69 - Charly Prick, een Maastrichtenaar in de muziekbusiness
Maastricht is de stad van mijn familie en waar ik tot 1962 ben opgegroeid. In die tijd, de beginjaren van de popmuziek, had de regio een bijzondere ligging. Hilversum en radio Veronica waren weliswaar ver weg, maar (radio) Luxemburg was redelijk dichtbij. De BRT (Guy Mortier) en Radio Hasselt, Chris Howland op de Duitse radio, de soldatenzenders AFN en BFN waren in de Limburgse hoofdstad goed te ontvangen.
In Maastricht kon je niet alleen de Nederlandse televisie bekijken (vanuit Roermond), maar ook de Duitse (WDR en ZDF), de Vlaamse en zelfs de Waalse uit België. De shows van Hans-Joachim Kuhlenkampf, Vico Torriani, Lou van Burg, (‘Een Oostenrijkse schilling per seconde’), Toni Corsari (‘Muziek-kampioen’) waren algemeen goed. In vergelijking met het gebied ‘boven de Moerdijk’ dus relatief veel bereik voor muziek, met een sterk internationaal accent.
Charly Prick werd in 1951 geboren in Maastricht. Toen hij een jaar of tien was kocht hij zijn eerste 45 toeren-plaatjes, ‘Let’s twist again’ van Chubby Checker en ‘Mustapha’ van Bob Azzam (1925-2004). Dat laatste was een liedje uit Noord-Afrika, gezongen door een joods-Libanese zanger die in Kairo geboren en in Frankrijk bekend geworden was. Dat soort internationale muziek deed het goed in het uiterste zuiden van Nederland. Evenals zijn generatiegenoten was Prick overigens weldra gek op de Beatles.
Een studiehoofd was Charly zeker niet. Alleen de lagere school maakte hij af. Omdat hij op de HBS door het vele ziek zijn niet goed meedraaide kwam hij op de detailhandelsschool terecht. Maar ook op die school presteerde hij niet omdat hij vanwege zijn zware astma te vaak afwezig was. “Het enige diploma dat ik ooit gehaald heb, is mijn rijbewijs, maar dat heb ik wel twee keer gekregen”, vertelde Charly op 4 april 2011 in Americain op het Leidseplein in Amsterdam. “Ik heb het een keer laten verlopen. Toen moest ik opnieuw rijexamen doen”.
Eerste ervaringen in het buitenland
Prick wilde postzegelhandelaar worden. Maar het liep anders in zijn leven. Vanwege zijn longaandoening ging hij op 17-jarige leeftijd een half jaar bij vrienden van zijn ouders in Oostenrijk wonen. In het bergdorp Tauplitz bezocht hij op zijn achttiende verjaardag een discotheek. De diskjockey daar bracht er maar weinig van terecht, liet Charly merken. “Waarom ga je dan zelf niet achter de draaitafels zitten”, werd hem te verstaan gegeven.
Zonder enige ervaring pakte Charly het zo goed aan dat hij er een baan aangeboden kreeg. “Mijn ouders wisten van niets. Ik had hun een brief geschreven dat ik een baantje als kelner in een restaurant gevonden had. Ze mochten natuurlijk niet weten dat ik met mijn astma in een discotheek was gaan werken. Als beroeps-deejay moest ik die platen draaien die succes bij het publiek hadden. Het ging er niet om wat ik mooi vond. Ik draaide de echte hits van het moment. Dat werk heeft de basis gelegd voor wat ik later allemaal ben gaan doen”.
Het bleef niet bij platen draaien alleen. Charly merkte dat hij succes had als entertainer, een soort stand up comedian. In het Alpenland was bovendien behoefte aan andere deejays uit Nederland. Het boekingskantoor Interdisc, uit Olten bij Zürich in Zwitserland, benaderde hem met de vraag of hij wilde meehelpen met het aantrekken van jongelui die soortgelijk werk wilden doen. “Zo kwam ik bij een theaterbureau te werken en boekte ik Robbie Schouten, de latere manager van Tony Sherman, en Ton van den Bremer, die zich succesvol zou gaan bezig houden met het internationaal exploiteren van Nederlands product”.
