57 - Op doortocht in Qom (7 augustus 2007)
Op deze website heb ik eerder bericht over de reis die Greetje Suman en ik in 2007 door Iran gemaakt hebben – over onze ervaringen in onder andere Teheran, Shiraz, Persepolis, Isfahan, Ardabil en Yazd. Deze keer een verslag van onze belevenissen in Qom op 7 augustus. Met een gezelschap van Koning Aap reisden we die dag van Hamadan in zuid-oostelijke richting naar Kashan. Een echte reisdag, legde ik vast.
Langs de kant van de weg was op diverse watertorens in grote ijzeren letters het Allah-teken uit de Iraanse vlag geplaatst. De vele watertorens in Iran deden me vaak denken aan het Amerikaanse landschap. Bij één dorpje werd je bovendien eerst in het Engels ‘welcome’ geheten en, nadat je het verlaten had, las je ‘have a nice trip’. Amerikaanser kon het haast niet.
Er was een goede, zuidelijke route, die door de stad Arak leidde. Kader Abdolah, schrijver van Het huis van de moskee (2005), is er in 1954 geboren.
Op 18 juli 2007, de dag vóór onze vlucht naar Teheran, was op de website van de BBC te lezen: “At talks in Tehran, Iranian officials agreed to allow International Atomic Energy Agency (IAEA) inspectors into the Arak heavy water plant. Located some 190 km south-west of Tehran, the reactor has long been a bone of contention between Iran and the West. Arak was one of the two Iranian nuclear facilities, the existence of which was revealed by an Iranian opposition group in 2002”.
Onze Iraanse chauffeur, Ali, 34 jaar en moslim, nam echter een andere route, met meer kilometers. We konden dus niet persoonlijk waarnemen of er in de stad Arak iets aan de hand was.
Arak
Tankstop
Onderweg maakten we een tankstop – op een plek waar ook winkels waren. In het tankstation geen ‘shop’ zoals in Nederland, maar een ‘prayer room’. Niemand bad er echter toen Ali diesel à raison van 165 rial per liter in zijn tank liet stromen. Eén euro was ongeveer 12.500 rial. Bij het tankstation waren, zoals overal elders, portretten van Khomeini en Khamenei te zien, samen met het Iraanse Allah-teken. Dichtbij, langs de snelweg, was een groot bord geplaatst met daarop een portret van imam Ali (599-661) als ruiter te paard met een kromzwaard.
Op een vrachtauto vóór de supermarkt, waar we inkopen deden, was boven de cabine van de chauffeur met grote letters in het Engels ‘Only God’ geschreven. In de winkel werd van alles verkocht: gekoelde frisdranken, noten, zonnebloemolie, verse eieren, koekjes, poppen, voetballen, ananas in blik, olijfolie, Ceylon-thee, bananen uit de Filippijnen, chips, zaklantaarns, knijpkatten, meloenen en nog veel meer.
Overal, dus ook hier, stonden blauwe bedelbussen opgesteld. In Ardabil hadden we vernomen dat het opgehaalde geld bestemd was voor de financiering van terroristische groepen in Libanon (Hezbollah). Bij die gelegenheid merkte Greetje op dat er in Iran evenveel van dat soort bussen waren als mensen. Misschien had ze wel gelijk, bekende ik.
bedelbus
Aankomst in Qom
Over een stuk snelweg naderden we Qom, een van de meest heilige steden van het land. Er woonden bijna 300.000 mensen. Qom stond op het programma van Koning Aap omdat de heilige Fatimah (ong. 790-817, Fatimah al-Masuma) er begraven was. Haar graftombe bleek een van de belangrijkste pelgrimsoorden in Iran te zijn. Elke dag kwamen er duizenden mensen voor het graf. Dat liep op tot boven de vijftien miljoen per jaar.
Ook de dochter van Mohammed heette Fatimah. Die naam komt veel voor in de islamitische wereld. Je vindt die bovendien terug in een stad in Portugal, het ‘land’ dat vanaf 711 vele honderden jaren lang door islamitische moren bezet was.
