125 - De tienerliefde van Cynthia Powell en John Lennon
“Tien jaar lang heb ik mijn leven gedeeld met een man die tijdens zijn leven enorm bekend was en die sinds zijn dood een legende is geworden. Gedurende de jaren waarin The Beatles samenkwamen en vervolgens de wereld verrukten en ontzetten, was ik bij hem en deelde ik in de voor- en nadelen van zijn publieke en privé-leven.
Sinds Johns dood [New York, 8 december 1980] heb ik planken vol boeken zien komen en gaan, meestal geschreven door mensen die hem nooit gekend hebben en die een eenzijdig, onjuist beeld schetsten van hem en onze relatie. Velen schreven me een kort figurantenrolletje in Johns leven toe, slechts noemenswaardig omdat we samen een zoon hadden. Ik werd meestal afgedaan als het makkelijk te beïnvloeden jonge grietje dat voor hem viel en hem vervolgens listig het huwelijk in lokte.
Dat is verre van de waarheid. Ik stond aan Johns zijde tijdens de opwindendste, bijzonderste en gedenkwaardigste tien jaren van zijn leven. In die tijd was hij op zijn creatieve hoogtepunt”.
Het zijn de eerste zinnen in de inleiding van het boek ‘John’, in 2005 gepubliceerd door Cynthia Powell (geb. 1939), beter bekend als Cynthia Lennon. Ze is de moeder van Julian Lennon (geb. 1963).
Helemaal ongelijk had Cynthia niet toen ze dit schreef. Ze maakte de Beatles in een vroeg stadium mee, toen ze John Lennon op de kunstacademie leerde kennen. In de Nederlandse vertaling van Baukje Felderhof is te lezen: “We waren allemaal gaan zitten voor het eerste college belettering toen er een nozem de klas binnen slofte, handen diep in de zakken, verveeld en een tikje uitdagend uit zijn ogen kijkend. Hij ging aan een vrij tafeltje zitten, tikte op mijn schouder, wrong zijn gezicht in een lachwekkende grimas en zei: ‘Hoi, ik ben John’.
Ik moest wel lachen. ‘Cynthia’, fluisterde ik, terwijl de docent, die was begonnen met lesgeven, me een afkeurende blik toewierp”.
Cynthia viel niet meteen op John, die meer dan een jaar jonger was. “Toen ik voor het eerst naar hem keek, dacht ik: Gadsie, niet mijn type. Met zijn nozemlook – haar in een kippenkont, strakke broek met smalle pijpen en een afgedragen oude jas die hem te groot was – was hij heel anders dan de nette jongens die ik gewend was. Zijn onverbloemde opmerkingen en bijtende humor zaten me niet lekker. Ik was doodsbenauwd dat hij me tot mikpunt zou maken, en dat deed hij dan ook snel genoeg. Hij noemde me ‘juffie Nuffie’ of ‘juffrouw Powell’ en stak de draak met mijn nette kleren en bekakte accent”.
John en Cynthia waren volgens haar even bijziend. “Net als ik zag hij bijna niks en had hij een hekel aan zijn bril, ironisch genoeg nog wel het meest aan die ziekenfondsbril met die kleine ronde glazen. Het klikte voor het eerst echt goed toen we samen lachten om onze pech en de blunders die we maakten als we bijna niks konden zien, en vanaf die dag kletsten we vaak met elkaar in de les”.
Quarrymen
Brigitte Bardot
Behalve student was John ook artiest, al stelde dat niet veel voor. Maar het maakte hem wel interessant.
“Hij had meestal een gitaar op zijn rug als hij aankwam en hij vertelde me dat hij in een band zat, The Quarrymen, genoemd naar zijn oude school Quarry Bank High. Soms wanneer we na college nog even bleven zitten, pakte hij zijn gitaar en tokkelde dan popliedjes van die tijd, van Bo Diddley, Chuck Berry of Lonnie Donegan. Als hij begon te spelen, kwam er een andere kant van hem boven. Het was duidelijk dat hij van muziek hield: zijn gezicht werd zachter en verloor de cynische uitdrukking die hij gewoonlijk had. Halverwege het schooljaar realiseerde ik me dat ik verliefd op hem aan het worden was en mopperde op mezelf. Ik gedroeg me belachelijk: hij was helemaal niet het type jongen waar ik mezelf mee zag, en ik kon me hoe dan ook niet voorstellen dat de gevoelens wederzijds waren”.
