Skip to main content

77 - 'Mr. Tambourine Man', een hit voor de Byrds in 1965

 
 
De eerste golf popmuziek kwam in de jaren vijftig vanuit Amerika. In 1964 was dat ineens afgelopen. De zogenaamde British Invasion maakte resoluut een einde aan het Amerikaanse monopolie. Op 4 april 1964 bezetten de Beatles uit het Engelse Liverpool tegelijkertijd de bovenste vijf plaatsen in de hitlijst van het Amerikaanse blad Billboard. Dat was een ware aardverschuiving.
   Op 1 augustus 1964 stonden de Beatles opnieuw nummer 1, deze keer met ‘A Hard Day’s Night’. In de Amerikaanse top 30 waren tal van Britse producties opgenomen: ‘Wishing and hoping’ (Dusty Springfield, 6), ‘Nobody I know’ (Peter & Gordon, 12), ‘Can’t you see that she’s mine (Dave Clark Five, 13), ‘My Boy Lollipop’ (Millie Small, 21), ‘Don’t let the sun catch you crying’ (Gerry & the Pacemakers, 22), ‘Don’t throw your love away’ (Searchers, 25) en ‘You’re my world (Cilla Black, 26). 
 
 
Crosby, McGuinn, Clark, Hillman en Clarke
 
 
Amerikaanse popartiesten hadden het moeilijk in die tijd. Wat interessant was leek alleen maar uit Engeland te komen. In het boek Déjà Vu (1989) schreef David Crosby: “Op een avond zag ik de film ‘A Hard Day’s Night’ en ik weet nog dat ik helemaal door het dolle heen de bioscoop uitkwam. Ik zwierde aan één arm om verkeersborden en lantaarnpalen heen. Toen wist ik wat ik wilde. Dat was het helemaal. Die houding en de lol. Prachtig vond ik het. Er was sex, er was plezier, alles wat ik van het leven wilde zat erin. De Beatles waren fantastisch”.
 
Crosby uit Santa Barbara in Californië vierde in augustus 1964 zijn 23ste verjaardag. Als folkmuzikant was de zoon van een Amerikaanse cameraman door Amerika getrokken. Aan popjournalist Rob Hughes zette hij uiteen hoe de Byrds in de vaart der volkeren gekomen waren. In het tijdschrift Uncut (augustus 2003, pagina’s 40-66) gaf hij het woord aan David Crosby: “Een Engelse jongen liet ons de Beatles horen. Hij bracht ‘Meet The Beatles’ mee. Met z’n allen zaten we te luisteren. We smoked a fat one and our jaws hit the floor. Wij wilden de Beatles zijn. De meisjes waren gek op die jongens. Dat was het belangrijkste”.
   Crosby lette vooral op de samenzang. Hij was opgevoed met klassieke muziek. “De Everly Brothers waren de eerste popartiesten met wie ik iets had. Mijn passie voor harmonisch samen zingen komt van hen en van klassieke muziek”.
 
Jim McGuinn (Chicago, 1942) had de Beatles al een jaar eerder ontdekt. Jim speelde gitaar bij Judy Collins, Bobby Darin en de folkgroep van Chad Mitchell. “Ik was al gek op de Beatles in 1963. [Toen waren ze nog onbekend in de VS]. Ik zong hun liedjes in folk-clubs in New York. Niemand vond ze mooi. De folk-nazi’s hadden een grote hekel aan rock & roll. Ze vonden het maar niks dat ik gek was op de Beatles.
   Behalve Gene Clark. Gene kwam een keer naar me toe na een optreden en vertelde me: ‘Ik snap wat je probeert te doen. De mensen hier begrijpen er niets van, maar ik wel’. Gene stelde me voor een duo te beginnen, iets als Chad & Jeremy, en samen liedjes te schrijven. Daar voelde ik wel iets voor. Ik vond Gene bovendien een aardige jongen. Hij leek me een goeie zanger en makkelijk om mee te werken. Ik had meteen in de gaten dat hij een bekwame liedjesschrijver was”.
   Clark was eerder lid geweest van de folkgroep New Christy Minstrels. Die hadden in 1963 een hit met ‘Green Green’.
 
