438 - Reünie van Don & Phil Everly in 1983
In 1957 zetten Don en Phil Everly een liedje op de band, dat elders was afgewezen: ‘Bye Bye Love’, geschreven door het echtpaar Felice en Boudleaux Bryant, uitgegeven door Acuff-Rose en daarna uitgebracht op het Cadence-label van Archie Bleyer.
Bleyer had een goede neus voor nieuw talent. Alvorens Cadence op te zetten was hij betrokken geweest bij de tv-show van Arthur Godfrey, die jonge artiesten de kans gaf zich op het scherm te presenteren. Zijn beslissing om de twee broers onder contract te nemen pakte goed uit. ‘Bye Bye Love’ werd een grote hit in Amerika en de rest van de westerse wereld.
Don & Phil Everly werden al snel idolen voor een nieuwe, jonge generatie. Hun vertolkingen van onder meer ‘Wake Up Little Susie’, ‘All I Have To Do Is Dream’, ‘Bird Dog’ en ‘Till I Kissed You’ leverden hits aan de lopende band op. Meestal vond je op de ene kant van hun singles een rock-nummer, aan de andere kant een mooie samen-gezongen ballad.
Hun album ‘Songs Our Daddy Taught Us’, eveneens op het Cadence-label, maakte indruk omdat de twee broers daarop lieten horen dat ze meer konden dan singles te maken. Dat was in die tijd (1958) bijzonder.
Centraal station, Amsterdam, 24 januari 1959
Successen dankzij Cadence en Acuff-Rose
In januari 1959 bracht Bleyer de artiesten van zijn label (ook de Chordettes en Andy Williams) naar Europa. Bij die gelegenheid traden de Amerikanen vanuit de Singer Concertzaal (Laren) voor het eerst op voor de Nederlandse televisie (eerder waren ze in een aflevering van de Perry Como-show met ‘Bye Bye Love’ te zien geweest, hoorde ik van Jerry Voisin).
Een jaar later, begin 1960, trok de jonge Amerikaanse platenmaatschappij Warner Brothers de portemonnee om Don & Phil bij Cadence (en Acuff-Rose) weg te halen. Het bedrijf was bereid om 750.000 dollars te garanderen als de broers voor tien jaar wilden tekenen. De stroom hits ging nog even door, met ‘Walk Right Back’, ‘Temptation’ en ‘Crying In The Rain’ – maar hield weldra op. De broers moesten in dienst, misten de aansluiting met de muzikale ‘Britse invasie’. In 1968 lieten ze nog van zich horen met het album ‘Roots’, de opvolger van ‘Songs Our Daddy Taught Us’.
Heel wat blanke popartiesten van rond 1960 verdwenen op de achtergrond in het nieuwe tijdperk. Dat gold niet alleen voor de Everly Brothers, maar ook bijvoorbeeld voor Frankie Avalon, Pat Boone, Bobby Vee, Connie Francis, Bobby Rydell en Johnny Tillotson, een latere ontdekking van Archie Bleyer.
De twee broers raakten op elkaar uitgekeken, schreef Alfred Bos op 8 oktober 1983 in Oor: “In juli 1973 smeet Phil Everly zijn gitaar tegen het podium van de Knotts Berry Farm in Californië. Woedend beende hij van het toneel. Het meest legendarische duo uit de geschiedenis van de rock hield op te bestaan”.
Op dat moment konden de broers terugkijken op een lange loopbaan. “Ruim vijftien jaar hadden Don (de donkere) en Phil (de slanke) Everly hun stemmen laten harmoniëren op een wijze die haar gelijke niet kende. Ook toen in de jaren zestig hun grootste successen achter hen lagen en ze gepasseerd leken te worden door een nieuwe generatie muzikanten, bleef de bloedstollende samenzang nog lang nagonzen.
Hun invloed op het melodieuze geluid van de merseybeat was onmiskenbaar. Zowel de samenzang van Allan Clarke en Graham Nash in The Hollies als de duetten van John Lennon en Paul McCartney waren goed-bedoelde maar tot mislukken gedoemde pogingen om de magische harmonieën van Don & Phil te evenaren, om van overtreffen maar te zwijgen”, aldus Bos.
