Skip to main content

196 - Queen, van niets naar ‘Bohemian Rhapsody’


 
Over de Top 2000 zijn sinds de eerste uitzending, in december 1999, enkele (officiële) boeken geschreven. Het eerste verscheen in 2008 en was getiteld Top 2000. 10 jaar liedjes, lijstjes en verhalen. Kees Toering, zendermanager radio 2, schreef het voorwoord. Toering: “De top 2000 werd aanvankelijk door mij bedacht als een eenmalig evenement. Begin 1999 was de ‘buzz’ naar de eeuw- en millenniumwisseling op gang gekomen. Overal hoorde je over bedrijven en organisaties die er iets bijzonders mee wilden doen. Radio 2 kon natuurlijk niet achterblijven. Het plan ontstond om de eeuw af te sluiten met een historisch overzicht van de mooiste platen van de twintigste eeuw. Luisteraars stuurden hun favorieten via brieven en kaarten. Meer dan 3,5 miljoen mensen luisterden in de week tussen kerst en oud en nieuw”.

Bij het voorwoord tevens de persoonlijke voorkeur van de man achter de Top 2000, met onder andere ‘Hocus Pocus’ (Focus), ‘I just don’t know what to do with myself’ (Dusty Springfield), ‘Friday on my mind’ (Easybeats), ‘Honky Tonk Women’ (Rolling Stones) en ‘That’s the way it is’ (Bruce Hornsby).
   In het lijstje van Toering ontbrak Queen. Blijkbaar hoorde ‘Bohemian Rhapsody’, bijna elk jaar nummer één, niet speciaal tot zijn favoriete nummers. In het boek kon men er natuurlijk niet om heen. Een aantal verhalen was anno 2008 ingeruimd onder het hoofdstuk: ‘Top 2000 Essentials’. Daarin stukjes over Boudewijn de Groot (‘Avond’), Beatles (‘Hey Jude’), Kinks (‘Lola’), Beach Boys (‘God only knows’), Eagles (‘Hotel California’), Led Zeppelin (‘Stairway to heaven’), Golden Earring (‘Radar Love’) en Queen.
   In het stukje over Queen: “‘Bohemian Rhapsody’ was het geesteskind van frontman Freddie Mercury. Hij speelde het voor aan zijn bandleden en het moment dat hij stopte is inmiddels befaamd. ‘That’s where the operatic bits come in!’ Het nummer was dan ook opvallend van opbouw en wekte volgens gitarist Brian May bij ieder bandlid grote verbazing toen ze het voor het eerst hoorden. ‘Freddie kwam aan met allerlei bijeengeschraapte stukjes muziek en tekst, vol gele post-it briefjes’. ‘Hij bespeelde de piano vervolgens zoals andere mensen een drumstel behandelen’. Na drie weken oefenen begon Queen op 24 augustus 1975 aan de opnames van wat de tot dan toe de duurste single aller tijden ging worden”.
   In 1975 kon Queen het zich blijkbaar permitteren om (op kosten van anderen) een geweldig kostbare studio-opname te maken, met zoals in het boek uitgelegd wordt: ‘dure instrumenten en vele overdubs’. Zoiets was een paar jaar daarvoor niet mogelijk geweest.
 


Omslag van het boek

 

