346 - Bob Marley in Nederland
‘Oudere jongeren’ luisteren vaak met genoegen naar popmuziek uit hun jeugd. De klanken van vroeger roepen bij hen nostalgische positieve gevoelens op. De jaren van weleer lijken soms beter te zijn dan al het ingewikkelde gedoe van later. Niet voor niets is Radio 2 een populair muziekkanaal – met als hoogtepunt de Top 2000 in de week voor het nieuwe jaar begint. Concerten van oude idolen trekken bovendien volle zalen.
Een optreden van Bob Marley bezoeken is al heel lang niet meer mogelijk. De artiest uit Jamaica overleed, 36 jaar oud, op 11 mei 1981. Bob liet ons evenwel een grote hoeveelheid muziek na. In 1972 tekende hij een contract met Island Records, het muziekbedrijf van Chris Blackwell. Mede door diens aanpak veroverde Bob Marley met zijn platen de westerse wereld.
Ook na zijn korte bestaan op aarde wist Bob Marley te inspireren – zelfs een generatie die hem zelf niet levend heeft meegemaakt. Menigeen van een nieuwe tijd ziet de reggae-koning nog steeds helemaal zitten. Dat merk je bijvoorbeeld op markten waar t-shirts met zijn afbeelding te koop worden aangeboden.
Waarom ook niet, is al lange tijd mijn stelling. Waarom zou je niet kunnen genieten van popmuziek die geconcipieerd is in de tijd vóór je geboren bent. Het is vanzelfsprekend en geaccepteerd dat je enthousiast kunt zijn voor allerlei cultuuruitingen uit vervlogen jaren – schilderijen, architectuur, sieraden, poëzie, literatuur, de Matthäus-Passion van Bach uit de achttiende eeuw en andere ‘klassieke’ muziek. Waarom zou je een nieuwe cultuurstroming, popmuziek, niet los van de tijd kunnen waarderen? Niet uit nostalgie maar gewoon vanwege de kwaliteit?
Martijn Huisman
Op 24 oktober 2018 kwam Martijn Huisman (32 jaar) bij me op bezoek. Hij is de auteur van het onlangs verschenen boek Babylon By Bus. Bob Marley & The Wailers in Nederland.
Martijn is geen ‘oudere jongere’. Hij is in Rotterdam geboren op 6 maart 1986 – vijf jaar nadat Marley in Miami overleed. Martijn is het oudste kind van een elektro-ingenieur en een huisvrouw. Zijn vader luistert vooral naar klassieke muziek, maar ook naar de Everly Brothers en de Walker Brothers (‘The sun ain’t gonna shine anymore’).
Als jongetje had Martijn niet speciaal iets op met popmuziek. Alleen de bekende hitartiesten drongen tot hem door, acts als de Spice Girls, Backstreet Boys, Jennifer Lopez en Britney Spears. “Het was een tijd dat muziek een steeds visueler karakter kreeg”, stelde hij.
Voor Martijn was het niet makkelijk om een koers voor zijn leven te bepalen, vertelde hij me. Van de ene middelbare schoolsoort kwam hij op de andere terecht. Op de HAVO ontdekte hij evenwel zijn belangstelling voor talen en geschiedenis. Eindelijk was hij van de exacte vakken af, die hem niet lagen. Na die school was het opnieuw zoeken. Een lerarenopleiding en een studie international business languages bleken aan hem niet besteed.
De grote verandering in zijn leven vond plaats toen hij als werknemer van Sligro in Barendrecht bij een vriend, tevens collega, op bezoek ging, zo rond 2006. Die liet hem ‘Catch a fire’ van Bob Marley horen, een album uit 1973 met onder meer ‘Concrete Jungle’ erop. Een nieuwe wereld ging voor hem open.
Martijn Huisman (oktober 2018)
Zijn fascinatie voor Bob Marley, diens muziek en ideeën, zetten Huisman op het juiste spoor. Martijn ging met succes geschiedenis in Rotterdam studeren. “Het vak had daar een sociale dimensie. Het ging er niet alleen om de feiten uit het verleden te bestuderen maar die tevens in een groter verband te plaatsen. Dat sprak me aan”.