 
77 Dickson Jim 1967
Manager Jim Dickson (1931-2011)
 
 
In Los Angeles was David Crosby intussen tegen Jim Dickson aangelopen. In Déjà vu vertelde de manager-producer: “In de Unicorn zat een jonge knul met zo’n leuke, heldere mooie stem z’n hart uit zijn lijf te zingen zonder dat ook maar één persoon in de tent er aandacht aan schonk. Het was David Crosby. Ik dacht: ‘die knaap zou geweldig zijn in een groep’. Dus ging ik naar hem toe en stelde me aan hem voor”.
   Dickson produceerde platen voor World Pacific Records. De maatschappij werd eigenaar van de studio van Sam Cooke nadat die in 1964 in Los Angeles vermoord was. “Ik maakte opnamen van vrijwel iedere folkzanger in de Troubadour. Ik had de sleutels van één van de World Pacific studio’s en mocht opnemen wat ik wou. Ik nam David mee de studio in. We moesten het doen met een voorraadje gebruikte tapes, dat uit zuinigheid niet werd weggegooid maar te riskant was om opnieuw te gebruiken.
   Al vrij snel stalde David zijn koffer in mijn garage. Hij woonde nergens. Hij kon altijd wel bij iemand op een bank pitten, maar z’n koffer uitpakken was er niet bij. Ik had een huis in Laurel Canyon en hij had de gewoonte langs te komen en zijn koffer achter te laten. In die tijd had ik betere dope dan hij. Ik zorgde ervoor dat hij high werd en dan zaten we te kletsen”.
 
Gene Clark maakte in Déjà Vu duidelijk hoe McGuinn en hij aansluiting vonden bij David Crosby. “Jim en ik kwamen tot de conclusie dat onze stemmen wel erg in hetzelfde bereik waren. Dus we hadden nóg een stem nodig om de zaak echt van de grond te krijgen. Op een avond zaten we in de Troubadour. Er stond een vent op het podium die ongelooflijk arrogant overkwam. Ik ging helemaal uit mijn dak. Ik zei meteen: ‘Die is goed. Die moet het zijn. Een betere vinden we nooit’”. McGuinn en Crosby kenden elkaar. Ze hadden al eens samengewerkt, niet altijd tot wederzijds genoegen. Na wat woordenwisselingen werden ze het toch eens. Het duo werd een trio.
   Crosby kende de capaciteiten van McGuinn. “Hij kon de liedjes van Gene Clark echt dat Beatles-gevoel meegeven. Jim kon alles naspelen wat hij wilde. Hij nam iets over, maar hij maakte er zijn eigen ding van. Dat was het geniale. We begonnen met zingen. Jim speelde en ik zong met hen mee. Meerstemmig. Daar was ik goed in en zij hadden er niet veel kaas van gegeten”.
 
Het nieuwe trio noemde zichzelf de Jet Set. Jim Dickson gaf het drietal alle kansen om ’s nachts in de voormalige studio van Sam Cooke demo-opnamen te maken. Om het geluid zo goed mogelijk te krijgen werden er nog twee muzikanten bijgehaald, noteerde Hughes: bassist Chris Hillman en drummer Michael Clarke. Volgens Hillman ‘zou David Crosby als bassist optreden, maar dat beviel hem niet. Jim haalde me erbij. Ik was niet gelukkig in de bluegrass-groep waar ik deel van uitmaakte. Eigenlijk was ik helemaal geen bassist. Ik pakte de kans”.
   Michael Clarke werd er als drummer bij gehaald. Niet speciaal omdat hij goed was maar omdat hij er zo goed uitzag. McGuinn: “Als Brian Jones en Mick Jagger in één persoon. Hij was eigenlijk een conga-speler. We wisten dat hij geen drummer was”.
 
