379 - Britse rhythm & blues van de Animals
In de eerste jaren van de jaren zestig had Amerika een aantal rages in de popcultuur: surfmuziek op de Amerikaanse westkust (Beach Boys, Dick Dale), nieuwe dansen als de twist en de limbo vanuit Philadelphia (Chubby Checker) en een opleving van folk music op de universiteiten (Kingston Trio).
In Groot Brittannië ging het anders. Ondernemende jongelui verdiepten zich in de rhythm & blues (soul) van zwarte Amerikaanse artiesten, vooral die van Chess Records in Chicago zoals Chuck Berry, Bo Diddley, Muddy Waters, en Howlin’ Wolf. Ook John Lee Hooker was populair bij een groep jonge Britten.
Het werd er mode om de Amerikaanse zwarte muziek na te gaan spelen. Dat gebeurde bij de Beatles, Searchers, Kinks, Who, Manfred Mann, Yardbirds enzovoort. Twee groepen onderscheidden zich vooral in het begin: de Rolling Stones en de Animals.
Louise Criscioni en de Animals
Louise Criscione, werkzaam bij radiostation KRLA, dat uitzond vanuit Pasadena in Californië, liet in 1965 een interview afdrukken dat ze had met de Britse Animals.
De journaliste realiseerde zich: “The soul of today’s music is rhythm and blues. The type of music, this ‘soul’, has been around the U.S. for decades now and it has always captured a small number of hard core fans, but it has only recently gained acceptance by the whole pop scene”.
Het waren Britse groepen die de blanke Amerikaanse jeugd hadden weten te winnen voor de zwarte muziek van eigen bodem. Louise vond het ‘ironisch’ en stelde: “R&B has been introduced to the American teenager by the British! Both the Rolling Stones and the Animals, in particular, are responsible for bringing American blues back into the spotlight, back before the eyes and listening ears of the Stateside teenager.
These people have spread the gospel of R&B to places where it had never before been preached. In doing this, they have inadvertently helped American R&B and our American R&B artists”.
Menigeen vroeg zich in die tijd af: kunnen blanken wel zwarte muziek fatsoenlijk vertolken? Louise legde die vraag voor aan de Animals uit Newcastle in het hoge noorden van Engeland, dicht bij de grens met Schotland. “An interesting question – can a white group, and particularly an English group, successfully imitate the American Negro blues sound?”
Volgens zanger Eric Burdon, 24 jaar, was dat niet zonder meer mogelijk. “He does not feel that just any Caucasian can sing the blues with the authentic feel of the American Negro. ‘Not unless he feels it deeply or is intimately acquainted with it’”.
Gitarist Hilton Valentine kon zich vinden in de uitspraak van Burdon. “There’s no escaping the fact that the blues is the music of the colored man. It has a deeper meaning in the States, especially in the deep South, where they have the racial problem and widespread discrimination against minorities”.
Engeland had geen rassenprobleem zoals Amerika. “So the difficulty has been in relating ourselves to a problem across the ocean”.
Hilton Valentine en Eric Burdon
Louise Criscioni en de Rolling Stones
In het zelfde artikel van KRLA Beat liet Criscioni ook de Rolling Stones over dit onderwerp aan het woord. Hun muziek, wist ze, was sterk beïnvloed door ‘American Negroes such as Muddy Waters, Otis Redding, and Howlin’ Wolf’.
Wat vonden de zwarte artiesten er zelf van dat blanke groepen hun muziek ten gehore brachten, vroeg ze hen.
Mick Jagger had zijn antwoord klaar. “Muddy Waters called us ‘his boys’ in a magazine article so we must have some acceptance with those people”.
Gitarist Brian Jones (1942-1969) was het met Mick eens. “We went to the Apollo Theater for the NAACP benefit show and Wilson Pickett introduced us to the audience and then did an imitation of us. And if James Brown is around town he calls us and leaves messages. They accept what we’re trying to do”.
Amerika was nog steeds een bron van inspiratie voor de Stones. Mick Jagger: “It’s all right here in America. You’ve got to come here to get the real thing”.
Britse groepen hadden Amerikaanse artiesten in hun eigen land van de top verdrongen. Dat had kwaad bloed gezet. Misschien daarom eindigde Louise Criscioni haar artikel met: “So next time you start to accuse the English of doing nothing but imitating the Americans – stop and think about it. Remember that such names as Muddy Waters, Wilson Pickett and Howlin’ Wolf were once totally alien to the average American teenager.