Martijn had definitief zijn draai gevonden. Uit enthousiasme volgde hij in Leiden extra colleges over de geschiedenis van Japan. Dat resulteerde er bovendien in dat hij een beurs kreeg om een half jaar lang in Tokio te studeren en onderzoek te doen, onder andere over de Nederlandse aanwezigheid op Decima (1641-1854). “In Japan ontdekte ik dat er een poparchief was met duizenden Japanse kranten. In 1979 had Bob Marley in het land opgetreden. Zijn toernee was goed gedocumenteerd. Ik heb een heleboel kopieën gemaakt en die mee naar huis genomen”.
Historisch onderzoek
Terug in Nederland zocht Martijn Huisman naar bronnen over optredens van de reggae-artiest hier te lande. Hij bezocht de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag om (oude) kranten en tijdschriften te kunnen lezen. Bovendien nam hij contact op met direct-betrokkenen, zoals organisatiebureau Mojo in Delft, bureau Pinkpop en voormalige medewerkers van platenmaatschappij Ariola, die indertijd de Island-albums van Marley had gedistribueerd.
Op 11 mei 2011 zette Huisman zijn eerste uitgewerkte verhaal over Bob Marley op een eigen website. Die datum was niet willekeurig: precies dertig jaar eerder was de reggae-artiest overleden.
Het bleef niet bij het lange artikel van zeven jaar geleden, dat af en toe een nieuwe bewerking onderging. Martijn kwam in contact met Gijsbert Hanekroot die als ‘huisfotograaf van Oor’ heel wat foto’s gemaakt had tijdens de concerten (en aanwezigheid) van Bob Marley in Nederland.
Gijsbert en Martijn besloten dat er een boek over het onderwerp zou komen. De kwaliteit moest optimaal zijn. Op de kosten, bijvoorbeeld van het papier en het binden, mocht niet bezuinigd worden. Om de uitgave mogelijk te maken werd er aan crowdfunding gedaan zodat er duizend exemplaren met Nederlandse tekst en 500 in het Engels in full color gedrukt konden worden. Afgelopen zomer verscheen Babylon By Bus.
Introductie van het boek
Martijn gaf in het boek niet aan wat hem bewogen had om zich nadrukkelijk in zijn onderwerp te verdiepen. In een korte introductie vertelde hij wel een en ander over de artiest, onder meer: “Bob Marley werd op 6 februari 1945 geboren op het platteland van Jamaica. Hij was het kind van een zwarte tienermoeder (18) en een blanke vader, Norval Marley, een zestiger. Bob groeide er zonder vader op en woonde later in de door armoede en geweld geteisterde sloppenwijk Trenchtown van de hoofdstad Kingston. Daar raakte hij verslingerd aan muziek en begon met zijn kameraden, onder wie Bunny Livingston en Peter Tosh, zelf muziek te maken en te zingen”.
Martijn wees me op een zeer gedetailleerde documentaire uit 2012 (van Kevin Macdonald, op YouTube te zien) die het leven van de artiest vanuit Jamaica in beeld bracht. Al op jeugdige leeftijd manifesteerde Bob zich als frontman van de Wailers en nam er singles op die – wat dat ook betekende – een regionaal succes waren. Een van die singles was een bijzondere versie uit 1965 van ‘A teenager in love’, in 1959 een Amerikaanse hit voor Dion en de Belmonts.
Huisman: “De Wailers timmerden met hit na hit jarenlang aan de weg op Jamaica en ontworstelden zich aan de sloppenwijken”.
Van calypso, bluebeat en ska tot reggae
Bob Marley was geen pionier van de reggae-muziek, ook niet in Europa. De Brit Chris Blackwell, wiens vader actief op Jamaica geweest was, zette al in 1958 Island op. Hij vernoemde zijn onderneming naar ‘Island in the Sun’, een hit van Harry Belafonte in 1957. Belafonte had op het eiland gewoond en werd de vertolker van zonnige calypso-muziek zoals ‘Banana boat song’, ‘Coconut woman’ en ‘Jamaica Farewell’.
In 1963 introduceerde Blackwell het Jamaicaanse zangeresje Millie Small in Engeland. Haar single ‘My boy lollipop’, door hem zelf geproduceerd, bereikte in 1964 (het jaar van de Britse invasie) zowaar de top van de Britse én de Amerikaanse hitlijsten. Haar muziek werd in die tijd met bluebeat, ska of rocksteady aangeduid. Rob Out (1939-2003), deejay van radio Veronica, noemde die vaak ‘hooka taka’ (Chubby Checker had in 1963 een hit met een Caribisch liedje – ‘Hooka Tooka’).