Queen bij Trident

 
In de biografie die Lesley-Ann Jones in 2012 over Freddie Mercury schreef werd goed duidelijk dat de Britse groep beslist geen vliegende start had. Onderhandelingen met diverse platenmaatschappijen, waaronder Charisma in 1971, leverden in elk geval niets op. Charisma werkte hard aan Genesis (met o.a. Phil Collins en Peter Gabriel). Zelfs als Queen er terecht kon zouden ze daar hooguit op de tweede plaats terecht komen en dat was niet de bedoeling. Met een naam als ‘Queen’ ging je immers voor de absolute top.
   Beter lukten de contacten met Barry en Norman Sheffield. Norman (1939-2014) was de drummer geweest van de Engelse Hunters, een gitaargroep die je een beetje kon vergelijken met de Shadows, de begeleiders van Cliff Richard. Hij had meegespeeld op het instrumentale ‘Teen Scene’, dat in 1960 de aandacht trok.
   De Sheffields zocht op een andere manier emplooi in de muziekbusiness. Barry en Norman zetten in 1967 een geluidsstudio op die ze Trident noemden. In maart 1968 nam Manfred Mann er ‘My name is Jack’ op en toen die single in de Engelse top 10 belandde volgden er meer ‘cliënten’ onder wie zelfs de Beatles (‘Hey Jude’ en een gedeelte van hun ‘White Album’). Heel wat opnamen van het Apple-label (George Harrison, James Taylor) werden bij Trident gemaakt.
   De eigenaars van de studio in Londen besloten begin jaren zeventig om hun business uit te breiden. Als ze in de lege studio-uren nieuw talent een kans gaven zouden ze hun inkomsten kunnen vergroten. In dat geval was Trident eigenaar van de masterband die dan vervolgens door een gewone platenmaatschappij in de handel gebracht zou worden. Trident zou nog meer inkomsten verwerven als het bedrijf van de twee broers tegelijk kon optreden als muziekuitgever en manager van zo’n pop-act.
   Op 24 maart 1972 bezocht Barry Sheffield een optreden van Queen. Eerder had hij geluisterd naar wat demo-opnamen van de groep. Dat was blijkbaar aanleiding om zelf te gaan kijken. Barry was met name onder de indruk van ‘Hey Big Spender’, een song uit het repertoire van Shirley Bassey. Genoeg in elk geval om afspraken te maken met Queen. Als de leden van de groep accoord gingen met de voorwaarden mochten ze onder leiding van een door Sheffield aan te wijzen producer opnamen maken in de studio. Trident zou dan optreden als algeheel zakenbehartiger.
 



Norman en Barry Sheffield

 

 

Het eerste album van Queen

 
Queen ging accoord, is te lezen in het boek over Freddie Mercury. De overeenkomst werd getekend. Nu was het afwachten wanneer er ruimte in de studio was. De muzikanten moesten steeds stand-by zijn. Vaak werd er midden in de nacht, vóór het ochtendgloren, gewerkt.
   Een van de eerste opnamen die ze maakten was een idee van Trident zelf – een cover van de songs ‘I can hear music’ (Beach Boys) en ‘Goin’ Back’ (Dusty Springfield). De single werd onder de naam Larry Lurex zonder succes op de markt gebracht. Maar ook een gewoon album kwam tot stand, met stukjes en beetjes. John Anthony zou (namens Trident) de producer zijn. Maar toen die tijdens de opname van een Al Stewart-album instortte, nam Roy Thomas Baker het werk over. De Amerikaan Jack Nelson trad namens Trident op als manager van Queen.
   Toen het Queen-album (bijna) af was moest Trident het zien onder te brengen bij een gevestigde platenmaatschappij. Het productiebedrijf had zoveel vertrouwen in een live-optreden van de groep dat er in november 1972 een concert georganiseerd werd voor mensen uit de muziek-business. De opkomst was matig. Geen enkele A&R-manager kwam opdagen. Zo’n A&R-man, in dienst bij een platenmaatschappij, zou moeten beslissen om de groep van Trident over te nemen. Daar was in die tijd nog geen sprake van.
   Een tweede optreden, nu in de Londense Marquee op 20 december 1972, had meer resultaat. Jac. Holzman, directeur van de Amerikaanse maatschappij Elektra (o.a. Doors met Jim Morrison) kwam opdagen. Hij had met interesse geluisterd naar songs van het album, die Jack Nelson hem had bezorgd. Holzman kwam vanuit de VS helemaal naar Londen vliegen om Queen in de Marquee te zien optreden. Enthousiast was hij niet, liet hij de groep per brief weten. Toch bleef hij positief over de door Roy Thomas Baker gemaakte opnames. Holzman was bereid een overeenkomst te maken. Hij had echter alleen belangstelling om het Queen-album in Amerika uit te brengen.
  