Fatima werd later een katholiek pelgrimsoord. Maria, moeder van God, zou er in 1917 verschenen zijn aan drie herderskinderen. “Ze riep de kinderen op om boete te doen en offers te brengen met het doel lijdende zielen uit het vagevuur te helpen en te bidden voor de bekering van zondaars, opdat die niet naar de hel zouden gaan”, kun je anno 2023 op wikipedia lezen.
Qom was vernoemd naar een rivier met die naam. Die was in de loop der tijden droog gevallen en werd als parkeerplaats gebruikt. Onze chauffeur probeerde van de mogelijkheid tot parkeren gebruik te maken.
Of zoiets was toegestaan, wist je nooit zeker in Iran. Je was volledig afhankelijk van mannen in hokjes. Die keken je aan en namen dan een beslissing. Je kon er niet tegen in beroep gaan, moesten we herhaaldelijk constateren.
Wij waren geen moslims en hadden derhalve geen enkel recht, tot wat dan ook. Iran was immers een islamitische republiek, zoals je overal kon lezen.
Na enige onderhandelen lukte het onze chauffeur de mannen, die ja of nee konden zeggen, te overreden. Hij mocht de bus in de voormalige rivierbedding parkeren. Gelukkig maar. Anders hadden we in de augustus-hitte waarschijnlijk een flink stuk moeten lopen. Nu waren we op niet meer dan een paar honderd meter afstand van het Fatimah-complex. Dat stond in de steigers omdat het werd uitgebreid. Arbeiders waren in de weer om een gigantische gouden dom te construeren.
Pelgrims waren aan het picknicken of zaten gewoon langs de kant van de weg. Het viel me op dat de meeste van die mensen geen al te intellectuele indruk maakten. Bijkbaar waren het vooral enigszins ongeletterden die op 7 augustus 2007 door het religieuze heiligdom werden aangetrokken.
Qom
Bij het heiligdom van Fatimah
Hoe we op deze plek behandeld zouden worden bleef tot op het laatste moment ongewis. Het kon zijn dat we als ongelovige honden onmiddellijk verjaagd zouden worden (zoals later in Shiraz). Het was ook mogelijk dat men ons met open armen zou ontvangen. En alles er tussen in.
Bij de ingang van het heilige complex kwam een man me tegemoet. Onmiddellijk vroeg hij of ik moslim was.
Ik antwoordde dat ik als buitenlander (uit ‘Holland’) naar deze plek gekomen was om die te bezoeken.
De man maande mij een stuk door te lopen.
Ik wachtte op Greetje en andere leden van de groep.
Hij kwam naar me toe en verzocht me nogmaals nadrukkelijk om door te lopen.
Hij had een bontgekleurde plumeau (merk: Blokker?) in zijn recherhand om eventueel corrigerend op te treden als de islamitische zeden dat vereisten.
Gelukkig: als een duveltje uit een doosje (een ‘deus ex machina’) verscheen ineens een Portugese moslim die ons wilde helpen. Hij praatte met de zedenmeester. Op de een of andere manier wist de Portugees te bewerkstelligen dat we door mochten lopen naar het ‘internationale centrum’. De plek waar Fatimah begraven was, kregen we voorlopig niet te zien.
We kregen opdracht buiten onze schoenen uit te doen. Het was heet midden op de dag. Op de plavuizen zou je gemakkelijk spiegeleieren kunnen bakken. Met bijna verschroeide voeten mochten we de ontvangstruimte betreden. Die was gekoeld en zag er uiterst welvarend uit.
Een geestelijke met witte tulband kwam tevoorschijn (iemand met een zwarte tulband was een nazaat van profeet Mohammed). Hij nodigde ons uit te gaan zitten en bood ijskoud water in plastic bekertjes aan. De man liet pennen en papiertjes uitdelen. Als je daar je naam invulde, las je, werd je op de hoogte gehouden van de activiteiten in Qom.
