56 - Peter Kok, van Greenfield en Cook
De ouders van Peter Kok (Den Haag, 1949) zijn afkomstig uit de zilverstad Schoonhoven. Ex-premier Wim Kok (1938, Bergambacht) is de zoon van een broer van zijn grootvader. Peter en Wim hebben elkaar nooit ontmoet. Zijn ouders gingen een jaar na zijn geboorte uit elkaar. Peter groeide op met neefjes en nichtjes De Goeij die veel muziek maakten. Zijn moeder speelde gitaar en piano, een oom orgel in Schoonhoven, hoorde ik op 12 november toen hij bij me op bezoek kwam.
Peter bezat onder andere ‘Bird Dog’ van de Everly Brothers, met ‘Devoted to you’ op de b-kant. Samen met een neefje, dat ukelele en later gitaar speelde, zong hij niet alleen die twee liedjes maar ook ‘Are you sure’ van de Allisons en ‘Zeg niet nee’ van de Fouryo’s. Peter speelde ook zelf gitaar, eerst een Hohner, daarna een Höfner.
Hurricanes
Hurricanes met Peter Kok links boven
Piet de Kruijff was een jeugdvriend. Diens vader was muzikant in een ballroom-orkest dat zich de Hurricanes noemde. Toen Piet samen met Peter Kok een bandje begon gebruikten zij dezelfde naam. In die tijd, legde Peter uit, had je ook Johnny & de Hurricanes die een hit hadden met ‘Red River Rock’. Piet ging achter het drumstel zitten, Martin Keehnen en Peter speelden gitaar. Rink Groenveld stapte over van de Actions en nam de basgitaar ter hand. Omdat de katholieke kerken in Den Haag avondjes voor de jeugd organiseerde was er volop werk.
De Hurricanes traden regelmatig op in het Katholieke Jongeren Centrum Flamingo’s onder de kerk ‘Martelaren van Gorcum’ (Stadhoudersplantsoen) en de Fatima-kerk (Volendamlaan). Ze hadden zelfs een eigen fanclub. Peter en zijn vrienden deden veel instrumentale nummers in de stijl van de Shadows en de Jumping Jewels en melodieuze liedjes van de Beatles, Beach Boys, Zombies en Ivy League.
In 1967 namen de Hurricanes deel aan een talentenjacht die door platenmaatschappij Negram-Delta georganiseerd werd. In Meerrust (Warmond) wonnen ze de eerste prijs: een plaatopname. In de Bovema-studio (Heemstede) namen ze twee nummers die op Delta (nr. 1251) in de handel gebracht werden. Op de ene kant ‘Love in Minor’, van de Ivy League, op de andere ‘One Day’. Die song was geschreven door Peter de Ronde, ex-gitarist van de Golden Earrings.
De Hurricanes hoopten met de single een doorbraak te forceren. Dat was echter niet het geval. Ze waren verbijsterd dat de media geen enkele aandacht aan de liedjes besteedden. Het leek wel of de plaat niet bestond. De flop was voor Peter en Rink aanleiding met z’n tweeën door te gaan onder de naam Pop Shop. Ze gingen liedjes zingen van Herman van Veen (‘Susanne’), Everly Brothers (‘Bye Bye Love’), Simon & Garfunkel (‘The Boxer’) en Leonard Cohen. Veel verder kwamen ze niet. “We moeten Nederland uit om verder te komen”, was hun conclusie.
Volgens Peter was er in die tijd veel belangstelling voor Franstalige muziek. De mensen luisterden naar France Gall, Johnny Halliday, Françoise Hardy en Michel Polnareff.
Peter herinnerde zich nog met hoeveel succes Adamo in de Haagse Houtrusthallen had opgetreden. Jacques Senf had het concert met de zanger georganiseerd waarbij ook de Golden Earrings en de Hurricanes hadden opgetreden. Peter en Rink besloten hun werkterrein naar Parijs te verleggen. Van iemand van Bovema kregen ze de tip contact op te nemen met de producer van de nieuwe zanger Julien Clerc. Die was werkzaam bij Pathé-Marconi, de Franse tak van het EMI-concern.