Joop Visser - EMI

 
In januari 1973 was het album van Queen helemaal af. Het was zaak iemand in Engeland te vinden die bereid was een deal te maken. Via hun liedjes kwamen er contacten met EMI. De songs werden uitgegeven door B. Feldman & Co. Die muziekuitgeverij werd gekocht door EMI Publishing. Queen zat dus al bij EMI zonder dat ze er iets voor hoefden te doen.
   Als je het boek leest wilde Freddie Mercury niets liever dan dat zijn groep bij EMI Records onder contract kwam. Over de toenmalige directeur schreef Jones: “Ken East was a big, bold brassy Australian. Dolly, his wife, used to be in public relations. Still was, in many ways. She was a large lady, this irresistable Mama Cass figure. Ken adored artists, and was one of the first to come down from his ivory tower to associate with them. EMI was full of queens, so Ken and Dolly embraced that whole scene, too”.
   Het selecteren van nieuwe pop-acts lag op dat moment in handen van een Nederlander. Het was Joop Visser, voormalig employee van Bovema (Heemstede) en BASF (Arnhem), die de knoop doorhakte volgens de auteur. “Joop was the guy who found three of EMI’s most successful acts of the era, and signed them all at the same time”, hoorde ze uit de mond van Steve Harley. “One was Queen. The second was Pilot en the third was us, Cockney Rebel. Joop was the man you deferred to, the one you went for advice. You couldn’t offend Joop. I loved him dearly”. Joop Visser had een goede naam in Londen, lijkt het als je dat leest.
 


Joop Visser (rechts B.B. King), 1966
 

 
Ook Joop Visser was in 1972 naar het Queen-optreden in de Marquee geweest. Op hem maakte dat even weinig indruk als op Jac. Holzman van Elektra. Op 9 april 1973 ging de Nederlander echter opnieuw naar Queen kijken in de Marquee. Dat bezoek leidde tot de overeenkomst voor Queen tussen Trident en EMI.
   Visser wist waarom hij een groep als Queen onder contract nam. Een soortgelijke EMI-groep, Deep Purple, was in de problemen door het vertrek van zanger Ian Gillan, de zanger van de hit ‘Child in time’. Queen moest Deep Purple bij EMI vervangen.
   Cockney Rebel en Queen lieten zich fotograferen door Mick Rock. Volgens Steve Harley (‘Make me smile’) was Rock een belangrijke inspirator voor de manier waarop Queen zich visueel presenteerde. “Mick photographed me everywhere and did all the great stuff with Queen. He understood me and Freddie and encouraged us in our creativity. Wearing make-up and poncing around was of the time. I know Freddie felt the same, because we discussed it over dinner a few times. I also know they must have loved Joop as much as I did. Especially Freddie”.
 