Alfred benadrukte dat hij vijftien jaar jonger was dan de gemiddelde fan. Hij had dan ook geen echte nostalgische band met hun muziek.
Invloed bij en van de Everly Brothers
In de tijd dat de Everly Brothers het zelf moeilijk hadden, bleven ze invloed uitoefenen op de muzikale ontwikkelingen. “Enkele jaren later gaven muzikanten als Gram Parsons en Roger McGuinn de traditionele Amerikaanse volksmuziek een eigentijdse facelift en luidden een nieuw genre in, de country rock. Ze waren de eerste toepassers van een formule die al zo’n tien jaar eerder door Don en Phil Everly was ontdekt. Hun album ‘Roots’ was een claim op de auteursrechten van een stijlvorm die op dat moment door anderen als nieuw werd ontgonnen”.
Alfred greep in 1983 ook terug op het 25 jaar oude album ‘Songs Our Daddy Taught Us’. “Op die elpee vertolkten Don & Phil een aantal volksliedjes uit het uitgebreide repertoire van vader Ike, die als rondtrekkende muzikant de beide broers van jongsaf met hillbilly-muziek vertrouwd had gemaakt. Het was het eerste country rock-album uit de geschiedenis en niet toevallig was ‘Roots’ de hoeksteen van hun oeuvre. Op beide platen grepen ze terug op de muziek van hun jeugd en toonden welke geheimzinnige krachten er aan het werk konden zijn”. Bos noemde de klanken van de Everly Brothers ‘geniale muziek’.
De internationale muziekpers liet zich in 1969 lovend uit over ‘Roots’.
In de Britse Guardian vergeleek Geoffrey Cannon hun muziek met die van Bach. “What’s special about the Everlys? Their consistent musical quality comes from the way they use their two voices and two guitars, all close up to each other. The result is that the energy flow of their music is multiplied much more than arithmetically.
The songs develop a linear flow, which is not fugal, but logical, in that you know every note the moment it is played, but not before: the same quality as that of Bach’s Brandenburg concertos. No, I’m not saying the Everlys’ are as good as Bach, or that Bach is as good as the Everlys, just that in this musical respect they are similar.
What producer Lenny Waronker and the Everlys have done on this album is singular, very clever, and affecting”.
In het Amerikaanse tijdschrift Rolling Stone legde Edmund Ward zijn lezers voor: “Lenny Waronker has woven an unusual fabric of Southern California saloon rock, country-tinged rock, and tapes from the Everly Family radio show of 1952. The result is a warm, sentimental album that is nostalgic and contemporary at the same time.
All of the songs on the album ‘Roots’ are fine vehicles for the high lonesome harmonies and the liquid guitar picking of the brothers Everly. Standouts are two of Merle Haggard’s great prison songs, ‘Mama Tried’ and ‘Sing Me Back Home’, rendered with fine taste, a perfectly delightful Randy Newman song, ‘Illinois’, and two re-worked traditional numbers, ‘T for Texas’ and ‘Shady Grove’. These last two, especially, are beautifully arranged and sung, turned into irresistible toetappers - sort of electric hoedown music. Anybody interested in the so-called country revival now sweeping rock should pick up this album. It’s right fine”.
Teksten
Volgens de redacteur van Oor waren de teksten van hun liedjes, die ze overigens meestal niet zelf geschreven hadden, bijzonder. De teksten zouden volgens hem zelfs de spanningen tussen de broers weerspiegelen.
“Hun liedjes zijn onveranderlijk liefdesliedjes en bijna zonder uitzondering zijn de geliefden gescheiden. Of het is uit en de jongen treurt om zijn verloren liefde, of de twee zijn geografisch uit elkaar. De jongen zit in de gevangenis (‘Take A Message To Mary’), zijn meisje zit in een vliegtuig dat neerstort (‘Ebony Eyes’), de moeder van de hoofdpersoon ligt in het ziekenhuis (‘Lightning Express’), er is altijd wel wat. Samen en gelukkig zijn ze nooit. De Everly broers bezingen samen het leed: gedeelde smart is halve smart”.
