554 - Frits Hirschland, manager (1948-1999)
Op 3 januari 1999 maakte Frits Hirschland een einde aan zijn aardse leven. Dat deed hij in het Amsterdanse Amstel Hotel door middel van een overdosis pillen. Frits, op 24 december 1948 in Den Haag geboren, werd niet ouder dan vijftig jaar.
In de rouwadvertentie liet de familie weten: “In zijn bloemrijk en feestelijk leven was hij muziekproducent, ex-secretaris van het Jungle Commando, Haagse middenstander, publicist, schrijver, consultant, levensgenieter en filantroop, maar zette zich bovenal met nimmer aflatende energie in voor de zwakkeren in de wereld. We zijn hem veel verschuldigd en houden heel veel van hem”.
Jeugd van Frits
Op 26 mei 2025, sprak ik met Sjoerd Mulder, op 25 januari 1950 geboren in Leiden.
Sjoerd heeft de familie Hirschland goed gekend. Een mooie aanleiding om samen het bijzondere leven van Frits onder de loupe te nemen. Sjoerd was begin jaren zestig leerling op het Rijnlands Lyceum in Oegstgeest. Op school werd populaire muziek gemaakt. Zelf speelde hij gitaar (op een Egmond).
Sjoerd Mulder op jeugdige leeftijd
Ook Herbert Hirschland, jongere broer van Frits, was muzikaal actief. Het gezin woonde in Rijnsburg. Vader Herbert, joods, in de jaren 1930 vanuit Essen naar Nederland gevlucht, had de Tweede Wereldoorlog weten te overleven en was een textielgroothandel begonnen, met de Bijenkorf als een belangrijke klant.
Herbert junior werd niet oud. Toen hij een jaar of dertien was, werd hij ziek (griep) en kwam te overlijden. Sjoerd maakte het drama mee. Niet veel later maakte hij kennis met Frits, die in het familiebedrijf werkte. Frits had niets met muziek, meende hij zich te herinneren. Hij was zeer intelligent, altijd prominent ‘aanwezig’ en kon wel eens onconventioneel uit de hoek komen, waardoor hij anderen in grote verlegenheid bracht. Op verzoek van Sjoerd laat ik enkele voorbeelden van wat je onaangepast gedrag zou kunnen noemen, achterwege. Wat hem bijbleef is dat Frits de namen van alle farao’s kon oplepelen. En dat hij op zeer jeugdige leeftijd al een stevige drinker was.
Frits was zeer actief in het zaken doen. In het tijdperk van de hippies (1967) waren t-shirts met cirkels populair. De Bijenkorf wilde die graag verkopen, maar het was moeilijk ze te vinden. Frits loste het probleem op door de meisjes van het Rijnlands Lyceum in te schakelen. Die zette hij aan het werk om witte shirts van de noodzakelijke tributen te voorzien. Dat was een succes.
Holland Management
In tegenstelling tot Frits had Sjoerd Mulder nogal wat belangstelling voor de popmuziek van die tijd. Hij maakte de middelbare school niet af en begon – samen met Peter Hollander – in Leiden een bedrijfje dat opereerde onder de naam Holland Management. Het geld verdienden ze met het boeken van artiesten. Vijftien procent van de gage was voor het management bestemd.
Het bedrijf was vooral rond 1970 succesvol met de groep Blue Planet. De single ‘I’m Going Man I’m Going’, geproduceerd door Freddy Haayen (ook actief voor de Golden Earring) klasseerde zich in de top tien van de Radio Veronica top 40. Prominente leden in Blue Planet waren gitarist Aad Kreeft (later overgestapt naar Think Tank) en Peter Wassenaar, die later met Robbie van Leeuwen deel uitmaakte van Galaxy Lin. Het succes voor de Leidse groep was kortstondig. Na twee singles viel die door ‘meningsverschillen’ al uit elkaar.
Holland Management had meer artiesten uit de omgeving onder contract – zoals het duo Natasja (Hoonhout) en Emile (Miedema), dat in 1972 als overwinnaar uit de bus kwam bij AVRO’s Nieuwe Oogst. Het duo zong ‘Sweet Neeny’ in de stijl van de Schotse groep Middle of The Road. Hun single was geschreven door Lally Stott, die ook ‘Chirpy Chirpy Cheep Cheep’ uit zijn muzikale pen liet vloeien. Natasja en Emile wisten een platencontract bij Bovema (EMI) te verwerven. Succes bleef evenwel achterwege.
Nog een act van het bureau: Axis Purple, later (gekoppeld aan Oriental Garden uit Katwijk) Catapult. Wat Sjoerd altijd bij bleef, is dat de jongens nog voor ze Catapult werden (en later Rubberen Robbie), rond 1970 al druk in de weer waren met het op een originele manier bewerken van Nederlandstalige liedjes – en dat ze daar enorm plezier aan beleefden.