In 1962 hield Jamaica op een Britse kolonie te zijn. Talrijke artiesten van het nu onafhankelijke eiland timmerden aan de weg in Engeland. Onder hen de door Marley bewonderde Desmond Dekker, Byron Lee, Jimmy Cliff en Toots & the Maytals, die anno 1968 het begrip ‘reggae’ introduceerden.
De Amerikaan Johnny Nash liet zich eveneens door de muziek uit Jamaica inspireren. Niet alleen reisde hij naar het eiland om er opnamen te maken, bovendien herkende hij het talent van Bob Marley. Het lukte hem echter niet hem via zijn JAD-label aan de man te brengen.
In 1972 maakte Nash een wereldhit met zijn op Jamaica georiënteerde songs ‘I can see clearly now’ en ‘Stir it up’, door Marley geschreven.
Bob Marley krijgt erkenning bij Island Records
Martijn Huisman vertelde me dat de succesvolle Jamaica-artiest Jimmy Cliff in 1972 zijn contract met Chris Blackwell beëindigde. Cliff had Island hits bezorgd als ‘Wide world’, ‘Many rivers to cross’ en hij speelde de hoofdrol in de reggae cultfilm ‘The harder they come’.
Blackwell, op zoek naar een nieuw reggae-fenomeen, contracteerde de Wailers: Bob Marley, Peter Tosh en Bunny Livingston. Het eerste album ‘Catch a fire’, uitgebracht onder de naam ‘Bob Marley and The Wailers’, door Marley en Blackwell geproduceerd, bracht de artiest in de mainstream van de popmuziek.
In Melody Maker stelde Richard Williams de leider van de Wailers voor als misschien wel de ‘first genius of reggae’. “He is potentially a giant figure”, aldus de Britse popjournalist in 1973.
In een ander artikel dat jaar wees Williams op ‘I shot the sheriff’ – ‘a sort of humorous musical version of the plot from ‘The Harder They Come’’.
Chris Blackwell (rechts) met de Wailers
Eric Clapton: ‘I shot the sheriff’
De song werd opgepakt door Eric Clapton. Tijdens de opnamen voor het album ‘461 Ocean Boulevard’ in Florida (1974) nam de Amerikaanse gitarist George Terry het album ‘Burnin’’ (Marley’s tweede langspeelplaat op Island) mee en vertelde de Engelsman hoe enthousiast hij was over ‘I shot the sheriff’.
In zijn autobiografie legde Clapton diens woorden vast: “Hij bleef maar zeggen: ‘Dit moeten we opnemen. Wij kunnen daar een geweldige versie van spelen’.
Ik wist niet of wij dat nummer wel recht zouden doen. Toch namen we het op, maar ik was er niet kapot van. Toen de sessies zo’n beetje ten einde waren en we begonnen met de montage van de nummers die we hadden, zei ik dat ik vond dat we ‘I shot the sheriff’ er niet op moesten zetten – onze versie deed geen recht aan het nummer van de Wailers.
Maar iedereen zei: ‘Dit is echt een hit!’. En inderdaad, toen het album uitkwam en de platenmaatschappij [RSO, van Robert Stigwood] dat nummer had uitgekozen om als single uit te brengen, stond het tot mijn niet geringe verbazing binnen de kortste keren op nummer één”.
Clapton: “Bob Marley ontmoette ik veel later pas, maar hij belde me wel op toen de single uitkwam en leek er heel tevreden over. Ik vroeg hem waar het nummer over ging, maar begreep niet veel van zijn antwoord. Ik was vooral opgelucht dat hij blij was met wat wij hadden gemaakt”.
Martijn Huisman maakte een belangrijke kanttekening: “Bob Marley ging steeds meer een centrale rol spelen in de Wailers. Op de eerste Island-albums verschenen vooral zijn songs. Voor Peter Tosh en Bunny Livingston, die bovendien uitgesproken politieke en spirituele denkbeelden hadden, was dat een van de redenen om uit de Wailers te stappen”. De Jamaicaanse artiest werkte voortaan met een eigen groep.
