06 - West Virginia in drie dagen (zomer 1994)
Amerika heeft me altijd gefascineerd. Op 13 september 1944, zes maanden nadat ik geboren was, werd het oosten van Maastricht door de Amerikanen bevrijd. Van mijn moeder hoorde ik dat Amerikaanse soldaten me op hun tank gezet hadden en me ‘Curly’ noemden omdat ik krullen in mijn haar had.
In de jaren vijftig werd ik gegrepen door Amerikaanse muziek. Elvis Presley, Fats Domino, Duane Eddy, Buddy Holly, de Everly Brothers, allemaal Amerikanen, hoorden tot mijn favoriete artiesten. Ik had mijn haar kort in de stijl van de Everly Brothers, ik droeg een ‘Buddy Holly’-bril. Op mijn studentenkamer in Utrecht hing ik een kaart van de VS op met ‘Amerika, het land van de ongekende mogelijkheden’. Toch duurde het nog tientallen jaren voor ik voet zette op het kontinent.
Greetje was er vaak geweest. Om goedkoop naar Amerika te kunnen vliegen had ze zelfs (met succes) bij de KLM gesolliciteerd. In 1994 stelde ze voor er samen heen te gaan. In juni 1994 was ik voor het eerst in de VS.
We landden op Foster Dulles International Airport (Washington). Alleen voor de eerste nacht hadden we een kamer geboekt. Dat was in hotel Best Western van het stadje Manassas in de staat Virginia. We zouden wel zien waar we uitkwamen. Omdat ik belangstelling had voor geschiedenis hadden we in Nederland enkele delen van de Guide to Historic America gekocht. Pas na aankomst begon ik te beseffen hoe groot het land was. Als je wat wilde zien moest je niet overal heen gaan, dan was je alleen maar onderweg.
Tijdens de tocht door Virginia belandden we boven op de Blue Ridge Mountains, de zogenaamde Skyline Drive, honderd mijl lang. Hard rijden was er onmogelijk. Er liepen hertjes over de weg, roofvogels cirkelden rond en vlinders in alle kleuren fladderden rondom de auto. Het was prachtig weer. Op de Blackrock Peak keek ik uit naar het westen. Je zag de Shenandoah Valley.
Verder weg bevonden zich de bergen van West Virgina en daarachter Kentucky. Over die streek hadden de Everly Brothers (na de Louvin Brothers) op hun album ‘Roots’ nog eens een mooi liedje gezongen. Ze noemden het ‘the dearest land outside of heaven’. Kentucky stond tevens bekend om zijn paarden en paardenraces. Het leek aantrekkelijk die kant op te gaan.
Om in Kentucky te komen moesten we door West Virginia. Op 29 juni reden we die staat over de Interstate 64 binnen. Aan de grens werden we via een bord verwelkomd door goeverneur Gasper Caperton.
“Bij ons maak je het toch niet een-twee-drie mee dat je aan de grens van een land of provincie verwelkomd wordt door de hoogste gezagsdrager”, noteerde ik. “Ik heb aan de grens met België nog nooit een bord gezien met opschrift ‘Hare majesteit koningin Beatrix heet U allen van harte welkom’ of ‘Welkom in Nederland. Ruud Lubbers, minister president’. Eerder een bord om drugsverslaafden terug te sturen of een waarschuwing dat je auto wordt weggesleept als hij niet goed geparkeerd staat. Maar wellicht een goed idee voor de toeristenbrache”.
White Sulfur Springs
We arriveerden in het piepkleine stadje White Sulfur Springs. De ‘Guide’ gaf informatie over de plek waar we ons bevonden. Er waren hier bronnen. In 1778 bracht een vrouw, kreupel van de reumatiek, er een bezoek. Een paar weken later liep ze weer als een kievit. Wie zou hier niet eens willen vertoeven? De genezing brengende bronnen trokken, zoals dat ook in Europa het geval was, steeds meer mensen aan. In Europa waren die van koninklijke en adellijke signatuur, in Amerika presidenten als Martin van Buren, Tyler, Buchanan en Pierce.
De grote attractie was het Greenbrier Hotel, opgebouwd uit de restanten van van het voormalige White Sulphur Springs Hotel. Een pakhuis van het hoogste niveau. Namaak Griekse zuilen, livreiers met een donkere huid, golfbanen, automobielen van een grootte die in Nederland niet vertoond werd. Binnen hing een sfeer waar je je als nouveau-richer absoluut thuis zou voelen. Als je 650 dollar voor een nachtje slapen wilde uittrekken kon je er goed terecht.