Holland Management was geen lang leven beschoren. Het tweetal wist het in 1972 niet te bolwerken tegen de grote landelijke boekingskantoren zoals dat van Paul Acket. Sjoerd Mulder ging andere dingen in het leven doen. Zo woonde en werkte hij een aantal jaren in Suriname.
Terug bij Frits: Van Natasja en Emile naar Kayak
Het management van Natasja en Emile werd in 1973 overgenomen door Frits Hirschland – als een hobby, zoals deze het steeds noemde. Blijkbaar beviel de samenwerking met de platenmaatschappij in Heemstede zo goed, dat die aan een nieuw bandje – Kayak – aanraadde om zich ook door Hirschland zakelijk te laten begeleiden. Zo werd Frits bij EMI en daarmee de muziekbusiness binnengehaald.
Frits zei het later zo: “Ik had wat ervaring in reclame en marketing, vanuit de kinderkleding. Mijn kantoor zat namelijk in Scheveningen. En ik maakte foto’s van haringen met als bijschrift: ‘Niet alleen haring is een Schevenings product, maar we hebben ook kinderkleding’. Dat soort grappen.
Of ik een pot mosterd moet verkopen of prikkeldraad, dat maakt niet uit. Verkoop is verkoop. Publiciteit is publiciteit. De man die een anti-baby pil onder de aandacht kan brengen kan ook een pakje cacao verkopen.
Veel vrije tijd spendeerde ik in de kroeg. Op een gegeven moment trad daar een duo op: Natasja en Emile. De volgende dag had ik een kater en een management. Ik schreef het duo in voor AVRO’s Nieuwe Oogst. Dat wonnen ze. En voor ik het wist had ik een platencontract met EMI. EMI was te spreken over hoe ik de onderhandelingen had gevoerd. En bood mij toen de nieuwe groep Kayak aan”.
Frits, de zakenman, trok van leer met Kayak. Hij wist de platenmaatschappij te overtuigen dat ze tot het uiterste moesten gaan om hun nieuwe groep naar de top te brengen. Dat ging al snel heel goed. De eerste singles, ‘Lyrics’, ‘Mammoth’ en ‘Wintertime’ (geproduceerd door Gerrit-Jan Leenders) waren nogal complex van aard en dus niet onmiddellijk commercieel. Maar misschien wel omdat ze – dankzij Frits – tot een prestige-project waren gebombardeerd, wist Bovema hen in de hitlijsten en in de vaart der volkeren te stuwen.
Kayak werd in de gelegenheid gesteld om ‘eindeloos’ in de studio te experimenteren; soms honderden uren voor het maken van een album. Ze mochten hun muziek perfectioneren bij EMI in Londen, onder leiding van Alan Parsons.
In 1974 organiseerde Bovema een promotieconcert om Kayak onder de aandacht te brengen van de EMI-collega’s overal ter wereld. In Billboard kon je op 25 april van dat jaar lezen: “Bovema staged a special concert to present the group Kayak to the trade. More than 100 special guests were flown in for the concert from the U.S., U.K., Scandinavia, Germany, Switzerland, Italy, Spain, France and Belgium. Kayak got a great reception and now tours are being set up later this year in the U.S. and U.K.. Meanwhile, Capitol and EMI are giving intensive promotion to the first Kayak album in all territories”.
Kayak was de kerngroep van een initiatief van het bedrijf om meer Nederlands product te verkopen. Bij die gelegenheid liet directeur Roel Kruize optekenen: “Our aim is to augment the sales of our own productions by 40 percent during the coming year. This means building strongly on the success of our established artists and also coming up with some new local talent”.
Sjoerd Mulder merkte op dat het succes van Kayak voor Frits een manier was om zichzelf in de kijker te zetten. Dan was het zijn succes.
In de muziekbranche was dat niet ongebruikelijk. Bijvoorbeeld Freddy Haayen, die zich één voelde met ‘zijn’ jongens van de Golden Earring. Andere voorbeelden – maar in wat mindere mate – uit die tijd: Cees van Leeuwen, die als manager optrad van naamgenoot Robbie van Leeuwen in groepen als Motions, Shocking Blue en Galaxy Lin. Of de gebroeders Buijs in Volendam met de Cats en George Baker Selection. Bij Paul Acket was het anders – die had een veel groter palet aan activiteiten in de Haagse Theresiastraat.
Problemen en succes bij Kayak
Naar buiten toe leek Kayak het ene succes na het andere binnen te halen. Intern was het anders. De leden van de groep moesten leven van een beperkt ‘salaris’, niet meer dan enkele honderden guldens per maand. Wat er extra binnenkwam ging in de grote pot – onder meer voor het afbetalen van apparatuur.
Drummer Pim Koopman in die tijd: “We moeten voor elke cent knokken. We krijgen zakgeld van Frits, onze manager. Ik woon nog thuis. Ik moet nog wel eens een elpee kopen of een avondje uit. Daar gebruik ik het voor”.