Peter en Rink streken in Parijs neer. Samen huurden ze een kamer in een goedkoop hotel op de Rue Molière in het centrum van de hoofdstad, bij de Avenue de l’Opéra en het Louvre. Ze beschikten over niet meer dan een wasbak. De telefoon was beneden bij de receptie. Ongevraagd kregen ze er Franse les van de vrouwelijke concierge. De grote sleutel van hun kamer was niet ‘le clef’ maar ‘la clef’. De jongens stapten zo maar binnen bij Pathé. De producer was niet onmiddellijk bereikbaar. Het lukte wel een afspraak te maken. Die werd op het laatste moment echter afgezegd.
Na enige tijd wisten ze toch kennis te maken met de producer. Peter en Rink lieten hem een cassettebandje horen met nieuwe liedjes die ze zelf geschreven hadden. De man reageerde verschrikkelijk enthousiast. Hij had het druk, zei hij, maar ze zouden zeker van hem horen.
Dat gebeurde niet. Hun geld raakte op. Wekenlang leefden ze op stokbrood. Niet meer dan een keer in de week konden ze zich vlees permitteren. En dat was niet meer dan een hamburger. “Dag in dag uit liepen we door Parijs in de hoop dat Pathé positief zou reageren. Maar na een half jaar moesten we ons Franse avontuur opgeven”.
Omdat ze niet met lege handen in Nederland wilden terugkomen maakten ze nog een stop in Anderlecht. Een neef van zijn moeder, die er woonde, deed zijn best contacten in Brussel te leggen. Ook die activiteiten leverden niets op.
Greenfield & Cook
Terug in Den Haag (1969) ging Peter eerst eens goed onder de douche. Rink en hij waren volhouders. Ze schreven nieuwe liedjes. Het duo manifesteerde zich in sociëteit Westwood. Dat was een bar in Kijkduin. Vroeger was de Milva in dat gebouw gevestigd. In Westwood kwam de hele Haagse scene over de vloer, vertelde Peter. Zoals de jongens van de Earring en andere Haagse groepen. Jerry Voisin was er druk aan het tafelvoetballen. Iemand bracht hen in contact met Freddy Haayen. Ze mochten hun repertoire bij hem en zijn vrouw Anneke thuis in Rijswijk laten horen. Na een eerste kennismaking in de luxueuze flat pakten Rink en Peter hun gitaren, gingen op de bank zitten en begonnen te zingen. Freddy was onmiddellijk razend enthousiast.
Niet veel later bracht Haayen het duo in kontakt met Japie Eggermont die bij zijn ouders op de Frankenslag woonde. De voormalige drummer van de Earring was nog niet zo lang geleden als producer begonnen bij productiemaatschappij Red Bullet in Hilversum. Hij was al in de weer met onder meer Spooky & Sue en Earth & Fire. Bij Jaap stond een harmonium, kon Peter zich herinneren. Met een Revox-recorder werden demo’s gemaakt.
Nico van Biemen van Polydor gaf het groene licht. Peter Kok en Rink Groenveld, omgedoopt in Greenfield & Cook, hadden een platencontract. Ineens ging het snel.
In de Haagse GTB-studio werd de eerste single opgenomen. Erik Bakker zat achter de knoppen. Om kosten van muzikanten uit te sparen werd gebruik gemaakt van een mellotron. In zijn eentje wist sessiemuzikant Cees Schrama, ‘met snorretje en pijp’, een heel orkest tevoorschijn te toveren. Jaap speelde zelf percussie. Toen de opname klaar was werd het resultaat op kleine luidsprekers nog eens goed beluisterd en de mix bijgesteld. “Wat bij de opname perfect klonk, was op de kleine speakers in eerste instantie nauwelijks meer te horen”.