Cynthia werd jaloers toen ze John tijdens een lunchpauze naar een meisje zag staren dat de trap op liep. “Ze had een strakke rok aan en had lang blond haar. John floot. ‘Ze lijkt Brigitte Bardot wel’, hoorde ik hem tegen een vriend zeggen. Mij zouden ze de loef niet afsteken. De zaterdag erop kocht ik de nieuwste blonde haarverf van Hiltone en ging aan de slag met mijn haar. Maandag kwam ik een paar tinten lichter op college. Ik was verrukt toen John het zag. Hij lachte, maar ik kon zien dat hij het mooi vond”.
Op een schoolfeest maakte John avances. “Toen we op een liedje van Chuck Berry stonden te dansen, riep hij: ‘Wil je een keer met me uit?’
Ik was zo zenuwachtig dat ik alleen maar uit kon brengen: ‘Het spijt me, maar ik ben verloofd met een jongen uit Hoylake’, Terwijl ik het zei, kon ik wel door de grond gaan – ik wist dat het bekakt en nuffig klonk.
‘Ik heb je toch verdomme niet gevraagd met me te trouwen?’ beet John me toe. Hij beende weg en mijn humeur zakte onder nul, ervan overtuigd dat ik het verknald had”.
Aan het einde van de avond wisten de twee elkaar toch te vinden in een pub. “John en ik namen nog een paar drankjes en toen fluisterde hij, ‘Kom op we gaan’. We knepen er met zijn tweeën tussenuit. Het was stil op straat. John kuste me, een lange, gepassioneerde kus. Hij fluisterde dat zijn vriend Stuart [Sutcliffe] een kamer had waar we naartoe konden gaan, pakte mijn hand vast en trok me mee de straat door. Ik was gelukkig, zielsgelukkig, om bij hem te zijn en dat hij hetzelfde voelde. Op dat moment was ik hem overal heen gevolgd.
Stuart had een grote kamer aan de achterkant van een studentenhuis, zonder gordijnen. Er lag een matras op de vloer, waar kleren, spullen voor de kunstacademie, lege sigarettenpakjes en boeken omheen lagen. We hadden totaal geen oog voor de rotzooi en liepen naar het matras waar we een uur lang op vreeën. Naderhand zei John: ‘Jezus, juffrouw Powell, dat was nog eens iets. Hoe zit dat nou met die verloving?’
Ik vertelde hem dat het uit was met mijn vriend in Hoylake.
John glimlachte en zei dat hij me vreselijk sexy vond en dat hij al het hele schooljaar naar me verlangde. ‘Trouwens’, zei hij erbij, ‘geen ge-juffrouw Powell meer. Vanaf nu noem ik je Cyn”.
John en Cynthia (1959)
Liefdesavonturen en muziek gingen hand in hand. “Tegen de tijd dat John en ik verkering kregen, was muziek zijn leven. Als hij niet op zijn gitaar speelde, was hij wel nummers aan het schrijven of aan het praten over de nieuwste plaat van Lonnie Donegan, Elvis Presley, Buddy Holly of Chuck Berry. Bijna elke lunchpauze sprak hij af met de andere bandleden van The Quarrymen om te repeteren. Ze waren allebei jonger dan John en zaten op het Liverpool Institute naast de kunstacademie. Van de leerlingen werd verwacht dat zij een glansrijke carrière tegemoet gingen. Maar Johns vrienden, Paul McCartney en George Harrison, hadden meer interesse in muziek maken dan het halen van proefwerken.
John had Paul ontmoet tijdens een bazaar in de St. Peter’s Church in Woolton, toen de Quarrymen er op 6 juli 1957 hadden gespeeld. Met zijn veertien jaar was Paul een jaar en acht maanden jonger dan John – best een groot leeftijdsverschil voor tieners. Maar toen John besefte dat Paul een getalenteerd musicus was die talloze hits kon meezingen en die zelfs zijn gitaar kon stemmen – John kon dat niet – deed zijn leeftijd er niet meer toen. Kort daarop stuurde John via een vriend een boodschap aan Paul: ‘je zit in de band’.