Frits liet de ouders van de bandleden meetekenen, zodat iedereen afhankelijk was van de financiële aanpak van de manager. In werkelijkheid werd er weinig of niets afbetaald. Het grootste gedeelte van de inkomsten van Kayak zou rechtstreeks in handen van Hirschland gekomen zijn. Maar inkomsten genereren, daar was hij heel goed in.
Zoals in de rouwadvertentie te lezen was: Frits was een ‘levensgenieter’. Het maken van veel onkosten ging bij hem vanzelf. Van een goed bijgehouden administratie was nauwelijks sprake – dus ook niet van het afleggen van verantwoording aan de artiesten die hij onder zijn hoede had genomen.
Pim Koopman later: “Frits vulde het ene gat met het andere. Hij was briljant, maar heeft de kluit besodemieterd. Frits was een maniak, met wie geen goed garen te spinnen was. Hij voerde haatcampagnes. Zelfs volgens zijn vader was hij een duivel, ‘ein Teufel’. Ik heb een tijd bij de familie Hirschland ingewoond, in Hongarenburg (Mariahoeve, Den Haag). Lange gesprekken heb ik er gevoerd, tot diep in de nacht”.
Frits verhuisde later naar Blankenham in de Noordoostpolder. Toen hij daar in 1976 naar eigen zeggen een hartaanval kreeg legde hij de schuld bij Pim. Die had hem dat allemaal aangedaan.
“Vooral vanwege de problemen met Frits heb ik Kayak in 1976 verlaten. Ik kon niet anders”, aldus Koopman.
Pim vond een alternatief: bij EMI kreeg hij een vaste baan als producer aangeboden.
De grote internationale doorbraak bleef uit. Het boterde steeds minder tussen Hirschland en Bovema. Onvrede over de manier waarop EMI ‘zijn’ Kayak promotioneel ondersteunde was voor Frits aanleiding de knuppel in het hoenderhok te gooien.
Hij kreeg echter niet zijn zin en irriteerde en provoceerde de platenmaatschappij dermate, dat de directie er ten slotte genoeg van had en de band liet gaan.
Ton Scherpenzeel, samen met Pim Koopman de drijvende kracht in de groep: “Wij waren niet de geweldig verkopende act waarop EMI drie jaar lang gehoopt had. Niet dat het slecht ging, maar we haalden de investering er net niet uit. Bovendien hadden wij een manager die nogal veel noten op zijn zang had en daarom vonden ze ons lastig worden”.
In tegenstelling tot Koopman, maakte Ton pas op de plaats. De groep moest door. “Pims vertrek was voor mij geen reden om met de band te stoppen. Ik vond het niet leuk, maar eerlijk gezegd stimuleerde het mijn ambitie ook wel. Ik zou ze weleens laten zien dat ik het ook alleen kon. Bovendien had ik weinig keuze. Mij was geen baan aangeboden. Breken met Frits was geen optie”.
Kayak kwam onder contract bij Phonogram te staan. Het Amerikaanse bedrijf Janus zorgde voor een voorschot van 450.000 gulden, waardoor de Nederlanders de kans kregen om in Wisseloord, een nieuwe studio van PolyGram, het moederbedrijf van Phonogram, te blijven experimenteren. Het album ‘Phantom of the Night’, met daarop de single ‘Ruthless Queen’ zorgde voor een sensationele doorbraak, maar beperkt tot het eigen land.
Uitbreiding van activiteiten
Dankzij Kayak had Frits het dan toch maar gemaakt, vond hij zelf. Voor hem als ondernemer aanleiding om zijn muzikale activiteiten in een hogere versnelling te zetten. Dat ging hem goed af, dankzij zijn samenwerking met Gerrit-Jan Leenders, die hij bij Bovema-EMI had leren kennen. In korte tijd was hij betrokken bij grote successen. Vaak waren het gerenommeerde artiesten van weleer, die een nieuwe boost nodig hadden om een come-back te maken. Vooral ‘Weekend’ van Earth & Fire deed het in eerste instantie geweldig, ook elders in Europa.
Jerney Kaagman in ‘Weekend’ (AVRO’s Toppop)
Frits, de man die deals kon maken, maar minder goed was in het vervolg, zocht hulp voor de afwikkeling van zijn zaken, ondergebracht in Qcumber, en vond die in de persoon van Michael Lambrechtsen.
Michael, 29 jaar, die als freelancer werkte, wilde een vaste baan met een vast inkomen verwerven. In 1980 stuurde hij brieven naar alle Nederlandse platenmaatschappijen waarin hij liet weten op zoek te zijn naar een functie in de muziekindustrie.
Het ging ineens razendsnel. Na zo’n brief werd hij de volgende ochtend gebeld door Hirschland. Frits nodigde hem die zelfde dag nog uit voor de lunch in de Jonge Haan, op de ’s Gravelandseweg in Hilversum.
