22 - Mumbai met Café Leopold (2008-2013)
Aan het einde van de winter van 2009 trokken Greetje en ik met een groep van Koning Aap door het zuiden van India. Op 3 maart bezochten we het oude Goa aan de westkust. Dat gebied kwam begin zestiende eeuw dankzij katholieke Portugese ‘ontdekkingsreizigers’ in westerse handen. Er kwam heel wat wapengeweld aan te pas om de regio tot het ware geloof te brengen. Voor de kerk zag je nog de kanonnen en kogels die er zo goed bij hielpen.
Op 5 maart 2009 reisden we per trein van Goa naar Mumbai, de miljoenenstad wat noordelijker aan die zelfde kust - de plek die de Portugezen ‘bom bahia’ (Bombay, goede baai) genoemd hadden. De Golden Earring had in 1976 nog een liedje aan de stad met de ‘oude naam’ gewijd.
De reis van Goa naar Mumbai leek heel lang. Twaalf uur in de trein. Even lang als van Amsterdam naar Lyon in het zuiden van Frankrijk. Toch vloog de tijd voorbij. In de trein kwamen voortdurend verkopers met eet- en drinkbare goederen langs onze zitplaatsen langs lopen. Ze boden van alles aan: ‘chicken lollipop’ (saté), chai (thee), yoghurt, zoutjes, groentehapjes, water, frisdrank, koffie, fruitsalades, sandwiches en volledige warme maaltijden in bakjes. Er werd bovendien gepraat en gelezen.
Eén van de boeken die in India binnen de groep van hand tot hand gingen was Knielen op een bed violen van Jan Siebelink. Er waren inmiddels al meer dan een half miljoen exemplaren van verkocht in het kleine Nederland. Op de laptop die ik bij me had las ik een artikel van Lien Heyting over het boek. De journaliste schreef dat de hoofdpersoon van het boek in de ban raakte van een groepje zware calvinisten. Onder een appelboom kreeg hij een visioen waarin God zich aan hem openbaarde en hoe zijn gezin vervolgens geheel ontwricht raakte door zijn extreem beleden protestantse vroomheid.
In het artikel werd gesteld dat het enorme succes van ‘Knielen’ het gevolg was van de toegenomen belangstelling voor religie. “Weliswaar lopen de kerken leeg, maar nog nooit werd er zoveel over religie gedebatteerd als de latste jaren”. Er werd tevens een vergelijking gemaakt tussen fundamentalistische christenen (refo’s) en moslim-fundamentalisten.
Aankomst in Mumbai
Hotel Taj Mahal, maart 2009 (begane grond met witte schotten gebarricadeerd)
Drie maanden vóór onze aankomst in Mumbai kreeg de stad direct met het moslim-fundamentalisme te maken. De datum 26 november 2008 deed nogal denken aan 11 september 2001. Op 27 november was ’s morgens in de Telegraaf al te lezen: “Een reeks aanslagen heeft de Indiase stad Mumbai veranderd in een slagveld. Door tien explosies en vuurgevechten in het centrum van de stad zijn meer dan honderd mensen om het leven gekomen. Bij zonsopkomst waren de gevolgen van de aanslagen pas goed te zien. Vlammen sloegen uit het dak van het prestigieuze hotel Taj Mahal. In het centrum van de stad hadden sluipschutters, militairen en anti-terreur-eenheden zich opgesteld.
Wat er woensdagavond precies is gebeurd is niet duidelijk. Volgens ooggetuigen zijn ongeveer twaalf schutters met een rubberboot naar het centrum van Mumbai gevaren. In het havengebied meerden zij aan en verspreidden zij zich, tot de tanden toe bewapend, door het centrum.
Daar werden onder meer twee luxe hotels, een restaurant-café [Leopold] en een stationshal onder vuur genomen. Op de snelweg naar een plaatselijk vliegveld ontplofte een autobom. In de hotels Taj Mahal en Oberoi en in een ziekenhuis namen zij in totaal ongeveer honderd mensen in gijzeling”.