 
Jim Dickson heeft de teugels in handen
 
 
77 - Byrds 1965
Byrds (eerder: Jet Set)
 
Het vijftal, de ‘Jet Set’, was helemaal afhankelijk van Jim Dickson. Die beschikte immers over studiotijd en kon ervoor zorgen dat ze in leven bleven. McGuinn: “Jim Dickson was een strenge vader. Hij zorgde ook voor voedsel. We moesten leven van één cheeseburger per dag”. De manager keek alvast vooruit. Hij liet Barry Feinstein foto’s maken. De leden van de groep kregen opdracht het boek An actor prepares van de Russische toneelregisseur Konstantin Stanislavsky (uit 1936) te lezen. Dickson liet de opnamen bovendien aan iedereen horen.
   McGuinn: “Benny Shapiro was een vriend van Jim Dickson. Die werkte als agent voor Miles Davis. We deden een auditie voor Shapiro. Michelle, de dochter van Shapiro, hoorde ons spelen. Ze kwam de trappen afgerend en schreeuwde: ‘Wie zijn dat. Ze klinken als de Beatles!’”. Daar draaide alles om.
   “Miles Davis hoorde ervan en nam contact op met Irving Townsend van Columbia Records. Dat leverde ons een auditie en een contract voor zes maanden op in november 1964”.
   Amerika was duidelijk op zoek naar een antwoord op de Britse invasie.
 
Toen het zover was vond iedereen dat ze met een betere naam dan de Jet Set op de proppen moesten komen. Op Thanksgiving Day, donderdag 26 november 1964, zaten ze met z’n allen bij elkaar. Gene Clark viel op de titel ‘Birdses’, een nieuwe single. Was ‘Birds’ geen mooie naam? Zo noemen ze meisjes in Engeland, wist iemand. Omdat hun idolen ‘beetles’ (kevers) verbasterd hadden besloot de nieuwe groep zich ‘Byrds’ te noemen.
 
 
Een liedje van Bob Dylan
 
 
Dickson had nog meer contacten. Op het Monterey-folkfestival had hij Bob Dylan leren kennen. Die schreef hitgevoelige liedjes. Peter Paul & Mary hadden in 1963 grote hits gemaakt met de Dylan-songs ‘Blowing in the wind’ en ‘Don’t think twice it’s all right’.
   Bij de opname-sessie van het Dylan-album ‘Another side of Bob Dylan’ was het nummer ‘Mr. Tambourine Man’ wel op de band gezet, maar bij de definitieve selectie van opgenomen nummers uit de boot gevallen. Dickson had een lakplaat van de opname in handen gekregen en zag mogelijkheden voor het nummer.
   Zijn enthousiasme werd niet door iedereen gedeeld. Twee van Dicksons groepen, de Dillards en de Kentucky Colonels, waren er niet warm voor te krijgen. De Byrds waren evenmin enthousiast. De stem van Bob Dylan vonden ze irritant. Bovendien duurde de afgekeurde opname van ‘Mr. Tambourine Man’ langer dan zeven minuten.
   Dickson zette door. Hij nodigde Bob Dylan uit naar de studio te komen waar het vijftal de demo’s aan het maken was. Dylan kreeg zo de kans zich zelf en zijn song te ‘pluggen’. Hij kwam goed over. De jongens beloofden hem het nummer nog eens serieus in overweging te nemen.
 
 
77 - Melcher Terry
Producer Terry Melcher (1942-2004)
 
 
Columbia Records (CBS) benoemde Terry Melcher tot producer van de eerste plaatopname. Melcher was de zoon van zangeres Doris Day, eveneens een Columbia-artiest. In ‘Déjà Vu’ liet Dickson afdrukken: “Terry had wel wat in de melk te brokkelen, want zijn moeder had veel aandelen in CBS. Ze was praktisch eigenaar van die maatschappij. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest er bijna 90 procent inkomstenbelasting worden betaald en één manier om die belasting te ontduiken was door aandelen te kopen. Dus Doris had een heleboel aandelen aangeschaft en Terry kon bij Columbia Records praktisch doen en laten wat hij wou. Gelukkig wilde hij de Byrds doen”.
   Op 20 januari 1965 bevonden de Byrds zich in de studio. ‘Mr. Tambourine Man’ was een van de nummers. Van meespelen was geen sprake. Melcher maakte gebruik van sessie-muzikanten: multi-instrumentalist Leon Russell, Larry Knechtel op toetsen, Hal Blaine op drums en Jerry Cole op gitaar. Dat was normaal. Als de Wrecking Crew zorgden dit soort muzikanten voor de orkestbanden van heel wat artiesten in Californië onder wie de Beach Boys. Melcher kon ‘Don’t worry baby’ van de Beach Boys dan ook makkelijk gebruiken als basis-idee voor de Byrds. Ook tijdens die sessie voor Capitol Records was de Wrecking Crew waarschijnlijk van de partij.
 