Het gesprek met Hirschland verliep uitermate voorspoedig voor Michael. Ter plekke werd hij benoemd tot general manager van het door Frits opgezette bedrijf Qcumber. “In recordtijd introduceerde Frits me overal in het Gooi.
Ik maakte kennis met producer Gerrit-Jan Leenders die bij EMI het repertoire van Kayak onder zijn hoede had gehad en in 1979 onafhankelijk verantwoordelijk was voor de continentale hitsingle ‘Weekend’ van Earth & Fire. Bovendien met Willem Barents, directeur van Phonogram, Willem van Kooten, Frans Mijts, Frans de Wit en Kees de Bloois van EMI Music, Kees Baas, directeur van CNR, en Ton van den Bremer, die de internationale exploitatie van het Nederlandse PolyGram-repertoire verzorgde.
Met Frits maakte ik afspraken voor een redelijk maandsalaris. Zo had ik voor het eerst in mijn leven een vaste financiële basis”.
Michael Lambrechtsen
Enkele jaren geleden vertelde Michael mij [HK]: “Frits had geen vaste woon- of verblijfplaats. Hij woonde in Huizen bij Johan Slager, gitarist van Kayak. Bij de Jonge Haan had hij op de eerste verdieping een ruimte als kantoor gehuurd. In de kamer ernaast was ondernemer Henri Remmers neergestreken”. Henri had vroeger bij Veronica gewerkt.
Frits liet Michael zijn kantoor zien. “Er stonden drie koffers, helemaal vol met papieren. Daarin zat de ‘administratie’: contracten, bankafschriften, royalty-statements etc. Ga die maar ordenen, zei hij.
Daar ben ik een tijd mee bezig geweest. Langzaam ontdekte ik hoe de activiteiten van Frits zakelijk in elkaar zaten. Het werd mijn taak om Frits vanuit de achtergrond ter zijde te staan. Ik mocht overal bij zijn, terwijl Frits op een uiterst creatieve manier zijn zaken afhandelde.
Qcumber was door hem opgezet samen met Gerrit-Jan Leenders. Het bedrijfskapitaal was waarschijnlijk tot stand gekomen uit hun deel van de opbrengst van de Earth & Fire hit ‘Weekend’, geproduceerd door Gerrit-Jan, waarvan zeer veel exemplaren verkocht waren in Europa”.
Michael ontdekte hoe Qcumber was opgebouwd. “Het bedrijf van Frits en Gerrit-Jan had VOF’s met diverse popartiesten en -groepen, onder wie Kayak, Earth & Fire, Rick van der Linden, Rein van de Broek (beiden ex-Ekseption) en Renée, de groep van gitarist René Nodelijk en zijn echtgenote, zangeres Anja Exterkate.
Frits deelde als Qcumber gelijk op met de artiesten van de groepen van wie hij de zaken behartigde. Zijn inkomsten bedroegen dus ongeveer twintig procent van het totaal. Dat was niet ongebruikelijk in die tijd”.
Michael kwam erachter hoe ingewikkeld de platenbusiness soms in elkaar kon zitten. Hij was bijvoorbeeld verbaasd over de houding van platenmaatschappij Phonogram, die Kayak voor een flink bedrag van EMI had overgenomen en meer dan stevig geïnvesteerd had in de opnamen van een nieuw album. Frits en Michael hadden een gesprek op het Qcumber-kantoor met Rob Edwards, marketing manager van het bedrijf, om te overleggen hoe de elpee onder de aandacht van het publiek gebracht zou worden. Daar bleek helemaal nog niet over nagedacht te zijn, kon hij zich nog goed herinneren.
Michael kon daarom wel enig begrip opbrengen voor de fratsen die Frits af en toe uithaalde om aandacht voor zijn artiesten te genereren, zowel binnen als buiten de industrie. Zo reed hij te paard het pand van Phonogram in om zijn gramschap te tonen. Bij diverse gelegenheden ging hij op zijn hoofd staan. Als protest liet hij soms vliegtuigen met een uitdagende boodschap (achter het toestel) urenlang de lucht doorkruisen.
Frits op z’n hoofd
Earth & Fire, Bolland, Falco
Michael kreeg soms de taak om de problemen op te lossen, die Frits door ‘onhandig optreden’, veroorzaakt had. Verantwoording afleggen aan artiesten was bijvoorbeeld niet aan hem besteed.
Michael vertelde mij: “De leden van bijvoorbeeld Kayak en Earth & Fire hadden er weinig of geen idee van hoe ze aan hun inkomen kwamen. Ze ontvingen geld, maar kregen van Frits niet precies te horen waar dat op gebaseerd was. Op den duur was dat natuurlijk niet houdbaar.
Pim Koopman, op dat moment al lang uit Kayak, was kennelijk nog steeds woest op zijn ex-manager. Op enig moment was ik op kantoor aan het werk, werd gebeld door Ruud van Dulkenraad vanuit het promotiekantoor van CNR, dat Pim met bijl in de hand langs was gekomen op zoek was naar Frits. Hij werd gewaarschuwd en wist zich tijdig onvindbaar te maken.