Het hield niet op. Waren er striptease danseressen gewenst, of go go girls – Charly wist het te regelen.
Op een bepaald moment bedacht Prick: dat kan ik ook zelf allemaal. Hij verruilde de bergen voor de stad aan de Maas en begon een eigen boekingskantoortje. Korte tijd later begon het echter weer te kriebelen. Charly miste de charme van het werken in het buitenland. Met de Zwitserse reisorganisatie Hotelplan maakte hij een deal om het amusement te verzorgen in vakantiepark Pueblo el Dorado in Cambrils bij Salau.
Hier was Charly, 21 jaar jong, geen dj maar organisator van het totale amusement. Het was zijn opdracht de mensen zeven dagen in de week van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat te (laten) vermaken. Hotelplan had er belang bij de vakantiegangers in het park te houden. Charly leerde hoe je dat met vijftien medewerkers kon organiseren. Met muziek, spelletjes, feestjes en wat niet meer. “Bovendien sprak ik nu heel wat talen, Duits, Frans, Engels en Spaans”.
Met een flink bedrag aan peseta’s kwam Prick na een paar jaar terug in Maastricht. Toen hij zijn buitenlandse geld bij de NMB-bank verzilverde kreeg hij te horen dat Visser’s Discotheek, een keten van drie platenwinkels, over de kop gegaan was. “Jij hebt toch verstand van muziek”, suggereerde een medewerker van de bank, “is dat niks voor jou?” Zonder aarzeling besloot Charly de failliete boedel over te nemen. Platenwinkels runnen, dat had hij nog nooit gedaan. De aanwezige voorraad, duizenden albums, zette hij daarom te koop met de boodschap: ‘Drie elpees voor een tientje’. Met de opbrengst van die verkoop had hij zijn investering in een klap terugverdiend. Met zijn vader ging hij verder in één winkel: Disco Charly aan de Brusselsepoort in Maastricht.
Hilversum Music
Platen alleen verkopen was aardig. Maar Prick wilde ze ook maken. Samen met de Duitser Tony Hendrik produceerde hij een single van de zanger Richard Brouwers. ‘Eén ontbreekt’ verkocht echter niet meer dan 271 exemplaren. Zo kwam je niet verder, besefte Charly. Om wat te bereiken moest je in het westen zijn. Hij vroeg zijn vader de winkel voor hem te beheren en verhuisde zelf naar Hilversum.
Het eerste wat Prick deed was een eigen muziekuitgeverij opzetten. Die noemde hij heel toepasselijk Hilversum Music. Charly zocht aansluiting, in binnen en buitenland. “In Nederland kreeg ik een master aangeboden van Dicky Lafour. Die had het nummer ‘You and me’ met de Nederlandse groep Spargo opgenomen. Bij de platenmaatschappijen had hij naar eigen zeggen overal bot gevangen. Voor vijfduizend gulden mocht ik de band overnemen en zelf uitbrengen. Ik zag het nummer wel zitten. Ik was bereid de master voor dat bedrag te kopen op voorwaarde dat ik er ook de uitgaverechten bij kreeg. Dat was het probleem niet. Zo werd ik publisher van ‘You and me’”.
Prick nam contact op met Edo Peek van de Amsterdamse platenmaatschappij Inelco (RCA), eigendom van de gebroeders Ton en Wim Brandsteder. “Peek had Spargo al een keer afgewezen. Ik wist hem in tweede instantie te overtuigen de groep onder contract te nemen en mijn master over te nemen. Mijn geld had ik weer terug en de uitgaverechten zaten in mijn uitgeverij.