McGuinn mocht zowaar op gitaar meedoen met de Wrecking Crew. “Ik had eerder in New York sessie-werk gedaan, in de tijd van Judy Collins. Aanvankelijk wilden ze me niet hebben, met zulke mensen als Hal Blaine. Ik kreeg er een kick van dat ze me alsnog accepteerden. Het waren de beste muzikanten die je je maar kon voorstellen. Hun timing was vlekkeloos. They looked so cool. Ze hadden het het soort leren jasjes aan die ook Jimmy Dean en Elvis droegen. Ik was helemaal geïntimideerd. Hal Blaine moest zeggen, ‘Relax! Don’t be scared, we’ll see you though it’”, vertelde hij later. McGuinn, Clark en Crosby mochten wél de zangpartij van de Byrds voor hun rekening nemen.
   Zo kwam de opname van ‘Mr. Tambourine man’ tot stand. Een nummer dat de Byrds niet bepaald gewild hadden en waar ze, met uitzondering van McGuinn, niet op mochten spelen.
 
In het artikel van Hughes is te lezen dat ze bij CBS niet stonden te trappelen om ‘Mr. Tambourine Man’ zo snel mogelijk uit te brengen. Integendeel. Andy Williams en orkestleider Percy Faith waren belangrijker voor de platenmaatschappij die terecht als behoudend bekend stond. De opname bleef dan ook drie maanden op de plank liggen. De frustratie was zo groot dat McGuinn overwoog om de groep wegens gebrek aan toekomstmogelijkheden maar de rug toe te keren.
   Het was toch al een bijzondere periode in het leven van de zanger-gitarist. Hij had zich aangesloten bij de religie die de Indonesiër Mohammed Subud enkele tientallen jaren eerder gesticht had. Om die reden veranderde hij ook van naam. Jim McGuinn werd Roger McGuinn.
 
 
Wachten op het uitkomen van de single ‘Mr. Tambourine Man’
 
 
In die drie maanden hadden de Byrds nog met een andere tegenslag te maken. Omdat hun plaat niet bij World Pacific Records zou uitkomen mochten ze geen gebruik meer maken van de studio van de maatschappij. Ze oefenden nu in de kelder van Vito Paulekas. De Byrds kwamen in een heel andere sfeer terecht. Niet in het laatst omdat ze er zelf aan mee werkten. “Elke dag oefenden we in die kelder op LSD. En we rookten een heleboel marijuana. Ik geloof dat we elke morgen ‘pot’ bij het ontbijt hadden, zoals andere mensen koffie drinken”.
   De mensen die in het atelier van de beeldhouwer rondliepen waren volgens David Crosby ‘beatniks en hippies voor er hippies bestonden. Op dat moment waren er in Los Angeles maar drie mensen met lang haar: Ik, Roger en een jongen die een winkel in health food had. En meisjes die wel wat wilden. We dansten de ‘Freak Out’. Vito had sex met ze allemaal’. Volgens McGuinn leek het wel alsof ze deel uitmaakten van een Fellini-film.
 
 
77 - Ciro's LA
Ciro's in de 'goede oude tijd'
 
