginnen. Als lid van de Mary Hopkin-fanclub wist ik hoe dat werkte. CBS, de platenmaatschappij van Colin Blunstone, was gevestigd in de Kruisstraat (Haarlem), het pand waar nu Albert Heijn is. Het was augustus 1973. Op een grote kamer zat Joan met haar tot op de schouders. Ze werkte samen met Ko Kooijman. CBS voorzag me van nieuwtjes, foto’s en een lijst van Nederlandse popjournalisten. Als voorzitter van de fanclub kon ik die met het clubblad benaderen. Mijn vader was hoofd van een school. Op de stencilmachine van de school mocht ik het fanclubblad afdraaien”. Na korte tijd had de fanclub 250 leden. CBS-persman Kees de Bakker betitelde haar als de ‘presidente’. Hij mocht erelid worden.
Bertie leerde de mensen achter de schermen kennen. Cyriel van de Hemel deed min of meer de publiciteit voor Blunstone. Cyriel reed hem soms rond in een grote Bentley. “Colin was verbonden aan het managementbureau BKM. Jackie Krost had er samen met zijn broer Barry de leiding. Het waren net twee tuinkabouters”.
Pete Wingfield
Als ‘presidente’ volgde Bertie de carrière van haar idool. Haar eerste ontmoeting vond plaats in het Amsterdamse Pulitzer-hotel. Bij die gelegenheid ontdekte ze iets van het karakter van de zanger. “Hij lag op bed en was nauwelijks geïnteresseerd in wat zich in zijn omgeving afspeelde. Colin maakte een lethargische indruk. ‘Oh really’ zei hij steeds. Het gesprek was van zijn kant beleefd vrijblijvend”.
Blunstone was de leider van een groep die onder zijn naam optrad: Derek Griffiths (gitaar), Pete Wingfield (toetsen), Terry Poole (bas) en Jimmy Toomey (drums). Als Colin in die tijd concerten gaf was het zestienjarige meisje er vaak bij. In het Belgische Bilzen trad Blunstone op met onder anderen de Troggs, in Rotterdam met Kaz Lux, de voormalige zanger van groep Brainbox.
In januari 1974 was Colin Blunstone opnieuw in het land. Deze keer in het Turfschip (Breda). Het waren de dagen van de grote oliecrisis. Benzine kon je alleen maar tanken als je bonnen had. Samen met vriendin Carolien Kropveld reisde ze per trein naar het zuiden. De Haarlemse popjournalist Hans Becker, die ze kende, had beloofd dat hij na zijn werk bij Radio Veronica per auto naar Breda zou rijden. Na afloop zou hij het tweetal dan thuis afzetten.
Becker bleek echter niet over de zo noodzakelijke benzinebonnen te beschikken. Communicatie per telefoon was in die tijd niet zo eenvoudig als in 2011. Hans kwam dus gewoon niet opdagen. Daar zaten Bertie en Carolien dan na afloop van het optreden in de kleedkamer van de artiesten. Het was inmiddels te laat voor de laatste trein. Geen probleem hoorden ze, ze mochten met de band mee terug.
In de auto was al gauw duidelijk dat de jongens van de groep meer dan gewone belangstelling voor de twee jonge meisjes hadden. Bertie en Carolien lieten zich overhalen met de groep mee te gaan. Pete Wingfield kroop tegen Bertie aan tijdens de rit naar het hotel in Amsterdam. Bij Bertie speelde mee niet ‘ongebruikt retour te gaan’. Die nacht bracht ze met Pete door. Het was haar eerste ervaring op het terrein van de liefde. Bertie behield de tegenwoordigheid van geest om hem te vragen veilig te vrijen. Op dat soort zaken was Wingfield voorbereid, wist ze nog. “We hadden geen wekker bij ons.
’s Morgens werden Carolien en ik vroeg wakker. Stilletjes verlieten we het hotel. We namen de trein naar Haarlem. We moesten naar school. Alleen het eerste lesuur hebben we gemist. Aan mijn ouders heb ik verteld dat we bij een meisje geslapen hadden die de fanclub van de New Seekers runde. Pete Wingfield had anderhalf jaar later nog een grote hit met ‘Eighteen with a bullet’”.