Ook Jerney Kaagman en Bert Ruiter (Earth & Fire) eisten opheldering. Daar had Frits geen zin in en stuurde mij (met een formele volmacht op papier) naar een neutraal terrein (Eindhoven) om alle details uit te leggen. Er was door financieel adviseur Charles Draak in ’s-Gravendeel (Adkon Groep Nederland BV), met hulp van accountantskantoor Loyens & Volkmaars (Rotterdam) een constructie opgezet waarbij het vele geld dat de groep op dat moment met name in Duitsland had verdiend bij een bank op Jersey veilig werd gesteld.
Ooit heb ik voor Frits letterlijk een cheque van honderdduizend mark bij Arcade in Duitsland opgehaald en bij de Amsterdamse vestiging van de ‘Jersey’-bank ingeleverd ten gunste van de Earth & Fire-rekening aldaar. Achteraf bekeken kostte de ingewikkelde constructie meer geld dan het fiscale voordeel dat het opleverde”.
Rob en Ferdi Bolland hoorden eveneens tot de cliënten van Frits Hirschland. De broers namen in het begin van de jaren tachtig de Oostenrijker Falco onder hun hoede. De samenwerking pakte geweldig uit. Bolland-Falco producties als ‘Rock Me Amadeus’, ‘Vienna Calling’ en ‘Jeanny’ wisten in 1985-86 internationaal de top van de hitlijsten te halen, tot zelfs in Amerika toe.
Het succes van Falco zorgde voor flink wat inkomsten, niet alleen uit de verkoop van de platen en cd’s, maar tevens uit publishing. De twee broers hadden de hits van Falco geschreven. In die tijd ook scoorde Status Quo internationaal met ‘In the army now’, eveneens uit de pen van Rob en Ferdi.
Eigen ervaringen met Frits
Tijdens mijn eigen bestaan in de muziek business was ik goed bevriend met Frits Hirschland. Regelmatig ontmoetten we elkaar, in de horeca of bij mij op kantoor. Van zaken doen kwam niet veel. Frits vroeg flinke voorschotten en een ongebruikelijk hoge royalty. Dan ben je sneller uit je voorschot, met die opmerking probeerde hij me over de streep te trekken. Daar trapte ik niet in en dan hadden we samen plezier.
Het enige contract dat ik ooit met hem gemaakt heb, als ik me goed herinner, was voor de Boy Commandos onder leiding van Joost Timp, de voormalige groep Bloem, die muziek maakte in de stijl van de Police. Frits had de pluggers van Polydor goed voorbewerkt. Die uitten zich geweldig enthousiast, maar wisten jammer genoeg niets te bereiken toen ze ermee in Hilversum aan de slag gingen. Een mislukking dus. In zekere zin was ik er die keer ingestonken.
Frits kwam regelmatig ongevraagd binnen vallen. Zullen we bij Rick van der Linden en Penny de Jager gaan lunchen, stelde hij eens voor. Zo gezegd, zo gedaan. Het was heel gezellig bij hen thuis. Tot zaken doen kwam het echter niet.
Door Frits was ik jaren eerder uitgenodigd voor een bezoek aan de mooie woning van Gerrit-Jan Leenders in het groene hart van Holland. Van het een kwam het ander. Over een paar dagen treedt in Den Haag een nieuwe aanwinst van EMI op. Ga je mee, stelden Frits en Gerrit-Jan voor. Zo was ik getuige van het eerste optreden van Queen in Nederland.
Alsof het niets was vertelde Frits openhartig over wat hij allemaal deed. Op een dag had hij weer eens een conflict in het Gooi. Met woorden kwamen ze er niet uit, hoorde ik. Dan maar op een andere manier. Gewapend met een zware kei trok hij naar de ‘wederpartij’ en gooide die door een glazen ruit naar binnen. Vervolgens meldde hij zich bij het dichtstbij zijnde politiebureau en deed zelf aangifte van zijn overtreding. Na betaling van de onkosten en boete was voor hem de zaak geklaard.
Nog een laatste ervaring, die me is bijgebleven. Frits was op de een of andere manier betrokken bij het succes van Falco in Amerika, wiens platen daar verschenen op het label van A&M, van Herb Alpert en Jerry Moss. Op een avond nodigde hij me uit voor een diner in de Jonge Haan. Tijdens een pauze ging hij even naar boven, naar zijn kantoor aldaar. Terug beneden aan tafel vertelde hij me dat ‘Rock Me Amadeus’ van Falco zo juist doorgestegen was naar de nummer één positie in Billboard. Daar moesten we op gepaste wijze op proosten.
Het was up & down voor Frits Hirschland.
Het verval
Regelmatig wist Frits min of meer vergeten artiesten terug naar de top te brengen. Een tijd lang ging dat goed. Maar niets is eeuwig. Op den duur lukte het hem niet meer om nieuwe trucs te bedenken. Zijn loopbaan kwam ernstig in gevaar.