George was een vriend van Paul. Ze waren een tijd geleden begonnen samen gitaar te spelen en oefenden bij elkaar thuis. Paul stelde hem aan John voor. George was [nog] acht maanden jonger dan Paul, maar een getalenteerd gitarist en in het voorjaar van 1958 liet John [ook] hem bij de band komen”.
The Quarrymen met John Lennon achter de microfoon
Nummer één hits in Engeland in de eerste maanden van 1958 waren onder meer ‘Ma he’s making eyes at me’ van de Johnny Otis Show, ‘’Great Balls of Fire’ (Jerry Lee Lewis), ‘The Story of my Life’ (Michael Holliday), ‘Jailhouse Rock’ (Elvis Presley), ‘Magic Moments’ (Perry Como), ‘Whole Lotta Woman’ (Marvin Rainwater), vijf weken ‘Who’s sorry now’ (Connie Francis), en zes weken ‘All I have to do is dream’ (Everly Brothers).
Engelse artiesten die het in die dagen maakten waren behalve Michael Holliday: Malcolm Vaughan, Petula Clark, Gary Millar, Frankie Vaughan, Marion Ryan, Tommy Steele, de Mudlarks en de al genoemde skiffle-koning Lonnie Donegan. De meeste Britse idolen van die tijd liepen nogal aan de leiband van hun manager of platenmaatschappij. Ze zongen vaak covers van Amerikaanse artiesten of door de platenmaatschappij ‘opgedragen’ liedjes. Zelf componeren was er niet of nauwelijks bij.
Lonnie Donegan
Cynthia was negentien, John achttien, Paul zeventien en George zestien toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten, legde de vriendin van Lennon vast in haar boek. Ze maakte het niet mooier dan het was. “Het was zo onbeduidend als een ontmoeting maar kan zijn. Paul en George waren tijdens de lunchpauze een keer naar de kunstacademie gekomen en John zei: ‘Dit zijn Paul en George en dit is Cyn’. ‘Hoi’, zeiden ze allebei. ‘Hoi’, zei ik en dat was het dan. Als Johns vriendin kreeg ik wel een paar nieuwsgierige blikken mijn kant op, maar daarna ging iedereen door met belangrijkere zaken, namelijk muziek maken”.
Op 29 augustus 1959 speelden de Quarrymen, met ook Paul McCartney en George Harrison, ‘bij de opening van de Casbah Club, een trefpunt in de kelder van een huis in West Derby, een buitenwijk van Liverpool. De club was van Mona Best, die hem had opgezet als ontmoetingsplaats voor haar oudste zoon Pete en zijn vrienden. Ze vroegen een shilling lidmaatschap om gespuis buiten de deur te houden en serveerden koffie met iets lekkers. Voordat ze open gingen had Pete [Best] aan zijn moeder voorgesteld om een van de beatgroepen, die toen over de hele stad als paddenstoelen uit de grond schoten, te vragen om te komen spelen.
Ze vond het goed en nodigde The Quarrymen uit – een meisje dat bekend was met de band had de familie Best verteld dat ze heel goed waren. John, Paul en George gingen er heen om Mona te ontmoeten. Die vertelde hun dat ze er konden spelen, maar dat ze nog bezig was de kelder te schilderen voor de opening van de club de week erop. De drie jongens grepen ieder een kwast en hielpen haar de klus te klaren. John pakte – door zijn bijziendheid – per ongeluk verkeerde verf.
De jongens speelden op de opening. Ik was er ook om ze bezig te zien. Ze speelden nog met een andere jongen, Ken Brown op gitaar, maar zonder drummer omdat ze er geen konden vinden. Er kwam die avond ongeveer driehonderd man en de jongens speelden een paar uur rock & roll-hits. De club ging uit zijn dak, jongeren jiveden en swingden en de temperatuur schoot zo hard omhoog dat je bijna geen adem kon halen’.