’s Middags wijdde NRC Handelsblad er meteen een hoofdartikel aan met als titel ‘Frontlinie Mumbai’. De schrijver sprak over een ‘cesuur in de geschiedenis van het terrorisme in India’. “Potentiële slachtoffers lijken zorgvuldig te zijn uitgekozen. In de twee luxehotels verbleven veel buitenlanders, onder wie leden van het Europese Parlement en topmanagers van multinationale ondernemingen, waaronder Unilever. De terroristen zouden in de hotels zelfs expliciet jacht hebben gemaakt op Amerikanen en Britten. Elders in de stad is een gijzeling uitgevoerd in een joodse gebedsruimte. De aanslagen zijn dus niet alleen gericht tegen de Indiase staat maar vooral ook tegen het Westen.
De gevolgen van de terreuraanval zijn nog niet te overzien. Maar de frontlinie die zich in Mumbai aftekende, toont aan dat terrorisme door zijn onvoorspelbaarheid en ongrijpbaarheid een geavanceerder wapen is geworden, waarmee nationale staten zich nog altijd slecht raad weten”.
In mijn notities indertijd schreef ik dat er weer eens een ‘klassieke zelfmoordaanslag’ had plaatsgevonden – ‘klassiek’ in die zin dat de moslim-terroristen diverse aanslagen in een gebied of stad tegelijk uitvoerden en zoveel mogelijk (onschuldige) mensen probeerden te doden. Of het nu in New York, Madrid, Londen of waar dan ook was, nooit werden de moordpartijen naderhand geclaimd en/of uitgelegd waarom die aanslagen gepleegd waren. De motieven van de daders zelf waren onmogelijk te achterhalen, omdat ze niet meer in leven waren. In Mumbai was echter één terrorist niet omgekomen. Hij was gevangen genomen en zou in die stad later berecht worden.
Alvorens op het hoofdstation te arriveren hielden we eerst nog halt in Thalen en Dadar. Op het grote station proefde ik onmiddellijk een andere sfeer dan elders in Zuid-India. Agressieve jongelui in rode pakken kwamen de trein binnengelopen nog voordat die tot stilstand gekomen was. (In India kon je op een rijdende trein springen). Ze kwamen naar onze koffers toegelopen en als we niet nadrukkelijk hadden laten weten dat we ze zelf zouden dragen, hadden ze die meegenomen. En zouden we ze dan ooit teruggezien hebben?
In de aankomsthal zaten jongens op de grond. Politie liep er rond met de wapenstok in de hand. Buiten het station sliepen mensen op de grond – zonder iets onder zich, zonder lakens en/of dekens. Hun was hadden ze achter zich op straat opgehangen. Het was moeilijk te beredeneren, maar op de een of andere manier hing er een dreigende sfeer in de lucht. We stapten een bus in en reden door de stad. Inmiddels was het donker geworden.
Straatverlichting was er niet. We passeerden een haven met allemaal krotwoningen. St. George Street kon ik onderweg nog noteren. (de heilige ‘Joris’, patroonheilige van Engeland, die tegen de draak vocht en de marteldood gestorven zou zijn).
In de nabijheid van het hotel moesten we uitstappen. De straat was opgebroken. De straatstenen waren verwijderd. In Nederland was dat langzamerhand normaal. In alle steden en dorpen waren er om vaak onverklaarbare redenen altijd straten langdurig opgebroken. Een recent ambtelijk woord hiervoor was ‘herinrichting’ van zo’n straat. In India hadden we dat nog niet meegemaakt.
Koning Aap had ons ondergebracht in een hotel dat ‘Supreme’ heette. Dat was een superlatief voor kleine kamers die dat woord niet waard waren. Van binnen zaten we helemaal opgesloten, zonder ramen. Als je de (noodzakelijke) airconditioning aanzette kwam er ijskoude lucht recht op je af. En zonder airco was het heet, ook in de avond. We spraken er Rik op aan, onze (prima) reisbegeleider. “Kom maar eens kijken hoe ze mij ondergebracht hebben”, repliceerde hij.
