Skip to main content

97 - Peter Koelewijn in de Hilversumse Jonge Haan

  
 
Als jongen van een jaar of vijftien had ik grote bewondering voor de muziek van Peter Koelewijn (geb. 29 december 1940, Eindhoven). Vrijwel alle Nederlandse teenageridolen in de tweede helft van de jaren vijftig hadden weinig dat origineel genoemd kon worden. Ze zongen buitenlandse liedjes na in het Nederlands of in het Engels. Op hun platen werden ze begeleid door oudere muzikanten, die bij de omroep in Hilversum werkten en de nieuwe muziek, de rock & roll, niet aanvoelden.
   Hoe anders was dat bij Peter Koelewijn. Die schreef zijn eigen liedjes. In het Nederlands nog wel. Op zijn platen werd hij begeleid door vrienden, jongens van zijn eigen leeftijd. Peter hoorde in alle opzichten zelf bij de jeugd van die tijd. Geen wonder dat hij meteen groot succes had. Met platen als ‘Kom van dat dak af’ en ‘Marijke’ bereikte hij de top van de toenmalige hitlijsten. ‘De hele stad is gek en dol’, de b-kant van ‘Kom van dat dak af’ werd in de Duitse (!) uitzendingen van radio Luxemburg uitgeroepen tot de beste en snelste rocker van die tijd. Dat maakte grote indruk op me toen ik het hoorde.

In 1966 werkte ik bij platenmaatschappij Negram-Delta in Haarlem. Eén van onze artiesten was Ronnie Schutte uit Amsterdam. Die had Dave Berry’s hit ‘This Strange Effect’ in het Nederlands bewerkt. Van het resultaat, ‘Ze zegge’, was ik niet enthousiast. Toch deed ik als promotieman mijn best de artiest onder de aandacht van de media te brengen. Dat kostte niet zo veel moeite. Ronnie greep alle kansen aan om zichzelf te verkopen.
 
In zijn boekje Deksels we hebben panne! (1992) schreef Peter Koelewijn: “Halverwege de jaren zestig begon ik liedjes te schrijven voor anderen. Maar daarvoor moest ik eerst die anderen vinden. Want in eerste instantie dacht ik aan nieuwe talenten, waarmee ik dan platen kon maken. Op een dag zat ik op een terrasje in Amsterdam toen er een knul zelfverzekerd op me afstapte en vroeg of ik Peter Koelewijn was. ‘Dan heb ik een verrassing voor je’, ging hij monter verder. ‘Ik zing ongeveer tien keer beter dan jij’. Ik was stomverbaasd. Ronnie Schutte bleek hij te heten en hij deed iets onduidelijks in meubelen”.
   Schutte bleek nog nooit opgetreden te hebben maar hij had flair en dat sprak Koelewijn aan. Peter ging aan het werk. Het resultaat was de single ‘Boem boem is ho’. Een prima plaat, maar (helaas) geen hit. De opvolger, ‘(Weet je wat ik zie als ik gedronken heb, allemaal) Beestjes’ leverde Peter Koelewijn als producer-songwriter in 1967 een van zijn eerste grote hits op.
 
 
97 - beestjes nl
 
 
 
Door de samenwerking van Schutte en Koelewijn kwam ik voor het eerst in contact met de man die ik al jaren bewonderde om zijn originaliteit. Vanaf die tijd kruisten onze wegen elkaar regelmatig. Op 27 januari 2012 zaten we, samen met Jos van der Gun, in de Jonge Haan, een etablissement naast het gele gebouw waar vroeger de Avro gevestigd was. Het was jarenlang een ontmoetingscentrum tussen mensen van de omroep en de muziekindustrie. Een mooie plek dus, vond Peter, om samen met hem terug te kijken naar hoogte- en dieptepunten in zijn carrière.
   Als Peter eenmaal op zijn praatstoel zit, wist ik, is hij niet meer te stuiten. Het kostte af en toe grote moeite hem ‘bij de les’ te houden. Als er een persoon is die ‘anecdotes’ kan vertellen is hij het wel.
 
 
Het begin
 
 
Jaren geleden vertelde Peter me eens dat hij had leren dansen op ‘Singing the blues’ van Guy Mitchell. Dat leek zo’n beetje het begin van zijn muzikale leven te zijn. Toen ik de titel van de plaat noemde bevestigde hij die ervaring op de dansvloer. Maar hij ging meteen nog een paar jaar verder terug. De oudste muziek die hij zich (met genoegen) kon herinneren was die van de Kilima Hawaiians, Chico’s, Frankie Laine en de Skymasters. En zelfs opera. Het ‘Paardenhoofdstel aan de muur’ vond hij prachtig en van Frankie Laine was hij een fan.
 