Paradiso, 1974
Linet Waterham (fan), Hans Becker, Colin Blunstone, Jan Bult (CBS-plugger), Bertie van Velzen
zittend: Carolien Kropveld, Ron Brandsteder (CBS-plugger)
Zolang ze nog op school zat bleef Bertie doorgaan met de Colin Blunstone-fanclub. Kort na haar avontuur in Amsterdam werd Hans Becker haar vriend en vervolgens haar partner. Samen bleven ze betrokken bij de muziek van de zanger. Hun tweede kind hebben ze ‘Colin’ genoemd. Dat was niet alleen een teken van de speciale band die ze met de artiest voelden, het bracht hen tevens op een bijzondere manier opnieuw in contact.
Colins latere carrière
In het blad Get It schreef Bertie in maart 1977 een artikel over Colin Blunstone. Die was onder contract gekomen bij Rocket, het label van Elton John en manager John Reid. “Medio 1974 liep Blunstone een oude bekende tegen het lijf die aanbood zijn droom te verwezenlijken: Gus Dudgeon, Elton John’s rechterhand in zijn jonge platenonderneming. Dudgeon was in de begin zestiger jaren een eenvoudige engineer bij de firma Decca, de platenmaatschappij waar The Zombies in 1964 de nummers ‘She’s not there’ en ‘Summertime’ opnamen”.
Tijdens ons gesprek voegde ze er nog aan toe: “De eigenlijke technicus in de Decca-studio was die dag compleet beschonken. De man zat zo dronken in de studio dat hij niet meer kon functioneren. Gus Dudgeon kreeg de kans zijn plaats in te nemen. Zo kwamen The Zombies aan hun hitnummers. Dat gaf een speciale band”.
In het artikel vertelde Bertie: “Al ten tijde van Neil MacArthur waren er kontakten geweest tussen producer Gus Dudgeon en artiest over een eventuele samenwerking. Deze keer was Dudgeon vast van plan te gaan sleutelen aan Colin’s vinylprestaties. Een belemmering vormden echter platenmaatschappij CBS en BKM-management. Na een uitputtingsslag van twee en een half jaar met de advokaten van de diverse maatschappijen kon Blunstone eindelijk onder leiding van Dudgeon en met de zegen van de bebrilde baas [Elton John] met opnemen beginnen.
De tijd van gedwongen ledigheid had een enorme kwantiteit aan komposities opgeleverd. Veelal eigen werk. Dudgeon bleek achteraf minder tevreden met het opgenomen materiaal dan tijdens de studio-uren. Met songs van Neil Sedaka, Tim Moore en Elton John werd gepoogd de zaak zodanig te verstellen dat de opnamen het gewenste nivo zouden bereiken. Vanzelfsprekend assisteerden Rod Argent en Pete Wingfield. Andere behulpzame sessiemuzikanten waren Paul Keogh, Dave Mattacks, Ray Cooper en [de Nederlandse] Solution-saxvirtuoos Tom Barlage”.
De tijd van gedwongen ledigheid had een enorme kwantiteit aan komposities opgeleverd. Veelal eigen werk. Dudgeon bleek achteraf minder tevreden met het opgenomen materiaal dan tijdens de studio-uren. Met songs van Neil Sedaka, Tim Moore en Elton John werd gepoogd de zaak zodanig te verstellen dat de opnamen het gewenste nivo zouden bereiken. Vanzelfsprekend assisteerden Rod Argent en Pete Wingfield. Andere behulpzame sessiemuzikanten waren Paul Keogh, Dave Mattacks, Ray Cooper en [de Nederlandse] Solution-saxvirtuoos Tom Barlage”.
De platen van Solution werden in diverse landen door Rocket uitgebracht. De samenwerking met Colin Blunstone resulteerde in het album ‘Planes’. De titelsong, schreef Bertie, was een compositie van Elton John zelf. “Blunstone is hiermee de eerste artiest die – buiten Elton zelf – een primeur heeft met een Elton John/Bernie Taupin-kompositie”.
In maart 1977 meldde Bertie dat Colin maandenlang bij Elton John in de VS verbleven had. Wat hij vooral wilde was ‘optreden, kontakt met publiek hebben’. “Studio is zo kunstmatig”, had ze van hem gehoord. Van het nieuwe label werd veel verwacht. “Rocket heeft een reputatie in het oplappen van in het slop geraakte muzikale carrières”.
Het pakte enigszins anders uit. Colin Blunstone kreeg vooral faam door zijn ‘husky’ stem in de studio aan anderen ‘uit te lenen’. ‘Old and wise’, een track op een conceptalbum van Alan Parsons (1980), en ‘What becomes of the broken hearted’, een duet met Dave Stewart (1981), brachten hem terug op de hitlijsten. “Weet je dat Colin ook nog het duet ‘Splendid Morning’ met de Nederlandse zangeres Nadieh [1958-1996] heeft opgenomen?” kreeg ik te horen.