Grote rock & roll-hits in die week waren ‘Lipstick on your collar’ (Connie Francis), ‘Dream Lover’ (Bobby Darin), ‘Mona Lisa’ (Conway Twitty), ‘Forty Miles of Bad Road’ (Duane Eddy) en ‘Big Hunk of Love’ (Elvis Presley). Als je ze wilde horen luisterde je vaak naar de Engelse uitzendingen van radio Luxemburg, ook in Engeland.
Paul en John werkten aan eigen repertoire. Dat was redelijk uniek. Volgens Cynthia Powell konden ze het uitstekend met elkaar vinden. “John en Paul waren overeengekomen dat alle nummers die ze schreven, samen of afzonderlijk, door Lennon en McCartney gemaakt zouden zijn. Pauls gestructureerde, zorgvuldige manier van doen – hij schreef alle teksten in een notitieboekje dat hij bij zich had – stond in schril contrast tot Johns ‘we zien wel’-stijl.
Paul was op tijd voor afspraken en zag er verzorgd uit. Hij was een perfectionist en je wist gewoon altijd dat hij zich achter de oren gewassen had. John kwam te laat en zag eruit alsof hij net uit bed gerold was. Maar ze vulden elkaar aan. John had Pauls oog voor detail en zijn vasthoudendheid nodig. Paul had Johns anarchistische, onorthodoxe manier van denken nodig.
Als ze samen nummers aan het schrijven waren, pasten Pauls rustige melodieën prachtig bij Johns krachtigere, uitdagende muziek en teksten”.
Niet alleen John Lennon was, volgens haar, gek op ‘Cyn’. “Stuart Sutcliffe en ik konden goed met elkaar opschieten. Stuart was een tengere, donkere en gevoelige jongen die dingen serieus nam en hard werkte, in tegenstelling tot John, die graag de luilak uithing. Iedereen wist dat Stuart een begaafd kunstenaar was die het ver zou schoppen – hij had zelfs een privé-opdracht voor een schilderij gekregen, ongehoord voor een student [op de kunstacademie].
Op een avond waren we op een feest en John ging door het lint toen iemand hem vertelde dat Stuart en ik samen aan het dansen waren. Zo gauw als ik de blik in Johns ogen zag, hielden we op met dansen en, zoals zo vaak te voren, stelde ik hem gerust door te zeggen dat hij de enige was van wie ik hield. Maar de volgende dag op de academie liep hij achter me aan naar de damestoiletten in de kelder. Toen ik naar buiten kwam, stond hij te wachten, met een dreigende blik in zijn ogen. Voordat ik iets kon zeggen, deed hij zijn arm omhoog en sloeg me in mijn gezicht. Hij liep weg zonder een woord te zeggen, en liet me verbouwereerd, beverig en met een pijnlijk hoofd achter”.
De breuk in de relatie tussen John en Cynthia duurde drie maanden. “John belde me op en vroeg me bij hem terug te komen. Zo lang had hij erover gedaan de moed bij elkaar te rapen. Hij bood zijn verontschuldigingen aan dat hij me had geslagen en zei dat het nooit meer zou gebeuren. Ik twijfelde wel een hele seconde voordat ik ja zei.
John Lennon en zijn moeder Julia
Het tweetal had nu contact op een ander niveau. “John praatte vaker over zijn opvoeding en liet daarmee het gekwtste, verdwaalde jongetje zien dat binnen in hem zat. Hij had een ontzettend moeilijke jeugd gehad. Zijn vader [Freddie Lennon] had hem in de steek gelaten. Hij koos voor zijn moeder [Julia Stanley] en werd door zijn [ongetrouwde] tante Mimi bij haar weggehaald en opgevoed in een koud, streng huishouden, waar weinig ruimte was voor genegenheid of troost. Vervolgens overleden tijdens zijn tienerjaren de twee liefdevolle figuren in zijn leven, oom George en zijn moeder.
Met moeder Julia had hij kunnen lachen, spelen en lol trappen. “Toen John de Quarrymen oprichtte, vond Julia dat fantastisch. Skiffle was populair door de muziek van Lonnie Donegan en het mooie ervan was dat iedereen het kon proberen op instrumenten als het wasbord en de theekist: je hoefde geen muzikale kennis of zelfs talent te hebben om die te kunnen bespelen. Zelfs de andere instrumenten, de bas en de gitaar, waren niet zo moeilijk als je eenmaal een paar akkoorden onder de knie had.