Het lukte ons de eerste single van Spargo op de radio gedraaid te krijgen. Weken achter elkaar haalde ‘You and me’ de playlist, de lijst van de meest gedraaide singles op Hilversum 3. Maar als dan de tipparade werd opgemaakt was mijn nummer er steeds weer niet bij. Bij de Stichting top 40 werkte Peter van Doorn, een mede-Limburger. Ik vroeg hem om een gunst. ‘Als ‘You and Me’ ook deze week weer de playlist haalt, denk dan eens aan mij volgende week’. Dat werkte. De volgende week werd mijn plaat op de onderste plaats van de tipparade gezet. Dat was genoeg. Na korte tijd debuteerde Spargo in de top 40. ‘You and me’ bereikte zelfs de eerste plaats en verkocht meer dan 150.000 exemplaren. Ook in België, Duitsland, Italië en andere landen werden grote aantallen verkocht. Ik had mijn eerste millionseller in handen!”
Samenwerking met Gerig in Keulen
Prick zocht en vond met Hilversum Music internationale aansluiting. Hij legde contact met uitgeverij Gerig in Keulen, het bedrijf van Günther Ilgner en zijn rechterhand Jürgen Thürnau. Ilgner was een man met een interessant verleden in de Duitse platenindustrie. Hij had een rol gespeeld bij het begin van de carrière van de zanger Freddy Quinn (‘Heimweh’, ‘Heimatlos’). Bovendien had hij weten te bereiken dat de Beatles speciaal voor de Duitse markt een single in het Duits opnamen (met een tekst van o.a. radio Luxemburg dj Camillo Felgen). Ilgner zag samenwerking met de Maastrichtenaar wel zitten. Samen zetten ze het platenlabel Papagayo internationaal op. Kosten en winst zouden op gelijke basis verdeeld worden.
Andy Borg was een nieuwe schlagerzanger uit de stal van Gerig. Zijn platen werden geproduceerd door Heinz Gietz, evenals Ilgner een oude rot in het vak. Gietz was eerder succesvol met Caterina Valente (‘Spiel noch einmal für mich Habanero’), Peter Alexander, Hazy Osterwald, Cindy & Bert en Freddy Breck. Het lukte de Duitsers, samen met Prick, Borg eenmalig in de Nederlandse hitlijsten te krijgen. Dat gebeurde in 1982 met het liedje ‘Adios Amor’. Veel succesvoller waren Prick en Gerig met Nederlandse covers van die Duitse schlagers. De zangeres Corry Konings slaagde er bijvoorbeeld in met het zelfde ‘Adios Amor’ de zevende plaats in de top 40 te bereiken.
Gerig maakte fantastisch klinkende orkestbanden. Daar konden de Nederlandstalige producties niet aan tippen. Als partner van de Duitsers kon Prick vrijelijk over die banden beschikken. Zo kwam ik in het begin van de jaren tachtig voor het eerst met mijn stadgenoot in contact. Ik was verantwoordelijk voor de A&R-activiteiten van Polydor. Charly bood me Frank & Mirella aan. Het duo had onder de vleugels van Jack de Nijs (Jack Jersey) een drietal hitjes gescoord, waaronder ‘Verliefd, verloofd, getrouwd’. “Ik [Charly] maakte een deal met Henk Voorheijen, de partner van Jack. Hij had een master van het liedje ‘C’est la vie’, een liedje van Henny Vrienten, die ook de hits van Doe Maar schreef. We zouden de eventuele opbrengst fifty/fifty delen”.
Als A&R-manager betaalde ik vierduizend gulden aan Prick. Daarmee had ik het populaire duo voor Polydor onder contract genomen. Snel moest er een b-kant komen. Charly maakte gebruik van de Gerig-band van het nummer ‘Die versunkene Stadt’, een Duitse hit uit 1978. Een tekst was snel gemaakt en voor hooguit enkele honderden guldens werd de band in het Nederlands ingezongen.
Henk Voorheijen had goede contacten met de TROS-televisie. ‘C’est la vie’ leek dan ook kansen te hebben. Het pakte anders uit. De zogenaamde etherpiraten pakten ‘De verzonken stad’ op. Omdat ‘Hilversum’ Nederlandstalige volkse platen nauwelijks liet horen begonnen liefhebbers van het repertoire steeds vaker illegaal uit te zenden. ‘De verzonken stad’ was een van hun favoriete nummers. Dat er veel naar die zenders geluisterd werd bleek uit de gestage verkoop. Elke week gingen er tientallen singles over de toonbank.