De geestelijke sprak ons eerst gezamenlijk toe en nodigde uit vragen te stellen.
Plek van de Revolutie
De man met de witte tulband begon zijn toespraak met enige trots. Qom, zei hij, was de plaats waar de Iraanse Revolutie van 1979 uitgebroken was.
Hij had gelijk. Ayatollah Khomeini (1902-1989) had in Qom gestudeerd en gedoceerd totdat hij door shah Mohammed Reza Pahlavi (1919-1980) verbannen werd en in het buitenland met succes het volk opriep een einde te maken aan het bewind van de Pahlavi’s. Nadat hij de macht gegrepen had, bracht hij een groot gedeelte van het hem nog resterende leven in Qom door.
Een andere geestelijke die veelvuldig in Qom verbleef was Sadegh Khalkali (1927-2003), die op dit heilige terrein begraven was. Als opperrechter van de Revolutie maakte hij korte metten met de aanhangers van de shah en iedereen die niet voor honderd procent achter Khomeini beweerde te staan.
Als je voor Khalkali moest verschijnen waren heel vaak niet je zozeer je dagen, niet je uren, maar je minuten geteld. Je had meestal geen advocaat. Khalkali veroordeelde je ter dood. Beroep was niet mogelijk. Je werd onmiddellijk geëxecuteerd. Dit alles op basis van het nieuwe islamitisch recht. Een van zijn slachtoffers was Amir-Abbas Hoveyda (1919-1979), vanaf 1964 minister en premier onder de shah.
Khalkhali
V.S. Naipaul en Khalkali (1979)
In zijn reisboek Among The Believers (1981) beschreef V.S. Naipaul (1932-2018), winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur in 2001, zijn ervaring hier. In 1979 bezocht hij de opperrechter in Qom. Die woonde in het laatste huis van een nieuwe doodlopende straat met pas aangeplante bomen. Er stonden mannen met geweren bij het huis van de geestelijke.
V.S. Naipaul uitte zich nogal expliciet. “Khomeini received and preached and blessed; Khalkhali hanged. He was Khomeini’s hanging judge. It was Khalkhali who had conducted many of those swift islamic trials that had ended in executions, with official before-and-after photographs: men shown before they were killed, and then shown dead, naked on the sliding mortuary slabs.
Khalkhali told the Tehran Times that he had ‘probably’ sentenced four hundred people to death in Tehran. ‘On some nights’, he said, ‘bodies of thirty or more people would be sent out in trucks from the prison’”.
Naipaul werd grondig gefouilleerd alvorens hij – samen met bezoekers uit onder andere Somalië – tot de rechter werd toegelaten. De schrijver was verbaasd toen hij de machtige man, die over leven en dood besliste, zag binnenkomen: “The bearded little fellow, about five feet tall, who presently came out of an inner room, was plump and jolly, with eyes merry behind his glasses. The Iranians in the room began to smile as soon as he appeared”.
Met enige moeite kreeg Naipaul de kans een paar vragen over zijn jeugd te stellen. Hij wist: “He was born in Azerbaijan. His father was a very religious man. His father was a farmer”.
Naipaul vroeg of hij zijn vader wel eens hielp.
“I was a shepherd when I was a boy”.
Door die vraag kwam de rechter enigszins los. “He began to clown. Raising his voice, making a gesture, he said: ‘Right now, I know how to cut off a sheep’s head’. And the Iranians in the room – including some of his bodyguards – rocked with laughter”.
Hoe kon een jongen van het platteland opstijgen tot de rang van ‘mullah’ (geestelijke)?
Khalkhali: “I studied for thirty-five years. I was taught by ayatollah Khomeini. And I was the teacher of the son of ayatollah Khomeini”.
Het ijs leek gebroken: “His mouth opened wide, stayed open, and soon he appeared to be choking with laughter, showing me his gums, his tongue, his gullet. ‘The mullahs are going to rule now. We are going to have ten thousand years of the Islamic Republic. We will go on in the way of Khomeini’”.