Het resultaat mocht er zijn. ‘The End’, de eerste single van Greenfield & Cook, was een zeer geslaagd debuut. Dat vonden ook de diskjockeys in Hilversum. De plaat werd veelvuldig ten gehore gebracht en haalde de tipparade van Veronica. Vanzelfsprekend werd al het repertoire van Kok en Groenveld ondergebracht bij Dayglow, de muziekuitgeverij van Red Bullet (Willem van Kooten). Ook de boekingen en het management werden door de productiemaatschappij verzorgd. “Het was een logische stap. Bullet ontving een gedeelte van onze inkomsten. Maar we werden goed geplugd. Willem heeft voortreffelijk voor ons gewerkt”.
Red Bullet bracht Greenfield & Cook in kontakt met Willem Jan van de Wetering. De inwoner van Amersfoort was een public relations-bureau in Hilversum begonnen. Het duo betaalde hem om de kontakten met de pers te onderhouden. (“Soms ging dat in natura, met kleding bijvoorbeeld”). Dat deed Willem Jan uitstekend. Artikelen verschenen in de Telegraaf (Jip Golsteijn), AVRO-bode, VARA-gids, Gelderlander en Veronica-blad. Van de Wetering begeleidde de jongens ook regelmatig als ze optraden, niet alleen in Nederland maar ook in Duitsland bij de ‘Drehscheibe’.
Peter en Rink kwamen, zoals dat heet, in de vaart der volkeren. “We mochten optreden in een grote TV-show in Luxemburg met allemaal beroemde artiesten, zoals Lulu, de toenmalige partner van Maurice Gibb (Bee Gees). Richard Harris zong er zijn succes ‘MacArthur Park’”.
Na ‘The End’ kwamen de hits. Zeven keer in successie wist Greenfield & Cook een notering in de top 40 te bereiken. De eerste topper was ‘A day begins’. “We werkten met een orkest onder leiding van de violisten Sem Nijveen en Benny Behr. Een dure sessie met veertien strijkers. Omdat ze het nummer twee keer speelden moesten ze nog eens extra uitbetaald worden. We maakten fotoreportages met Claude van Heye en Ronnie Hertz”.
De derde single, ‘Only Lies’, haalde in het najaar van 1971 een vierde plaats in de Nederlandse hitparade. Ook ‘Don’t turn me loose’ (1972) en ‘Easy Boy’ (1973) verkochten zoveel exemplaren dat ze in de top tien terecht kwamen. Ter gelegenheid van het verschijnen van hun eerste album maakte de AVRO-televisie een special met de Hagenezen.
Aan goed betaalde optredens had het duo geen gebrek. Hoeveel ze in die tijd precies verdienden kon Peter me niet meer vertellen. “In Leiden ontmoette ik kortgeleden Bernard Stöxe, iemand die ons in die tijd in Scarabee geboekt had. Hij is nu eigenaar van het theehuisje in de Leidse Hout. Voor een optreden van een half uur, zei hij, had hij bijna duizend gulden moeten neertellen. Dat had hij er echter dubbel en dwars uitgehaald, hoorde ik”.
Rob Gerritsen van Red Bullet boekte Greenfield & Cook in een circuit van populaire acts als Sandra & Andres, Albert West, Mouth & MacNeal, Euson, Bonnie St. Claire, Ekseption en de Cats. Ze traden met twee gitaren op. Roadmanager Ernst (van Red Bullet) of Willem Jan van de Wetering begeleidde het duo en rekende de gage af. Greenfield & Cook trad voornamelijk op in het zogenaamde snabbelcircuit: feesten, personeelsavonden en op dinsdag voor de militairen – tot in Duitsland toe. “We zaten in Seefeld en we hebben ook nog eens in een voormalig concentratiekamp opgetreden”.