Greenbrier (folder 1994)
Kort voor onze komst had er in de Washington Post een interessant artikel over de plek gestaan. Maar omdat ik in die tijd nog niet over een internetverbinding beschikte, had ik het niet gelezen. Vijf jaar later, op 24 juli 1999, beschikte ik dankzij Juurd Eijsvoogel van het NRC over de juiste informatie. Onder het hotel bevond zich een geheime bunker.
“Een netwerk van gangen met massieve stalen deuren, zalen met sobere stapelbedden, machinekamers met generatoren, waterzuiveringsinstallaties en luchtfilters. Als Washington getroffen zou worden door een nucleaire aanval, dan moest het Congres hier zijn werk voortzetten. Een kleine ploeg technici zorgde er al die tijd voor dat ‘het ondergrondse Capitool’ in geval van nood onmiddellijk in gebruik genomen kon worden. Een aluminium wand met een klein deurtje en een bord: ‘Gevaar – Hoogspanning’, wekt de indruk dat er een transformatorhuisje is gevestigd. Maar de wand is slechts een façade, die een enorme kluisdeur van 25 ton verbergt. Daarachter strekt zich een lange gang uit, een tunnel naar de veiligheid. Radioactieve neerslag zou hier niet kunnen doordringen.
Volgens de gedetailleerde plannen die voor evacuatie van het Congres waren opgesteld, moesten de senatoren en afgevaardigden meteen na aankomst onder de douche. Daarna werd hun bij wijze van uniform een overall en een paar gymschoenen uitgereikt. Als de zware buitendeur eenmaal dicht was, mocht er zestig dagen lang niemand het complex meer in of uit. Eventuele sterfgevallen zouden gecremeerd worden in de grote vuilverbrander, voor opstandige politici was er een kleine cel.
In een televisiestudio, met aan de muur een grote foto van het Capitool, konden de Congresleden het volk toespreken - of wat daar na een atoomaanval nog van over was. En vanuit een kamer vol moderne communicatieapparatuur konden ze contact onderhouden met de president, die zich waarschijnlijk in een vliegtuig in de lucht zou bevinden of in een van zijn eigen bunkers in de buurt van Washington of onder het Witte Huis. Twee bioscoopzaaltjes konden de volksvertegenwoordigers gebruiken als vergaderzalen. Alleen voor de leiders van Senaat en Huis van Afgevaardigden waren aparte zit- en slaapkamers gereserveerd, de gewone Congresleden (en de ruim vijfhonderd stafleden die mee mochten) moesten genoegen nemen met een smal stapelbedje op zaal. Voor partners of gezinsleden was geen plaats in de bunker, die moesten achterblijven in de nucleaire holocaust”.
Van dit alles hebben we niets kunnen zien. Maar zo zie je maar wat er allemaal voor ons verborgen wordt gehouden. Wat is er in het geheim geregeld voor de huidige politici en andere wereldleiders?
Onwetend van dit alles vervolgden we onze reis naar het stadje Lewisburg. De kamers van de Brier Inn waren flink voordeliger dan die van het hotel-met-de-bunker. Maar de inrichting en service was wel wat minder. Op straat werd Greetje er aangesproken door een keurige man uit Cleveland, Ohio. Hij wilde haar alleen maar wat vragen stellen, zei hij, maar en passant bood hij haar de mogelijkheid om luchtjes met een korting van negentig procent of meer aan te schaffen. Ook mij wilde hij wel van dienst zijn liet hij op een uiterst correcte manier weten. Met grondig douchen en wassen lukte het later de proefgeur op mijn hand weg te werken.
’s Avonds genoten we op een terrasje van een goede maaltijd. We proefden er Amerikaanse chablis (sjebblie) die in een karaf gepresenteerd werd. Tevens ontdekten we een nieuwe sladressing, de ‘blue cheese’.