Julia liet de band met plezier in haar huis oefenen. Ze deed vaak zelfs mee en nam dan het wasbord voor haar rekening, terwijl ze zichzelf hadden opgesloten in het piepkleine badkamertje – daar was de akoestiek het beste – en samen dan uren aan een stuk repeteerden. Ze was met Johns kleine zusjes bij hun eerste show toen ze in mei 1956 op een straatfeest optraden vanaf de laadruimte van een vrachtwagen. John was toen vijftien. John en zijn vrienden maakten muziek, terwijl mensen op straat aan het jiven waren of uit het raam hingen om te luisteren, mee te klappen en ze toe te juichen”.
Skiffle-hits in 1956, allemaal van Lonnie Donegan, waren ‘Rock Island Line’, ‘Lost John’, ‘Stewball’ en ‘Bring a little water Sylvie’.
Tante Mimi was heel anders, merkte Cynthia bij de eerste kennismaking. “Haar manier van doen was bijna koninklijk. Ze sprak zonder dat er ook maar iets van het dialect van Liverpool in doorklonk. Ik bedacht dat John zich het accent van de arbeidersklasse eigen had gemaakt uit opstandigheid tegenover haar. Het werd me al gauw duidelijk dat Mimi een beetje een snob was. Ze behoorde tot de middenklasse, had aristocratische aspiraties en één van haar favoriete woorden was ‘gewoontjes’. Ze gebruikte het om de meeste van Johns interesses en vrienden af te keuren – onder wie mij, vermoed ik.
In het voorjaar van 1960 trok John in bij Stuart Sutcliffe. Er werd een tweede matras op de vloer gelegd – er was ruimte genoeg want de kamer was enorm. Mimi was helemaal ontdaan door Johns afvalligheid en vroeg me hem over te halen weer thuis te komen wonen. Maar ik wist dat John gelukkig was daar en bovendien hadden we nu een plek waar we met zijn tweetjes konden zijn. Ik zei Mimi – geheel naar waarheid – dat ik niets kon doen: ik wist dat John zich nier over zou laten halen terug te gaan. Mimi stemde ermee in zijn was te doen, zodat ze John dan kon zien”.
Beatles
De Quarrymen kwamen intussen in contact met Allan Williams. “Allan was nauw betrokken bij de opkomende beat-scene van Liverpool. Hij organiseerde regelmatig optredens voor bands in clubs door de hele stad. Het imago van de band veranderde in rap tempo. Om in de pas te blijven besloten de jongens dat het tijd was voor een nieuwe naam.
We hadden een hilarische brainstorm-sessie boven een met bier doordrenkt tafeltje in de Renshaw Hall-bar, waar we vaak wat gingen drinken. John was gek op Buddy Holly en de Crickets, dus speelden ze met insectennamen. Het was John die met ‘Beetles’ op de proppen kwam. Hij veranderde het in ‘Beatles’ omdat hij zei dat als je het omdraaide, er ‘les Beat’ stond, wat erg Frans en cool klonk”.
Fragment uit brief van John Lennon aan Cynthia Powell
Allan Williams wist van alles te regelen voor de voormalige Quarrymen. Hij bracht de groep in contact met Larry Parnes. De man die Tommy Steele, Marty Wilde en Billy Fury ontdekt en groot gemaakt had bood hen aan zanger Johnny Gentle twee weken te begeleiden tijdens zijn toernee door Noord-Schotland. Die kans wilden de kersverse Beatles niet laten lopen.
“Ze waren opgetogen. Het betekende dat John en Stuart moesten spijbelen. John kwam toch al nauwelijks op college en Stuart kon alles wat hij miste makkelijk inhalen. George was bezig in zijn eerste baan, dus hij nam zijn jaarlijkse twee weken vakantie op. Voor Paul was het wat moeilijker, omdat hij een paar weken later eindexamen moest doen, en hij had zich al aangemeld voor de kweekschool. Het was begrijpelijk dat zijn vader hem niet graag liet gaan. Maar Paul vertelde dat een pauze hem zou opladen voor het examen.
Het laatste probleem dat ze onder ogen moesten zien, was dat ze geen drummer hadden. Gelukkig ging Tommy Moore, een plaatselijke drummer, wel met hen mee”.