Mislukte solocarrières
Misschien waren ze bij Warner Brothers wel blij toen het langdurige contract met de Everly Brothers afgelopen was. De tijd dat er veel platen van de broers verkocht werden was voorbij. Dat gold niet alleen voor ‘Roots’, maar ook voor de opnamen die ze vervolgens bij RCA maakten. Op de albums ‘Stories we could tell’ (1972) en ‘Pass the chicken & listen’ (1973) deden prominente artiesten als Graham Nash, David Crosby, John Sebastian, Ry Cooder en Chet Atkins mee. Songwriters als de Bryants, Kris Kristofferson, Mickey Newbury, John Prine, Waylon Jennings, Willie Nelson en Jesse Winchester hadden voor repertoire gezorgd – maar zonder het gewenste resultaat.
In 1973 gingen Don en Phil ieder hun eigen weg. Alfred Bos in 1983: “Na het uiteengaan probeerde zowel Don als Phil een solocarrière op te bouwen. Don deed er na zijn derde solo-album ‘Brother Jukebox’ uit 1976 het zwijgen toe, terwijl Phil’s voorlaatste elpee (uit 1979) niet zonder bedoeling ‘Living Alone’ getiteld was.
De wereld was hun niet vergeten maar de roem die Don & Phil ieder voor zich vergaarde was geen schaduw van het succes dat hun als duo ten deel viel”.
Volgens Joel Selvin traden de broers nog samen op in die tijd, maar: “They refused to do joint interviews and posed for photographs together only by appointment. Their contract called for not only separate dressing rooms but also separate stage entrances. ‘I don’t know’, Phil Everly once told me, ‘You’re up there nose-to-nose at the microphone and pretty soon, he starts breathing your air’. It was a biblical torture. Two brothers forced together, unable to make their separate ways in the world, dependent and resentful of each other the whole way”.
Helemaal vergeten werden de Everly Brothers niet. De schotse groep Nazareth had in 1974 een hit met de Bryant-song ‘Love Hurts’, die de broers nog samen voor Warner hadden opgenomen. Een andere Britse groep, de Hollies, ontdekte, eveneens in 1974, de Hammond-Hazlewood-song ‘The Air That I Breathe’ van het Phil Everly solo-album ‘Star Spangled Banner’, vastgelegd door Warren Zevon als arrangeur en Duane Eddy als producer.
In oktober 1982 liet Phil, nu met succes, weer van zich horen door in Engeland samen te werken met Cliff Richard. De EMI-single met ‘A woman and a man’ en ‘She means nothing to me’, kwam in de Britse top tien.
De reünie: 22 september 1983 in Londen
In de muziekwereld is het niet ongebruikelijk dat artiesten elkaar vaarwel zeggen, ogenschijnlijk voor altijd, maar na een aantal jaren volgt dan de reünie – in sommige gevallen een mooie marketing truc.
Of dat bij de Everly Brothers ook het geval was, is mij onbekend. Alfred Bos in oktober 1983: “Begin dit jaar circuleerden geruchten over een mogelijke hereniging. In interviews besprak Phil de mogelijkheid van een reünie in opvallend vriendelijke bewoordingen. Deze zomer werd het gerucht zekerheid. ‘Ze repeteren in Nashville’ gonsde het in de gelederen der Everly-afficionado’s”.
Terry Slater van platenmaatschappij EMI International had een rol gespeeld in het bij elkaar brengen van de broers. “Hij stelde Phil in staat om met Engelse muzikanten, onder wie Mark Knopfler [Dire Straits] een album op te nemen”.
Op 22 september 1983 was het zo ver. Voor het eerst in tien jaar traden de Everly Brothers weer samen op – niet in de VS, maar in Londen, om precies te zijn in de Royal Albert Hall. Volgens Bos was de locatie geen toeval: “Phil’s muzikale affiniteit gaat naar Engeland uit. De laatste keer dat ze in de Royal Albert Hall speelden, in 1971, was tevens de laatste maal dat ze met hun vader op één podium stonden. Dat maakte dat het reünieconcert nergens anders dan hier kon plaatsvinden”.