Pearl Buck
Op 30 juni zetten we onze reis naar Kentucky voort. Weldra bevonden we ons in Pocahontas County. De streek was vernoemd naar een Indiaanse prinses. John Smith, een van de eerste Britse bewoners (of indringers, het hangt ervan af met welk standpunt je de kolonisatie bekijkt) van Virginia was door de indianen gevangen genomen. Toen hij in 1608 weer in de ‘beschaafde wereld’ terugkwam verklaarde hij dat hij door de prinses, 12 jaar oud, van de dood was gered. De andere indianen hadden hem van het leven willen beroven. Pocahontas bleef contact met de ‘bleekhuiden’ houden. Ze bekeerde zich tot het christendom en nam de naam ‘Rebecca’ aan. In 1614 trad ze in het huwelijk met een Engelsman (John Rolfe). Mevrouw Rolfe werd niet oud. Op de eerste dag van de lente in 1617 stierf ze in de omgeving van Londen.
Tijdens ons korte verblijf in West Virginia was Pocahontas niet veel meer dan een indiaanse prinses. Maar een jaar later, in 1995, bracht de organisatie van Walt Disney een romantische film over haar leven in roulatie. Die maakte Pocahontas ineens beroemd.
Geboortehuis Pearl Buck in Hillsboro
In Hillsboro, Pocahontas County, stond het geboortehuis van Pearl Buck. Dankzij de ‘Guide’ gingen we er heen. Overal werd ons de vraag gesteld waar we vandaan kwamen. De Amerikanen die we ontmoetten legden ons regelmatig uit hoeveel procent van hun ‘bloed’ uit het ene land afkomstig was, Zweden bijvoorbeeld, en voor welk deel ze afstamden uit Ierland of zo. Dat wij onze roots in Nederland hadden sloeg op deze plek extra aan.
“Weten jullie wel dat Pearl Buck Nederlandse voorouders had?”, hoorden we tot onze verbazing. “Haar moeder was een ‘Stulting’. De familie was vanuit Utrecht in 1847 naar dit gedeelte van de wereld gekomen”. De Stultings waren niet de enige Nederlanders die in de jaren 1840 naar ‘de nieuwe wereld’ getrokken waren. Het was de tijd van de aardappelziekte en van politieke troebelen, ook in Nederland Niet voor niets was 1848 het revolutiejaar. Vooral ‘Holland’ in Michigan is bekend geworden, maar vanuit Nederland trokken de emigranten alle kanten uit, tot in Hillsboro toe.
Omdat Arnolda, de vrouw van Cornelius Stulting last van heimwee had werd er een huis in Nederlandse stijl neergezet. En daar was Pearl Buck geboren op 26 juni 1892. De schrijfster, die in 1938 de Nobel-prijs voor literatuur toegewezen kreeg, was bijzonder productief. Ze had een grote hoeveelheid boeken op haar naam staan. Vooral ‘The Good Earth’ had veel waardering gekregen. In de laatste jaren van haar leven had Pearl Buck dagenlang handtekeningen gezet in haar boeken. In het geboortehuis werden die te koop aangeboden. Omdat ik belangstelling had voor China werden we eigenaar van een exemplaar van ‘China as I see it’ – met handtekening.
We deden mee aan de gebruikelijke rondleiding, langs ledikanten, potten en pannen. Voor een welgevulde boekenkast stond het traporgel opgesteld. “Kun je daar op spelen?”, vroeg Greetje. Dat was prima. Weldra zat ze achter de toetsen en vertoonde haar kunsten op het muziekinstrument van Pearl Buck. We vertrokken met het applaus nog in de oren.
In de omgeving van het stadje Richwood hielden we halt bij een truckers wegrestaurant. Kontakt leggen ging vanzelf, evenals overal elders in Amerika. De bewoners van het land leken niet de minste schroom te hebben een gesprek aan te knopen. De dochter van de waard stapte op ons af. Ze had belangstelling voor Nederlands geld. Of we haar er soms aan konden helpen? In de auto hadden we nog een gulden liggen met daarop de beeltenis van Juliana. Van die koningin had het Amerikaanse meisje niet eerder gehoord.
Het gesprek kwam terecht op ‘apple butter’, een gerecht dat we steeds tegenkwamen, maar dat nergens geserveerd werd. Binnen enkele minuten werd echte apple butter tevoorschijn getoverd zodat we het konden proeven. In die streek, hoorden we, werd het door de mensen zelf in grote hoeveelheden gemaakt – dat was veel lekkerder dan uit een pot uit de winkel.
Onze aanwezigheid werd ook opgemerkt door een stel dat met mij het wel en wee van country & western-muziek doornam. Of ik wel eens van George Jones gehoord had? Of die in Nederland even beroemd was als in Amerika? “Nee”, antwoordde ik, “maar iedereen kent wel zijn oude hit ‘Tender years’. Willeke Alberti heeft het gezongen onder de titel ‘Spiegelbeeld’”.