Maar ook in die tijd was hij zelf al creatief. “Tijdens schoolreisjes met de bus werd ik naar voren geroepen. Ter plekke bedacht ik dan een limerick op een persoon in het gezelschap of op wat je vanuit de bus zag. De volgende dag had ik zelf vergeten wat ik gezegd had, maar anderen niet. Vervolgens ging ik melodietjes schrijven op basis van die zelfgemaakte teksten. Als ik op een meisje verliefd was, zoals Tessie Colet, mijn eerste liefde toen ik een jaar of twaalf was, inspireerde me dat tot het maken van een liedje. In het begin waren dat vooral een soort cowboyliedjes.
   Mijn wereld veranderde toen ik de eerste rock & roll hoorde. Dat was op de markt in Eindhoven. Onze familie verkocht vis. Ik deed mee. Een paar kraampjes verderop stond iemand met een pick-up. De muziek speelde heel zacht. Maar het maakte grote indruk op mij. Ik weet nog, de eerste plaat die ik daar op de markt hoorde was ‘Long Tall Sally’ van Little Richard, met een geel label: Ronnex Records. Ik weet zelfs nog de volgende plaat: ‘Little Darling’ van de Diamonds. Dat liedje zette in met castagnettes en een cowbell. Een prachtig begin. Die cowbell heb ik overgenomen toen ik mijn song ‘Marijke’ in de studio opnam.
 
Eindhoven lag gunstig als je naar popmuziek wilde luisteren. Je kon er de AFN ontvangen, de American Forces Network. De Amerikaanse militairen, gelegerd in Duitsland, hadden hun eigen radiostation, met de nieuwste Amerikaanse popmuziek. Het ‘uitschot van de soldaten’ hield bovendien van stevig stappen. Eindhoven was voor hen niet te ver. Als de militairen hun vertier zochten namen ze hun favoriete platen mee. Die stopten ze in een jukebox. Singles als ‘Kansas City’ van Wilbert Harrison en ‘The shape I’m in’ van Johnny Restivo. Zo hoorde je in een vroeg stadium popmuziek die nog nergens anders bekend was. De platen bleven in de jukebox achter. Ik heb een keer een gulden in de jukebox gegooid. Kon ik vijftien keer achter elkaar van ‘Kansas City’ genieten”.
   Evenals alle leeftijdgenoten luisterde Peter ook naar de Engelse uitzendingen van radio Luxemburg, en naar Chris Howland, bevestigde hij toen Jos van der Gun hem wist te interpelleren.
 
 
 
97 - Jonge Haan 2010 1
De Jonge Haan, 's Gravelandseweg, Hilversum
 
 
Peter en zijn Rockets
 
 
Eenmaal in de ban van de rock & roll schreef Peter heel andere liedjes dan daarvoor. Met vrienden begon hij een eigen bandje, de Rockets. Het eerste optreden was in Plaza, in de wijk Stratum. Korte tijd daarvóór bracht hij de nieuwe muziek als gast op een schoolfeest van het Lorentz Lyceum (‘Long Tall Sally’ en ‘Tutti Frutti’). Zelf zat hij op het Gemeentelijk Lyceum Eindhoven (GLE). Peter was toen zeventien, vertelde hij. De schoolleiding van het Lorentz was niet blij met dat soort muziek. En dan te bedenken dat die nogal beschaafd werd uitgevoerd met als begeleiding een jazz-combo. Peter herinnerde zich dat de drummer zijn toestel nauwelijks aanraakte. En dat was al te veel.
 
Peter was negentien toen het hem en de Rockets lukte een opname in de studio van platenmaatschappij Bovema in Heemstede te mogen maken. Dat was geregeld door vriend Toon Wagemans. Met de trein ging de groep erheen (woensdag 13 november 1959). Op de Bronsteeweg werden in een paar uur tijd drie nummers op de band gezet. Waarschijnlijk was Ger Hali de technicus. Een producer was er niet bij. Na afloop gingen ze met de trein terug naar Eindhoven. De drie nummers waren ‘Jenny’ (Peter was weer eens verliefd), ‘De hele stad is gek en dol’ en ‘Kom van dat dak af’.
   Over dat laatste liedje schreef Peter in Deksels: “Het idee heb ik aan m’n broers te danken. Die hielden graag argeloze voorbijgangers voor de gek door midden op de stoep te gaan staan en gewoon stom naar boven te kijken. Af en toe riepen ze dan ‘Hé, dak af!’ en in een mum van tijd stonden er een paar anderen ook stupide naar de dakgoot te loeren om te zien wat er aan de hand was. Mijn broers haakten dan af en lachten een eindje verderop de meute uit”.
   Bij Bovema waren ze niet onmiddellijk enthousiast over de opnamen van de Rockets. Korte tijd bleef de band op de planken liggen. Co de Kloet, producer van ‘Tijd voor Teenagers’, bracht de zaak aan het rollen. “Een uitzending van ‘Tijd voor Teenagers’ begon met ‘Kom van dat dak af’. Halverwege het programma werd ik door presentator Dick Duster gebeld voor een interview en aan het einde werd opnieuw ‘Kom van dat dak af’ op de draaitafel gelegd. Was dat even een stuk promotie!”
 
De eerste single van Peter en zijn Rockets werd een geweldig succes. ‘Kom van dat dak af’ bleef maar liefst zes maanden in de hoogste regionen van de Nederlandse hitlijsten geklasseerd. Even zag het er overigens naar uit dat er aan de verkoop een einde zou komen. Er was namelijk een probleem. Ten tijde van de opname had Peter blindelings een (Engelstalig) contract getekend. Daarin was vastgelegd dat de enige beloning voor hem en de andere leden van de band bestond uit het vergoeden van de treinkosten. Van een royalty was geen sprake. Bovendien bevestigde hij met zijn handtekening de overdracht van zijn liedjes aan Anagon, de muziekuitgeverij van Bovema.
 