 
Jim Dickson vond dat ze niet bij de pakken neer moesten zitten. Het was tijd om het publiek op te warmen voor de komst van de eerste single van de Byrds. Los Angeles, het centrum van de filmindustrie, bood volop kansen. Ze moesten zo veel mogelijk optreden op plekken waar beroemde filmsterren en andere celebrities hun vermaak zochten. Een club als PJ’s was heel populair. Daar had Trini Lopez hits als ‘If I had a hammer’ en ‘I like to be in America’ opgenomen. Van daaruit kon je makkelijk naar Ciro’s Le Disc. Dat was vroeger een populaire zaak geweest, maar inmiddels uit de gratie. Dickson maakte van Ciro’s de plek waar het moest gebeuren.
   David Crosby: “Dickson organiseerde het allemaal. Hij belde elke filmster op die hij maar kon vinden. Hij moedigde ze aan te komen en er een nieuwe scene van te maken. Zodra de mensen in de gaten kregen dat er bij de optredens van de Byrds rijke mensen en filmsterren rondhingen, werd het hip er ook heen te gaan. Je zag er de eerste hippies, een heleboel acteurs en actrices, mensen uit Hollywood, autocoureurs”.
   McGuinn: “Dickson wist heel Hollywood bij elkaar te krijgen. Hij had nog een andere bedoeling – zijn ex-vrouw moest aan een filmrol geholpen worden. In het begin waren de optredens niet anders dan elders, zoals het verjaardagsfeestje van Jane Fonda waar we speelden. Maar ineens kwamen ze allemaal: Steve McQueen, Marlon Brando, Lenny Bruce, de Beach Boys, Sonny & Cher”.
 
 
In Déja Vu haald Jim Dickson soortgelijke herinneringen op: “Bij ons kon je Jack Nicholson zien dansen, Peter Fonda danste met Odetta en bij ons kwamen Vito Paulekas en zijn freakers. Als David Crosby binnenkwam begonnen ze. De Byrds moest vijf sets per avond spelen en tijdens de eerste set was het altijd alsof ze elkaar niet eens kenden, zo slecht waren ze dan. Gedurende de tweede set raakten ze een beetje ingespeeld. Ongeveer in het midden van de derde set deden ze een Beatles-nummer. Dat was het beginsignaal. Al die idioten gingen springen. Bij ons stonden lange rijen voor Ciro’s en dat hadden ze niet meer meegemaakt sinds Peggy Lee er had opgetreden”.
 
 
77a  - Byrds Dylan Ciro's 1965
Bob Dylan samen met de Byrds in Ciro's
 
 
Jim Dickson kreeg nog hulp uit onverwachte hoek. Derek Taylor, de publiciteitsman van de Beatles, kwam naar Californië om een eigen business op te bouwen. Van de Beatles! Taylor zag het wel zitten om met de nieuwe groep in zee te gaan. Dickson gaf hem een kamer in zijn kantoor op 9000 Sunset Boulevard. Vanaf die plek, is in ‘Déja Vu’ te lezen, riep de publiciteitsman van de Beatles ‘de Byrds uit tot Amerika’s beste groep en schreef een eindeloze stroom kopij voor tijdschriften als Tiger Beat en Teen. Hij hemelde hun magie op, hun vindingrijkheid en originaliteit’. Taylor vergeleek de Byrds met de Beatles en wees op hun verbazingwekkende succes.
   In het Engelse blad Melody Maker schreef Derek Taylor: “Ze waren volkomen onbekend. Ze hadden niet eerder samen voor publiek opgetreden. Er nog geen plaat van hen uitgebracht. Ze zagen er niet geweldig uit. Geld hadden ze niet. Niet erg veelbelovend.
   Toch nam ik maar telefonisch contact met hun manager op. Hij kwam naar mijn kantoor. Zijn naam was Jim Dickson, ‘a roly-poly man, prematurely bald, who had been an A&R man for folk singers’. Hij had een vriendelijke lach en sympathiek aandoende ogen. Dickson was eerlijk en dat wil in Hollywood heel wat zeggen. Ook hij geen cent op zak. Maar, zei hij, de Byrds waren behoorlijk goed en Columbia Records had een plaat met ze gemaakt met een nummer getiteld ‘Mr. Tambourine Man’. Hij had een kopie van de single bij zich en speelde die voor me. Bob Dylan, legde hij uit, had de song geschreven. De Byrds hadden er een goeie versie van gemaakt vond Dylan, vernam ik.
   Ik zei: ‘Ik denk dat het een hit is’. En hij zei: ‘Dat vinden wij ook’. Ze stonden op het punt voor het eerst in Ciro’s op te treden tegen een gage van tien dollar de man. Ciro’s is een grote nachtclub op de Sunset Strip die uit de gratie geraakt is bij het publiek. Dus ik ging naar de Byrds kijken. Ze hadden te kampen met onvoorstelbare technische problemen – de versterker liet het afweten, de microfoons waren niet goed genoeg. Collectively, they had never faced an audience and they were shy, ill at ease, and not at all a unit. Yet something was happening onstage. It was something over and above normal rock experience”.
 