Een mooi verhaal voor deze mensen. Ze werden steeds driester. “Weet je wat er gebeurt als je country platen het achterste voren draait?”, vroeg de man. “Dan worden alle problemen, alle liefdesverdriet, weer snel opgelost!” We wilden verder. Maar op het parkeerterrein kwam hij ons nog nalopen om te bedanken voor de leuke conversatie. Met wildvreemde Amerikanen kwam je zo maar aan de praat.
Kruisen
Tijdens de rit door West Virginia – we moesten erdoor omdat we nu eenmaal Kentucky wilden bezoeken – zagen we op veel plaatsen langs de weg en op heuvels houten kruisen. Niet één maar altijd drie tegelijk. Kale kruisen zonder Jezus Christus. Dat was bijzonder. De man die ze had laten neerzetten, Bernard Coffindaffer, was in oktober 1993 op 68-jarige leeftijd overleden. De kruisen waren niet alleen hier te vinden. Coffindaffer had ze over de hele wereld laten neerzetten, tot in Zambia en op de Filippijnen toe – in totaal bijna zesduizend stuks. Bijna 3 miljoen dollar had hij aan zijn ‘hobby’ besteed.
Zijn religieuze activiteiten waren niet uit het niets gekomen. In de Tweede Wereldoorlog had hij op Iwo Jima tegen de Jappen gevochten. Na de oorlog had hij met hard werken veel bereikt. Misschien had hij wel te hard geploeterd. In elk geval belandde hij met hartklachten in het ziekenhuis. Op die plek kreeg hij een ‘heilig visioen’. God gebruikte hem om de ‘Second Coming of Christ’ aan te kondigen. Coffindaffer ‘zag’ drie kruisen. Het middelste was van goud, de twee anderen hadden een blauwe kleur. In september 1984 begon hij het bedrijf ‘Cast Thy Bread’, dat zich ten doel stelde overal trio’s van kruisen neer te zetten. Alleen al in West Virginia had hij 350 lokaties daaraan besteed. Het bedrijf had meer dan een dozijn mensen in dienst om het werk op te knappen.
Amerika, het land van de ongekende mogelijkheden, had ik in Utrecht op de kaart van het kontinent geschreven. Coffindaffer was er een mooi voorbeeld van.
Aan het einde van de middag vonden we de Glen Ferris Inn aan de Kanawha-rivier. Een oude postkoetspleisterplaats uit 1839, alle kamers op een unieke manier ingericht, een terrasje met uitzicht op de rivier, watervallen en de spoorlijn aan de overkant, die mijlenlange treinen met steenkool naar verre plekken bracht. Het hotel behoorde tot dezelfde keten van ‘historic hotels of America’ als de Greenbrier, maar was wél betaalbaar en minstens even gezellig.
’s Avonds ontdekten we er dat je een heerlijk toetje met pindakaas (peanut butter) kon eten. Tijdens een wandeling langs de rivier in de invallende duisternis zagen we vuurvliegjes omhoog springen. Overal werd met succes gevist. Er kwamen grote vissen uit het water te voorschijn.
Nederland had in die tijd nog niet veel tv-zenders op de kabel. In Amerika was dat anders. Op deze kamer had je een keuze uit een stuk of veertig kanalen. Veel waren ‘zenders van de Heer, zoals INSP, the Inspirational Channel, twenty-four-hour-prayer-tv. Volgens de omroeper: ‘It is not by accident, it is Gods will that you are watching’”. The Weather Channel was voor ons als reizigers van belang. Elke 10 minuten verscheen, waar je ook was, het plaatselijke weerbericht. Dat moest een perfekte organisatie zijn. Een interessant kanaal was ook The Travel Channel dat de hele dag door programma’s over reizen uitzond.
Naar de hoofdstad Charleston
We verbleven in het plaatsje Gauley Bridge. Op die plek kwamen de Kanawha en de Gauley samen. Een strategische plek dus. Geen wonder dat hier tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog hard gevochten was. Dat soort gevechten werden overal nagespeeld. In Gauley Bridge was er evenwel steeds minder belangstelling voor. Een paar jaar geleden kwam het ‘overwinnende’ leger van de Unionists niet of te laat opdagen; nu hadden ze er voorlopig maar helemaal een punt achter gezet, werd ons verteld bij een ‘historical society’.