We gingen met hem naar boven. Hij had een verblijf op de bovenste verdieping, naast het dak. ‘Hondenhok’ zou een goede benaming zijn van zijn nachtverblijf in Hotel Supreme.
Nachtelijke wandeling door het centrum van Mumbai
Rik stelde voor om nog een wandeling te maken. “Het is maar een klein eindje lopen naar het Taj Mahal-hotel”, zei hij. In Goa hadden we vernomen dat het in Mumbai boven de veertig graden zou zijn, maar zo warm was het nu ook weer niet. In een coffeeshop onderweg namen we een drankje.
Aan de muur zag je bij voortduring de trailer van een speelfilm. In een scène werd de paus belachelijk gemaakt. Dat kon je gemakkelijk begrijpen. Op het Sint Pietersplein in Rome maakte de paus een val. Iedereen (in de film) bulderde van het lachen. Ik vroeg me af of je zo’n film ook kon maken met geestelijke leiders van een andere religie. Wat zouden de gevolgen zijn als je in het openbaar een dergelijk tafereel zou laten zien waarbij niet de plaatsvervanger van de god der christenen, die de vrede predikte, maar de profeet van de god der moslims werd uitgelachen. Het antwoord leek me niet moeilijk.
Na een minuut of twintig lopen kwamen we bij de waterkant van het voormalige Bombay. Ook hier werkten mensen laat op de avond nog aan het wegdek. Daar om de hoek bevond zich het luxueuze Taj Mahal-hotel, dat een paar maanden eerder het doelwit van de commando’s uit Pakistan geweest was. Het leek helemaal opgeknapt. Om de benedenverdieping was een stevig hek neergezet en je kon er daarom niet gemakkelijk binnen lopen.
Ingang van Café Leopold, januari 2010
Rik maakte nog eens duidelijk dat de zelfmoordenaars niet alleen hier maar ook op andere plaatsen tegelijk aan het schieten waren geslagen. Op zijn initiatief gingen we nog een koel biertje drinken in Café Leopold (‘Sinds 1871’, en vernoemd naar de reislustige Belgische koning Leopold II). We bevonden ons aan de achterkant van het Taj Mahal-hotel. “Hier is het eveneens een waar bloedbad geweest”, wist hij. “De terroristen waren komen aanlopen en schoten op alles wat los en vast zat. In het café kun je de kogelgaten nog zien”.
Ondanks dat het inmiddels al na middernacht was, werd er nog volop gedronken. Aan de binnenmuren hingen afbeeldingen van westerse symbolen als Elvis Presley, James Dean, John Fogerty, Ray Charles, Buddy Holly, Roy Orbison en de Eiffeltoren. Boven de ingang Amerikaanse vrouwen uit de jaren vijftig in badpak die gretig Coca Cola dronken en er reclame voor maakten: “Join the friendly circle. Be really refreshed. Drink Coca Cola. Enjoy Coke!”
‘26/11’ werd op deze plaats nog uitgebaat ook. Er waren koffiemokken te koop met daarop: “In tribute to all the brave Jawans, the fearless NSG & the marine commanders, the gallant police men & the officers, & the innocent victims who fell prey to the gruesome terrorist attacks in Mumbai 26/11 08. We salute their courage & honour their valour”.
Aan de andere kant van Leopold Café was een foto van een kogelgat afgedrukt met de tekst: “Bullet Proof Mumbai. No bullet can beat us”... En onder de foto: “The actual bullet mark at the Leopold Café”. Van religie of leven na de dood werd niet gerept.
Beker te koop in Café Leopold, maart 2009
Slumdogs maar geen miljonairs
De moordaanslag in Mumbai stond nog steeds midden in de belangstelling. Maar op de voorpagina’s van de kranten was er nog ander nieuws. In New York zouden enkele persoonlijke bezittingen geveild worden van Gandhi (1869-1948), de vader des vaderlands. Dat mocht niet gebeuren, je kon het dag in dag uit lezen.