Toen het stil geworden was, nam Khalkhali het initiatief van Naipaul over. “I killed Hoveyda, you know”, zei hij.
Naipaul: “The straightness of his face was part of the joke for the Iranians. They – squatting on the carpet – threw themselves about with laughter”.
Naipaul: “You killed him yourself?”
Zijn tolk gaf het antwoord: “No. He only gave the order. Hoveyda was killed by the son of a famous ayatollah”.
Khalkhali: “But I have the gun”.
Naipaul: “Again, the Iranians rolled about the carpet with laughter. I said: do you have it on you?”
Khalkhali: “I have it in the next room”.
Vragen en antwoorden in 2007
Terug naar de geestelijke met de witte tulband, die een opgewekte indruk maakte. In 2007, vertelde hij, waren de eerste 28 jaar verstreken van het bewind op basis van de ‘weg van Khomeini’. In Qom studeerden op dat moment ongeveer 100.000 studenten – theologische studenten. Vrijwel allemaal waren het moslims, maar er was ook een aparte school voor niet-moslims. Onder hen bevonden zich Nederlanders en Belgen antwoordde hij aarzelend – na overleg met zijn achterban, toen we daarom vroegen.
Ook vrouwen studeerden in Qom, zei hij fier. Die konden dus ook geestelijke worden.
Vrouwen, benadrukte hij, speelden bij de shiietische tak van de islam een belangrijke rol. Niet voor niets bevonden we ons dicht bij het heiligdom van Fatimah, die zo vereerd werd. Vrouwen mochten in Iran ook auto rijden, voegde hij er ongevraagd aan toe.
De theologische studie duurde minimaal vier keer vijf oftewel twintig jaar.
Waren die 100.000 studenten dan in staat om twintig jaar, of nog langer, collegegeld te betalen, vroeg ik hem.
Hij glimlachte. In de meeste landen moest je geld betalen om te kunnen studeren. In Qom was het anders. De studenten ontvingen juist geld om te studeren. Hij was zelf getrouwd en had drie kinderen. In zijn levensonderhoud werd goed voorzien, meldde hij gerustellend.
Waar kwam dat geld dan vandaan?
Die vraag was voor hem niet moeilijk te beantwoorden. De moslims in Iran, legde hij geduldig uit, betaalden een vijfde (twintig procent) van hun inkomen aan islamitische belasting. Van dat geld werd onder andere aan alle theologische studenten een inkomen gegarandeerd. Veel studenten deden trouwens langer dan twintig jaar over hun studie, zei hij. Studeren deed je, als het goed was, je hele leven lang, was zijn stelling.
Blijkbaar was dat in Qom mogelijk. Anderen namen de kosten voor hun rekening, of waren gedwongen dat te doen. In Hamadan hadden we een jongeman ontmoet, een bashi, die al vijf jaar islamitische theologie in Qom studeerde. In Nederland zou hij dan afgestudeerd zijn – in Qom was hij nauwelijks begonnen.
Er werden nog wat andere vragen gesteld. De geestelijke vertelde onder meer dat in de eerste jaren ook niet-theologische onderwerpen op de universiteit aan de orde kwamen. Na elke periode van vijf jaar kreeg je een nieuwe titel totdat je de ayatollah-titel verwierf.
Het woord ‘imam’ had verschillende betekenissen. Je was imam als je voorging in het gebed. Je was ook imam als je de hoogste (geestelijke) leider in het land was, zoals op dat moment Khamenei. Ook de grote eerste leiders werden imam genoemd – bijvoorbeeld imam Ali en imam Hossein, de navolgers van de profeet.
Afscheid
Aan ons bezoek en het onderhoud was een einde gekomen. Maar we vertrokken niet met lege handen. De geestelijke liet pakketten met tijdschriften (Mahjubah) voor iedereen uitdelen. Er lagen tevens boekjes waar we ieder, als we wilden, één exemplaar van mochten meenemen.