Willem van Kooten spande zich in het succes naar het buitenland te exporteren. “Dat ging vrijwel altijd via de uitgeverij. We hebben enkele liedjes in het Spaans ingezongen. We kregen hulp van de mensen die de Teleac-tv serie ‘Vamos a ver’ aan het maken waren. Zij zorgden ervoor dat we begrepen waar we over zongen en dat de uitspraak correct was. Onze platen werden in Spanje uitgebracht door Alain Milhaud, de manager van Los Bravos (‘Black is Black’). Die had bij RCA zijn eigen label Boccacio”. Milhaud had nog een succes op zijn naam staan: “Mammy Blue’ van Los Pop Tops.
In Duitsland werkte Van Kooten samen met Rolf Baierle. In Italië had Greenfield & Cook een eigen contact: Roel Bos, een halfbroer van Rink Groeneveld. Die was met succes werkzaam in de Italiaanse filmbusiness. Kok en Groeneveld kregen de vererende opdracht de muziek te schrijven voor twee films: ‘La signora è stata violentata’ (1973, met Pamela Tiffin en Enrico Montesano) en de spaghetti-western ‘Quattro dell apocalisse’ (1975, met Fabio Testi en Lynne Frederick). Bovendien maakten ze in Italië een grote tournee samen met Demis Roussos, de ‘Canta Giro’.
Een groep artiesten onder leiding van Roussos gaf voor tienduizenden mensen voorstellingen in open lucht-stadions. De ene dag traden ze op, de volgende dag reisden ze in open jeeps door naar de volgende stad. Het laatste optreden was op het eiland Elba, wist Peter nog. “Dat was waar Napoleon naar verbannen was”. De single ‘Only Lies’ werd in Italië op de markt gebracht, maar ondanks alle publiciteit bleef het succes op de plaat uit.
In de filmstudio, Italië
Peter Kok en Euson
In 1974 kwam er een einde aan de reeks hits van Greenfield & Cook. En ook aan de samenwerking van Rink en Peter. Groenveld had er steeds meer behoefte aan in alle rust thuis liedjes te schrijven. Kok besefte juist hoe belangrijk het was zich te manifesteren in Hilversum en op andere plaatsen waar ‘het gebeurde’. Een nieuwe partner van Rink betekende min of meer het einde van hun relatie.
Peter Kok had intussen zijn contacten met Julio Bernardo Euson geïntensiveerd. De zanger uit Aruba was op de hitlijsten verschenen met liedjes als ‘Both Sides Now’, ‘Julie’, ‘Soap’, 'Leon’ en ‘Angelina’. Bovendien werden er tienduizenden langspeelplaten van hem verkocht, vooral als hij weer eens op de televisie was. Euson had geen manager. Als Julio optrad rekende Peter voor hem af. Hij zorgde ervoor dat de bladmuziek bij de muzikanten terecht kwam en het geluid in de zaal goed was. Omdat hij het repertoire van Euson goed kende speelde hij op gitaar mee. Meer en meer ging Kok als muzikaal leider op de bühne en ‘onofficiële’ manager fungeren.
Het nieuwe duo reisde samen naar arrangeur Jack Say in Brussel of naar een songfestival op Mallorca (met Harry de Groot).
Peter en Julio zochten hun toevlucht bij een andere platenmaatschappij: Basart. Tony Berk runde er het Poker-label. In 1977 werkten ze bijvoorbeeld samen met arrangeur Dick Bakker. Euson trad op als producer van twee nummers: ‘Sunny California’, geschreven door Peter Kok, en ‘Fly me’, een compositie van Julio. De gebroeders Rob en Ferdi Bolland zaten in het koortje. Als Peter Cook deed Kok bovendien in 1977 mee aan het Nederlandse songfestival met het liedje ‘Pinokkio’. Hij werd er vokaal begeleid door onder meer Anita Meijer en zijn voormalige partner Hilde (Dianne) Marchal.