De vader van Peter Koelewijn werd argwanend toen ‘Kom van dat dak af’ een hit werd. Hij vroeg zijn zoon hem het contract te laten zien. Al snel werd duidelijk dat Peter geen inkomsten te wachten stond van Bovema. Koelewijn senior greep in. Hij nam een advocaat in de arm, vertelde Peter. Die stelde vast dat Peter nog net minderjarig was toen hij in november 1959 zijn handtekenig zette. Die was dus niet rechtsgeldig. De advocaat sommeerde Bovema derhalve ‘Kom van dat dak af’ onmiddellijk uit de handel te nemen. Bij Bovema werden ze zenuwachtig. Alsnog werd Peter een voorstel gedaan. Tweeduizend gulden als afkoopsom of een dubbeltje per verkochte single. Peter en zijn vader wilden wel gokken. Ze kozen voor het laatste voorstel. Dat pakte goed uit, want er werden meer dan 100.000 exemplaren verkocht. De rechten van de liedjes bleven overigens bij Anagon.
   Hoe zat het met de andere leden van de band vroeg ik Peter. Zijn die er ook wijzer van geworden?
   “We kregen een dubbeltje per plaat. Dat hebben we eerlijk gedeeld met z’n vijven. Zelf heb ik dus een royalty van twee centen ontvangen”.
 
Het is onduidelijk hoeveel Peter Koelewijn nu precies aan de verkoop van ‘Kom van dat dak af’ verdiend heeft, de eerste keer dat het nummer op de hitlijsten belandde. Over de opbrengst van de song deed hij een uitspraak in Deksels: “De [nieuwe] muziekuitgeverij [Altona] inde mijn auteursrechten bij de platenmaatschappij [Bovema]. Zij betaalden dat dan aan mij door. Ik had nog nooit in mijn 19 jaar met veel geld van doen gehad, tot ik mijn eerste cheque kreeg van de muziekuitgeverij, groot... ƒ20.000,-! Die twintig mille moest ik zelf bij het postkantoor gaan innen. De man aan het loket sloeg bijna achterover toen een negentienjarige snotneus twintigduizend gulden kwam ophalen. Ik vouwde de briefjes dubbel en stak ze zo in de zak van m’n korte broek”.
   Peter voetbalde naar eigen zeggen nog een partijtje met het kapitaal in z’n zak. Zijn moeder was verontrust, had zelfs de politie al gebeld. Bij thuiskomst ‘heb ik haar al dat geld gegeven. Zij heeft het keurig voor me beheerd, jarenlang’.
 
 
97 - contract
De handtekeningen in het contract
 
 
Phonogram
 
 
Dankzij zijn vader waren er dus afspraken met Bovema gemaakt voor die ene single. Verder was er geen contract. Abel Postema, een actieve vertegenwoordiger van Phonogram, hoorde van een platenwinkelier dat Peter en zijn Rockets geen contractuele verplichtingen meer bij Bovema hadden. Nico Boer en Jan de Winter van Phonogram trokken meteen aan de bel. Met z’n tweeën kwamen ze naar Eindhoven. Zij legden vader en zoon Koelewijn uit dat Phonogram, in tegenstelling tot Bovema, een gedegen en eerlijk bedrijf was. Niet voor niets waren ze een dochteronderneming van het in Eindhoven goed bekend staande Philips. Het tweetal bood Peter en zijn Rockets ter plekke een contract aan.
   “Wat waren we naïef”, vertelde Peter aan Jos en mij in de Jonge Haan. “We gingen deze keer accoord met een royalty van vijf cent per plaat. Dat was de helft van die van Bovema. Bovendien werd de royalty gehalveerd voor verkoop in het buitenland (België). En als zo’n opname op een verzamelplaat belandde vond er nog eens een halvering plaats. Voor de tweede keer werd ik genaaid”.
 
Hoe dan ook, Peter liet zich overhalen bij Phonogram te tekenen. Het was het begin van een verbintenis die tientallen jaren duurde. Al snel stond hij in de Hilversumse studio van Phonogram (achter Hof van Holland) opnamen te maken met technicus Jos Ditmars. Een producer was er niet. Af en toe kwam Jan de Winter of iemand anders van het programmabureau kijken of het goed ging. Een van de eerste nummers die Peter voor Phonogram op de band zette was ‘Jenny’, dat hij al eerder in Heemstede uitgevoerd had. “Bovema belde me nog op of ze ‘Jenny’ mochten uitbrengen. Ik heb ze maar niet verteld dat ik bij Phonogram een nieuwe versie van dat nummer gemaakt heb. Ik zei gewoon nee”.
   Bij Phonogram maakten Peter en zijn Rockets drie hits achter elkaar, ‘Laat me los’, ‘Marijke’ en ‘24.000 kussen’. ‘Marijke’ is altijd populair gebleven. In 1992 schreef Peter: “In mijn Sturm- und Drang-periode, tussen m’n zeventiende en eenentwintigste jaar dus, als je vaak verliefd bent (of denkt te zijn), heb ik nogal wat songs geschreven die betrekking hadden op de diverse jonge dames die ik toentertijd adoreerde. Marijke Govers was een van die blommen waaraan ik mijn hart verloren had. Liefdesverdriet dat lucratief bleek te zijn. “Oh, Marijke, ik ben zo alleen. Oh, Marijke, waarom ging je heen. En ik dacht dat jij het goed meende met mij”. De plaatversie, met nog wat frivool ‘dom die dom dom’-gezang ertussen, werd een top-vijf-single in 1960. En nog hoor je ’m vaak in verzoekplatenprogramma’s”.
  