Nederlandse belangstelling voor Bob Marley
In Babylon By Bus gaf de auteur aan dat Marley door de Nederlandse pers enthousiast gevolgd werd. Zijn derde Island-album “Natty Dread’ (met onder meer ‘No woman no cry’) werd in 1974 ‘verkozen tot de beste lp van het jaar’.
Enkele Nederlandse popjournalisten reisden in juli 1975 op uitnodiging naar Londen om er een concert van Marley bij te wonen. Harry Nieuwenhoven van Oor bezocht er zelfs twee. “Vanaf het gedenkwaardige moment dat Bob één voet op het toneel zette, was het publiek niet meer te houden. Een op het eerste gezicht nogal optimistische en blinde reactie, die door het gebodene echter ruimschoots gerechtvaardigd werd. Want zelfs twee keer achter elkander een concert van Bob Marley bijwonen is een sensationele en onvergetelijke aangelegenheid”.
“Met lyrische verhalen keerden ze huiswaarts”, zo omschreef Huisman een en ander. Meer moeite hadden de journalisten echter om tijdens een persconferentie te begrijpen wat de artiest vertelde. Allereerst was Marley ‘zo stoned als een garnaal. Bij de vijfde vraag gaf hij pas antwoord op de eerste. En dat allemaal in dat vrijwel onverstaanbare Engels van hem’. De aanwezige Britse ‘persmuskieten’ hadden hetzelfde probleem. “Zelden heb ik de verwarring bij een interview zo kompleet gezien”. De vragen werden ‘meestal cryptisch beantwoord’.
Eric Clapton had een soortgelijke ervaring gehad toen hij hem vroeg naar de betekenis van de tekst van ‘I shot the sheriff’.
Bob Marley voor het eerst in Nederland
Het lag natuurlijk voor de hand dat Bob Marley met zijn nieuwe Wailers in ons land zou komen optreden. Op 13 juni 1976 was dat voor het eerst het geval. Bob was niet alleen in Amsterdam. Huisman: “De zanger en zijn veertigkoppige entourage namen hun intrek in het dure Hilton Hotel. De Jamaicanen namen een hele verdieping in beslag. In de gratis beschikbaar gestelde presidentiële suite continueerden ze een levensstijl die in Oor omschreven werd als: ‘Komen we er vandaag niet dan in ieder geval morgen wel’”.
De artiest, die in grote armoede in Trenchtown was opgegroeid, genoot van een nieuw bestaan, waar hij als jongen waarschijnlijk van gedroomd had. “Het werd Marley en The Wailers zo comfortabel en aangenaam mogelijk gemaakt. Bij hoge uitzondering werd zelfs toegestaan om voor zichzelf te koken in de suite. Voor de band was het namelijk gewoonte om hun eigen kok mee te nemen, hetgeen niet alleen het voedsel maar ook de sfeer binnen de groep ten goede kwam”.
Bob Marley c.s. werd door platenmaatschappij Ariola in de watten gelegd. De dag voor het concert in de Jaap Edenhal kregen de Jamaicanen een rondvaart door de Amsterdamse grachten aangeboden. Huisman noemde het in zijn boek illustratief dat de Jamaicanen een uur te laat arriveerden op de boot. Enkele journalisten en fotografen mochten de tocht meemaken.
Bob Marley aan de Amsterdamse grachten
De gesprekken tijdens de rondvaart verliepen bijzonder moeizaam. Marley rookte de ene joint na de andere. In zijn verslag van de happening gaf Harry van Nieuwenhoven aan dat Marley naar voren kwam als een zeer slome prater, die heel onsamenhangend in een vreemd dialect op uiterst chaotische wijze antwoord op de vragen gaf. Marley was bovendien slecht te verstaan omdat zijn groep een cassetterecorder meegenomen had waarop continu dub-muziek op een luid volume werd afgespeeld. De mensen van de pers begrepen dan ook nauwelijks iets van de rastafari-levensfilosofie die Bob Marley (evenals vele andere Jamaicanen) uitdroeg.