Ik had vooral belangstelling voor een boekje over het westerse christendom in de ogen van de moslims en vroeg Greetje een boekje over het imamaat van de zelfde auteur (Lari) mee te nemen. De mullah gaf ik een hand en bedankte hem.
We verlieten de blauw-groene ontvangstruimte. De Portugees leidde ons vervolgens rond door het gigantische en luxueus gebouwde complex. Voor het construeren van dit soort bouwwerken was geld genoeg. We mochten zelfs een paar foto’s maken.
De tombe van Fatimah kregen we echter alleen op afstand te zien. De reden die ons hiervoor werd opgegeven, was dat we de moslims en vooral moslima’s in hun vrome gedachten en gebeden zouden kunnen storen.
En toen stonden we weer buiten in de zon.
Het ‘gewone’ Qom
In de omgeving van het complex was een muur beschilderd met een afbeelding van de eerder genoemde blauw-gele bedelbus. Degene die geld in de gleuf schoof, veranderde in een duif en steeg op naar Allah; dat was de boodschap die werd uitgedragen. Blijkbaar was het nodig de mensen op die manier aan te moedigen een financiële bijdrage te leveren.
Tijdens ons verblijf in Iran hebben we niemand daadwerkelijk zien offeren. En dat terwijl er in augustus 2007 miljoenen of tientallen miljoenen van die bussen overal in de islamitische republiek goed zichtbaar waren: op straten en pleinen, in steden en in de woestijn, in winkels en bazaars, bij moskees en heilige tombes, overal langs de wegen en bij tol- en controleposten van de snelwegen. Het formaat was aangepast aan de omgeving. Kleine bussen in winkeltjes, bussen met een speciale gleuf voor chauffeurs van vrachtauto’s en touringcars, open glazen bussen in banken. In Iran kon je geen kant opkijken of je zag ze. En niemand gooide er iets in, waar we bij waren.
Na de lunch (goresht, een maaltijd met linzen) was er nog even tijd om souvenirs te kopen. Vooral ronde blikken met zoet gebak waren in trek om later mee naar Europa mee te nemen. Greetje kocht een ‘islamitische rozenkrans’, die menige inwoner door zijn vingers liet glijden.
Het bezoek aan de helige stad zat erop. Via een heuse autoweg reden we in zuidelijke richting naar Kashan. Op regelmatige afstanden stonden er in de middenberm echte Nederlandse flitspalen, de uitvinding van Maus Gatsonides.
Lezen in de literatuur van Qom: Lari
Tijdens een pauze in de reis las ik in de tijdschriften en boeken die ons in Qom overhandigd waren. In Western Civilization through Muslim Eyes (22ste druk in 2006, oorspronkelijk geschreven in 1963) ‘the author seeks to prove, by way of a comprehensive, reasoned, and exact comparison, the superiority of the comprehensive and multi-dimensional civilization of Islam to that of the West)’.
De vertalingen van het boek hadden grote indruk gemaakt, was in het voorwoord van een ander Lari-boek te lezen. “One of the leaders of the Social Democratic Party [in Duitsland] informed the translator that the book had left a profound impression on him, causing him to change his views of Islam, and that he would recommend the book to his friends”.
Mojtaba Musavi Lari (1925-2013) studeerde vanaf 1953 in Qom en maakte reizen naar Duitsland, Engeland, Frankrijk en de VS. Na de Revolutie van 1979 stichtte hij een organisatie in Qom die eerst ‘Office for the Diffusion of Islamic Culture Abroad’ en later ‘Foundation of Islamic Cultural propagation in the World’ ging heten.
In Western Civilization citeerde Lari uit allerlei ‘vooraanstaande boeken’. Hij liet echter regelmatig na aan te duiden welke boeken het waren, en wie ze geschreven had. Wel schreef hij van welke pagina van de onbekende boeken hij zijn wijsheid gehaald had. Een index van de boeken achterin ontbrak eveneens. Door te suggereren dat hij zijn kennis aan belangrijke wetenschappers ontleend had, verwaardigde hij zich echter met allerlei theorieën en feiten te komen.