Naar Hamburg
De Beatles, die nog even Silver Beatles heetten, kregen steeds meer ervaring. Ze pakten, lijkt het, alles aan wat ze maar konden. In de zomer van 1960 leverde hen dat een bijzonder aanbod op. Door bemiddeling van opnieuw Allan Williams konden ze in Hamburg spelen, in een nachtclub. Van zoiets hadden de Beatles gedroomd. Die kans wilden ze dan ook niet laten lopen.
Het verblijf in het buitenland had wel wat consequenties. Kon dat zo maar?
“De vader en moeder van George Harrison vonden het goed, ondanks dat hij nog maar zeventien was. Zijn moeder zei dat hij voorzichtig moest zijn. Ze liet Allan Williams beloven dat hij een oogje in het zeil zou houden. George werd met schone kleren en een trommel eigen-gemaakte scones op pad gestuurd.
De vader van Paul zag het eerst niet zitten. Hij hoopte nog steeds dat zijn zoon naar de kweekschool zou gaan. Maar Paul was niet meer geïnteresseerd in les geven. Dat merkte Jim McCartney. Ook Paul kreeg toestemming naar Hamburg te gaan.
Een drummer hadden de Beatles nog steeds niet. “Paul belde Pete Best op en nodigde hem uit bij de Beatles te komen voor de reis naar Duitsland. Pete had een geweldig drumstel, maar zijn band, de Blackjacks, was net uit elkaar gegaan. Pete greep zijn kans. Pete’s moeder Mona had haar zoon altijd aangemoedigd het entertainment in te gaan, dus zij was blij.
Ook Stuart Sutcliffe, de vriend van John, zou meegaan als gitarist. Voor zijn moeder Millie was dat geen probleem. Maar hoe zat het met John zelf?
Ondanks een ontstoken blinde darm had Cynthia haar tentamens gehaald. “Maar John, ondanks mijn inspanningen hem op het laatste moment te helpen, zakte hopeloos. Hij had dat jaar bijna niks aan zijn werk gedaan en werd van de academie getrapt.
John had zijn passie voor muziek grotendeels verborgen gehouden voor tante Mimi. Ze had vaak tegen hem gezegd dat het allemaal wel leuk en aardig was, een beetje gitaar spelen, maar dat hij er nooit van zou kunnen leven. Toen hij jonger was, had ze hem verboden in een band te spelen. Dus meestal loog John tegen haar over waar hij mee bezig was. Hij oefende bij vrienden thuis of op de academie. Als hij met de band optrad in een club vertelde hij Mimi dat hij uitging met een stel vrienden. Ze was dus onaangenaam verrast toen ze ontdekte dat John niet alleen in een band speelde, maar dat hij het daar ook nog eens zo ver mee geschopt had dat ze gevraagd waren om een paar weken in het buitenland te spelen.
Mimi berispte John. Ze klakte afkeurend met haar tong, smeekte hem zijn studie weer op te pakken. Maar John [bijna 20] liet zich niet overhalen. Ten slotte moest Mimi het wel accepteren – ze kon niet anders”.
De Beatles in Oosterbeek bij Arnhem, Nederland, op doortocht naar Hamburg, augustus 1960
Allan Williams en vrouw Beryl, Lord Woodbine, Stuart Sutcliffe, Paul McCartney, George Harrison, Pete Best
John Lennon maakte waarschijnlijk de foto
John Lennon maakte waarschijnlijk de foto
De Beatles, John, Paul, George, Stuart en Pete, zouden dus naar Hamburg vertrekken. Zonder Cynthia uiteraard. “John en ik waren heel erg hecht. Ik vond de gedachte van hem gescheiden te zijn vreselijk. John wilde ook niet van mij weg. We beloofden elkaar dat we niet vreemd zouden gaan en dat we elkaar elke dag zouden schrijven.
Kort voor het vertrek belde hij me. ‘Kom zo snel je kan’, drong hij aan. Hij had een fototoestel geleend van iemand en wilde een paar foto’s van me maken om mee te nemen naar Duitsland. Hij wilde met alle geweld dat ik een paar verleidelijke poses uitprobeerde terwijl hij foto’s aan het maken was. Dus deed ik mijn haar omhoog, liet het weer op mijn schouders hangen, trok mijn rok op en stak mijn boezem vooruit in een poging tot mijn beste Brigitte Bardot-imitatie. Voor het eerst brachten John en ik samen de nacht door.