De zaak werd zelfs op regeringsniveau behandeld. ‘Frantic last-minute negotiations between an American holder of some personal belongings of Mahatma Gandhi and the Indian government even as the New York auction house has scheduled the sale on Friday”. Het leek soms de finale van Wimbledon, de Tour de France, of, om in Indiase termen te blijven, een cricketmatch. Wie zou winnen, de westerse kapitalisten of het vreedzame India?
Het slechte nieuws kwam uit New York, het goede uit Hollywood. De film ‘Slumdog Millionaire’, over het leven van uiterst arme kinderen (‘slumdogs’) in Mumbai en omgeving, was een paar dagen eerder met een Oscar bekroond. De voorpagina’s puilden er van uit. Het was blijkbaar mogelijk om uit de ellende te ontsnappen. De Indiase droom. Van niets tot multimiljardair Tata, eigenaar van o.a. het Nederlandse bedrijf Hoogovens en het Taj Mahal-hotel.
Hoe groot die ellende was maakten we mee nadat we ons in Café Leopold aan het koele bier gelaafd hadden. Met een half dozijn Nederlanders liepen we terug naar Hotel Supreme. Van straatverlichting was in dit centrale deel van Mumbai geen sprake. Regelmatig zagen we ratten rondrennen. Rik wees ons een plek waar je (eventueel de volgende dag) lekker kon eten. Enkele meters verderop kwam een meisje van een jaar of vijf op ons af. Ze had een baby tegen zich aangedrukt en maakte met gebaren goed duidelijk dat ze op zoek was naar voedsel.
We moesten flink opletten waar we liepen in het donker. Gezinnen van soms meer dan vier personen lagen gewoon aan de zijkant van de straat naast elkaar te slapen. Je zou gemakkelijk over hen kunnen struikelen. Andere slapende mensen in sjofele kledij lagen in portieken en in de open cabine van een geparkeerde taxi of bestelbusje. Hun benen hingen half over de ‘stoep’.
Op een plek waar, leek het, op andere momenten een groentenmarkt was, liepen nog flink meer ratten. Rik wilde ons behulpzaam zijn. We bevonden ons, zei de vertegenwoordiger van Koning Aap, in de omgeving van een bank. Daar kon je geld wisselen! In een portiek zat een vrouw van misschien een jaar of zeventig. Het was ook mogelijk dat ze die leeftijd nog lang niet bereikt had maar gewoon door het slumdog-leven getekend was.
De vrouw zat in kleermakerszit te slapen met haar rechterhand voor zich uitgestrekt, de handpalm open. Ze had, vonden wij, het bedelen zo ongeveer in haar genen. Terwijl de inwoonster van het centrum van Mumbai sliep, ging het bedelen gewoon door.
Rik kon niet nalaten een muntje in haar hand te leggen. Hij maakte een grapje toen de hand niet werd ‘ingetrokken’. “Ze blijft gewoon doorslapen in deze houding”, zei hij lachend. “Straks komt er een ander en die steelt het geld weer uit haar hand. Zo is het leven hier”.
Ik reageerde met: “Zo lang ik niet dementeer zal ik het beeld van die vrouw niet meer vergeten”. Toen we verder liepen keek ik nog enkele keren om. De vrouw hield haar bedelende hand nog steeds uitgestrekt.
Jonge bedelaar in Mumbai
Mumbai, 6 maart 2009
Ook op vrijdag 6 maart 2009 stonden de kranten in Mumbai weer vol met nieuws over de aanslag van 26 november 2008. Het hoofdartikel bijvoorbeeld van de Engelstalige Hindustan Times besteedde aandacht aan de bouw van een tunnel, zodat Mohammed Kasab, de enige terrorist die nog in leven was, onder de grond van zijn cel naar de rechtszaal kon lopen. Zijn cel in de Arthur Road-gevangenis én de tunnel zouden bovendien ‘bomb proof’ gemaakt worden. Niet minder dan 250 mensen waren er continu mee in de weer. De Indiase autoriteiten wilden klaarblijkelijk geen enkel risico nemen. Mohammed moest nog in leven zijn als de rechter(s) een oordeel zou(den) uitspreken.