In een interview met Oor vertelde hij later: “Alles wat ik heb gedaan was gericht op die nummer één hit in Amerika. Er zijn 100.000 mensen op de wereld dag in dag uit aan het werk om dat te bereiken. Dat je dat haalt, is uniek.
Toen Falco op de eerste plaats kwam in de Amerikaanse hitparade, had ik de top bereikt en was voor mij de lol eraf. Het gaat bij sommige mensen namelijk niet alleen om het geld. Er zit ook een stukje eigenwaarde in, een stukje plezier. Op zijn hoogtepunt hief Doe Maar zich op. Dat heb ik ook gedaan”.
De werkelijkheid was anders vonden Sjoerd Mulder en ik. Sjoerd had een Panorama uit 1987 meegebracht met een verslag van zijn optreden tijdens de Midem, de internationale muziekbeurs in Cannes. Samen met Vanessa (jaren eerder succesvol met ‘Upside Down’) was hij naar de badplaats aan de Middellandse Zee gevlogen om haar een internationale comeback te bezorgen. Niets was hem te veel; het kon niet op. De reportage gaf een mooi inkijkje op hoe Hirschland te werk ging.
Om te beginnen werd er business class gevlogen, ‘terwijl het gros van de vaderlandse platenindustrie zich met goedkoop ticket aan de andere kant van het discreet gesloten gordijn neerzette’. Tijdens de vlucht werd hem, zoon van een joodse ondernemer, een kosjere maaltijd opgediend. Dat had Frits tevoren geregeld.
Met Vanessa naar de Midem in Cannes
Frits had zich voorgenomen dat alle bezoekers van de muziekbeurs over hem en Vanessa zouden praten. Eenmaal geland op het vliegveld van Nice, maakten hij en Vanessa daarom geen gebruik van het openbaar vervoer, zelfs niet van een taxi. “Frits had een helicopter gereserveerd”. Verslaggever Bartlema: “Statig ontstegen we de massa en scheerden laag over naar het vliegveldje in Cannes, waar een limousine met telefoon en chauffeur gereed stond”.
Frits had een suite in het exclusieve hotel Martinez (1.700 gulden per nacht) weten te boeken. Na aankomst werd een serveerboy met twee flessen champagne binnen gereden.
De journalist van Panorama kreeg informatie over hoe Vanessa’s manager zich in andere jaren bij die gelegenheid gemanifesteerd had. “Hij verhaalde over eerdere heldendaden tijdens de Midem, zoals die keer toen hij vijf dagen in pilotenuniform over de beurs liep (‘om op te vallen’), of toen hij ‘s avonds languit in het zwembad viel en net deed of hij verdronk (‘ook om op te vallen’), totdat vijf hulpvaardige heren met smoking en al het zwembad indoken om hem te redden en Hirschland gillend van de lach naar de kant crawlde. Of toen hij zich (‘alweer om op te vallen’) ruggelings van de twaalf meter hoge trap in de bar van het Martinez-hotel liet vallen”.
Die avond was het doorzakken geblazen in het hotel. Maar Frits ging de volgende ochtend door in de suite met indruk te maken op zijn gasten. “Binnen stond een tafel gedekt. Wit damast, een koeler met champagne, uitgesneden zalm, kaviaar, eieren, ham, sinaasappelsap, koffie, verse broodjes, croissants”.
Ludo Voeten, haar zakenbehartiger in Nederland, legde uit hoe hij bij Hirschland gekomen was. “Ik zat [na ‘Upside Down’] met Vanessa op een dood spoor. Ik ben iedereen in het wereldje af geweest, heb talloze nummers uitgeprobeerd, maar het was het niet. Toen ben ik voor advies naar Frits gegaan, naar Londen. Want je denkt misschien: die man is gek, maar hij scoort wel. Hij is razend intelligent en heeft contacten over de hele wereld”.
’s Avonds werd er op niveau gedineerd. Frits trakteerde op een gezellig etentje in Le Moulin de Mougins, een drie sterren restaurant (in de Michelin). Onder zijn gasten bevonden zich de gebroeders Bolland en Ludo Voeten. Ook de succesvolle Amerikaanse muziekondernemer Seymour Stein was aanwezig. Die had niet alleen de Nederlandse groep Focus maar ook Madonna en de Talking Heads onder contract genomen. Stein had zijn bedrijf aan Warners Brothers verkocht, waar hij op dat moment als vice-president functioneerde. Zo iemand was de ideale persoon om Vanessa wereldwijd te lanceren.