Allan Williams reed de jongens naar Hamburg. Na een paar laatste zoenen zwaaide ik John uit. De tranen stroomden over mijn wangen toen het busje de hoek om ging.
Ik was vreselijk verliefd. Toen er brieven van John begonnen te komen, was ik gerustgesteld dat hij ook nog steeds zo over mij dacht. Hij schreef me bijna elke dag, brieven van tien kantjes, vol met zoenen, cartoons en liefdesverklaringen. Zelfs op de enveloppen stonden gedichten, zoenen en boodschappen als ‘Postman, don’t be slow, I’m in love with Cyn so go, man, go’.
Zijn brieven konden net zo schunnig zijn als gepassioneerd: ik moest blozen wanneer hij toespelingen maakte op het feit dat hij ‘stijf stond van verlangen’ als hij aan me dacht.
Ik stuurde John op mijn beurt brieven met, naar ik hoopte, sexy foto’s gemaakt in het pasfotohokje in Woolworth, een warenhuis – het nieuwste snufje op technologisch gebied. Ik was vastbesloten al het mogelijke te doen om ervoor te zorgen dat hij niet vreemd zou gaan, dus ik had mijn meest uitdagende outfit aangedaan en tuitte mijn lippen zo verleidelijk als ik kon. Ik had mezelf in het krappe hokje in sexy poses gewrongen – ik hield een hand achter mijn hoofd, stak mijn boezem vooruit en keek de lens in met een kom-mee-naar-boven-blik.
Ik had geen foto van hem en smeekte hem er een op te sturen die ik bij me kon houden”.
Aan de serie optredens in Hamburg kwam voortijdig een einde. “De politie kwam er achter dat George nog maar zeventien was en dat hij geen werk- of verblijfsvergunning had. In de clubs waar ze speelden lieten ze geen mensen binnen die jonger waren dan achttien. George was er vier maanden mee weggekomen, maar nu was hij dan toch gesnapt en moest hij het land uit. Stuart en Astrid Kirchherr, zijn Duitse vriendin, reden hem naar het station en zetten hem op de trein met een zak snoep en een paar appels.
Een paar dagen later kwamen de andere vier in de problemen. Per ongeluk veroorzaakten Paul en Pete een klein brandje. De politie werd gebeld en ze moesten het land uit. Kort daarna kreeg John te horen dat zijn werkvergunning was ingetrokken en dus vertrok ook hij naar huis. Hij vertelde me dat hij het vreselijk eng had gevonden om de reis alleen te maken, en dat hij zich had afgevraagd of hij Engeland ooit nog terug zou vinden. Hij was nooit eerder in het buitenland geweest en Allan Williams had hem naar Hamburg gereden. Dus dit was zijn eerste reis alleen. Dagen achter elkaar voortratelend in verschillende treinen werd hij nerveus. Geen wonder”.
Zwanger
De Beatles hadden in Hamburg een heleboel ervaring opgedaan. Dat kwam ze goed van pas. Bovendien mochten ze in april 1961 terug naar de Duitse havenstad. Deze keer werden ze vergezeld door Cynthia Powell en Dot Rhone, de vriendin van Paul McCartney. Langzamerhand werden ze steeds meer bekend in Liverpool. Brian Epstein wierp zich op als hun manager. Die wist George Martin van Parlophone te interesseren de groep onder contract te nemen. Cynthia, 22, werd zwanger.
In het boek ‘John’ schrijft ze: “Op een en dezelfde dag in juli [1962] ontdekte ik dat ik gezakt was voor een van mijn eindexamens en dat ik zwanger was. Hoe onvoorstelbaar het mag klinken, John en ik hadden nooit voorbehoedsmiddelen gebruikt. Niemand had het er ooit met ons over gehad. Natuurlijk wisten we wel hoe baby’s werden gemaakt en dat zwangerschap voorkomen kon worden, maar we waren zo naïef dat we echt dachten dat het ons niet zou overkomen. Tot het ons wel overkwam.