De pers over het eerste Queen-album

 
Het album verscheen voor het publiek in juli 1973. De Amerikaanse poprecensist Jon Tiven nam niet de moeite het afzonderlijk te bespreken. Hij schreef een verzamelrecensie van de platen van Queen en The Sweet, een groep in het straatje van Mud en Gary Glitter. Queen, meldde hij, moest de opvolger van Led Zeppelin worden. Negatief was hij zeker niet. Hij vergeleek de muziek niet alleen met die groep maar ook met de Who. “The guitar harmonies are quite lovely – this is obviously a band that’s been playing together for many a day. Queen is a very strong band that has its own definition of heaviness, and a distinctive style”.
   Je moest wel moeite doen om het album op z’n waarde te schatten, stelde Tiven. De songs waren immers zo complex dat je de muziek verschillende malen moest beluisteren alvorens ervan te kunnen genieten.
   De Engelse popjournalisten waren het niet met hun Amerikaanse collega eens. Integendeel. Bijna klassiek is de vernietigende recensie van Nick Kent op 26 januari 1974 in het weekblad New Musical Express (NME).
   Queen was een hype, begon hij. Daarmee bedoelde Kent dat de groep niet door de pers ontdekt was maar door anderen gepropageerd werd. Hoe durfden ze het sowieso zich ‘Queen’ te noemen. Wat een pretenties. Zanger Freddie Mercury moest zich schamen. Hij was een kameleon, iemand zonder eigen stijl. Eerst deed hij Jon Anderson van Yes na en daarna Robert Plant van Led Zeppelin. Queen was een vreselijke groep. Kent wist naar eigen zeggen waar hij over praatte. Hij had de moeite genomen naar een optreden van de groep te gaan. Queen was van het kaliber als de groepen Uriah Heep en Deep Purple. Vreselijk dus. Alleen Nazareth (van ‘Love Hurts’) was nóg erger.
   “I was already starting to see their awkwardly precocious mugs plastered all over the showcases of the Kensington Market, and put two and two together just around the time the band themselves were hastily trying to drop all the embarrassingly cloying innuendoes their stupid name reeked of, like a bucket of stale urine”. Queen, een emmer urine...
 


Nick Kent

 

 

Ger Oord - EMI

 
In 1980 besteedde het Nederlandse maandblad Muziek Parade uitgebreid aandacht aan de doorbraak van Queen. Uitgelegd werd dat het eerste album door radio Luxemburg onder de aandacht gebracht werd. Bovendien trok de groep het land door om door optredens (mogelijke) fans direct aan te spreken. Door die toernee ging het album aardig verkopen ondanks de negatieve benadering van de meeste popjournalisten.
   De man die in actie kwam, aldus Muziek Parade, was Ger Oord. De Nederlander was een beetje van de oude stempel, bleek eerder tijdens een interview in het blad Kink met Cees Mentink. Oord vond het maar niks dat een platenmaatschappij zich de les liet lezen door de media. In 1967 had hij daarom de pest aan ‘piratenzenders’. “Die zenders zijn voor bepaalde platen erg belangrijk. De top veertig-platen worden verschrikkelijk veel gedraaid. Toch zijn de piraten er de schuld van dat de single-verkoop terugloopt. Dat heeft een onderzoek van EMI bewezen. Vroeger had je tientallen, waarvan er zo’n 3 tot 5.000 [in Nederland] verkocht werden. Nu heb je hits of niets. En over het geheel genomen, maken die paar hits die verloren gegane verkoop niet goed”.
   Een platenmaatschappij, vond Oord, moest zijn eigen koers bepalen. Als je in een artiest geloofde moest je je overtuiging doorzetten. En diverse Engelse EMI-mensen waren overtuigdd dat Queen alles in huis had om het te maken. “Queen ging op pad om iedereen op te warmen voor hun elpee. Er werd her en der gespeeld. Toen Queen die toernee had beëindigd, was er iets bereikt. Het land werd langzaam aan helemaal Queen-rijp gemaakt”.
   Ger Oord had intussen zijn bedrijf Bovema helemaal aan EMI verkocht. Zelf had hij in die tijd de leiding over de Britse vestiging van de platenmaatschappij. Oord kon zijn eerder geuite ideeën nu zelf ten uitvoer brengen.
   Aan de redactie van het Nederlandse tijdschrift vertelde hij in 1980: “Ik heb heel wat platen mogen begeleiden bij de lancering, maar ik bewaar de wonderlijkste herinneringen aan deze Queen-elpee. Inderdaad is het zo, dat er bijna niemand enthousiast voor te krijgen was. Hoe het ook zij, het liep niet en we waren eigenlijk in de top EMI een beetje boos. De topmensen zagen Queen helemaal zitten en hadden daarom grote bedragen in Queen geïnvesteerd. Maar de verkoopmensen waren duidelijk een andere mening toegedaan... Toen hebben we enkele heel wilde meetings gehouden op het hoofdkantoor en een plan de campagne uit de grond gestampt... met het inmiddels bekende resultaat. Ik ben er heel trots op een steentje te hebben bijgedragen tot het succes van deze elpee”.
   Was Oord niet bang dat het Queen-album zou floppen?
   “Ik heb heel wat goede platen de mist in zien gaan. Deze elpee had ook niets kunnen doen... Maar dan zou alleen de plaat floppen, Queen niet. Die jongens waren toen al zo groot, dat er eens een doorbraak zou komen. Maar als platenmaatschappij had je de taak te zorgen dat die doorbraak zo snel mogelijk zou komen”.
   Hoe was het dan mogelijk dat die elpee niet in de charts terecht kwam?
    “Dat zal ik je uitleggen. De plaat werd gelanceerd en liep niet. Er is toen een beetje aangesukkeld, totdat wij met krachtige acties kwamen. Veel is er regionaal gebeurd. Wij rolden de publiciteitsbal van regio naar regio, waardoor je een goede regelmatige verkoop kreeg, maar geen pieken. Die elpee-charts wordt gevormd door platen die snel en veel in een soms korte tijd verkopen. Deze Queen-langspeler was een ‘sleeper’, zoals wij dat noemen. Geen grote pieken. Geen diepe dalen. Constant goede verkoop.
   Psychologisch gezien ware het beter dat die elpee een paar weken in de hitparade had gestaan. Voor de jongens van Queen had dat ook een leuke opsteker geweest. Anderzijds zijn Freddie en zijn mannen realist genoeg, dat het uiteindelijk om de cijfers gaat en die waren prima”.
 