Diverse andere artikelen behandelden die dag eveneens het opvoeren van de beveiliging van gebouwen en luchthavens. Alle middelen, van hi-tech tot snuffel-honden, werden ingezet.
Ander belangrijk nieuws was de cricketwedstrijd tussen Nieuw-Zeeland en India en natuurlijk de economische problemen in de wereld.
In een achtergrondartikel gaf de Hindustan Times informatie over de archeologische opgravingen in Haryana op 110 kilometer afstand van de hoofdstad Delhi. Met Japans geld en geleerden uit Kyoto was men er gaan graven en had bij Farmana belangrijke nieuwe overblijfselen van de Harappa-cultuur (ongeveer 4.000 jaar geleden) boven de grond gehaald, waaronder 70 skeletten en een wooncomplex met tientallen kamers, keukens, badkamers enzovoort.
“The finds indicate that this region was part of the Indus Valley civilisation, considered one of the most developed ancient civilisations”, was de conclusie van de journalist. India had een groot verleden, een groots verleden, dat niet onderdeed voor dat van Egypte en Mesopotamië (het hedendaagse Irak) – dat was de boodschap.
Wandeling overdag
Aan het einde van wekenlang rondtrekken door Zuid-India (Chennai, Pondicherry, Madurai, Cochin, Mysore, Goa) hadden we één dag om een stad met 14 miljoen inwoners te bekijken. Wat kon je meer doen dan gewoon wat door het centrum rondlopen?
Lawaai was er volop. Zeker in het verkeer. In India hadden auto’s niet voor niets stickers achterop met de woorden “Horn please” – toeteren!
Heilige koeien liepen anno 2009 nog steeds in het centrum van het moderne Mumbai rond, midden op straat. Taxi’s, vrachtauto’s, bussen, auto’s van het merk Tata, hoe druk het ook was, de dieren konden gewoon hun gang gaan. Kappers knipten hun klanten op het trottoir.
Op andere plekken langs de weg lagen stapels boeken, tijdschriften en kranten netjes naast elkaar uitgestald zodat je rustig je keuze kon maken. De diversiteit in de nieuwsvoorziening vond ik indrukwekkend. Op een willekeurige plek zag ik de Times of India, de Hindustan Times, Mumbai Mirror, The Asian Age, The Indian Express, Business Line, The Economic Times, Business Standard, NBT (Navhbarat Times), Foreign Jobs Times, Employment & NRI Times, DNA Mumbai enzovoort. En dat waren dan slechts de Engelstalige kranten. In een metropool waar het economisch een stuk beter ging dan in Nederland waren op papier gedrukte nieuwsmedia kennelijk van belang.
Overal werd vers eten en drinken bereid en geconsumeerd. Als je omhoog keek in zo’n drukke doorgaande straat zag je goed dat je in een ander deel van de wereld was. Natuurlijk waren er schotelantennes op de gevels aangebracht. Boven de winkels waren er nog vier of vijf verdiepingen met woonappartementen. Op sommige daken had men nog huisjes met golfplaten gebouwd. Die stonden helemaal aan de rand, zonder afscheiding en met een open ruimte. Als je je ’s nachts wat onhandig in je slaap omdraaide zou je een flink eind omlaag kunnen vallen.
De meeste ramen van de kamers waren open. De was hing aan hekjes, soms achter tralies, te drogen. Sommige huizen hadden erkers.
Kranten in Mumbai, maart 2009
Op weg naar het plein met het Taj Mahal-hotel liepen we langs heel wat barakken en gebouwen van de Indian Navy. Op een kleurig bord werden de kwaliteiten van de marine nog eens geadverteerd: “Goodwill across the oceans for peace and stability”.