Frits Hirschland met Seymour Stein en Vanessa
Frits rook waarschijnlijk zijn kans. Om te beginnen liet hij een reclamevliegtuigje met ‘Cannes welcomes… Vanessa’ een tijd lang over het Midem-terrein scheren. En ’s avonds weer terug in het drie sterren-restaurant, waar Seymour Stein opnieuw acte de presence gaf. Bij die gelegenheid liet Frits aan Stein en Alan Grubman, zijn kompaan, via een walkman een opname van Vanessa horen – een nieuwe joodse dance-versie van ‘Hava Nagila’.
Dat pakte goed uit. Het Amerikaanse duo reageerde meteen positief. In de Panorama kon je uit de mond van Hirschland lezen: ‘Verkocht’.
Frits had bereikt waar hij voor naar Cannes gekomen was. Tot in de late uren werd feest gevierd.
Hirschland na terugkomst in Nederland: “Het was een eclatant succes. Ik heb opdracht gekregen voor een videoclip. Ik verwacht dat die in mei klaar is, dus dan gaan we uitkomen met ‘Hava Nagila’. En ik verzeker je, worldwide. Grubman wil het hebben. De deal is rond”.
Vanessa kon het nauwelijks bevatten: “Het was net ‘Dynasty’. Het ging het maar door. Champagne, kaviaar, limousines”.
Maar kennelijk had Frits zaken niet zo goed afgehandeld als nodig was. In elk geval kwam er van het grote internationale avontuur niets terecht.
Suriname
Na een aantal mislukkingen werd Hirschland niet meer serieus genomen. Althans zo voelde hij het; dat was ook de mening van Sjoerd Mulder. De joodse muziekondernemer stapte op het vliegtuig naar Paramaribo en exploiteerde er een winkel in het binnenland, wist Sjoerd. Zo kwam hij tevens in aanraking met Ronny Brunswijk, de politieke tegenstander van Desi Bouterse (1945-2024). Over zijn avonturen publiceerde hij het boek Dossier Moengo ‘290 uur’. Frits vergeleek de onderdrukking van de bosnegers met die van de joden enkele tientallen jaren eerder.
Op de achterkant schreef AD-journalist Karel Bagijn: “Who the hell is Frits Hirschland? Omstreden, gehaat, bewonderd en geliefd in de Gooise wereld. In 1987 vertrok hij naar Oost-Suriname om Brunswijk en diens Jungle Commando te helpen. Geschokt als hij was door de moorden op de bosnegers in dat voormalige stukje tropisch Nederland: op babies, kinderen, bejaarden en zelfs zwangere vrouwen. Vanuit het oerwoud bestookte hij vanachter een gammele schrijfmachine liggend in de vuurlinies de Nederlandse en Surinaamse autoriteiten met zijn klachten. Het leverde hem de bijnaam Commandant Potlood op.
Zeker, hij is gestoord. Maar hij scoort. Zijn muziekhonoraria liet hij naar buurland Frans Guyana overmaken. Op Stoelmanseiland, midden in de jungle, bekostigde hij daarvan dagelijks de maaltijden voor meer dan 100 kinderen en vluchtelingen.
Zo leerde ik Hirschland kennen: in een glinsterend joggingpak (‘je moet wat doen om op te vallen’) druk bezig met humanitaire hulp”.
Frits Hirschland in Suriname
Terugblik
In een interview met Hans van den Heuvel, anno 1994, vergeleek Frits zijn werk in Zuid-Amerika met dat van manager van artiesten. “De meesten geloven het niet, maar het managen van een popgroep of van een verzetsorganisatie is identiek. Als jij ’s avonds om half elf een kamp moet gaan ontruimen en de hele zaak op transport moet zetten, dat is in feite niet anders dan de truck naar Delfzijl rijden en zorgen dat ’t om half twaalf op het podium staat. Alleen de omstandigheden zijn anders, en de gevolgen van eventuele fouten die je maakt zijn groter. Maar het werk is hetzelfde. Bosland-creolen zijn ook lastige artiesten”.
Zag je ze ook als artiesten?, werd hem gevraagd
“In feite is iedereen artiest. Iedereen heeft iets unieks.
Managers moeten zichzelf niet te veel eer toedichten. Als een artiest in Amsterdam met zijn gitaar op een brug gaat zitten, heeft hij ’s avonds te vreten. Maar als een manager daar gaat zitten, met een bordje: ‘ik ben manager’, wat gebeurt er dan?
Managers en platenmaatschappijen bestaan bij de gratie van de artiest! Vanuit die filosofie moet je redeneren. Je moet als manager alleen maar begeleiden, daar moet je verder vanaf blijven. Anders krijg je de situatie dat de artiest zich niet meer happy voelt en dondert de hele zaak in elkaar.
Ik heb met Kayak meegemaakt dat de mensen niet meer tevreden waren met de plek waarop ze zaten. Max Werner was zanger, maar wilde liever drummen. Houd dat dan niet tegen en zeg: jongen, ga jij maar drummen, we zoeken wel naar een oplossing. Als je het tegen houdt, heeft hij vier maanden later hyperventilatie, en ben je hem kwijt. Zoals Pim Koopman. Die kreeg al hyperventilatie, want hij wilde producer worden”.