Bos gebruikte het woord ‘hier’ niet zo maar. De popjournalist was er zelf bij, maakte hij duidelijk. “Ik doorloop deur 9 op zoek naar Stalls M, rij 7, stoel 1682 en knipper tegen het vele pluche en het blinkende chroom. Er komt een rare kriebel opzetten”.
Alfred voelde het historische moment van die avond. “Zelfs als The Beatles weer bij elkaar zouden zijn gekomen voor een reünie [na 1970] had ik niet meer opgewonden kunnen zijn. De Everly Brothers weerspiegelen de evolutie van de rock. Die is bestand gebleven tegen elk modernisme en andere muzikale ontwikkeling”.
Bos: “Terwijl Johnny Rotten [Sex Pistols] kwam en Little Feat ging, terwijl Ian Curtis [Joy Division] zich verhing [in 1980] en de Simple Minds hun bergen verzetten, zijn de Everly Brothers nooit weg geweest. Natuurlijk, als duo bestonden ze niet meer, maar hun muziek bleef overeind en eigenlijk waren ze er nog steeds, nog even fris en origineel als de dag dat ik, vijftien jaar oud, in een elpee-programma ‘Crying In The Rain’ hoorde.
Schrijnender harmonieën had ik nooit gehoord en zou ik nadien ook nooit meer horen, alle Simon & Garfunkels ten spijt”.
Publiek uit Nederland overgekomen
Alfred Bos was niet de enige Nederlander die in de Royal Albert Hall van de partij was. “Naast me zat Peter Aarts, 39 jaar. Op een blauwe maandag zong hij in Groep 1850. Hij viel voor de Everly Brothers toen hij in het ouderlijk huis ontdekte dat ‘Bye Bye Love’ ook een achterkant had. ‘I Wonder If I Care As Much’ heette het nummer en het is sinds 1958 een eigen leven gaan leiden. Uitgegroeid tot veel meer dan een b-kantje is het zo’n beetje de essentie van de Everly Brothers geworden. De 78 toeren-plaat is inmiddels gebroken.
Naast Peter Aarts schoof Dick Kooiman, hoofdredacteur van [het maandblad] Popfoto aan”.
In 2011 hoorde ik [HK] uit Dick’s mond: “Door mijn werk had ik het geluk om regelmatig in contact te komen met de groten der aarde. De beleving van het Everly Brothers Reunion Concert was het mooist. Alle tickets waren binnen een half uur uitverkocht. Het was een speciale gewaarwording om in de pauze, drie stoelen naast mij, Paul McCartney in een reep chocola met hazelnoten te zien bijten. Ook Roger Daltrey, Cliff Richard en Mark Knopfler zaten te genieten”.
Bos: “Er waren zo’n honderd fans uit Nederland overgekomen. Martial F. Bekkers, voorzitter van de Nederlandse tak van de Everly Brothers International fanclub, had als enige een kaartje voor de eerste rij weten te bemachtigen. Ook aanwezig waren Henk Spaan en Harry Vermeegen, het Pisa-duo. Spaan is een notoire Everly-fan en maakte enkele jaren terug een Nederlandse versie van ‘Love Of The Common People’ onder de titel ‘Stille Willem’.
Naast de fans uit Nederland waren er afvaardigingen uit Duitsland, Frankrijk, Zweden en zelfs een paar Italianen overgekomen. De Amerikaanse tak van de Everly Brothers International had zich kranig geweerd en er waren enkele vliegtuigen vol Yanks neergestreken in Londen – daartussen zat ook Tom Petty”.
Het concert
Bij het begin van het concert maakten Don en Phil symbolisch een einde aan hun ‘scheiding’. “Stiekem kneep ik even in mijn arm. Links vanachter het podium daalde Phil Everly de trap af, terwijl Don Everly via de rechter trap kwam aangelopen. Ze ontmoetten elkaar achter de microfoon om als eerste na tien jaar broederlijke ruzie het door hen beide gecomponeerde en op dit moment niet geheel betekenisloze ‘The Price Of Love’ te zingen.