Hoes eerste LP Queen

 
 

Succes bij het publiek

 
Ook de Britse pop-pers kwam tot de conclusie dat Queen succes had. Colin Irwin van het blad Melody Maker bezocht een optreden in het Londense Rainbow Theatre. Zelf was hij niet positief. Hij noemde de groep ‘limited en unoriginal. Musically they’re doing nothing special’.
   Maar het publiek dacht er anders over. “Queen have made it. Nobody’s more aware of this than Mercury who strides off, head high, arms aloft, looking more than satisfied at completing a good night’s work. He’s sweated unmercifully, staked his claim to become a mighty star and two fingers to anyone who dares to doubt it. Queen already seem to have built up a formidable following, There was plenty of impatience among fans. There were whistles, shouts, slow handclaps, chants of ‘We Want Queen’”.
 
Hoe valt het te verklaren dat de Engelse journalisten zo’n lage dunk van Queen hadden en dat de groep het toch helemaal maakte?
   In een artikel over het geheim van Queen, dat Cees Mentink in oktober 1977 publiceerde, gaf hij bij een optreden aan: “Een uitgebalanceerde show van de grootste klasse. Dat is het geheim van Queen. Puik op de plaat, maar misschien nog groter op de bühne. Hoe doet de groep het?
   Het publiek wacht in spanning op de komende gebeurtenissen. Plotseling exploderen magnesiumbommen. Vóór het podium is iedereen verblind. Men wrijft zich in de ogen. Verbijsterend. Het toneel is in nevelen gehuld. De opgestelde apparatuur aan het oog onttrokken.
   Opeens, schrille gitaartonen en onheilspellend tromgeroffel. Die nevel, die klanken en die verblindende lichteffecten. Het is een onheilspellende, haast bizarre atmosfeer. Het publiek zit of staat gekluisterd. Ademloos. Gefascineerd. Plotseling als uit de onderwereld opdoemend, bespringt daar een in hot pants gestoken engel het podium. Het rookgordijn draagt de kleuren van de regenboog.
   De engel blijkt Freddie Mercury te zijn. Hij is de gezichts-bepaler van Queen. Hij heft de microfoon met standaard boven het hoofd en begint er vervaarlijk mee te zwaaien. Hij springt in het rond, de klanken zwellen aan en dan wéér een explosie. Nog meer bommen en dan een hevige boem: een angstaanjagende stilte.
   Perfectie in show en sound. Klasse in timing. In hoog tempo gaat het naar een twee uur durende climax. De nimmer aflatende improvisatie-stroom van gitarist Brian May. Freddie met onuitputtelijke dansvariaties. Het publiek komt nauwelijks op adem. Freddie wisselt binnen seconden van costuum. Dan weer een vliesdun ballet-pakje. Dan weer een robbedoezend trim-stelletje of een grover uitgevoerde monteurs-overall. Of een kimono. Of een nerveus gesneden broekje alléén. Freddie kent de uitwerking van zijn diverse outfits, speciaal bij de meisjes. Zij zijn vooral in extase. Roger Taylor duwt en stuwt aan de drums. John Deacon is stoicijns als iedere bassist en Brian May fietst maar door”.
   Bijna evenveel als de muziek speelde het show-element een essentiële rol. Het publiek liet zich overweldigen, raakte in verrukking. De pers had bij wijze van spreken het nakijken.
 