And now these greats in the R&B field, although still underrated and under-appreciated, are becoming much better known”.
Een nieuwe groep: de Animals
De Animals waren in korte tijd opgevallen door hun vertolking van rhythm & blues. Het voormalige combo van toetsenman Alan Price was begin 1964 in gewijzigde bezetting onder een nieuwe naam gaan optreden.
Zanger Eric Burdon was een nieuwe aanwinst. Eric had na zijn studie geen ander werk kunnen vinden. Alan Price, 22 jaar: “He studied for five years at the Newcastle College of Art. What really makes Eric bitter is what happened to him after he left college and looked for a job. Here he was, fully-trained with a diploma to prove it, but could he get a job? Not on your life! He came to London expecting with his qualifications it wouldn’t be too hard. But he finished up on the dole”.
Eric Burdon, die van een uitkering moest leven: “I must have tried every agency in London. “But it was always the same answer. ‘No vacancies here old man’. Eventually I had to go back to Newcastle and get a job as a labourer. Then I was a postman for a while.
Makes me mad to think you study for five years after leaving school and nobody wants to know. And yet kids are told they’ve got to study if they want to get on in life!”
Al tijdens zijn studie had hij niet alleen trombone in een dixieland orkest gespeeld maar ook blues gezongen. Als hij met dat repertoire kon optreden liet hij de avond-colleges schieten. “He says that his big ambition is to go to the States and sing the blues with his idols - Jimmy Witherspoon, Joe Turner, Bob Dylan, John Lee Hooker and the rest of them”.
Alan Price R&B Combo met Eric ‘loudmouth’ Burdon, Newcastle
Peter Jones van Record Mirror kreeg uitgelegd hoe de groep aan z’n naam gekomen was. “When we first started, back home, we were the Alan Price Combo. We had no money so we couldn’t buy stage suits, or even have our hair cut. We looked somewhat wild and unruly.
As our reputation started to grow, people got on to us about our appearance. Said we looked more like ‘animals’. That caught on, too – people shouted after us as we walked through the streets. So we thought: let’s play along with this and actually call ourselves Animals. It looked a good thing for publicity, too”.
In hun eerste interviews maakten de jongens steeds duidelijk dat ze op de rhythm & blues-toer waren. Als ze vanuit het noorden van Engeland naar Londen afreisden om de pers te ontmoeten stuitten ze vaak op onbegrip. De meeste journalisten hadden er niet het minste benul van wat rhythm & blues was. Dat vonden ze vreselijk irritant. Immers: “Rhythm & blues is the biggest thing in our lives. It’s more than just playing the blues. We feel them. We attack our songs. Like to create an atmosphere. We improvise all the time”.
Voorlopig verdienden ze nauwelijks iets en dat terwijl er in apparatuur geïnvesteerd moest worden. Bassist Chas Chandler. “We’re not making a lot of money just yet. Most of our money is going on equipment. And that costs plenty!” Mocht daar ooit verandering in komen, dan wisten ze wel wat ze met het extra geld wilden doen. “It will probably be on an electric piano for Alan – like the one Ray Charles plays”.
Eerste single: ‘Baby let me take you home’
De Animals waren op een goed moment vanuit Newcastle in Londen opgedoken. In 1963 bereikten de Beatles de top met ‘She loves you’, gevolgd door ‘I wanna hold your hand’. Voor hun eerste album in dat jaar had de groep uit Liverpool rhythm & blues-songs opgenomen als ‘Twist & Shout’ (Isley Brothers) en ‘Anna’ (Arthur Alexander). Op de tweede Beatles-elpee (november 1963) vond je hun versies van onder meer ‘Roll over Beethoven’ (Chuck Berry’), ‘Please Mr Postman’ (Marvelettes) en ‘Money’ (Barret Strong). Rhythm & blues kreeg in Groot-Brittanië een impuls omdat de Beatles die muziek tijdens hun optredens propageerden.