In Oor liet Frits afdrukken dat hij Vanessa in Cannes had ‘voorgesteld aan Hans Breukhoven. En dat klikte. ‘Hava Nagila’ is [overigens] m’n enige project dat niet gescoord heeft’.
Tijdens het interview onthulde hij bovendien hoe hij zich gemanifesteerd had tijdens zijn eerste deelname aan de internationale muziekbeurs. “Ik kende geen hond. Dus heb ik zwarte jasjes laten maken, met daarop: ‘Hirschland go home’. Daar liet ik vier mensen mee rondlopen.
De vijfde had ook zo’n jasje, maar daar stond op: ‘Who the fuck is Hirschland?’ Dat ging op een gegeven moment een eigen leven leiden. Is die Hirschland een nieuwe artiest?
Nee, dat was ik, die mijn bandjes liep te promoten. Maar daardoor kreeg ik wel een voetstuk, waardoor ik wat gemakkelijker kon dealen met die mensen”.
Dus voor een manager is het belangrijk om aan zelfpromotie te doen, was de veronderstelling.
“Uiteraard! Als jij je artiest wil promoten, moet jij zelf bekend zijn, anders promoot je je artiest verkeerd. Alleen, je moet jezelf niet als artiest gaan promoten. Die grens is moeilijk te trekken. Tot waar kan ik gaan, en waar ga je elkaar overlappen?”
De laatste keer dat ik [HK] Frits ontmoet heb was op Schiphol, omstreeks 1990 toen hij op het punt stond om weer eens naar Suriname af te reizen. We maakten grappen en beloofden contact te houden. Daar is het niet meer van gekomen.
Sjoerd Mulder heeft hem daarna nog wel regelmatig ontmoet. Hij kon zich niet aan de indruk onttrekken dat Frits geen verdere toekomst meer zag. Hij hoorde van hem dat hij enkele pogingen gedaan had om in het Amstelhotel met pillen een einde aan zijn leven te maken. Op 3 januari 1999 lukte het wel.
Sjoerd Mulder wist dat Frits heel wat schulden had, niet betaalde rekeningen bijvoorbeeld in dure horeca-etablissementen. En hij had niet alleen vrienden. Dat bleek nog eens in 2009 toen Pim Koopman onverwacht kwam te overlijden.
Een van zijn medemuzikanten wist de droevige stemming bij de uitvaart te onderbreken met een geestig betoog. Daarin zei hij letterlijk: “Je kon het bij Pim ook verbruien en dan was-ie bikkelhard. Spelen in Kayak was ook in de jaren zeventig al Pims lust en leven, en er was dus heel wat voor nodig om hem zover te krijgen, de groep de rug toe te keren.
Dat ‘heel wat’ begon met een F en eindigde op rits Hirschland. In 1976 was Pim de misselijke fratsen van zijn manager zat en stapte hij op. Toen Frits in 1999 vrijwillig uit het leven stapte, was er geen Kayak-muzikant bij de uitvaart. Ik hield Pim voor dat het wel druk was geweest bij die uitvaart. Pim: ‘Dat komt alleen maar omdat al die mensen het zekere voor het onzekere namen en zich er met eigen ogen van wilden overtuigen dat Hirschland echt dood was’”.
Zelf heb ik Frits Hirschland (én Pim Koopman) altijd als een vriend gekend.
Harry Knipschild
1 juni 2025
Literatuur
Bert Jansen, Pim Oets, Oor, ‘Zijn de boys met Max de topgroep van straks?’, Oor 21 november 1973
Frans van der Beek, ‘Kayak’, Billboard, 25 april 1974
Rob Bartlema, ‘Champagne, kaviaar en Vanessa’, Panorama, 20 februari 1987
Frits Hirschland, Dossier Moengo ‘290 uur’, Cast Publishing, 1993
Hans van den Heuvel, ‘Frits Hirschland’, Oor, 17 juni 1994
Marc van den Broek, ‘Carrière Frits Hirschland had uiterst grillig verloop’, Volkskrant, 4 januari 1999
Rene Zwaap, ‘I.M. Frits Hirschland’, Groene Amsterdammer, 6 januari 1999
Ton Scherpenzeel, ‘Bizar’, website Kayak, 12 november 2006
Harry Knipschild, ‘Pim Koopman, producer van popmuziek’, website Harry Knipschild, 16 november 2010
Irene Linders, Kayak. 40 Jaar symfonische rock, Verbum, 2012
Harry Knipschild, ‘Ton Scherpenzeel over Kayak’, website Harry Knipschild, 17 november 2012
Harry Knipschild, ‘Michael Lambrechtsen achter de schermen’, website Harry Knipschild, 28 april 2021
Harry Knipschild, ‘Kayak, een nieuwe popgroep, aan het woord (1973)’, website Harry Knipschild, 24 augustus 2024
- Raadplegingen: 324