Bertie en Hans bleven contact met de artiest onderhouden. Begin jaren negentig werden ze bij hem thuis in Engeland uitgenodigd. Bertie nam haar plakboeken mee. Die liet ze achter voor dochter Rosie. Colin was intussen voor de tweede keer getrouwd. Duidelijk was dat hij er behoefte aan had dat anderen de touwtjes voor hem in handen hielden. Die rol speelde zijn vrouw Susie, een voormalige stewardess. En zo was het duidelijk ook gegaan in de tijd dat hij de zanger van The Zombies was.
Met Barry Ryan in Rotterdam
Colin Blunstone bleef een populaire zanger. Ondanks zijn prachtige manier van zingen werd hij echter geen superster. Langzaam maar zeker was Colin meer een representant van het verleden dan iemand met een grote toekomst. In tegenstelling tot mede-Zombie en vriend Rod Argent had hij weinig eigen nummers op zijn repertoire. Argent had zich met enkele ‘klassieke’ songs van een ‘pensioen’ verzekerd, bij Colin was dat veel minder het geval. Hij moest blijven werken om goed te kunnen leven. Zo kwam hij bijvoorbeeld terecht bij ‘Night of the Proms’. Vanaf 1985 vond dat ook jaarlijks in de Benelux plaats. In 1993 stond hij samen met Gary Brooker, Frank Boeijen, Barry Ryan en Sting in Ahoy’, Rotterdam. Bertie en Hans waren erbij.
Colin en Colin (1997)
Tijdens een gesprek in de kleedkamer met Barry Ryan vertelden ze dat ze een van hun kinderen de naam Colin gegeven hadden. Deze reageerde meteen. Barry was altijd al fotograaf geweest. Vaak fotografeerde hij zijn publiek als hij op het toneel stond. In Duitsland had hij een bijzondere ervaring gehad. Als fotograaf had hij contact gehad met een jonge vrouw. Toen hij haar naam vroeg vertelde ze hem dat ze Eloise heette. Ze was vernoemd, legde ze uit, naar de titel van een liedje van een of andere ‘melige liedjeszanger’. Dat de zanger van die hit in levende lijve voor haar stond had ze niet beseft. “Is dat geen mooie anecdote?” vroeg Bertie.
Ik vertelde haar iets van mijn eigen ervaring met Ryan. Barry had in 1969 met ‘Eloise’ inderdaad een gigantische hit in Europa. Hij leek een geweldige toekomst tegemoet te gaan. Platenmaatschappij Polydor was er alles aan gelegen hem rechtstreeks onder contract te houden. Het hoofdkantoor in Hamburg betaalde de zanger daarom een voorschot van niet minder dan één miljoen Duitse marken. Maar ‘Eloise’ was een one shot, een eenmalige hit. De opvolger ‘Love is love’ deed het nog aardig, en toen was het afgelopen met zijn loopbaan.
Alle Polydor-vestigingen kregen opdracht zich flink voor Barry Ryan in te spannen. In Hamburg waren ze meer dan blij dat wij in Nederland zijn single ‘Kitsch’ in 1970 nog op de derde plaats in de top 40 wisten te krijgen. Dat hielp mee om Barry in de boekhouding van Polydor International wat uit de rode cijfers te halen. “Waarom zetten jullie ‘Eloise’ niet op een verzamelelpee”, kreeg ik steeds uit Duitsland te horen. Jarenlang verscheen er bij wijze van spreken geen ‘Greatest Hits’ album of ‘Eloise’ stond erop. Op die manier werd de bekendheid van Barry Ryan in stand gehouden. En zo stond hij dan in 1993 samen met Colin Blunstone op het podium in Rotterdam.
De comeback van The Zombies
In het laatste decennium van de twintigste eeuw werd voor velen de kwaliteit van The Zombies pas goed duidelijk. Het was tijd voor een waardig document. Platenmaatschappij Ace bracht in 1997 een box op de markt met vier cd’s. Op ‘Zombie Heaven’ waren maar liefst 119 nummers van de groep bij elkaar gebracht, waaronder 42 die nooit in roulatie waren geweest. Bij de cd’s zat een boekwerkje van 68 pagina’s. In het voorwoord schreef Tom Petty: “More than anything the Zombies were and are cool”. Tijdens de lancering op 25 november 1997 in Jazz Cafe (Londen) trad Colin Blunstone op. Aan het einde van de show kreeg hij gezelschap van de ex-leden van de groep. Samen zongen ze twee songs. “We hadden niet gerepeteerd. In feite waren we in geen dertig jaar samen in één ruimte geweest”, vertelde Blunstone aan verslaggever Paul Sexton van Billboard.