Er was een dubbelmicrofoon op één standaard gemonteerd. De zichtbaar ouder geworden broers bogen zich als elkaars spiegelbeeld om met hun snerpende samenzang ‘You talk too much’ in te zetten. Er knetterde een vonk door de zaal. Het concert overtrof mijn stoutste verwachtingen. Het tweetal was gekleed in dinner jackets. Achteloos hadden ze net iets te grote zwarte akoestische Gibson-gitaren voor de buik”.
De begeleiders in Londen hadden de Britse nationaliteit: Gitarist Albert Lee, toetsenman Pete Wingfield, gitarist Martin Jenner, bassist Mark Griffiths en drummer Graham Jarvis.
Alfred Bos was onder de indruk. “Dit is een levende legende”, zo voelde hij het. “Dit heeft niets te maken met nostalgie. Dit is actueler dan Spandau Ballet en Wham! [de groep van George Michael] bij elkaar. Elvis Presley werd op een gegeven moment zielig en na zijn veertigste een parodie van zichzelf”.
Bij de twee zonen van Ike Everly was zoiets niet van toepassing. “De vitaliteit die Don & Phil uitstralen heeft niets met de roem van gisteren, maar alles met de overtuiging van vandaag te maken. Tien jaar vallen in één seconde weg. De brug van toen naar nu wordt moeiteloos geslagen. Hun samenzang straalt nog immer als vanouds en verschillende nummers klinken tijdens dit reünie-concert beter dan ze ooit door het duo zijn gezongen. Hun vele, vele hits zijn geen fossielen, de Everly Brothers geen vergrijsde helden. Hun repertoire staat nog immer overeind en aan hun vroegere interpretaties voegen ze zelfs iets toe”.
De journalist werd emotioneel bij het horen van ‘Crying In The Rain’: “Ik beken het zonder gêne. Een brandend gevoel achter mijn ogen komt opzetten”. Zijn buurman, Peter Aarts, ook: “Toen de Everly Brothers ‘I Wonder If I Care As Much’ zongen, liepen Peter de tranen over de wangen”.
Het kostte Bos moeite om uit al dat repertoire een hoogtepunt te selecteren. “Een uitschieter liet zich nauwelijks kiezen. Maar het meest bijzondere moment van de avond brak aan toen de band van het toneel verdween en de broers, gezeten op een kruk, een zestal oude volksliedjes, afkomstig van ‘Songs Our Daddy Taught Us’, vertolkten”. De sfeer in de Royal Albert Hall vatte hij samen met: “Je kon de boer van een vlieg horen”.
Bos: “Slechts begeleid door Don’s akoestische gitaar zongen ze oude wijsjes als ‘Put My Little Shoes Away’ en het werkelijk door een verbijsterende harmonie van Phil ingekleurde ‘Down In The Willow Garden’, dat aantoonde welke invloed de muziek van Kentucky ondergaan had van de Ierse volksmuziek”.
Het concert ging verder, van het ene hoogtepunt na het andere, kon je op 8 oktober 1983 in Oor lezen. “Met Sam Cooke’s ‘You Send Me’, de oude soul-ballad uit de begintijd van hun carrière, voegden ze een belangrijke authentieke poot van de rock aan hun bagage toe – die van de soul. De twee stemmen slingerden zich om elkaar tot een onontwarbare dubbele helix”.
Aan de opsomming kwam bijna geen einde: ‘Till I Kised You’, ‘Temptation’, ‘Lucille’ en de afsluiter ‘Let it be me’. Bos: “Iedereen probeerde het wereldrecord handjeklap te verbeteren, terwijl ze samen vertrokken – ditmaal niet gescheiden langs de trap, maar samen achter het podium”.
Vanzelfsprekend volgden er nog twee toegiften: ‘Good Golly Miss Molly’ (Little Richard) en ‘Blues Sail Away From Me’. Die afscheidssong was in 1949 op de plaat gezet door de Delmore Brothers. Die twee broers, Rabon & Elton, in Nederland onbekend, hoorden zeker tot de ‘roots’ van de Everly Brothers. Bos maakte er in zijn artikel geen melding van.