Na een tijdje was de voorraad bij Polydor uitverkocht. Fijn, dachten ze bij het labelmanagement. Daar zijn we mooi van af gekomen. ‘De verzonken stad’ werd vervallen verklaard. Het kostte me nogal wat moeite de single bijgeperst te krijgen. Ook bij de medewerkers van platenmaatschappijen was de weerstand tegen het volkse repertoire soms groot. Dankzij de etherpiraten bleef de verkoop maar doorgaan. Het duurde ongeveer een jaar voor de plaat opnieuw opgepakt werd. Op 25 april 1981 verscheen ‘De verzonken stad’ in de top 40 en bereikte de vierde plaats. Er werden bijna 100.000 exemplaren van verkocht.
‘Die Fischer von San Juan’ was een andere track van Andy Borg. Gerig zag er geen single potentie in, Charly en ik wel. Frank & Mirella zongen de Duitse orkestband in. Opnieuw hadden we een topper. Prick: “Ik liet de Nederlandse hit aan Polydor in Duitsland horen. Ze zagen het lied onmiddellijk zitten en maakten een cover met Tommy Steiner. Die versie haalde de dertiende plaats in de Duitse hitlijsten. Het werd een veel grotere hit dan de single die Gerig voor Andy Borg gekozen had”.
Een andere track van Andy Borg heette ‘Weil wir uns lieben’. Omdat Frank & Mirella al ‘voorzien waren’ namen we het nummer op met het duo Ciska Peters en Aristakes. Onder de titel ‘Kom in mijn armen’ kwam een nieuwe bestseller tot stand. De single verkocht aanzienlijk meer exemplaren dan de hoogste positie (nr. 15 in de top 40) aangaf. “Van astma had ik al lang geen last meer”, vertelde Charly in Amsterdam.
Charly werkte bij voorkeur met Maastrichtse muzikanten. Met John Bartels had hij nog op school gezeten. Samen met zijn broers, vader Jules en vriend Jimmy Soulier had die de Chaplin Band opgericht. Al in 1977 had de band succes met ‘Let’s have a party’. Prick nam ze onder contract op zijn Papagayo label. ‘Gold’ en vooral ‘Il Veliero’ werden hits, maar niet zo groot als Charly wenste. De Chaplin Band ging ook functioneren als een soort huisorkest voor dance-produkties. Bovendien trad Soulier op als muzikaal adviseur van Prick. “Jimmy zei altijd ongezouten de waarheid. Aan dat soort jongens had je meer dan aan de meepraters waar de showbusiness zo rijk aan is”, zei Charly met enige nadruk.
Amerika
Prick, de jonge Maastrichtse uitgever, deed meer. Hij had de smaak te pakken. Amerika lonkte. Met zijn Duitse collega vloog hij de Atlantische Oceaan over. Charly had de Billboard Buyers Guide in zijn bagage. Daar stonden alle muziekuitgevers in vermeld, met adres en telefoonnummer. Vanuit hun hotelkamer in New York wilden ze alle uitgevers afwerken, te beginnen met de ‘A’. Het bleek niet moeilijk een afspraak te maken met Allen Klein (1931-2009). Die was eigenaar van Abkco Music en stond dus bovenaan in de alfabetische lijst van uitgevers.
“Klein moest lachen toen hij ons binnenliet. In Amerika heeft mijn naam – Prick – bovendien een bijzondere betekenis. De man die zich met de Stones én de Beatles bemoeide had zich op het continent van Europa al van vaste relaties voorzien. Daar bereikten we dus niets.
Ons bezoek aan New York was wel succesvol. Bij uitgeverij Antisia – we zijn nooit verder dan de ‘A’ gekomen – kwamen we in gesprek met Ralph MacDonald. De percussieman liet ons een nieuw nummer horen dat nog niet op de plaat gezet was. De song heette ‘Just the two of us’. Jürgen en ik waren zo onder de indruk dat we de rechten ter plekke kochten. Het was geen goedkope deal, maar toen McDonald het met Grover Washington en Bill Withers op de plaat zette werd het een groot succes, zelfs een evergreen. Tot op de dag van vandaag wordt het regelmatig uitgevoerd”.