Niet veel verder zagen we aan de overkant van de baai de grote marinebasis van de stad. De aanwezigheid van de Indiase strijdkrachten had de aanslagen een paar manden eerder in het midden van haar werkterrein en woongebied niet kunnen voorkomen, bedacht ik ter plekke. Dat was begrijpelijk, vond ik bovendien. Als activisten bereid zijn alles voor hun daden over te hebben, zelfs hun leven, dan zijn ze per definitie tot veel in staat. Dat blijkt steeds opnieuw.
In Mumbai hadden de wegwerkers de hele nacht doorgewerkt. ’s Avonds lag het wegdek open, ’s morgens kon je er weer overheen. Zonder wegdek immers geen verkeer, geen handel, geen economie. Was dat vroeger in Nederland ook niet zo? Opvallend in deze omgeving, dichtbij het Taj Mahal-hotel waren de grote aantallen Arabische winkeltjes. De straten en de winkeliers, waarvan ik de namen kon noteren, hadden namen als ‘Mohamed’, ‘Ali’, ‘Ahmed’, ‘haji’ enzovoort. Het eten was hier ‘halal food’. Dat gaf een speciaal aspect aan 26/11. De terroristen waren in feite geloofsgenoten van de middenstanders die het Taj Mahal-hotel van alle kanten omringden. Hoe zouden de handelaars de bloedige zelfmoordaanval ervaren hebben? De Pakistanen waren bij wijze van spreken voor hun deur vanuit de baai aan land gekomen, alvorens ze met schieten begonnen.
Het joodse centrum, dat volgens de berichtgeving een speciaal doelwit geweest was, meende ik aan de achterkant van de Taj Mahal en Oberoi-hotels te herkennen. In tegenstelling tot de hotels zag het er niet naar uit dat er joodse acttiviteiten waren. Dichtbij die plek hing een sticker op een raam: “India, love it or leave it”. In deze omgeving merkte ik tevens een Methodisten-kerk, een Lion’s Club en een vervallen hotelletje (Carlton) op.
Vanzelfsprekend stond lang niet alles in het teken van de aanslagen kort tevoren. Op deze dag bezochten we heel wat andere plekken in het centrum van de stad. Veel ervan waren herinneringen aan de koloniale tijd toen de Britten het er nog voor het zeggen hadden. Een ervan was de ‘Gateway to India’, een grote poort die speciaal gebouwd was omdat George V (1865-1936) kort na zijn kroning (22 juni 1911) als eerste Britse koning voet aan wal zette in India (Bombay). Dat was het begin van zijn bezoek aan Brits-Indië. Toen de koning na een reis over zee aan land kwam in zijn Aziatische grondgebied was de ‘gateway’ nog van gips. Pas na zijn terugkeer in Londen kwam er (in 1924) een echte versie van de toegang tot India.
Ook die poort moest een en ander overleven. In 2003 pleegden terroristen er een aanslag – en op een markt. Meer dan 50 mensen kwamen toen om het leven. Was het wel veilig om naar Mumbai te gaan?
Opnieuw Café Leopold
Als je ergens geweest bent blijf je in de gaten houden wat er op zo’n plek gebeurt. Ik in elk geval wel. Zo las ik dat het café een paar dagen na de aanslag al weer open ging. Moorden of niet, er moest omzet gedraaid worden, koel bier verkocht worden. Bovendien bleek de aanslag een goede reclame te zijn. Meer dan ooit werd het een kroeg waar je geweest moest zijn. In januari 2010, tijdens een tweede reis door India, waren we opnieuw in Mumbai. En waar dronken wij in de hitte een verkoelend drankje – uiteraard in Café Leopold. Het was er zo vol dat je op je beurt moest wachten voor je kon gaan zitten. “Since the 2008 attacks its popularity has soared further among those who want to sit at the tables where terrorist gunmen opened fire with AK47s”, meldden de kranten.
In die tijd zag ook het Taj Mahal er al weer uit alsof er nooit iets gebeurd was. Binnen was er een boekhandel met een uitstekende collectie. Ik ging er niet met lege handen weg.