Aan de lezers van Melody Maker vertelde Taylor hoe het publiek reageerde: “The dancefloor was a madhouse. A hardcore of Byrd followers – wayward painters, disinherited sons and heirs, bearded sculptors, misty-eyed nymphs and assorted oddballs – suddenly taught Hollywood to dance again. This was no Shake, Watusi or Frog session. It was an exercise in ‘Byrdmania’. A frenetic extension of the talents of five quite exceptional pop musicians”.
   In het artikel stelde Taylor zich terughoudend op. “Ik bood aan de Byrds in de media te vertegenwoordigen. Een paar dollar in de week was genoeg. Maar manager Dickson en zijn partner, Eddie Tickner, een magere voorzichtige man die voor het Amerikaanse leger werkte, zei: ‘Laat ons niet in de steek en blijf glimlachen. We kunnen ons voorlopig niet veroorloven ook maar iets te betalen’. Toen bood ik maar aan met een percentage van het inkomen van de groep genoegen te nemen. Tickner en Dickson vonden dat prima. Ik werd deelgenoot van de Byrds”.
   Taylor kreeg 2,5 procent. Maar geen woord over de kantoorruimte in het hartje van Los Angeles waar hij volgens Dickson gebruik van mocht maken.
 
77 - Taylor Derek
PR-man Derek Taylor (1932-1997)
 
 
De hit en de gevolgen
 
 
 
Als je al die verhalen leest constateer je dat iedereen de succes-story zo mooi mogelijk probeerde te maken. Een hit heeft nu eenmaal vele vaders is een gevleugelde uitdrukking in de muziekbusiness. En een hit werd ‘Mr. Tambourine Man’! Maar niet meteen. Columbia bracht de single half april in roulatie, volgens Hughes enigszins tegen wil en dank. In het begin besteedden de radiostations nauwelijks aandacht aan ‘Mr. Tambourine Man’, zelfs niet in Los Angeles. Het leek er even op dat de single toch nog een flop werd.
   Maar, aldus McGuinn, toen was er ineens die tv-uitzending van American Bandstand, met presentator Dick Clark. “Wat was het Amerikaanse antwoord op de Beatles? – daar werd over gediscussieerd. Iemand noemde de Beau Brummels. Een ander bleef maar doorpraten over de Byrds”. Een radiostation in San Francisco nam ‘Mr. Tambourine Man’ vervolgens in de programmering op. Langzamerhand werd ook Los Angeles zelf wakker. Roger McGuinn: “Plotseling stonden we op nummer één. Tegen het einde van de zomer was de plaat ook in Engeland nummer één. Roem en succes kwamen ongelooflijk snel”.
 
Zoals vaak het geval is in de popmuziek: van het ene moment op het andere waren de leden van de Byrds sterren. Daar moesten ze maar mee zien te leven. Na maanden van oefenen, frustratie en wachten konden ze de ontwikkelingen nu niet meer bijhouden. Chris Hillman leek het meest bescheiden: “I came from a bluegrass background. I was so shy and it scared me to death at first. I thought, What in God’s name have I gotten into?”.
   Columbia Records vroeg de groep snel een album op te nemen. Op sommige tracks mochten ze nu ook zelf spelen. Eigen liedjes hadden de Byrds niet. Alleen Gene Clark was actief op dat terrein. De helft van het album bestond uit songs van Clark. Het gevolg daarvan was dat Gene aanzienlijk meer verdiende dan de andere leden van de groep. Terwijl Crosby en McGuinn nog weinig geld in handen hadden reed Gene Clark meteen in een peperdure Ferrari rond. Dat deed pijn.
 