Telly Savalas (Kojak)
Telly Savalas (Kojak), Charly Prick, bij de Brandenburger Tor
Van New York ging de reis naar Los Angeles. Op zijn kamer in het Universal Sheraton Hotel keek Prick naar de tv-serie ‘Kojak’ met de Griekse acteur Telly Savalas. Toen hij de volgende ochtend met de lift naar beneden ging stond hij onverwacht oog in oog met de hoofdrolspeler. Die kans liet hij niet lopen. Savales had al eens een keer een hit gehad met het nummer ‘If’ (in 1975).
“Ik vroeg hem ter plekke of hij een nieuwe plaat wilde maken. Met mij. De eerste reactie van Kojak was dat ik maar met zijn manager moest praten. Dat zou nooit iets opleveren begreep ik maar al te goed. Daarom deed ik Telly een ander voorstel. ‘Waarom ontbijten we niet samen?’ Het gesprek verliep zo gunstig dat we tot een overeenkomst kwamen. Een tijdje later werkten we in de Hilversumse Wisseloord studio’s aan een langspeelplaat. Wij zaten in studio twee. The Police nam in studio één een nieuw album op (met ‘Don’t stand so close to me’). In studio drie zat Mike Batt, de componist van ‘Bright Eyes’ op te nemen. We hadden veel bekijks. Iedereen was immers een fan van de tv-serie ‘Kojak’.
Ik was een liefhebber van country & western muziek. Don Williams was een van mijn favorieten. Voor de elpee van Telly had ik twee van zijn nummers geselecteerd, ‘You’re my best friend’ en ‘Some broken hearts never mend’. Ik werkte met een honderd procent Maastrichtse muzikantenploeg. Conny Peters was de producer en speelde ook mee. Andere Maastrichtse muzikanten waren Floor Minnaert en René Innemee, de broer van Jean Innemee (‘There’s no more corn on the Brazos’, Walkers).
Studio Wisseloord was niet goedkoop. Voor elk uur kreeg je honderden guldens op je rekening. Daar kwamen dan nog de verblijfkosten bij. Tijdens een sessie kreeg ik een telefoontje uit Keulen. Het project was te duur. De opnamen moesten stopgezet worden. Daar zat ik dan. Ik wilde me niet laten kisten. Ik nam de telefoon en belde Mike Leckebusch, de baas van ‘Musikladen’, de meest bekeken pop-show van de Duitse televisie. ‘Ik heb volgende week vrijdag ruimte in het programma. Laat Kojak dan maar komen’, was zijn antwoord. Ik probeerde Telly te bereiken. Dat wilde maar niet lukken. Telly zat in Sparta (Griekenland) voor een nieuwe film en was onbereikbaar. Ik moest handelend optreden. Leckebusch liet ik weten dat hij op de komst van Kojak kon rekenen. Ik pakte het vliegtuig naar Athene en reisde door naar Sparta. Op de set van de film wist ik Telly te overtuigen dat hij voor de uitzending van Musikladen naar Bremen moest vliegen. Telly zei ja, maar kon ik daar op rekenen? Daarom bleef ik bij hem. Er mocht niets misgaan. Samen vlogen we naar Duitsland.
In de tv-uitzending playbackte Telly ‘Some broken hearts never mend’, de opname met de Maastrichtse muzikanten. Op dat moment waren er nog niet eens platen geperst. Dat moest allemaal nog geregeld worden. Ik had mijn Duitse partner pas op de middag van de tv-uitzending gebeld om hem te vertellen dat ik de opnames toch had afgemaakt en dat Savalas die avond op de Duitse tv te zien was. In dat weekend werd er doorgewerkt om de singles op tijd in de winkels te krijgen. Terug in Nederland kreeg ik een telefoontje van Gerig. ‘We hebben op maandag 80.000 singles aan de winkels verkocht!’ ‘Some broken hearts’ werd een grote hit in een heleboel landen. Honderdduizenden platen zijn ervan verkocht. Zijn elpee heb ik voor honderdduizend gulden door Arcade laten overnemen.