Euson was een veelgevraagde deelnemer aan songfestivals in de hele wereld. Met zijn song ‘Julie’ haalde hij de overwinning in Vina del Mar (1972, Chili) en werd er een ster. Julio werd in 1975 en 1976 dan ook teruggevraagd in het Zuid-Amerikaanse land. Kok ging mee als zijn manager. Ze gingen tevens op bezoek bij Eusons moeder op Aruba, aan wie Julio zijn achternaam ontleend had.
Amerika
In Nederland bleef het succes uit in de tweede helft van de jaren zeventig. Julio en Peter besloten hun heil in Amerika te zoeken. Vanuit Nederland vlogen ze in eerste instantie naar Los Angeles. Eerder had Evert Garretsen, directeur van Polydor, Julio financieel in staat gesteld een business trip door de VS te maken. De bedoeling van het nieuwe verblijf was de mogelijkheden te onderzoeken om vanuit dat gebied te opereren. Julio en Peter huurden samen een appartement op de West Knoll Drive in West Hollywood.
Het leggen van kontakten bleek verre van eenvoudig te zijn. Bovendien hadden ze er enkele ervaringen die Peter niet zou vergeten. In een bar kwam een zwarte man binnen. Hij had diep in het glaasje gekeken. De man bralde dat hij een beroemde zanger was en stelde zich uitermate vervelend op. Even later arriveerden zijn compagnons met op hun kleding in grote letters ‘Commodores’. De zanger was de in Nederland nog niet zo bekende Lionel Richie.
Een andere keer waren ze op pad met een huurauto. Peter, Julio en een vriend met eveneens een donkere huidskleur bevonden zich in de bar van een Holiday Inn-hotel. Peter stapte naar buiten. Hij werd opgewacht door twee ‘African Americans’ die hem meteen een pistool tegen zijn slapen drukten. Even later kregen Julio en zijn kennis een zelfde behandeling. In de huurauto werden ze naar een afgelegen plek gereden.
Peter Kok, de enige blanke, kreeg het zwaar te verduren. Hij moest achterin plaatsnemen en werd onder schot gehouden. Vervolgens moest hij op de grond gaan liggen. Twee vuurwapens waren op hem gericht.
“Ik was ervan overtuigd dat het afgelopen met me was”, vertelde hij. “Ze gedroegen zich als echte roofmoordenaars. In de verre omtrek was niemand te bekennen om ons te helpen. Om de een of andere reden werden we echter gespaard. Wel beroofden ze ons van ons geld (80 dollar), traveler cheques, horloges en paspoorten. Julio was gefrustreerd dat hij afstand moest doen van een kettinkje, een cadeau van zijn dochter Sharon. De rovers gingen er in onze huurauto vandoor. We moesten een half uur lopen voor we iemand konden bereiken. We hadden niet eens geld om zelf de politie te bellen. Binnen een paar minuten kwam die in actie. Van alle kanten arriveerden er auto’s en een helicopter in de lucht. Bij mijn weten zijn de daders echter niet gevonden”.
Als gevolg van die aanslag deed Peter wekenlang geen oog dicht ’s nachts. Zodra ze nieuwe paspoorten bemachtigd hadden verlieten ze Californië. Peter financierde de reis naar New York en Santiago in Chili. Op zijn kosten kwam Stanka Matic, Eusons echtgenote (uit Split), met haar poes Elvis eveneens over. Santiago zou de nieuwe thuisbasis worden. Peter huurde er een huis waar ze met z’n drieën in trokken.
Julio was een ster in Chili. Dat was bij aankomst in 1978 duidelijk. Overal moest hij handtekeningen zetten. Een gouden toekomst lag om de hoek. Peter zag het helemaal zitten.
Het pakte anders uit. De zanger van ‘Julie’ was weldra niet meer de beroemde artiest die vanuit Nederland het land bezocht om er zijn buitenlandse successen te komen zingen. In korte tijd werd hij Chileen onder de Chilenen. “De hele magie was weg. Euson was al snel niet meer dan een tweederangs artiest. Het kostte hem grote moeite het hoofd boven water te houden. Dat was heel slecht voor zijn ego. Julio raakte aan lager wal. Hij moest Engelse les aan dames geven om wat inkomsten te verwerven”.