Lari had geprobeerd zoveel mogelijk slechts uit het Westen te verzamelen, leek me. Zo schreef hij: “The consumption of hard drugs amongst American youth is so terrifying high that recently New York police found the corpses of 38 youths, aged 16-35, dead through drug-taking. Some of the victims were driven to such desperation by inability to get drugs that they slashed their wrists. Heroine addicta are the most numerous – 100,000 in New York alone – one addict in every 70 inhabitants!” (pag. 30).
Amerika was niet alleen een land van drugs maar ook van echtelijke ontrouw: “Statistics published by an American foundation show that husbands who were known to be unfaithful to their wives were of all classes and all ages. Some 50% of all husbands are unfaithful, some regularly” (pag. 29).
In een hoofdstuk over het huwelijk verdedigde Lari islamitische polygamie. “In Israel one man could have several hundred wives. Charlemagne [Karel de Grote] had [er] 400. Nor did the Gospel abrogate or condemn this practice or utter a decree to ban it; so that up until the second half of the 8th century AD and the time of Charlemagne polygamy was customary in Europe and not condemned by the Church.
At that date, or soon after, the Church promulgated a decree which compelled men with many wives to divorce them all save one.
They may have obeyed but they were driven to fornication and adultery and prostitution in consequence”.
De islam loste de problemen beter op, bewees Lari. “The number of wives was limited by law to a maximum of four”.
Het hebben van meer dan één vrouw was niet verplicht – eerder een goede daad. Door de eeuwen heen waren er nu eenmaal meer vrouwen dan mannen. In Amerika ‘there are 20 million girls without husbands’.
Lari
Het Westen, aldus Lari, had zijn huwelijkszaken maar slecht geregeld. Ongehuwde vrouwen kwamen immers tekort. “It is in the nature of woman to desire a home, a husband and children. This need can only be met properly in a society which supports sound family life. It is downright unhealthy for a woman to have to live alone. The spinster is always living in the waiting room of life. The spinster wakes to a purposeless day with nothing to live for and goes to bed with a sense of emptiness and of nothing done. So the psychologists tell us.
Islam is the only system which has deliberately set out to plan a satisfactory life for all the supernumerary women, in allowing them to become wives of men who have a wife already, and to save themselves from a life of loneliness and deprivation” (pag. 112-114).
Na alle slechte eigenschappen in het christendom afgezet te hebben tegen de oplossingen die de islam bood, eindigde het boek, dat in 2007 als relatiegeschenk in Qom aan gasten werd uitgedeeld, met: “The muslim’s Inch Allah is an active enlistment in God’s service, to serve with the obedience that a willing slave owes and gives to a beneficent Master who owns him heart and soul. If enough men and women in the world adopt that militant obedience, who can doubt that Almighty Providence will once again pour fourth the bounty of His grace upon a perishing world?”
Mahjubah
In Qom waren ook actuele tijdschriften uitgedeeld – zoals het islamitische familieblad Mahjubah.
In het aprilnummer van 2007 werden de lezers op de hoogte gebracht van de uitstekende vorderingen van de islam in het Westen. “Islam is spreading fast on the Europe continent and in America. The surge in conversions to Islam has taken place despite the negative image deliberately given to it by the Western press. Indeed the pace of conversions has accelerated since publicity over the affaire of the apostate author Salman Rushdie, the Persian Gulf War and the plight of the muslims in Bosnia. Most British converts are women, despite the West’s allegation that Islam treats women poorly”.
In het artikel schreef Lucy Barrington dat westerse vrouwen onzeker waren door de onduidelijke opstellingen van de kerken. “Muslims do not keep shifting their goal posts. Christianity changes, like the way some have said pre-marital sex is okay if it is with the person you are going to marry. Islam was constant about sex”.