Over die elpee kan ik je nog een mooi verhaal vertellen. Veronica had belangstelling om Telly in een groot tv-programma te laten optreden. Voor het album had ik ook een liedje uitgezocht van de Limburger Toon Hermans - ‘Window Sill’. Dat was in het Engels vertaald. Toon was zo onder de indruk van de uitvoering dat hij tijdens het televisie-programma gewoon de zaal ging zitten, tussen het publiek in. Voor Hermans was dat heel bijzonder. Bovendien maakte Telly op de filmset een echte trailer op groot filmformaat voor Veronica. Dat maakte indruk op de boys in Hilversum want het was de eerste keer dat iemand een trailer op groot formaat aanleverde”.
Pia Zadora
Henk van der Meyden, Pia Zadora, Charly Prick
Af en toe leek het wel of Prick alleen maar successen boekte. Charly keek me aan en zei nadrukkelijk: “Mijn leven bestaat uit hoge bergen maar ook uit diepe dalen. Op het moment dat het fantastisch ging, werd ik door Gerig-directeur Günter Ilgner uitgenodigd het succes in Keulen te komen vieren. We zaten te lunchen in een duur restaurant. Het eten was fantastisch, evenals de overvloedige hoeveelheid wijn. In alle eerlijkheid liet ik me verleiden te veel te drinken.
Op dat moment deed Ilgner me een zakelijk voorstel. Het zou beter zijn, vertelde hij, om over te gaan tot een andere overeenkomst. In plaats van op fifty-fifty basis samen te werken, was het voor beide partijen wellicht handiger om ieders aandelen uit te wisselen zodat hij en ik direct verantwoordelijk werden voor onze eigen business. Verdoofd door de alcohol zei ik ja. Ilgner was als een vaderfiguur, ik vertrouwde hem volledig. Omdat ik toch in Keulen was, maakte hij duidelijk, konden we die middag meteen naar de notaris gaan om alles te laten vastleggen. Ik liet me overtuigen. Toen ik weer nuchter was bleek dat ik was beetgenomen. De kosten had ik gemaakt, de inkomsten die langzaam begonnen binnen te stromen kwamen echter bij hem. Ondanks alle successen ging mijn bedrijf over de kop. Later hoorde ik dat hij die truc wel vaker uithaalde”.
De redding voor Prick kwam uit onverwachte hoek. Morris Diamond, een vriend van ‘Kojak’ in Los Angeles, had rondgebazuind wat Charly allemaal voor elkaar wist te krijgen. Tino Barzie, de ex-manager van Frank Sinatra en nu de manager van actrice/zangeres Pia Zadora hoorde het met belangstelling aan. De Maastrichtenaar kwam weldra dan ook in rechtstreeks contact met Pia en haar joodse echtgenoot Meshulam Riklis. Die was geen miljonair maar miljardair. Geld speelde geen enkele rol – Riklis hield van Pia Zadora. Zijn vrouw moest en zou een ster worden. Riklis nam Charly Prick in dienst om dat te bereiken. Op de Midem in het Zuid-Franse Cannes, een internationale muziekbeurs, werd de overeenkomst beklonken.
Pia Zadora had enkele kleine succesjes op haar naam staan. Als zangeres had ze de Billboard hitlijsten gehaald met ‘I’m in love again’ (1982) en een nieuwe versie van de Shirley Ellis-hit ‘The Clapping Song’ (1983). “Ik bracht ze in contact met producer Jack White, uit Keulen. De keuze viel in eerste instantie op het liedje ‘Let’s dance tonight’. Dat werd geen hit”.
Charly reisde mee met Riklis en zijn vrouw. In hun privé-jet. Ook Don King bevond zich aan boord. King was manager (geweest) van boksers als Cassius Clay (Mohammed Ali), George Forman en Mike Tyson. Hij was tevens betrokken bij de carrière van Michael Jackson en zijn familie. Aan boord van het vliegtuig raakte Charly met Don King in gesprek. Hoog in de lucht wist hij King, Riklis en de zangeres zakelijk bij elkaar te brengen. “De details mag je niet naar buiten brengen”, stelde Charly in Amsterdam. Het resultaat was in elk geval dat Pia Zadora een duet met niemand minder dan Jermaine Jackson zou zingen en dat ze die plaat samen stevig zouden ondersteunen.