Het café bleef volop in het nieuws. Een jaar geleden kwam het bedienend personeel in actie. De obers, die zich op 26/11 als helden gedragen hadden werden in hun bestaan bedreigd.
“Indian waiters who risked their lives to save customers at Mumbai’s Leopold Cafe during the 2008 terrorist attacks have been sacked following a row over their pay and benefits. Ten waiters at the bar, where 10 of the 166 killed throughout the city lost their lives, claim the bar is cashing in on their heroism that night but forcing them out of their jobs to avoid paying long service benefits. They marked the fourth anniversary of the attacks on Monday by staging a protest outside the bar”.
Blijkbaar werd de obers geen baan voor onbepaalde duur aangeboden. Dat was te kostbaar voor de eigenaar. Omdat het personnel niet georganiseerd was kreeg men hulp van ‘buiten’.
“Vishwas Utagi, of the All India Bank Employees Association, which is representing the waiters, claims the owner is forcing them out without cause when they have served long enough to earn higher benefit entitlements. They had been asked to sign blank papers which the owner has used to create ‘resignation letters’, he said.
They did a novel job during the attacks and saved the lives of more than 40 people without caring about themselves but the owners do not care about their sacrifices and dedication. The owners ask them to sign black papers and later produce them as resignations letters. Since, the workers were not organised, we helped them to form a union and take on the cafe owners.
The owners are reaping the ‘benefits’ of the attack, their turnover has increased manifold, he said. His union is demanding their reinstatement, compensation and a promise not to force them to buy their uniforms from their own wages. Staff had allegedly been denied overtime payments and forced to buy the trays they use to serve customers. Some complained they had been charged for dropping a clean paper napkin”.
Popartiesten aan de wand in Café Leopold (januari 2010)
Intussen is het alweer vijf jaar geleden dat de aanslagen plaats hadden. In Trouw schreef Gert Jan Rohmensen op 26 november 2013 nog eens: “Wat 11 september 2001 is voor de Verenigde Staten, is 26 november 2008 voor India. Tien terroristen kwamen vanuit Pakistan per boot naar Mumbai, en vielen kort na elkaar zes prominente doelen aan: het Leopold Café, het Taj Mahal Palace Hotel, Het Oberoi Trident Hotel, het Chhatrapati Shivaji treinstation, een joods centrum en het Cama-ziekenhuis.
Het duurde tot de ochtend van 29 november voordat de laatste [terroristen] in het Taj Mahal Hotel werden verslagen. Onder de 166 doden waren 22 buitenlanders. Negen terroristen werden gedood en een, Ajmal Amir Kasab (21), werd levend gepakt. Hij bekende dat de Pakistaanse terreurgroep Lashkar-e-Taiba achter de aanslag zat, maar [die] heeft de aanslag nooit opgeëist. Kasab werd in 2010 ter dood veroordeeld en is vorig jaar opgehangen”.
De Nederlandse journalist liet bovendien zijn Indiase collega Sourav Mishra aan het woord. Die had het bloedbad in Café Leopold overleefd. “Niemand was voorbereid op zo’n grootschalige aanval als deze met schietpartijen en bomexplosies. De aanslag heeft mij heel erg veranderd. Ik mijd nu bijvoorbeeld mensen die er gemeen uitzien of nare dingen doen. Daar wil ik geen tijd meer aan verspillen”.
Sourav Mishra in Café Leopold (november 2013)
Rohmensen noteerde zijn terugblik uit de eerste hand. “De 34-jarige Indiase journalist vertelt zijn verhaal in het Leopold Café in de Indiase megastad. Mishra wijst naar een tafeltje achter hem. Daar zat hij op 26 november 2008 om half tien ’s avonds wat te drinken met twee buitenlandse collega’s, toen twee Pakistaanse terroristen het drukke café aanvielen. Ze gooiden een handgranaat naar binnen en schoten twee minuten lang onophoudelijk met twee automatische geweren op de nietsvermoedende cafébezoekers, die schreeuwend alle kanten uitvlogen of onder de tafels kropen.