De opkomst bij het concert in Amsterdam overtrof alle verwachtingen. “De zaal was versierd met de groen-geel-rood gekleurde vlag van Ethiopië. Er hingen spandoeken met daarop de portretten van Marcus Garvey, de Jamaicaanse pionier in de strijd om burgerrechten voor de zwarte bevolking van de Verenigde Staten in het begin van de twintigste eeuw en van Haile Selassie, de keizer van Ethiopië die door rastafarians als de levende god aanbeden werd”
Selassie (1892-1975) had in 1966 een bezoek aan het onafhankelijk geworden Jamaica gebracht. In 1979 deed Marley zelf inspiratie op tijdens een bezoek aan Ethiopië. ‘Herboren’ maakte hij daarna meer militante en minder commerciële reggae.
In Amsterdam ontpopte Bob Marley zich als een dynamische performer. Buiten de concertzaal kwam hij voor menigeen ‘vreemd’ over. Maar zodra hij op het podium stond wist hij iedereen voor zich te winnen, gaf Martijn Huisman aan.
Meer dan dat zelfs, zoals Elly de Waard in de Volkskrant schreef. Ze noemde hem een ‘charismatische, bijna messiaanse persoonlijkheid’ tijdens het concert. De journaliste verduidelijkte haar bewering door de stellen dat ‘de hypnotische herhalingen en eenvoudige levensboodschappen een psalmachtige kracht hadden’. Jim van Alphen van het Parool schreef niet alleen dat Bob ‘zich als een gummipop met lange zwarte pijpekrullen over het toneel bewoog’ maar ook dat hij Amsterdam op z’n kop zette.
Bob Marley had Nederland in 1976 veroverd – in elk geval ‘groot Amsterdam’.
Andere concerten van Marley in Nederland
Door de sterke, originele muziek, de nooit opgehelderde mislukte moordaanslag in 1976 en de voor westerlingen mysterieuze filosofie die de artiest uitdroeg werd Bob Marley steeds populairder. Nu niet alleen bij de journalisten in de Randstad maar ook bij het publiek.
Dat bleek bij de opkomst van elk volgend concert. In 1976 was de Jaap Edenhal al helemaal uitverkocht. Dat gold een jaar later ook voor de Houtrusthallen in Den Haag, met ‘ruimte’ voor 9.000 man. In 1978 en 1980 zat Ahoy (Rotterdam) eveneens afgeladen vol. Waarschijnlijk had Bob Marley een heel stadion kunnen vullen.
Dat laatste had op 8 juli 1978 kunnen gebeuren in Sittard-Geleen, waar Jan Smeets vanaf 1970 zijn Pinkpop op touw gezet had. Het door hem gerunde bureau wist Bob Marley te contracteren om in het plaatselijke voetbalstadion op te treden. De toegangsprijs werd vastgesteld op 25 gulden (in de voorverkoop) of 30 gulden aan de poort.
Bob Marley bleek in Zuid-Limburg, ver weg van ‘Holland’ echter helemaal niet zo populair te zijn. Bovendien trad hij een dag eerder in Rotterdam op. Kort voor de aanvang van het concert bleken er niet meer dan duizend kaartjes verkocht te zijn. Dat was veel te weinig om break even te spelen. Bovendien zou het een afgang zijn voor iedereen als de wereldartiest in een vrijwel leeg stadion een concert moest geven. Zoiets was misschien nooit voorgekomen.
vrijkaart voor concert dat niet plaatsvond
Smeets deed wat hij kon, is in het boek te lezen. Allereerst verplaatste hij het concert naar een ijshal, die plaats bood aan maximaal 6.000 toeschouwers. Bovendien wist hij het management te bewegen de gage te verlagen van 50.000 naar 35.000 dollar.
Daarmee was Buro Pinkpop nog lang niet uit de brand. Smeets, actief in de politiek (PvdA), deed een beroep op de gemeente om een eenmalige ontheffing van de vermakelijkheidsbelasting (vier gulden per kaartje). Op dat verzoek ging Geleen echter niet in. Er moest gewoon betaald worden.
Er kwamen alsnog vierduizend fans opdagen bij het concert in de ijshal, waar Ariola-groepen als de Wild Romance van Herman Brood, Sweet d’Buster en de Britse groep Steel Pulse (Island) het voorprogramma verzorgden.
De Limburger (regionaal dagblad) meldde dat de bezoekers nimmer de indruk kregen dat Marley een ‘verplicht nummertje stond te draaien’. Maar uit die woorden zou je kunnen opmaken dat de inzet van de Jamaicaan ook niet optimaal was.