Delmore Brothers
In een BBC-interview anno 2002 vertelde Phil: “Our main teacher was our father, Ike Everly, and he sort of raised us on, I think, primary influences for people that were known, were fairly obscure country singers like The Delmore Brothers, and the York Brothers. They were kind of a traditional southern brothers singing acts and quite common”.
Na 1983
Een jaar na het concert presenteerden Don & Phil Everly het album ‘EB 1984’, met daarop songs van Don, Jeff Lynne (ELO), Bob Dylan (‘Lay Lady Lay’), Frankie Miller en Pete Wingfield, die de toetsen bespeelde in de Royal Albert Hall. Dave Edmunds trad op als producer. ‘On The Wings Of A Nightingale’, geschreven door Paul McCartney, die aanwezig was bij het optreden, werd op single uitgebracht – zonder veel succes, behalve in Nederland, waar de song hoog in de top tien eindigde.
Grote hoogtepunten waren er niet meer in de loopbaan van de twee broers. Phil Everly overleed op 3 januari 2014. De Volkskrant meldde een dag later: “De broers hebben al jaren niet meer samen opgetreden. In 1973 gingen ze al hun eigen weg, maar in 1983 probeerden ze het weer samen. Dat leverden geen grote successen meer op. Ze hadden nog wel een hit met ‘On The Wings of a Nightingale’, geschreven door Paul McCartney. De broers zijn ook te horen in de achtergrondzang op het nummer ‘Graceland’ (1986) van Paul Simon. Het laatste album van het duo verscheen in 1989”.
Don Everly overleed op 21 augustus van dit jaar. In Trouw omschreef Nienke Schipper hun repertoire als ‘nogal brave liedjes’, het ‘typische geluid van de jaren vijftig en vroege jaren zestig’.
Schipper: “Hun keurige imago had het zangduo vooral te danken aan hun harmonieus gezongen liedjes en nette voorkomen, iets dat later slechts een dun laagje vernis zou blijken. Het brave imago van de broers bleek schijn te zijn geweest.
Beiden waren verslaafd aan speed en dat nekte met name de oudste broer Don die tijdens een toernee al een aantal keer bewusteloos werd afgevoerd naar het ziekenhuis. Broer Phil moest dan het optreden met een ander lid van de band afmaken, en de pers werd verteld dat Don een voedselvergiftiging had opgelopen.
De opgestapelde ergernissen leidden tot een breuk en de broers spraken ruim tien jaar niet met elkaar. Pas in 1983 legde het duo de ruzie bij, gingen ze weer optreden en namen nieuwe albums op. Het succes van weleer kwam echter nooit terug”.
Langzamerhand lijkt de kwaliteit van de Everly Brothers minder erkenning te krijgen, te vervagen.
Clips
Harry Knipschild
14 oktober 2021
Literatuur
‘Everly Brothers in Nederland,’ Utrechts Nieuwsblad, 26 januari 1959
‘WB-Everly Pact Signed’, Billboard, 15 februari 1960
Geoffrey Cannon, recensie ‘Roots’, Guardian, 21 januari 1969
Edmund Ward, recensie ‘Rooots’, Rolling Stone, 31 mei 1969
Alfred Bos, ‘De terugkeer van de Everly Brothers’, Oor, 8 oktober 1983
Simon Mayo, ‘Phil Everly BBC 1 interview’, website BBC, 27 mei 2002
Dick Kooiman: ‘I remember… de Everly Brothers’, website Harry Knipschild, 4 juni 2011
Joel Selvin, ‘Phil Everly never got to soar as a solo act’, San Francisco Chronicle, 4 januari 2014
‘De invloed van de Everly’s reikte ver’, Volkskrant, 4 januari 2014
Nienke Schipper, ‘De brave country-rock van de Everly Brothers is het geluid van de jaren vijftig’, Trouw, 22 augustus 2021
- Raadplegingen: 3094