Jermaine Jackson, Jan Rietman, Charly Prick
“Jack White produceerde ‘And when the rain begins to fall’, dat onder meer geschreven was door zangeres Peggy March (‘I will follow him’). Don King zorgde ervoor dat Jermaine Jackson samen met Pia op promotie ging door heel Europa. Ik reisde in 1984/85 met het duo in het privé-toestel door heel Europa en we namen zelfs een paar weken de Maastrichtse popgroep Blue Thunder als begeleidingsorkest mee. Na een tijdje was het duet een klinkend succes. Op het beslissende moment had Jermaine Jackson echter andere verplichtingen. De Victory Tour van de Jacksons was begonnen. Dat was wel op een heel ongelukkig moment.
Riklis zag het probleem niet. De Jacksons traden niet elke avond op. Dus als Jermaine dan even in een supersnelle Concorde stapte en naar Europa vloog kon het laatste duwtje voor de single toch makkelijk gegeven worden. Alle kosten waren voor rekening van de miljardair. En zo gebeurde het. Ik ben samen nog een keer met Jermaine in zo’n Concorde naar Amerika gevlogen. Ik zag de Jacksons optreden in het Dodger Stadion in Los Angeles [december 1984] en ging met Jermaine op bezoek bij Michael thuis.
Een keer, toen we met de hele groep in Parijs waren, moest Jermaine voor zijn eigen solo single ‘Do what you do’ nog naar Rotterdam voor een optreden in de Willem Ruis-show. Er stond die dag niets op het programma voor Pia. We pakten de jet en lieten ons er heen vliegen alsof het een taxi was. Na terugkomst zei Riklis lachend: ‘De volgende keer moet je wel even melden als je mijn vliegtuig leent’”.
Hoe dan ook, ‘And when the rain begins to fall’ had in Europa het beoogde succes. Een nummer één-klassering in Nederland, Zwitserland, Duitsland en Frankrijk. “In totaal werden er bijna vijf miljoen verkocht!” Een jongeman uit Maastricht had een belangrijk aandeel in het internationale succes.
***
Jeronimo
Prick vertelde het ene verhaal na het andere. Onder het praten werd hij continu benaderd op zijn BlackBerry. Charly was namelijk in de weer met de jonge artiest Jeronimo, zijn nieuwe project. “We zijn nog niet op de helft”, liet hij me op een bepaald moment weten. “Ik moet je nog vertellen over andere ervaringen. Met Boney M, Laura Branigan, Backstreet Boys, Cliff Richard, John Denver, T-Spoon, Twenty 4 Seven, Dino Music, Roadrunner Records, Ulli Jonas, Scotti Brothers, mijn avonturen in Korea met Gerard Joling en nog veel meer”.
Ik eindig dus met de woorden: ‘wordt vervolgd’.
Harry Knipschild
7 april 2011
Clips
* Spargo, You and me, 1980
* Telly Savales, Some broken hearts never mend, 1980
* Corry Konings, Adios Amor, 1982
* Pia Zadora & Jermaine Jackson, When the rain begins to fall, 1984
* Jeronimo, I am no superman, 2011
* Telly Savales, Some broken hearts never mend, 1980
* Corry Konings, Adios Amor, 1982
* Pia Zadora & Jermaine Jackson, When the rain begins to fall, 1984
* Jeronimo, I am no superman, 2011
18 december 2011
Ralph MacDonald overlijdt
Literatuur
Willem Hoos, 'Benelux publishers adapt to economics by confronting new challenges', Billboard, 14 november 1981
Robert Tilli, 'Dutch indies merge. Roadrunner buys Arcade, goes large', Billboard, 25 december 1999
Elmar Kraushaar, 'Hafen-Barde' [Günther Ilgner], Der Tagesspiegel, 25 september 2006
- Raadplegingen: 20546