Het succes in Amerika moest zo snel mogelijk geëxporteerd worden naar Engeland, het land van de Beatles. Mede om die reden hadden ze een deal met Derek Taylor gemaakt. In ‘Déjà Vu’ vertelde manager Dickson dat ze hem gevraagd hadden: “Wat we echt graag willen is dat je ons helpt de plaat in Engeland te laten doorbreken”. Immers: “Als wij het voor elkaar konden krijgen dat de plaat een hit werd in Engeland, zou iedereen het in de gaten hebben”.
   De Byrds maakten als speciale gasten van de Rolling Stones eerst nog een toernee door Amerika. Meteen daarna stapten ze in het vliegtuig richting Londen. Chris Hillman: “We hadden beter even kunnen wachten. Maar Derek Taylor overtuigde ons dat we moesten gaan. Hij wilde zelf in triomf terug naar Londen om zijn band aan Brian Epstein te laten zien”.
   Meteen bij aankomst leek het al fout te gaan. Hillman: “Toen we uit het toestel stapten kregen we een dwangbevel in handen geduwd. In Engeland was er een [onbekende] groep die de Birds heette”.
   Tegenslag volgde op tegenslag. De Britse pers reageerde negatief op de komst van de Amerikanen. Mervyn Conn, de organisator, had zijn zaken niet voor elkaar. Hij had de ‘Amerikaanse Beatles’ in kleine, onbeduidende zaaltjes geboekt. Uit pure frustatie schreef Gene Clark een nieuw liedje, dat eerst ‘Six miles high’, later ‘Eight miles high’ ging heten omdat dat beter klonk. Soms moesten ze optreden in ballrooms of in clubs voor een West-Indisch publiek. De apparatuur was soms verschrikkelijk.
 
***
 
Eén optreden in Engeland bleef de Byrds nog lang bij. David Crosby: “Op een avond speelden we in een club, niet groter dan een huiskamer. De bühne was zo klein dat er maar twee versterkers op konden. Eén voor Roger en een voor Chris en mij samen. Bas- en ritmegitaar uit dezelfde versterker! Chris deed zó z’n best dat hij een snaar brak. In het publiek herkende we ineens John Lennon, Paul McCartney, Mick Jagger, Brian Jones en anderen. Allemaal wilden ze zien en horen hoe goed we waren. Wij waren bang. Het was vreselijk”.
   Toch liep het volgens Roger McGuinn goed af in de contacten met hun idolen. “Plotseling gingen we met de Beatles om alsof we hun gelijken waren. Paul McCartney reed ons rond in zijn Aston Martin. Hij introduceerde ons bij de Scotch of St James Club, waar hij lid van was. Voor ons allemaal bestelde hij whiskey-cola. Paul vertelde ons alles over zijn privé-leven. John Lennon vroeg me naar die bril met kleine vierhoekige glazen. Hij ging naar buiten en kwam terug met een bril van ronde glazen. We zagen geweldig tegen ze op. Wat was er in zes maanden niet allemaal veranderd in ons leven”.
 
Harry Knipschild
18 juni 2011
 
Op 20 oktober 2011 was in de Britse krant Yorkshire Evening Post te lezen: "Het verhaal gaat dat de Byrds niet erg tuk waren op het opnemen van 'Mr. Tambourine Man'". McGuinn legde de bal bij David Crosby. Bovendien was het volgens hem op dat moment nog niet vanzelfsprekend dat hij als de voornaamste zanger zou optreden:
   “It was Crosby who did not like it because it was in 2/4 time – it was a folk song. We all were really into doing something like the Beatles were doing. We liked their approach to music. They put a different spin on everything. They took elements from the Everly Brothers and Chuck Berry and even classical and made a kind of stew. ‘Mr Tambourine Man’ did not sound anything like that when we first heard it. It could have been a Woody Guthrie song. But I liked the song. We auditioned to see who would get to sing the lead. It so happened Jim Dickson [the band’s manager and producer] liked me the best and I got the part”.
 
Clips
 
 
Literatuur
'The Byrds top hot 100 chart', Billboard, 26 juni 1965
Derek Taylor, 'The Byrds: Strictly for The Byrds', Melody Maker, 17 juli 1965
Aaron Sternfield, 'Rock + Folk + Protest = an erupting new sound', Billboard, 21 augustus 1965
'Birds of Byrds', Leidsch Dagblad, 28 augustus 1965
David Crosby, Déjà Vu, Weesp 1989
Rob Hughes, 'Younger than yesterday', Uncut, augustus 2003
'Music Interview. Roger McGuinn', Yorkshire Evening Post, 20 oktober 2011
 
  • Raadplegingen: 26864