Euson wist nog een plaatje in Chili op te nemen, een cover van een liedje van Maywood. Succes leverde dat niet op. Het huwelijk van Julio met Stanka liep in Chili eveneens op de klippen.
Peter Kok zette een eigen productiebedrijf op dat hij P.J. (Peter, Julio) noemde. Als zanger deed hij mee aan een songfestival in de noordelijke stad Chuquicamata, het centrum van kopermijnen die door Amerikanen geëxploiteerd werden. Nu ging Julio mee als manager. Peter zong er een Spaanse versie van ‘Chilean Girl’ (‘Chilena mia’), een song die hij al in Nederland geschreven had.
De contacten tussen Julio en Peter verwaterden snel, zeker toen Peter in Santiago een nieuwe liefde vond. Julio was zelfs niet aanwezig bij Peters huwelijk terwijl hij een paar straten verderop woonde. Peter vond nieuw emplooi in de omroepwereld. In 1979 produceerde en presenteerde hij bij Canal 7-televisie een Chileense versie van wat in Nederland Top Pop was. “Met clips. Indien die niet beschikbaar waren vonden we altijd wel Chileense Penny de Jagers om op de muziek te dansen”. Kok werd bovendien de presentator van een vier uur durend dagelijks radioprogramma (op Pudahuel FM). Om tijd uit te sparen zette hij de aankondigingen van de muziek in een studio op band. Een technicus voegde er dan later de platen aan toe. Zo kon hij in zestig minuten doen waar hij anders vier uur voor nodig had.
Op tournee door Europa
Op verzoek van Pudahuel FM reisde Peter Kok in 1981 naar en door Europa. Om interviews te maken met artiesten die in Chili beroemd waren. Een unieke ervaring. Hij had een journalist/fotograaf bij zich van El Mercurio, de vooraanstaande krant van het land. Soms ook regelde hij ter plekke een fotosessie. In Duitsland had hij een ontmoeting met twee zangeressen van Boney M. in de studio van producer Frank Farian.
In Stockholm stapte Peter binnen bij Polar, de platenmaatschappij van Stig Anderson. Het resultaat: een interview met de vier leden van ABBA. Het was april of mei. De sneeuw lag nog een halve meter hoog. Bij ABBA heerste, vond hij, een gespannen sfeer. Misschien kwam dat wel, moest hij bekennen, omdat de groep aan het repeteren was voor een tournee.
In Fréjus aan de Middellandse Zee was Peter de gast van Stevie Wonder. “Die trad er op in het Romeinse amfitheater. In tegenstelling tot zijn begeleiders was Stevie niet te stuiten. Hij ging maar door met repeteren en muziek maken. Onvermoeibaar, wat een drive. Kort na de repetities was hij alweer terug voor het eigenlijke concert”.
In Italië had Kok niet alleen een ontmoeting met de in Zuid-Amerika populaire zanger Richardo Cocciante (1984, ‘Sincerita’), maar werd uitgenodigd te logeren bij Albano en Romina Power (‘Felicità’) thuis. ’s Morgens kreeg hij ontbijt op bed van Romina, de dochter van Tyrone Power.
In Parijs zou hij Gilbert Bécaud en Sylvie Vartan ontmoeten. Het gesprek met de Franse zangeres vond plaats in haar woning in het Bois de Boulogne. Het luxe verblijf bevond zich in een hermetisch van de buitenwereld afgesloten wijk ten westen van Parijs. Sylvie woonde er met David, haar zoon en die van Johnny Halliday, de rockzanger van wie ze pas gescheiden was.