Hoe dan ook, Anton Witkamp, in die tijd directie-lid van Ariola, vertelde aan Huisman dat Marley een ‘typisch Randstad-fenomeen’ was en dat het ‘zuiden er nooit aan gewild had’.
Bob Marley en Anton Witkamp
Letterlijk: Babylon By Bus
Bij het concert in Geleen bleek saxofonist Bertus Borgers (Sweet d’Buster) dat Bob Marley volledig van de buitenwereld afgeschermd werd. “De tour heette ‘Babylon By Bus’ en zo was het ook. Ze hadden hun eigen wereld bij zich en daarmee reisden ze door het verdorven Westen. Alsof alles buiten Jamaica vijandelijk gebied was”.
Vertegenwoordigers van de Nederlandse pers hadden een zelfde ervaring. Het werd moeilijk om met Bob zinvol aan de praat te geraken. Harry van Nieuwenhoven (Oor), een Marley-propagandist van het eerste uur, moest in 1977 helemaal naar Brussel rijden om Bob te spreken te krijgen. Nederlandse hotels stonden niet klaar om zijn gezelschap te bejegenen zoals Hilton dat in 1976 gedaan had.
Van Nieuwenhoven deed in het tijdschrift uitvoerig verslag van zijn ervaring:
“Wilt u bij het betreden van deze suite alstublieft uw schoenen uittrekken?” staat er in blokletters op het briefje dat op een opzichtelijke plaats voor de presidentiële suite van Bob Marley op de grond ligt.
Bij het lezen van deze tekst realiseer ik me opeens dat ik door alle drukte van de laatste dagen niet in de gelegenheid ben geweest om mijn sokken te verschonen. Ondanks dat voldoe ik aan het ‘vriendelijk’ verzoek en wacht vol spanning op de ongetwijfeld interessante dingen die komen gaan.
Op eerbiedige wijze klopt het hoofd van de promotie-afdeling van Island Records op de deur van de hotelkamer. Pas na een minuut of twee gaat de deur, die overigens nog steeds met een kettinkje aan de deurpost vastzit, behoedzaam op een kiertje open en ik kijk in het half verborgen ernstige gezicht van een of andere Jamaicaan, Bob Marley’s lijfwacht.
“Goed volk”, fluistert hij en verwijdert het gewraakte kettinkje, waarna wij de suite van Bob Marley op onze sokken mogen betreden. Op dat soort momenten vraag ik me als weldenkend mens wel eens af waar ik in godsnaam mee bezig ben. Die Marley moet toch wel een enorme kick krijgen als hij een stel van die blanke malloten op hun sokken zijn suite ziet betreden. Misschien doet hij het er wel om.
Maar goed. Ik bevind me in één of ander wanstaltig Brussels hotel. Gedurende een aantal dagen heeft de karavaan van Bob Marley and The Wailers kompleet met eigen keuken haar tenten in deze ballentent opgeslagen. Gedurende een aantal dagen, omdat het management van Bob Marley and The Wailers er na het eenmalige Brusselse concert weinig voor voelde om slechts voor één nacht in één of ander Haags hotel in te checken. Daarbij kwam nog dat het enige Haagse hotel (Bel Air) dat daarvoor in aanmerking kwam, de nomadenstam de toegang ontzegde.
Vandaar dat de hele karavaan in Brussel bleef zitten en er voor het door bijna negenduizend man bezochte konsert in de Haagse Houtrusthallen van Brussel naar Den Haag en v.v. werd gereisd. In de korte tijd dat Bob Marley and The Wailers zich in Den Haag ophielden, zou er geen gelegenheid zijn om Bob Marley te interviewen. Vandaar dat ik naar Brussel afreisde, begrijpt u wel?
Bij het betreden van de suite van Bob Marley bekruipt een indringende hash-lucht mijn reukorgaan. In de suite bevinden zich zo’n kleine twintig mensen, die stuk voor stuk de indruk wekken zojuist hun laatste oortje versnoept te hebben. Met een doodse blik in de ogen lacht vrijwel iedereen mij vriendelijk toe.
Vriendelijk als ik nu eenmaal ben, lach ik bemoedigend terug.