De ‘brug over de river Gauley’ had een interessante rol in de plaatselijke geschiedenis gespeeld. Voor 1822 was er helemaal geen brug. In die dagen werden de mensen door veermannen overgezet. Dat was goed voor de economie ter plekke. In 1822 verscheen de Gauley Bridge. Binnen vier jaar maakte een twijfelachtige brand een einde aan het bestaan van de brug. Ook volgende bruggen legden op een nooit achterhaalde manier het loodje. In de rivier waren de stenen fundamenten te zien van de bruggen die het niet gered hadden. Andere stenen waren ook daar weer verdwenen. Vrije jongens hadden die gebruikt voor hun eigen bouw-activiteiten.
Aan het eind van de ochtend van 1 juli 1994 bereikten we de hoofdstad van West Virginia, Charleston. In de ‘Guide to Historic America’ was te lezen dat kolonel George Clendenin in 1788 (een jaar dus voor het uitbreken van de Franse Revolutie) op deze plek voor één dollar een groot stuk land wist te bemachtigen. Een andere vroege bewoner was pionier Daniel Boone (1734-1820), wellicht een voorvader van de zanger Pat Boone (‘Love Letters in the Sand’, ‘Moody River’, ‘Speedy Gonzales’). Een paar eeuwen eerder dan wij trok Daniel Boone van het oosten naar Kentucky in het binnenland. In 1794 – Boone woonde er nog tot het volgende jaar – werd de naam van de plek formeel vastgelegd als ‘Charleston’. Charles was de naam van de vader van Clendenin.
De staat had niet voor niets de naam West Virginia. Tot 1863 was de regio het westelijk deel van Virginia. Maar dat gebied had zich in 1861 los gemaakt van de Verenigde Staten. President Abraham Lincoln, de sluwe vos, had nogal wat aanhangers in het westen. Om die reden besloot hij West Virginia een eigen status te geven. West Virginia werd een nieuwe staat en sloot zich ‘uit dankbaarheid’ aan bij het noorden. De onafhankelijkheid was dus een politieke zet.
In het begin was het nog niet duidelijk wat de hoofdstad zou worden. Was het Wheeling of Charleston? In 1877 werd het definitief Charleston. De uitslag was het gevolg van verkiezingen. Niet voor niets was Amerika het land van de democratie.
Al van grote afstand zagen we de dom van het regeringsgebouw, een capitool. Alle staten hadden een eigen capitool in hun eigen hoofdstad. Het regeringsgebouw van West Virginia was hoger dan dat in Washington. Op het grasveld buiten was niet zonder reden een beeld van Abraham Lincoln opgesteld. Dat was immers de man die de regio op de kaart had gezet. Lincoln was niet uitgebeeld in een net pak – integendeel. Het monument van de president-in-nachthemd (een ontwerp van Fred Torrey) liet zien dat hij midden in de nacht rond doolde en tot het besluit kwam de staat Virginia in twee delen op te splitsen.
In het Capitool sloten we ons aan bij een rondleiding door het gebouw. Waar komen jullie vandaan, die vraag werd ook hier aan ons voorgelegd. “Jullie willen vast kennis maken met onze ‘secretary of state’”, werd ons meegedeeld. Dat was Ken Hechler, de tweede man van West Virginia, direct onder goeverneur Caperton. Een minuut later stonden we in zijn officiële werkkamer oog in oog met de hoge gezagsdrager. Wat moet je het met zo’n man over hebben vroeg Greetje zich (terecht) af. Na een inleidend praatje over beren en zijn hobby (wild water-varen) vroeg ook hij naar ons land van herkomst. Toen Hechler hoorde waar we vandaan kwamen mompelde hij dat hij in dat land alleen de stad Maastricht kende.
Ik maakte hem duidelijk dat ik van Maastrichtse signatuur was. Dat zette hem aan het praten. Hechler was geschiedkundige. In 1944 was hij als leger-historicus met de Amerikaanse troepen meegetrokken. Hechler legde vast wat er allemaal gebeurde. Als een van de bevrijders was hij de stad mee ingetrokken. (Misschien had hij mij als ‘Curly’ wel op een tank zien zitten). De secretary of state wist nog heel goed dat hij in Malpertuis (de wijk Caberg) logeerde bij de familie Meier. Na de oorlog had hij nog jarenlang met ze gecorrespondeerd. De Meiers waren hun pick-up aan de Duitsers kwijt geraakt, dat zat hun hoog. Na Zuid-Limburg trok Hechler verder met de troepen. In Duitsland, vertelde hij, zag hij een platenspeler. “Ik aarzelde geen moment. Ik pakte het apparaat, zette het in een jeep en reed in volle vaart terug naar Maastricht. Hier hebben jullie je platenspeler terug kon ik verkondigen”.