Langzamerhand, lijkt het, kwam er een einde aan de carrière van Peter Koelewijn als originele rock & roll componist-artiest. Na 1961 verscheen hij voorlopig niet meer op de hitlijsten. Zijn laatste hit was een cover van een hit van de Italiaanse zanger Adriano Celentano. Aan de loopbaan van artiesten kan snel een einde komen als ze geen hits meer maken. In een of andere vorm moet dat ook Peter overkomen zijn.
   Op de discografie van de website van Koelewijn zijn zinnen te lezen als “In 1962 was iedereen het spoor volledig bijster”, “De platenmaatschappij kwam niet met verfrissende voorstellen”, “Opnamen van twee nutteloze liedjes”, “Een onduidelijke cover” en “De groep zat volledig vast qua repertoire”. Op instigatie van Phonogram nam Peter nummers op in de stijl van allerlei buitenlandse trends. Liedjes over de twist, bossa nova en zelfs een Nederlandstalige cover van de grote Beatles-hit ‘I want to hold your hand’. De Rockets veranderden van samenstelling en verdwenen uit het zicht.
 
Een exemplarisch verhaal uit die tijd is de produktie van de cover van ‘As tears go by’. Peter bracht het onderwerp zelf te berde in de Jonge Haan. Omdat de versie van de Rolling Stones niet op single zou uitkomen, besloot Tony Vos, producer bij Phonogram, er een uitvoering van te maken met Peter. De naam Peter & zijn Rockets was geen verkoop-argument meer, integendeel zelfs. Die werd dus vervangen door 4PK. Peter deed wat hem gevraagd werd. De cover werd gemaakt. Maar toen verscheen alsnog het origineel op single, nota bene bij hetzelfde Phonogram. In een mum van tijd stond die hoog in de top 10. De cover had geen enkele kans.  
   Peter opereerde in die tijd vanuit Amsterdam. Bandlid Harry van Hoof en hij woonden op kamers bij (de moeder van) de op dat moment uiterst succesvolle Eindhovense zangeres Anneke Grönloh die eveneens naar Amsterdam verhuisd was, vertelde hij. “Wij konden goed horen als er soms ruzie was als Anneke een nieuwe liefde had. Niemand was goed genoeg voor haar moeder. Harry van Hoof had een baan aangenomen als vertegenwoordiger van Phonogram en ik liep stage bij muziekuitgeverij Altona, een onderdeel van de platenmaatschappij”.
 
 
97 peter en van hoof
Peter Koelewijn en Harry van Hoof
 
 
Als medewerker van de muziekuitgeverij werd Peter actief als talentscout. Vergeefs trok hij aan de bel bij de Delftse Tee Set toen die nog onbekend was. Polle Eduard van die band vertelde me een paar jaar geleden dat Peter al in een vroeg stadium aan de deur klopte. Hij had een liedje voor de groep geschreven, ‘God gave you a second face’. Als het aan Polle gelegen had was de groep met Koelewijn in zee gegaan. Maar dat gebeurde niet. (Wél nam Tee Set-zanger Peter Tetteroo in 1968 het door Koelewijn geschreven ‘I won’t stand between them’ op, als b-kant van ‘Red, red wine’. In 1970 werd ‘I won’t stand between them’ de eerste grote hit van Bonnie St. Claire).
 
Al eerder had Peter succes toen hij Q65 onder zijn hoede nam. Zijn opname van ‘You’re the victor’ werd de eerste hit voor de Haagse formatie. “Bij Phonogram vonden ze het maar niks dat iemand van een muziekuitgeverij die hit tot stand gebracht had. Het zou wel eens problemen met andere muziekuitgeverijen kunnen geven, als ik als enige bij de vergaderingen van het programmabureau aanwezig mocht zijn. Q65 kwam voortaan onder de hoede van Hans van Hemert, een employee van Phonogram”. Om diezelfde reden werd ook de Brabantse protestzanger Armand bij Peter ‘weggehaald’ door de maatschappij.
 