Op een gegeven ogenblik valt mijn oog op Bob Marley, die in vrijwel horizontale positie op de kanapé ligt. Als ik hem aankijk, begint hij ook al schaapachtig te lachen. “Het is zeker weer tijd om interviews te geven”, zegt hij met een verveelde toon in zijn stem.
“Dat hadden we toch afgesproken Bob?” antwoordt het hoofd van de promotie-afdeling van Island Records verontschuldigend.
“Laten we maar op die andere bank gaan zitten”. Terwijl heer Marley dat zegt veert hij van de kanapé omhoog en loopt wat wankel in de richting van de andere bank, die de luxueuze suite vult. Bij de bank aangekomen, laat hij zich er als een meelzak in weg zakken. Vanuit zijn vrijwel horizontale positie kijkt hij mij met een ondeugend lachend gezicht kwajongensachtig aan en zegt trots: “Het interview kan wat mij betreft beginnen”.
De woorden van Bob Marley maakten weinig indruk op de popjournalist. Na afloop schreef hij: “Ik ben er nog steeds niet achter of heer Marley de persmuskieten nu constant in de maling zit te nemen of dat hij al die hoogdravende theorieën, die hij als kosmopoliet uit gegroeide Jamaicaan over het rasta-geloof spuit, ook daadwerkelijk meent.
Bij mij groeit steeds meer het besef dat Bob Marley op een heel slinkse wijze het in principe niet al te veel voorstellende rasta-geloof aangrijpt, om heel snel rijk te worden. Ik kan het natuurlijk bij het verkeerde eind hebben...
Hij mag dan keer op keer heel dure theorieën over het rasta-geloof de wereld inslingeren, voor ons, als niet-aanhangers van het rasta-geloof, gaat het toch om zijn vibrerende reggae-muziek die een latente bron van energieke inspiratie en ongekend swingplezier is.
Bij het ondergaan van de muziek van Bob Marley and The Wailers laat zelfs het meest doorwrochte anti-dans type zich helemaal gaan.
Gedurende het sublieme konsert, dat Bob Marley and The Wailers aan de vooravond van het verschijnen van hun nieuwste elpee ‘Exodus’ voor een bijna negenduizend-koppig publiek in de Haagse Houtrusthallen gaf, hing er een sfeer van hysterie en extase in de zaal. Het optreden benadrukte nog eens ten overvloede dat Bob Marley and The Wailers de beste live-act is, die de populaire muziek van vandaag kent”.
De muziek was fantastisch, was de boodschap. Maar dat rasta-gedoe hoefde voor menigeen niet.
Succes op de plaat
Bob Marley was niet alleen een gevierd podiumartiest, ook zijn platen (albums) deden het goed. Nog vóór hij naar Nederland kwam stonden bovendien de singles ‘Get up stand up’ en ‘No woman no cry’ al in de top 40 geklasseerd. Tijdens zijn Nederlandse aanwezigheid in 1976 was Marley bereid om met zijn gezelschap enkele nummers in Avro’s Top Pop te playbacken – zonder resultaat in de hitlijsten.
Grote hits later waren ‘Could you be loved’ (1980) en na zijn overlijden ‘One love’ (1984) en ‘Iron lion zion’ (1992).
De eerste Marley single die doordrong tot de Nederlandse top was ‘Stir it up’ in 1979. Over wat zich achter de schermen afspeelde heeft toenmalig Ariola-labelmanager Evert Wilbrink in diverse interviews verteld. In het boek van Martijn Huisman is hij opnieuw aan het woord gelaten.
“Ik ben de enige ter wereld geweest die de single ‘Stir it up’ heeft uitgebracht”, aldus Evert. “Niemand mocht dat. Op een gegeven moment werd me verteld dat we vreselijk grote financiële en juridische problemen zouden krijgen als ik de single niet terug zou trekken.
Ik zei: ‘Ik heb er al een top 10 mee. Ik trek hem niet terug’.
Op dat moment stond hij op nummer 2. Ik maakte een weddenschap met Island. Als het een nummer 1 werd, mochten ze er geen probleem meer over maken. Vervolgens bleef hij vier, vijf weken op nummer 2 staan. Het team van Top Pop zou met een cameraman naar Jamaica gaan om Bob Marley te filmen. Dan zouden wij ‘Stir it up’ op televisie hebben, zodat het nummer op 1 kwam. Maar ik kreeg geen enkele medewerking van Island, want die wilden me niet helpen om de weddenschap te winnen. Dus toen hebben we die trip afgelast”, aldus Wilbrink.