In 2008 kwam er een vervolg. Ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van het album ‘Odessey & Oracle’, de elpee die na het uiteenvallen van de groep de nummer één hit ‘Time of the season’ had opgeleverd, gaven The Zombies in Londen een concert. Colin belde Bertie en Hans op. “Ik heb een uitnodiging met twee kaartjes gestuurd. Ik reken op jullie komst”. Daarna hoorden ze niets meer. Geen post, geen kaartjes. Ze moesten zelf aan de bel trekken om alsnog toegang tot het historische optreden te krijgen. Enkele maanden na het concert arriveerde er een envelop in Haarlem. Het adres was met de hand door Colin (correct) geschreven. De brief had een lange omweg gemaakt. Door een fout bij de posterijen was die in Thailand terecht gekomen. “Zie je nou wel”, reageerde Blunstone ‘verontwaardigd’ toen hij een mail uit Nederland kreeg.
Persoonlijke uitnodiging aan Bertie en Hans
***
Colin Blunstone, 65, is nog steeds actief. Misschien moet hij wel actief zijn omdat hij geen of weinig ‘pensioen’ heeft. De laatste vijftien jaar werd hij in zijn band steeds vergezeld door zijn oude makker Rod Argent. Nu is dat afgelopen.
Voor het eerst, aldus Bertie, treedt hij op als de Colin Blunstone Band. “Een echte band. Meer dan ooit staat Colin op eigen benen. Hij kan niet meer op Rod Argent leunen, hij moet het nu echt zelf doen. Colin is anders geworden, lijkt wel. Hij is meer assertief, minder teruggetrokken dan in het verleden. Dat merkten we toen we hem op 26 februari 2011 in De Gigant (Apeldoorn) zagen optreden. Veel meer dan vroeger legde hij contact met het publiek in de goed gevulde zaal. Zo vertelde hij over een conflict met Rod Argent bij de opname van ‘Time of the Season’. Rod was boos omdat Colin de tekst niet goed kende. Maar Rod had de song heel kort voor de opname geschreven. ‘Als het je niet bevalt zing het dan zelf’, zou Colin in de studio tegen Argent gezegd hebben”.
Maar alles was goed gekomen. ‘Time of the Season’ kreeg een perfecte uitvoering. Het werd een Amerikaanse nummer één hit en een ‘klassieke’ popsong.
Maar alles was goed gekomen. ‘Time of the Season’ kreeg een perfecte uitvoering. Het werd een Amerikaanse nummer één hit en een ‘klassieke’ popsong.
Harry Knipschild
17 maart 2011
Foto's Hans Becker, m.u.v. The Zombies
Clips
* Mary Hopkin, Goodbye
* Mary Hopkin, Goodbye
* Zombies, She's not there, 1964
* Crosby, Stills, Nash & Young, Déja Vu
* Colin Blunstone, Popgala 1973
* Pete Wingfield, 18 with a bullet, 1975
* Crosby, Stills, Nash & Young, Déja Vu
* Colin Blunstone, Popgala 1973
* Pete Wingfield, 18 with a bullet, 1975
Literatuur
'Anders dan anders', CCGC Journaal, Muziek Mercuur, augustus 1972
Ken Barnes, The Zombies', Phonograph Record, juni 1973
Bertie van Velzen, 'Colin Blunstone. Levend lijk herrezen', Get It, maart 1977
Jim Bessman, 'Zombies rise again', Billboard, 13 maart 2004
Aidin Vaziri, 'Popquiz: Colin Blunstone of the Zombies', San Francisco Chronicle, 11 maart 2007
'The Zombies: Maybe we should have waited a bit longer', L.A. Record, 16 juli 2008
Harry Knipschild, 'Hans Becker en het popjournaal van Veronica', website Harry Knipschild, 21 april 2010
Harry Knipschild, 'Elke seconde bezig met David Cassidy', website Harry Knipschild, 23 juni 2010
Colin Blunstone, Bertie van Velzen, Hans Becker, 2 juli 2011
- Raadplegingen: 28266