Peter was in die tijd verantwoordelijk voor de doorbraak van Conny van den Bos. Op de aan haar gewijde website is te lezen: “In 1966 is Conny in de platenstudio te vinden voor de opname van een nieuwe single. De a-kant is inmiddels af. Gerrit den Braber heeft onder het pseudoniem Lodewijk Post een Nederlandse tekst geschreven op ‘Capri c’est fini’, waar Hervé Vilard in 1965 zijn grote doorbraak mee beleefde”. Als b-kant werd het liedje ‘Ik ben gelukkig zonder jou’ opgenomen dat Peter, samen met Hannie Meijler, had geschreven. “Wat in eerste instantie bedoeld was als de b-kant van de single wordt Conny’s eerste grote hit ‘Ik ben gelukkig zonder jou’. Maanden staat dit lied in de hitlijsten. Het levert Conny met 45.000 exemplaren een zilveren plaat op”. Ook de follow-up ‘Paleis met gouden muren’ was van de hand van Koelewijn/Meijler.
   Peter Koelewijn in 2012: “Tot dan toe had ik me nooit producer gevoeld. Dat vak bestond nog niet in Nederland. Maar bij die opname van Conny dacht ik: het zou veel beter kunnen klinken”. Platen als ‘Boem boem is ho’ en ‘Beestjes’ waren misschien de eerste echte ‘producties’ van Peter. In die tijd ging hij ook aan de slag met de door hem ontdekte Bonnie St. Claire en het Lowland Trio.
 
‘Ik kan geen kikker van de kant afduwen’, een grote hit voor het drietal in 1968, kwam tot stand op een manier die deed denken aan ‘Kom van dat dak af’. Koelewijn pakte op wat hij om zich heen hoorde. “Ik zat in de trein. In de coupé waren nog twee passagiers, duidelijk boeren die van de een of andere markt af kwamen. Op een gegeven moment vertelde de een dat hij het zo druk had. ‘Het werk komt m’n oren uit. Ik ben soms zo moe. Dan kan ik geen kikker meer in de sloot duwen’. Hoorde ik daar niet de titel voor een nieuw ridicuul liedje? De hele reis speelde ik in gedachten met die regel en aan het eind van de rit had ik een refrein klaar: ‘Ik kan geen kikker van de kant afduwen. M’n handen zitten altijd in een kluwen. Ik verkoop alleen maar flauwe kul. Ze noemen mij een grote nul’”.
 
 
Red Bullet
 
 
Peter Koelewijn was dan wel geen rocker meer, als producer en liedjesschrijver kwam hij steeds meer in trek. “Freddy Haayen en Willem van Kooten zochten me op in Zaandam waar ik toen woonde. Ze vertelden me over Red Bullet, het bedrijf dat ze aan het opzetten waren met financiële steun van PolyGram [de overkoepelende organsiatie van Polydor en Phonogram]. Ze boden mij aan om met hen in zee te gaan”. Freddy kwam van Polydor, Willem van radio Veronica.
   Indertijd hoorde ik dat ‘Kom uit de bedstee’, gezongen door deejay Rob Out (Egbert Douwe) en geproduceerd door Peter, al was opgenomen voordat Red Bullet een feit was. Dat ontkende Peter tijdens het gesprek. “De plaat van Egbert Douwe en Red Bullet kwamen tegelijkertijd”, zei hij stellig.
 
‘Kom uit de bedstee’ belandde in korte tijd op de nummer één van de top 40. Het was de meest fantastische start die een nieuw productiebedrijf zich maar kon wensen. Al snel waren er meer dan 100.000 exemplaren verkocht. Dat moest gevierd worden. Red Bullet kwam op het idee een trein te charteren. Die reed van het Centraal Station in Amsterdam naar Brussel en dan weer terug. Er was meer dan voldoende alcohol aan boord voor alle feestvierders. Ook ik [HK] hoorde als Veronica-medewerker tot het illustere gezelschap. Regelmatig werd er (straffeloos) aan de noodrem getrokken. Er werd meer dan stevig ingenomen. De stemming steeg. De platenjongens van Red Bullet grepen de kans aan om een nieuwe productie aan de man te brengen. ‘Heel Veronica’ was immers van de partij. Peter had een nieuwe productie gemaakt. Het feestlied ‘Ome Sjakie in z’n nakie’ werd gezongen door ‘de drie’ van Red Bullet: Freddy Haayen, Willem van Kooten en Peter Koelewijn. Dat was nog niet eerder vertoond. Tijdens de feestreis naar en van Brussel werd ‘Ome Sjakie’ door het hele gezelschap luidkeels meegezongen.
   Toen iedereen weer een beetje nuchter was veranderde de situatie. Peter Koelewijn: “Discjockey Jan van Veen was nogal jaloers op het succes van programmaleider Willem van Kooten (Joost de Draayer). Hij liep naar de directie van Veronica en, zonder dat ze de plaat hoorden, overtuigde hij hen dat de plaat van de Praatpalen uit de programmering verwijderd moest worden. Niet alleen werd ‘Ome Sjakie’ met een boycot getroffen. Uit de al op tape gezette programma’s, die op het punt stonden naar het zendschip overgebracht te worden, moest de productie alsnog verwijderd worden. Willem van Kooten was woedend. De meest populaire deejay van Nederland zette zijn werkzaamheden bij Veronica stop.
   Alle medewerkers van het station waren op onze hand. Het was echt een actie van Jan van Veen. Dat veranderde toen Willem uit rancune programma’s ging maken bij de concurrent, Radio Noordzee. Dat was niet verstandig van hem”. ‘Ome Sjakie’ bereikte ondanks de boycot nog een 23ste plaats in de hitlijsten.
 