Het interview met Gilbert Bécaud had nogal wat voeten in de aarde. De zanger was onverwacht naar Genève vertrokken en kon Peter dus niet te woord staan. Bécaud had echter een voorstel. “Waarom stap je niet in de nachttrein. Dan ben je morgen hier en kunnen we praten. Ik neem de kosten van de treinreis en het hotel wel voor mijn rekening. Je bent mijn gast”. Dat liet Peter zich geen twee keer zeggen. Verbaasd was hij wel over de behandeling. “Ik was niemand. Iemand uit Chili. Een onbekende afgezant van een radiozender waar niemand van gehoord had”. Bij aankomst in Zwitserland zat Gilbert aan de telefoon. Hij was in gesprek met Neil Diamond. Hun samenwerking resulteerde in het nummer ‘September Morn’ (‘C’est en Septembre’, gebaseerd op een schilderij van Paul Emile Chabas). Een volgend gesprek was met Ray Charles. Allemaal in het Engels met een Frans accent.
Bécaud nam alle tijd voor Peter Kok. Hij vertelde uitgebreid over zijn kinderen die hij zo weinig kon zien. Elke dag belde hij ze. Minstens een half uur praatte hij dan met ze over hun school, hun huiswerk en al het andere. Bij het optreden van Bécaud zat Peter niet meer dan een paar meter van de Franse ster vandaan, terwijl deze zijn grote successen zong. Dat was toch wel heel bijzonder, realiseerde Kok zich nog steeds.
***
In 1981 stapte Peter Kok uit de muziek. Wat hij daarna allemaal presteerde lijkt onvoorstelbaar. De hele wereld reisde hij door. In New York zette hij een kantoor op voor RTL Plus. In Spanje vertegenwoordigde hij Rupert Murdoch (Sky Channel). In Madrid was hij de oprichter van een bedrijf dat appeltaarten voor de horeca bakte. In onder andere China en Kroatië onderhandelde hij over het opzetten van een Madurodam-vestiging.
Sinds enkele maanden heeft Peter een bedrijf in Leiden. “In het pand van Jacob Swaenenburgh waar schilder Rembrandt van Rijn leerde schilderen (Langebrug 89a) maak en verkoop ik empanadas. Een soort pastei gevuld met vlees, kaas, groenten of vis. Die wordt op het gehele Zuid-Amerikaanse continent gegeten. Elk land of regio heeft zijn eigen soorten. Ik importeer het deeg uit Argentinië. De empanadas worden in een oven bereid. Ik verkoop ze aan de horeca maar ook rechtstreeks aan de liefhebbers”.
Peter Kok heeft altijd een positieve aanpak. “Vergeet niet om iedereen te bedanken wat ze voor me gedaan hebben. Het hele team van Polydor. Jij ook”.
Harry Knipschild
14 december 2010
21 juni 2012
Vóór de komst van Rink Groenveld was Ben Lunenburg zanger van de Hurricanes, liet deze me weten. Ben zong in de Hurricanes van zijn 14de tot zijn 17de jaar. In die groep bracht hij liedjes van Roy Orbison, Elvis Presley en Bobby Vinton. "Toen ik de band verliet toverden zij ander repertoire uit de kast - dankzij de muzikaliteit van de groep en met name Peter Kok". Ben woont nu in Oosterhout en zingt in een koor.
2013
Peter Kok woont weer in Chili
2013
Peter Kok woont weer in Chili
Clips
* Peter Kok (Cook), Chilean Girl, 1976
* Euson, For your love, Chili 1976 (song van Kok en Euson)
Literatuur
* Euson, For your love, Chili 1976 (song van Kok en Euson)
Literatuur
'Bekendheid voor Greenfield & Cook', Utrechts Nieuwsblad, 31 december 1971
Harry Knipschild, '1971, my way', Veronicablad, 1 januari 1972
'Succesvol Nederlands duo Greenfield & Cook. 'Sommige fans beschouwens ons als kleine godjes'', Provinciale Zeeuwsche Courant, 20 juni 1972
Berry Zand Scholten, 'Nederpop in het Concertgebouw', Telegraaf, 28 oktober 1972
- Raadplegingen: 38575