Interview bij optreden in Nederland, december 1974

 


Hoes 'Queen II'

 

 
In december 1974 keek de groep zelf met enige zelfkritiek terug op de doorbraak. In Nederland liet zanger Mercury vastleggen: “In het begin vond ik onze muziek ook niet bepaald wat het zijn moest, maar we zijn sinds de opnamen voor de tweede elpee enorm vooruitgegaan. Wij zijn speciaal het accent gaan leggen op onze stage-act, lichteffecten en zo. Dat heeft een hoop tot het succes bijgedragen”.
   Over de pop-critici in Londen zei Freddie in het Haagse Bel Air-hotel: “Ons eerste album werd door hen volledig genegeerd, maar het het publiek kocht het. De Britse pers houdt er van groepen etiketten op te plakken. Dat betekent dat zij in de veronderstelling verkeert dat haar oordeel over een groep of een artiest een enorme invloed op de plaatverkoop kan hebben. Hun ongelijk is door ons geval wel duidelijk bewezen. Toen die lui ‘Queen II’ ontvingen, schreven ze dat als dat album een hit werd, ze hun hoeden zouden opeten. Het album bereikte de 7e plaats, dus stuurden we ze allemaal een hoed, gevuld met beton”.
   De single ‘Killer Queen’ hielp flink. Freddie: “Het schrijven kostte ongeveer anderhalve dag. Alles kwam gewoon op de juiste plaats terecht. Misschien is dat de reden van het succes van de song. Als het langer geduurd had, was-ie waarschijnlijk minder origineel geworden. Ik wilde iets fijns en zwierigs schrijven en de tekst rolde er zomaar uit. Het is vreemd, de mensen houden er aan vast dat, om een song als ‘Killer Queen’ te schrijven, je naar een zeer deftige theeparty of iets dergelijks moet zijn geweest”.
   Tijdens zijn verblijf in Nederland was Mercury nog steeds opgetogen dat het nummer zo goed gescoord had. “Een geweldig gevoel is het, vooral als je opeens denkt aan het feit dat je nummer zo maar een tussendoortje was, omdat we toen bezig waren aan komposities voor de nieuwe lp ‘Sheer Heart Attack’. In de opnamestudio werd pas besloten het op te nemen voor een single release”.
   Gitarist Brian May uitte zich bij die gelegenheid lyrisch over de opname van het album. “Producer Roy Thomas Baker en technicus Mike Stone hebben ons van het begin af aan altijd bijgestaan bij de tot stand koming van de platen. Ze zijn met Queen opgegroeid en weten exact hoe Queen moet klinken. Zij vormen met ons een volslagen compleet team. Onze opnamen vinden meestal plaats in de Trident Studio, maar ‘Sheer Heart Attack’ werd daarentegen in vijf verschillende studio’s op de band gezet. Het hele zaakje is wel in Trident gemixt. Dat heen en weer zeulen was het gevolg van het feit dat geen enkele studio permanent beschikbaar was. Technische complicaties waren dan ook niet van de lucht.
   Dat feest duurde ongeveer vier maanden. De ene studio werkte met 24 sporen-recorders en andere weer met 16 sporen. Het nadeel van 24 sporen is dat het systeem nog niet zo geperfectioneerd is, terwijl 16 sporen minder moeilijkheden opleveren. In totaal hadden we acht storingen met de opname-machines, waarbij heel wat kostbare tijd verloren is gegaan. Na al die soesa hadden we wéér geen moment te verliezen, want er moest begonnen worden aan de repetities voor onze toernee”.
 