In zijn Red Bullet-tijd ontpopte Peter Koelewijn zich als een van de meest succesvolle producers van Nederland. Bovendien schreef hij veel van de songs die hij voor anderen in de studio op tape zette. De afspraak was dat producties beurtelings aan Phonogram en Polydor zouden worden aangeboden. “Freddy Haayen had weer eens een nieuwe single voor de Earring gemaakt. Die was voor Polydor. Daarna kwam ik met ‘Pappie loop toch niet zo snel’ van Herman van Keeken. Die kwam toch bij Polydor terecht. Om Phonogram te compenseren kregen die een over-ride.
   Het aantal Koelewijn-hits in die jaren was groot. Peter scoorde met Bonnie St. Claire, Nico Haak, Willeke Alberti, de groep Left Side en niet te vergeten voetballer Johan Cruijff. Voor de tweede keer ook kwam hij met ‘Kom van dat dak af’ in de top tien.
 
Ondanks het succes was Peter Koelewijn niet tevreden. Dat had zijn oorzaken. “Freddy Haayen had me, stimulerend als hij altijd was, overgehaald om samen met Willem en hem Red Bullet op te zetten. Overal werd over ons als de drie partners gesproken. Zo voelde ik het ook. Ik wist niet beter dan dat ik ook zou meedelen in de winst. Maar van Red Bullet-medewerker Cees Schrama hoorde ik na verloop van tijd dat dat niet het geval was. Ik bleek niet meer dan een employee van het florerende bedrijf te zijn. De succesvolle liedjes die ik schreef kwamen terecht in Dayglow, de uitgeverij van Red Bullet. Althans dat dacht ik. Ik ontdekte dat Dayglow een privé-onderneming van Willem van Kooten was. Ik stond dus een belangrijk deel van mijn inkomsen aan hem persoonlijk af”.
   Zo kon het niet blijven, bedacht hij. Peter Koelewijn besloot een eigen uitgeverij te beginnen. Die ging een tijd door het leven als Tripper Music (later Coolwine). George Kooymans, gitarist van de Golden Earring, die bij hem om de hoek in Soest woonde, hoorde van zijn opzet en besloot eveneens een eigen uitgeverij te beginnen (Snamyook). “Willem van Kooten was razend. Niet alleen was hij er verre van blij mee dat ik mijn eigen publishing ging doen. Ten onrechte beschuldigde hij me er bovendien van dat ik George aanzette hetzelfde te doen. Het was niet een gesprek zoals je ze elke dag had”.
 
In die tijd werd voor Koelewijn een droom gerealiseerd. Peter Schoonhoven was general manager van muziekuitgeverij Anagon. In een interview van Koelewijn met Jan van der Plas, twee jaar geleden, is te lezen: “In de stapel papieren die Peter Koelewijn bij de eerste plaatopname ondertekende zat een contract met Anagon, de muziekuitgeverij van Bovema. Die deal bleef gewoon overeind. Ik kan me niet meer herinneren of Anagon dat later met ons heeft geregeld of dat onze advocaat is vergeten dit aan te pakken. ‘Kom van dat dak af’ zat dus bij Anagon. In principe voor de duur van het auteursrecht, maar toen Peter Schoonhoven, met wie ik goed kon opschieten, daar in 1971 vertrok als directeur, heeft hij mij als geste de rechten van het liedje teruggegeven. Sindsdien zit het in mijn eigen uitgeverij”.
   Kon Schoonhoven dat zomaar doen, vroeg ik hem in Hilversum.
   Peter: “Het zou goed kunnen dat Schoonhoven op dat moment buiten zijn boekje ging. Maar omdat hij toch vertrok kon hij zich een en ander permitteren”.
   Zo kwamen de copyrights van ‘Kom van dat dak af’ en ‘De hele stad is gek en dol’ in muziekuitgeverij Coolwine. Is het toeval dat de tweede uitvoering van ‘Kom van dat dak af’ eind 1971 op de markt kwam?
 
  
97 - Schoonhoven Peter 1971
Peter Schoonhoven, 1971
 
 
Phonogram – EMI - Phonogram
 
 
Peter ging weer gewoon aan de slag bij Phonogram. Over gebrek aan succes hoefde hij niet te klagen, integendeel. Aan een stroom hits van zichzelf (‘Angeline’, ‘Robbie’), Ria Valk (‘De liefde van de man gaat door de maag’), Bonnie, Ciska Peters, Ronnie Tober, Louis Neefs en vele anderen leek geen einde te komen. Ook scoorde hij met Bots. ‘Zeven dagen lang’ van de groep, een van mijn favoriete singles, werd in 1976 een succes. Op de website van Peter is te lezen: “Voormalig Rockets lid Hans Sanders richt de groep Bots op en Koelewijn produceert vier zéér succesvolle LP’s. Ook in Duitsland wordt de groep erg populair, met meer dan 500.000 verkochte LP’s”.
 