De labelmanager had naar eigen zeggen nóg een troef in handen: filmopnamen van een concert in Londen. “Ik heb die spoel aan Rien van Wijk [regisseur en producer van Top Pop] gegeven. In de volgende uitzending werd Bob Marley met ‘Stir it up’ [een montage] uitgezonden. En zo stonden we vervolgens op nummer 1 in Top Pop.
Ik heb er verder nooit meer over gesproken.
Bob Marley en Evert Wilbrink (1976, Amsterdam)
Toen de Duitsers daarna bijna een derde wereldoorlog begonnen omdat ze ‘Stir it up’ als single uit wilden brengen, kregen ze gewoon nul op rekest. De Duitsers, Fransen, Italianen, Zweden, ze wilden hem allemaal uitbrengen. Maar dat is nergens gebeurd”.
Volgens Evert had Bob Marley er zelf geen enkele moeite mee. “Maar Chris Blackwell had tegen hem gezegd dat hij het helemaal niks vond”. Wilbrink vroeg nooit toestemming. “Ik dacht, ik doe het gewoon”.
Niet oud geworden
Na het optreden op 23 juni 1980 in Ahoy, Rotterdam, is Bob Marley niet meer in Nederland geweest. De laatste jaren van zijn korte leven richtte de artiest zich met name op de Amerikaanse markt, waar zijn muziek aanvankelijk weinig aansloeg.
Huisman: “De songs van Bob Marley hadden een revolutionaire boodschap. Marley streed voor de emancipatie van de zwarte bevolking, ook in de VS. Maar in dat land hadden ze de reggae voor dat doel niet nodig. Amerika had zijn eigen geëngageerde zwarte muziekstromingen. Maar mede dankzij een optreden in het voorprogramma van Lionel Richie en de Commodores begon er eind jaren zeventig schot in zijn loopbaan daar te komen. In september 1980 vierde Bob Marley toch succes in Madison Square Garden. Eindelijk leek er voor hem daar een grote toekomst weggelegd. Op 11 mei 1981 kwam er evenwel een einde aan zijn aardse bestaan”.
De muziek, de reggae, de mythe, de legende, ze leven allemaal nog voort en zijn een blijvende bron van inspiratie geworden, zeker voor Martijn Huisman. Zijn eerste boek, over Bob Marley in Nederland (in samenwerking met fotograaf Gijsbert Hanekroot) is er dit jaar gekomen. Over een tweede internationaal-georiënteerd boek is de auteur momenteel in contact met diverse uitgevers.
Harry Knipschild
1 november 2018
Voor meer informatie over het boek: www.babylonbybus.nl
Clips
Literatuur
Richard Williams, ‘Bob Marley, the first genius of reggae?’, Melody Maker, 24 februari 1973
Richard Williams, ‘In the studio with the Wailers’, Melody Maker, 23 juni 1973
‘Aanslag op Marley’, Muziek Expres, februari 1977
Harry van Nieuwenhoven, ‘Marley’s kleine boodschap, Oor, 1 juni 1977
Pieter Franssen, ‘Bob Marley’, Oor, 23 augustus 1978
‘Bob Marley krijgt stank voor dank’, Muziek Expres, februari 1979
Pieter Franssen, ‘Kleedkamerconversatie van Marley c.s.’, Oor, 16 juli 1980
“‘Alles wat je hebt in deze wereld, heb je te leen’”, Muziek Expres, oktober 1980
‘Marley weer op de been’, Veronica, 29 november 1980
‘Marley toch ernstig ziek?’, Veronica, 3 januari 1981
Matt Heffels, ‘Reggae-koning Bob Marley is dood’, Muziek Expres, juli 1981
‘Interview with Evert Wilbrink’, Bob Marley Magazine, april 2001
Eric Clapton, De Autobiografie, Amsterdam 2007
Jacques de Jong, ‘Elly de Waard bundelt achttien jaar recensies’, Volkskrant, 12 maart 2015
Martijn Huisman, Gijsbert Hanekroot, Babylon By Bus. Bob Marley & The Wailers in Nederland, Amsterdam 2018
Website Martijn Huisman, 2018
- Raadplegingen: 20034