Bohemian Rhapsody

 


Originele hoes van de single 'Bohemian Rhapsody'


 
Vanaf ‘Killer Queen’ had de groep niet veel meer te klagen. Als voorbereiding op de opname van het album ‘A Night at the Opera’ trokken Freddie, Brian, Roger en John zich een tijdje terug om te repeteren. Intussen hadden ze zich met moeite van Trident weten los te maken. Maar Roy Thomas Baker bleef producer. Het nieuwe album werd opgenomen in de Rockfield-studio, in Wales.
   Door al dat dubben, al die extra sporen, was de mix van ‘Bohemian Rhapsody’ een uiterst moeilijke opgave. Het leek erop dat het nummer voltooid zou worden op 5 september 1975, de dag waarop de zanger 29 jaar werd. Jill Sinclair, zus van eigenaar John Sinclair speelde een bijzondere rol.
   In de Mercury-biografie is te lezen dat de mix plaatsvond in de Sarm-studio. Vier en twintig sporen met muziek (en de rest) moesten tot een dubbel-spoor worden teruggebracht.
   “Queen were in, mixing ‘Bohemian Rhapsody’. Freddie and co. at the desk. It was a twenty-four-track mega-mix, involving slave reels [bearing submixes of tracks from a master reel, to record overdubs against], pre-mixes, and rehearsals for the mix. So many faders had to precisely cued, it was really tricky.
   They spent hours and hours trying to get it right, never quite succeeding. And then, a miracle, this was the one. Everything was going perfectly. They were getting through it, nearly at the end. Everyone was tense with adrenalin, but very happy.
   And then, suddenly, the lights went out... and in walks Jill, proudly carrying a huge cake aglow with candles, and she was singing ‘Happy birthday dear Freddie. Happy birthday to you’. They had to start all over again”.
 
We weten nu dat ‘Bohemian Rhapsody’ geweldig aansloeg. Maar toen het nummer af was zag niet iedereen hoe groot die song zou gaan worden. Jones: “Even bassist John Deacon expressed his fears, albeit in private, that to release ‘Bohemian Rhapsody’ would prove the greatest error of judgment of Queen’s career”.
   Een van de problemen was de lengte, bijna zes minuten. In een eerder artikel heb ik [HK] geschreven dat singles (voor airplay op de radio) niet te lang mochten duren. In de tijd van Veronica als zeezender waren technici als Juul Geleick, Sytze Gardenier en Ad Bouman actief in het inkorten van te lange nummers. Zo kwamen hits tot stand als ‘Child in Time’ (Deep Purple), ‘In a Gadda-da-vida’ (Iron Butterfly), ‘Judy Blue Eyes’ (Crosby, Stills & Nash), ‘Room to Move’ (John Mayall), ‘See me feel me’ (The Who), ‘Whole Lotta Love’ (Led Zeppelin) en ‘Sympathy for the Devil’ (Rolling Stones).
   Bij het verschijnen van ‘Bohemian Rhapsody’ was geen sprake van korter maken. In ‘Bohemian Rhapsody’ mocht niet geknipt worden. Dat kon gewoon niet, vond iedereen. Geen wonder dat EMI aarzelde het nummer op single uit te brengen.
   In het boek over de Top 2000 wordt de platenmaatschappij dan ook gebrek aan durf verweten. Drummer Roger Taylor zou gezegd hebben: “Het nummer slaat in deze vorm al bijna nergens op, dus als we erin moeten knippen gaat het helemaal nergens meer over”.
 