Het succes van Nico Haak breidde zich eveneens uit tot in Duitsland. ‘Foxy Foxtrot’ bereikte onder de titel ‘Schmidtchen Schleicher’ bij onze oosterburen de bovenste regionen van de hitlijsten. Een ervaring die Peter is bijgebleven was een optreden van Nico Haak tijdens een groot feest van het Duitse autobedrijf Mercedes Benz. De grote baas heette Schmidt. Nico studeerde voor zijn goed betaalde schnabbel een heel optreden in. Dat kostte nogal wat moeite. Bovendien was hij bang dat de tekst van de succesvolle schlager bij de directie wel niet in goede aarde zou vallen. Schmidt(chen) werd immers bepaald niet de hemel in geprezen.
   Peter: “Ik wilde erbij zijn die avond. Nico begon zijn optreden meteen met het in Duitsland zo bekende nummer. Tot verbazing was Herr Schmidt laaiend enthousiast. Meteen kwam hij overeind – door iedereen gevolgd, zoals gebruikelijk in dat land. Nico moest ‘Schmidtchen Schleicher’ nog een keer zingen, kreeg hij als opdracht. En nog een derde keer. Daarna werd hem duidelijk gemaakt dat er aan zijn optreden een einde gekomen was. Alle moeite die hij zich getroost had om met een hele show goed voor de dag te komen, was overbodig geweest”.
 
  
97 - Albertus Perkstraat 35 Hilversum
Albertus Perkstraat 35, Hilversum
 
 
Medio jaren zeventig kwam Peter in de problemen bij de leiding van het programmabureau van Phonogram in Hilversum op de Albertus Perkstraat nummer 35. Het kantoor van Peter was meteen bij de ingang van het pand. Onverwacht werd hij ‘verbannen’ naar de zolderverdieping. Peter voelde de opgedragen verhuizing als een vernedering. Een onacceptabele vernedering. Hij pakte zijn spullen en reed naar huis. Aan assistente Tineke Kusters liet hij weten dat hij niet van plan was terug te komen. Wat hem betreft was het afgelopen bij Phonogram.
   Peter, het brein achter zoveel successen, was al eens benaderd door EMI (Bovema). Als gevolg van de behandeling door het programmabureau gaf hij een signaal af dat hij in de markt was voor iets nieuws. De leiding van EMI nodigde Peter uit voor een gesprek. Ze lieten hem merken dat hij meer dan welkom was. “Ik dacht, als ze me zo graag willen hebben, dan kan ik de prijs best opschroeven. Ik weet niet meer precies hoeveel ik vroeg, misschien wel een productieroyalty van acht procent. Enigszins tot mijn verbazing gingen ze in op al mijn wensen. Ik kreeg een fantastisch contract bij de concurrentie aangeboden”.
 
 
97 - Barents Koelewijn
Peter Koelewijn en Willem Barents
 
Toch zat het Peter niet helemaal lekker om Phonogram zo maar te verlaten. Hij belde zijn vriend Bas Hartong op het hoofdkantoor van Phonogram International in Baarn. “Doe dat nou niet”, hoorde hij. Toch vertelde Peter aan Willem Barents, directeur van Phonogram, dat hij het aanbod van EMI zou aannemen. Die zei dat het hem speet maar dat hij het aanbod van de concurrent niet kon ‘matchen’ omdat dat veel te hoog was. Maar ondanks dat nodigde hij Peter uit voor een tuinfeest, een paar dagen later.
   In de tuin kwam het conflict in de Albertus Perk natuurlijk toch aan de orde in een informeel gesprek onder vier ogen. Er werd gedronken en nog eens gedronken. De blazen raakten vol. Voor het toilet stond een rij wachtende dames. Op voorstel van Barents, aldus Koelewijn, ontdeden de twee platenmensen zich van hun overtollige vocht tussen de bloemen in de tuin.
   Terwijl de twee zo naast elkaar stonden, tussen de rozenstruiken, zei Barents ineens: “Peter, ik doe je hetzelfde aanbod als EMI. Maar ik wil je beslissing horen vóórdat we uitgeplast zijn, anders gaat de deal niet door”. Koelewijn dacht een moment na en antwoordde toen: “OK, we hebben een deal. Maar alleen als de royalties ook vanaf nu gelden voor de back-catalogue, dus alles wat ik tot nu toe gedaan heb. En het aanbod geldt tot ik ben uitgeplast, dus ik zou maar vlug zijn want ik ben bijna klaar”. De zaak werd beklonken. Het was één van de betere deals die Peter Koelewijn in zijn leven gesloten had.
 
 
Het vervolg
 
 
97 - Born Free
 
Mede dankzij de medewerking van Phonogram kon Peter Koelewijn op eigen benen staan. In 1978 zette hij samen met voormalig Phonogram-plugger Will Hoebee (die als producer naam aan het maken was), promotieman Janus Toethuis, manusje van alles Joseph Schamp en secretaresse Tineke Kusters ‘Born Free’ op, een productiemaatschappij. Peter had nu, bij wijze van spreken, zijn eigen ‘Red Bullet’, inclusief een persoonlijke muziekuitgeverij. “De eerste release van ‘Born Free’ is het Koelewijn-album ‘Het beste in mij is niet genoeg voor jou”, vertelt hij op zijn website. Daarop onder meer ‘Je wordt ouder papa’, het favoriete nummer van Freddy Haayen in die tijd, en ‘KL 204 (als ik God was)’. Will en Peter scoorden aan de lopende band met artiesten als Babe, Nico Haak, Polle Eduard, Rob de Nijs, Saskia & Serge en Kiki & Pearly.
 