Ken Hechler was er op 7 maart 1945 bij toen de Amerikanen de brug van Remagen over de Rijn in handen wisten te krijgen. Dat gaf de geallieerden eindelijk de kans om over land naar Berlijn op te rukken. Van die historische gebeurtenis werd in 1969 een speelfilm gemaakt (met o.a. Sally ‘Kojak’ Tavalas). Adviseur van de film was de man die tegenover ons stond. Eerder, in 1957, had hij een boek over ‘de brug’ geschreven. Hechler liep naar een kast. “Trots liet hij ons het boek en de videoband van de film zien”, noteerde ik.
In een later stadium, vertelde hij, was hij copywriter geweest voor de speeches van Truman. Hechler ging in 1948 met de president mee tijdens diens campagne voor zijn herverkiezing. Volgens de opiniepeiligen zou Truman geen schijn van kans hebben. Toch zette hij door. Per trein reisde hij het land door. Elke dag stuurde hij secondanten (onder wie Hechler) vooruit. Die peilden in elke stad wat de mensen bezig hield, zodat de president er op kon inhaken. Tot ieders verrassing wist Truman tegenkandidaat Dewey te verslaan. Hechler haalde foto’s te voorschijn waarop hij tussen de mensen stond en nog een ander boek van zijn hand, ‘Working with Truman’. De Truman-biografie van David McCullough (onlangs verschenen) vond hij heel goed. De secretaresse van Hechler maakte nog een foto van ons drieën. Daarna namen we afscheid.
Ken Hechler was niet de jongste. Hij was op 20 september 1914 geboren. Tijdens onze ontmoeting was hij niet ver van zijn tachtigste verjaardag verwijderd. Zijn leeftijd weerhield hem er niet van actief te zijn op allerlei terreinen. Steeds opnieuw voerde hij als Democraat campagne voor de hoogst mogelijke politieke posten in West Virginia en Washington. Soms met succes, soms niet. Een leeftijdsgrens bestond voor hem niet. In het kader van een politieke actie liep hij in het jaar 2000 op 86-jarige leeftijd bijna duizend kilometer.
Twee jaar geleden las ik: “Ken Hechler heeft zojuist het boek ‘Super Marine’ gepubliceerd. Hij werkt nu aan vijf boeken tegelijk, inclusief een biografie van zijn grootvader. Een autobiografie staat misschien ook nog op het programma”. In 2010 voerde Hechler campagne om voor de Amerikaanse senaat gekozen te worden. Enkele van zijn ervaringen als historicus, onder andere zijn contacten met Herman Goering, heeft hij recentelijk in filmpjes op YouTube laten vastleggen. Hechler is op dit moment 96 jaar.
In een winkel in Charleston vonden we het boek ‘The Bridge at Remagen’. “Onze parkeermeter loopt af en we willen nu wel eens naar Kentucky”, schreef ik in het reisverslag in 1994.
Harry Knipschild
27 februari 2011
Ken Hechler is op 10 december 2016 overleden. Hij werd 102 jaar.
Clips
* Greenbrier Hotel, 1948
* Interview met Pearl Buck, 1966
* Charleston, West Virginia, Capitool, 2011
* Ken Hechler over zijn werk voor Truman, 2013
* Pearl Buck, China
Literatuur
Pearl S. Buck, China as I see it, New York 1970
Patricia L. Hudson en Sandra L. Ballard, The Smithsonian Guide to Historia America. The Carolinas and the Appalachian States, New York 1989
Ken Hechler, The Bridge at Remagen, Missoula 1993 (1957)
* Interview met Pearl Buck, 1966
* Charleston, West Virginia, Capitool, 2011
* Ken Hechler over zijn werk voor Truman, 2013
* Pearl Buck, China
Literatuur
Pearl S. Buck, China as I see it, New York 1970
Patricia L. Hudson en Sandra L. Ballard, The Smithsonian Guide to Historia America. The Carolinas and the Appalachian States, New York 1989
Ken Hechler, The Bridge at Remagen, Missoula 1993 (1957)
- Raadplegingen: 6430