‘Ik kreeg plotseling een duizelig gevoel, maar ik dacht dat het door de explosie kwam. Ik besefte nog niet dat ik geraakt was’, vertelt Mishra, die er in de chaos in slaagde om naar buiten te rennen. Hij wijst op zijn rechterzij. ‘Daar was een kogel naar binnen gegaan en ik bloedde flink’.
Café-eigenaar Farhang Jehani zat in een bovenzaaltje naar een cricketwedstrijd te te kijken toen beneden de hel losbarstte. ‘Er was een explosie en toen hoorde ik alleen gegil en schoten. Ze hebben 120 kogels afgevuurd. Daarna wandelden ze naar het Taj Mahal Hotel even verderop en schoten onderweg op alles dat bewoog’. Jehani heeft bewust kogelgaten in de muren en het plafond laten zitten. ‘De tafels en stoelen hebben we vervangen, maar hier is geschiedenis geschreven en dat willen we laten zien’, zegt hij.
In het Taj Mahal Hotel waren enkele van hun kameraden toen al begonnen met het onder vuur nemen van de hotelgasten. Elders in Zuid-Mumbai vielen zes andere terroristen nog vier doelen aan. Het begin van een van de grootste terreuraanslagen ooit in India.
Ondersteund door een portemonnee-verkoper uit de buurt – Kishore, met wie hij nu nog bevriend is, slaagde Mishra erin een taxi te vinden die hem naar een ziekenhuis bracht waar hij geopereerd werd.
‘In de eerste uren dacht ik dat ik dood zou gaan. Ik kon moeilijk ademhalen want een gebroken rib drukte steeds tegen mijn longen. Mijn hele leven trok aan me voorbij. Ik dacht aan de mensen die ik het meest heb liefgehad, de fouten die ik heb gemaakt en hoe het met mijn ouders zou gaan als ik zou sterven. Ik was opvallend kalm. Mijn geest was erg actief, maar mijn lichaam voelde ik niet meer’”.
De Indiase journalist was een ander mens geworden. “Ik ben gaan schilderen, verslaafd geraakt aan thee en geld is veel minder belangrijk voor me geworden. En vroeger keek ik veel realiteits-tv zoals wetenschapsprogramma’s en documentaires, maar nu kijk ik alleen nog naar films die me aan het lachen maken. Ik beschouw dit als mijn tweede leven. Goede momenten koester ik. Elke dag moet mooi zijn”, was vorige maand in Trouw te lezen.
Harry Knipschild
28 december 2013
Clips
* Bombay, reportage, 1932
* Golden Earring, Bombay, 1977
* Ratten vangen in Mumbai, 2007
* Slumdog Millionaire, trailer, 2008
* Slumdog Millionaire, speelfilm, Oscar 2009
* Café Leopold opnieuw open na de aanslagen, 1 december 2008
* Taj Mahal-hotel, 2011
* Terugblik op de aanslagen van 2008, 2018
Dom Moraes, Bombay, Amsterdam 1979
Lien Heyting, ‘De refo’s voelen zich bedreigd’, NRC, 10 mei 2008
‘Doden door aanslagen in Mumbai’, Telegraaf, 27 november 2008
‘Frontlinie Mumbai’, NRC, 27 november 2008
Siddharth Philip, Paul Wiseman, ‘Cafe [Leopold] in India reopens; Taj hotel vows to ‘rebuild every inch’, USA Today, 1 december 2008
Dean Nelson, ‘Mumbai’s Leopold Cafe waiters ‘forced out of job’’, Daily Telegraph, 26 november 2012
Zahra Khan, ‘Sourav Mishra: making the most of his bonus life’, Livemint, 25 november 2013
Gert Jan Rohmensen, ‘Ook al is de angst weggezakt, de Indiërs blijven alert’, Trouw, 26 november 2013
- Raadplegingen: 17131