Peter ging zich steeds breder opstellen. Samen met de Vlaming Ludo Voeten zette hij Rocket Management op en zo ging het door, tot op de dag van vandaag. Als producer verkocht hij miljoenen albums van de Belgische zanger Helmut Lotti. Onder het pseudoniem Gompie wist hij in 1995 met ‘Living next door to Alice’ in bijna alle Europese landen de top 10 te bereiken, zelfs in het zo moeilijk te veroveren Engeland.
   Bovendien lukte het hem nog twee keer om met met ‘Kom van dat dak af’ in de top 40 te komen. In 2009 werd het vijftigjarig bestaan van ‘Kom van dat dak af’ gevierd. De eerste plaat van Peter en zijn Rockets was een icoon in de geschiedenis van de Nederlandse popmuziek geworden. Bij die gelegenheid verklaarde Peter voor Omroep Brabant: “Ik zeg wel eens: het nummer is niet meer van mij, het is van het volk. Het is net zoals het Wilhelmus. Dat bedoel ik niet oneerbiedig. Je kan het hier vragen aan kids, kinderen van zeven of acht, of mensen van 88 – iedereen kent dat liedje”.
 
97 - Koelewijn poster
poster
 
 
***
 
Allerlei onderwerpen die Jos en ik nog wilden aansnijden kwamen niet meer aan de orde. Na anderhalf uur vond Peter het welletjes. Aan elk gesprek komt nu eenmaal een einde. Toch konden we hem nog een paar vragen stellen.
 
Jos had vooral belangstelling voor zijn muzikale smaak. Welke muziek had zijn voorkeur?
   Peter vertelde dat hij een collectie aan het aanleggen was van de beste popmuziek uit zijn leven. Daar had hij inmiddels 87 cd’s mee gevuld. Een van zijn favorieten was ‘More than a feeling’ van Boston, ‘met die prachtige solo’. ‘Kansas City’ van Wilbert Harrison, diverse Little Richard songs en ‘Timothy’ van de Buoys stonden op de cd’s. En passant vertelde hij dat ‘Timothy’ van de Buoys onverwacht boven kwam drijven in Nederland, er was niet eens een distributeur. Peter dook de studio in en nam het op met de groep Django. En toen kwam toch het geweldige origineel op de markt. Na het debacle met ‘As tears go by’ opnieuw verspilde moeite. Zo gaat dat in de muziekbusiness.        
   Op aandringen van Jos vertelde Peter dat in Nederland Shirley Zwerus, Bonnie St. Claire en Marga Bult zijn favoriete zangeressen waren. De Earring, Tee Set, Left Side en Shoes rekende hij tot zijn favoriete groepen. Minder bewondering had hij voor de Outsiders.
   Op mijn vragen bevestigde Peter dat zijn ‘pensioen’ voor een groot gedeelte bepaald wordt door de inkomsten van zijn liedjes en muziekuitgeverij.
   In allerlei interviews, ook in dit gesprek, verklaarde Koelewijn regelmatig hoe hij vroeger ‘genaaid’ was. Hoe ging dat toen hij zelf aan het roer van eigen ondernemingen stond?
   “Toen ik begon was het allemaal nieuw in de popmuziek, in de rock & roll. Je zette je handtekening zonder dat je wist waar het om ging. Anderen maakten van die onkunde gebruik. Dat is veranderd. Toen ik moest onderhandelen met managers als Nico Spring in ’t Veld (Saskia & Serge, Rob de Nijs) en Pim ter Linde (Ciska Peters) wisten die van wanten. Nieuwe artiesten die met mij in zee gingen heb ik altijd duidelijk uitgelegd waar ze voor tekenden. Ze moesten dan zelf beslissen of ze wel of niet met mij in zee gingen”.
   Peter kwam ook nog terug op de meisjes aan wie hij zijn eerste liedjes had opgedragen. De afgelopen jaren kwamen ze opnieuw in zijn leven. Peter was zelf nieuwsgierig geworden naar het wel en wee van zijn oude liefdes. Zo vond hij, soms met hulp van het internet, Marijke Govers en Tessie Colet terug.
 
Als laatste vroeg ik Peter of ik bepaalde dingen die hij gezegd had moest weglaten. Peter maakte één voorbehoud. Daar heb ik, zoals in al mijn verhalen, rekening mee gehouden. “Voor de rest mag je alles opschrijven wat ik verteld heb. Geen enkel probleem”.
 
Daar zijn Jos en ik hem dankbaar voor.
 
Harry Knipschild
2 februari 2012         
  
Clips:
 
 
10 juni 2012
Will Hoebee is overleden
 
Literatuur
 
 
'Dit is Peter', Muziek Parade, januari 1960
Peter Koelewijn, Deksels, we hebben panne!, Amsterdam 1992
Constant Meijers, Kom van dat dak af. Geschiedenis van de Nederlandse rock & roll, Amsterdam 2003
'Bonny Zwart' [St. Claire], in Frank Dam, Beatmeisjes, Amsterdam 2006
Jan van der Plas, ''Of ik daar maar even mijn handtekening onder wilde zetten'', BS, april 2010
Harry Knipschild, 'Jos van der Gun op droomreis door Amerika (1972)', website Harry Knipschild, 19 september 2010
Biografie Conny Vandenbos, www.connyvandenbos.com, gedownload, januari 2012
  • Raadplegingen: 30833