Ik besefte dat ik nog niet ongesteld was geworden. De vrouwelijke arts was koeltjes en neerbuigend. Ze onderzocht me, bevestigde waar ik bang voor was en gaf me toen een strenge zedenpreek. Ik stelde het een paar dagen uit om het John te vertellen. Ik werd misselijk wakker, herinnerde me de vreselijke realiteit weer en barstte in tranen uit. Ik raapte mijn moed bij elkaar en vertelde het hem. Terwijl het nieuws tot hem doordrong, trok hij wit weg. Ik zag de angst in zijn ogen. Een paar minuten lang zeiden we geen van beiden iets. Ik keek hem aan, wachtend op een reactie. Zou hij me in de steek laten? Toen zei hij: ‘Dan zit er maar één ding op. We zullen moeten trouwen’.
Onze bruiloft [23 augustus 1962] was een vreemde mengeling van komische en bizarre elementen. We hadden geen bloemen, geen receptie, geen mooie jurk en geen fotograaf. John was er allergisch voor om dingen op de gebruikelijke manier te doen.
Brian Epstein kwam aan in een keurig krijtstreeppak en begeleidde me naar zijn auto met chauffeur. Het was vreselijk weer. Het was dan wel augustus, maar het was bewolkt en grijs. Toen we aankwamen liepen John, Paul en George te ijsberen in de wachtruimte. Ze waren allemaal schrikbarend formeel met hun zwarte pak, witte overhemd en witte stropdas. Toen ik binnenkwam sprong John overeind om me een knuffel en een kus te geven en me te vertellen dat ik er prachtig uit zag.
We werden het bureau binnen geleid, waar de ambtenaar van de burgerlijke stand, een strenge, plechtstatige man, op ons wachtte. Toen John en ik voor hem stonden ging een bouwvakker in de achtertuin van het gebouw aan de overkant met zijn pneumatische boor aan de slag. Het was een oorverdovend lawaai. Toen de ambtenaar de bruidegom [John] vroeg naar voren te komen en George naar voren liep kon hij niet lachen. We deden allemaal ons best ons gezicht in de plooi te houden. John en ik bogen voorover in een poging de ambtenaar te verstaan. We schreeuwden ons antwoord terug.
Na afloop stelde Brian voor om te gaan lunchen in Reece’s café, dat vlakbij was. Hij trakteerde. Buiten kwam het met bakken uit de hemel. Bij Reece’s moesten we in de rij gaan staan voor het lunchmenu: soep, kip en trifle toe. Ze hadden bij Reece’s geen drankvergunning dus toastten we op onszelf met water. Maar we gaven er niets om. We waren uitgelaten”.
De eerste Beatles-single, ‘Love me do’ (Parlophone 4949), geproduceerd door George Martin, bereikte in oktober 1962 de top 20 van de Engelse New Musical Express-hitlijsten. Julian, de zoon van Cynthia en John, werd op 8 april 1963 in Liverpool geboren. Vijf jaar later, in 1968, kwam er een einde aan hun relatie. In 1969 trouwde John Lennon met Yoko Ono, nog zes jaar ouder dan Cynthia Powell. Het nieuwe stel bracht de wittebroodsweken door in het Amsterdamse Hilton Hotel. In 1970 gingen de Beatles uit elkaar.
Harry Knipschild
7 november 2012
1 april 2015: Cynthia Powell overleden
1 april 2015: Cynthia Powell overleden
Clips
* Bo Diddley, Bo Diddley, 1955
* Lonnie Donegan, My old man's a dustman, 1961
* Tommy Steele, It's all happening
* Beatles, Love me do, 1962
* Mimi Lennon, 1981
* Lonnie Donegan, My old man's a dustman, 1961
* Tommy Steele, It's all happening
* Beatles, Love me do, 1962
* Mimi Lennon, 1981
Literatuur
Billy Shepherd, Wij zijn de Beatles, Utrecht 1964
Jon Wiener, Come together. John Lennon in his time, New York 1984
Philip Norman, The Beatles, Baarn 1992 (1981)
Cynthia Lennon, John, Utrecht 2006 (2005)
- Raadplegingen: 32446