Freddie Mercury (l) en Kenny Everett (r)


 
Freddie Mercury had evenwel zijn eigen netwerk. Ook bij de BBC waren er queens. Een van hen was Kenny Everett (1944-1995). De populaire diskjockey draaide ‘Bohemian Rhapsody’, ‘eerst in fragmenten, daarna het hele nummer’. Wat er verder gebeurde laat zich raden. “Het werd al snel zo populair dat hij het meerdere keren moest draaien om aan de vraag van de luisteraars te kunnen voldoen. Andere radiostations volgden snel zijn voorbeeld en een hit was geboren”.
   Queen wilde met ‘Bohemian Rhapsody’ niet in ‘Top of the Pops’ optreden. “Allereerst omdat zo’n dag in een tv-studio het meest saaie is wat je mee kan maken en dan moet je ook nog playbacken. Ten tweede omdat het middenstuk niet te playbacken is”. Om het probleem te ondervangen werd er een goedkope clip gemaakt, geschikt voor uitzending in binnen- en buitenland. De clip werd bovendien gebruikt tijdens optredens.
 
Evenals Kenny Everett overleed Freddie Mercury aan aids. Zijn plotseling overlijden in 1991, is te lezen in een tweede boek over de Top 2000, sloeg in als een bom. “Queen had met ‘Innuendo’ net een prachtig album uitgebracht, waarvan de titeltrack een ode aan Led Zeppelin was en waarvan nummers als ‘The Show must go on’ en ‘These are the days of our lives’ even melancholiek als episch waren. Pas na Freddie’s dood werd pijnlijk duidelijk hoe hij van het album een requiem had gemaakt”.
   In het boek uit 2009 werd overigens terecht duidelijk gesteld dat Queen meer was dan Mercury alleen. Juist de samenwerking, ook in het schrijven van songmateriaal, maakte de groep zo sterk. “Er waren vier getalenteerde liedjesschrijvers, ieder met een volledig andere stijl. De wat kalere en ritmische nummers kwamen uit de pen van John Deacon. Roger Taylor was de ronkende rocker en Brian May was de lijm die met zijn kenmerkende gitaarspel alles bij elkaar hield. Freddie was de man van de grotere gebaren en het theatrale”.
   Freddie Mercury, op 5 september 1946 geboren op het eiland Zanzibar, was ook het brein achter ‘Bohemian Rhapsody’.
 
Harry Knipschild
25 augustus 2014

Clips

* Hunters, Teen Scene, 1960
* Steve Harley, Make me smile
* Queen, Bohemian Rhapsody, 1975
* Queen live in 1977
* Bruce Hornsby, The way it is, 1990
* Nick Kent, New Musical Express
* Freddie Mercury en Kenny Everett
* Trident Studio    
* Lesley-Ann Jones over Queen en 'Bohemian Rhapsody'

Literatuur
 
Cees Mentink, ‘Platenbaas Ger Oord: Piraten nadelig voor single-verkoop’, Kink, 4 maart 1967
Jon Tiven, Zoo World, ‘‘The Sweet’ (Bell); ‘Queen’ (Elektra)’, 11 oktober 1973
Nick Kent, ‘‘Queen’ (EMI)’, NME, 26 januari 1974
Colin Irwin, ‘Queen: Rainbow Theatre, London’, Melody Maker, 6 april 1974
John McFarlane, ‘Queen’, Get It, februari 1975
Cees van Leyde (Mentink), ‘Het geheim van Freddie, Brian, John en Roger’, Muziek Parade, oktober 1977
‘Queen Story, deel 19’, Muziek Parade, mei 1980
Top 2000. 10 jaar liedjes, lijstjes en verhalen, Amsterdam 2008
Top 2000. Volume 2, Amsterdam 2009
Lesley-Ann Jones, Freddie Mercury. The definitive biography, Londen 2011
 

  • Raadplegingen: 24204