Een Britse vrouw, die met Maimuna werd aangegeven, ‘was raised as a High Anglican. Her crisis came when a prayer was not answered. She slammed the door on visiting vicars but travelled to convents for discussions with nuns. ‘My belief came stronger, but not for the Church’.
She researched every christian denomination, plus judaism, buddhism and krishna. Before turning to islam’.
Wat haar gebeden waren en of ze verhoord werden nadat ‘Mainumah’ moslim geworden was, vermeldde het blad niet.
Nederland
In elk nummer van Mahjubah werd een islamitisch missieland onder de loupe genomen. In juni 2007 was Frankrijk aan de beurt en in mei 2007 ons eigen Nederland. De imam van Rotterdam, Haj Sheikh Esraphil Demetrikin was met een groep kinderen en teenagers, ‘volgelingen van Mohammed’, op bedevaart naar Masshad en Qom gekomen. Tijdens zijn verblijf in Iran had hij een interview gegeven. Want vond hij van Iran?
“The Islamic Republic of Iran as the center of Islam and shiite muslims is always threatened by enemies, and of course, there is lots of propaganda against Iran to show the positive effects of Iran under the leadership of imam Khomeini. I thought it was necessary to take this cultural and educational pilgrimage to Iran to show my opposition to such activities and make the youngsters become more familiar with the Islamic Republic of Iran and different achievements in this country”.
Waren er obstakels in Nederland?
“After the September 11 2001 incidents in the US, the July 7 2005 incidents in London’s metro and the French riots of last year [Bataclan-theater, 13 november 2015?], the security centers of Holland have become suspicions of the muslim activities and therefore they have insensible supervision over muslims. Fortunately, under the guidance of ayatollah Khamenei, there has been no evidence indicating that the shiites have done anything against the Netherlands constitution. Therefore we are practically free to conduct our suitable affairs”.
De rituele moord op Theo van Gogh door Mohammed Boueri, de veroordeling van Samir Azzouz wegens het plannen van aanslagen op regeringsgebouwen en het optreden van de Hofstadgroep werd niet aan de orde gesteld.
Hoop
Zijn de moslims (politiek) actief in Nederland, werd hem gevraagd door de redacteur van Mahjubah.
De ‘chief imam van Rotterdam’ legde het geduldig uit. “There are 150 chairs in the parliament of Holland, of which five are for the muslims. According to the statistics muslims would soon form about ten percent of the population of Holland, which is fifteen million. The relationship with the government is completely normal. There is no special problem. We choose our own officials and hold a 17 mourning days in the holy months of Muharram and Safar for the martyrdom of imam Hoessein”.
Het artikel over Nederland en soortegelijke verhalen over andere landen straalde zelfvertrouwen uit. De islam was aan een onstuitbare opmars bezig. Vooral onder vrouwen was die groot. Door die bekeringen werden degelijke waarheden in ere hersteld. Daarmee kwam er steeds meer een einde aan de verderfelijke westerse ideeën en gedragingen, was de boodschap. Er was dus alle aanleiding om te hopen op een betere toekomst.
Popmuziek
Westerse popmuziek kreeg weinig kansen in Iran. De eerder genoemde Iraanse geleerde was er duidelijk over, met name in zijn stellingname tegen de Beatles: “The Beatles are one phenomenon the age has thrown up – undisciplined inelegant, imbecile, they draw youth in crowds”.
Het resultaat kon je terugvinden bij hun volgers – de hippies. “The hippies revolt against the dry materialism of the established environmernt. Rejecting ethical values and spiritual sanctities as ungrounded superstition, they deride rational living, drop out of society, and run riot”.
Na het interessante bezoek aan Qom trokken we die dag verder naar het zuiden van Iran.
Harry Knipschild
4 december 2023
Clips
Literatuur
V.S. Naipaul, Among the Believers. An Islamic Journey, Middlesex 1983
Mujtabi Lari, Imamate and Leadership, Qom 1996
Mujtabi Lari, Western Civilization through muslim Eyes, Qom 2006
Tijdschrift Mahjubah, april-mei 2007
- Raadplegingen: 2336