Ook de Rolling Stones lieten met rhythm & blues van zich horen. In 1963 hadden ze hun eerste hit met ‘Come on’ van Chuck Berry. Andere successen kwamen eveneens uit de R&B-hoek: ‘Not fade away’ van Buddy Holly, maar gebaseerd op het ritme van Bo Diddley, ‘It’s all over now’ van de Valentinos en ‘Little Red Rooster’ van Howlin’ Wolf.
In het voorjaar Van 1964 verscheen John Lee Hooker (1917-2001) met zijn song ‘Dimples’ zowaar in de Britse hitlijsten. De bluesartiest was inmiddels op middelbare leeftijd. ‘Dimples’ had hij al acht jaar eerder, in 1956, op de plaat gezet. Vanaf 1962 vlogen elk jaar blues-artiesten samen de Atlantische Oceaan over om voor volle zalen in Engeland en de rest van West-Europa op te treden.
De Engelse jeugd was in de ban van de blues.
In maart 1964 arriveerde de eerste single van de Animals op de Britse platenmarkt: ‘Baby let me take you home’, een bewerking van een folknummer dat Alan Price als eigen song op het label liet afdrukken. De plaat was een productie van de Brit Mickie Most (1938-2003), die als zanger in Zuid-Afrika diverse hits op zijn naam had, maar dat succes in Engeland niet kon herhalen.
Niet iedereen was even enthousiast. De Animals zelf ook niet. Journaliste Laurie Henshaw in mei 1964: “All the boys were pretty critical of their hit disc! ‘I didn’t think it stood much of a chance’, said Eric Burdon candidly. Everybody in Newcastle, their hometown, thought the record less exciting than when they do ‘Baby’ on stage. ‘We can sound a lot wilder than this’, he added”.
In de Engelse popkrant Record Mirror werd het plaatje ondergebracht in de rubriek korte vermeldingen: “Good R&B based on a number from the exciting group. Maybe too way-out to click in a big way though”.
De redactie van popkrant Disc uitte zich echter meteen enthousiast. Bij de recensie van de pagina met nieuwe singles werd op de bovenkant zelfs een grote foto van de nog onbekende groep geplaatst met daarbij de kreet “Exciting Animals blow up a storm”. Redacteur Don Nicholl: “The Animals are going to sell very large indeed with this debut. They knock you down as they are freshen you up”.
Voorlopig gebeurde er niet veel met de single. Platenmaatschappij EMI plaatste op 4 april in Disc een kleine advertentie voor het plaatje, gekoppeld met singles van Carol Deene, Tommy Bruce, Johnny Tillotson, Marvelettes, Texans en Millicent Martin. Daar bleef het voorlopig bij. Het leek nogal plichtmatig te gebeuren.
Desondanks verscheen ‘Baby let me take you home’ op 25 april 1964 in de onderste regionen van de top 30 in Disc. Met hun debuutsingle bereikten de Animals zowaar de Britse hitlijsten.
recensie in Disc
Actie
Door de hitsingle kregen de Animals meteen aandacht in de vele muziekkranten die als gevolg van het internationale succes van de Beatles in steeds grotere oplage verspreid werden. Begin mei hoorde Peter Jones van Record Mirror dat de groep al opnamen voor een album gemaakt had. Op korte termijn zou de nieuwe James Bond film ‘Goldfinger’ in première gaan met een bijzonder voorprogramma, ‘Swinging U.K.’ Op 29 mei zouden de Animals met enkele nummers in kleur gefilmd worden voor de bioscopen. “So they’ll be assured of packed houses all the way”. Hun volgende single zou daarin vertoond worden.
Er was nog meer groot nieuws. De groep mocht op toernee gaan in het voorprogramma van niemand minder dan R&B-ster Chuck Berry (1926-2017). Aan Peter Jones vertelden ze “We’ve admired this man for years. To be actually working with him is fantastic. One thing is for sure – we’ll be out in the audience every single time he walks on stage. There’s so much to learn from a star of his calibre”.
‘House of the Rising Sun’
Misschien wel de belangrijkste dag in het bestaan van de Animals naderde: 18 mei 1964. De Nederlandse popscribent Pim Oets tekende uit de mond van Eric Burdon op: “We kwamen van een optreden in Liverpool en het was bijna ochtend. Mickie Most, onze producer, zei toen we langs de [Kingsway] studio kwamen: jongens stap uit, we gaan opnemen, In twee uur namen we een halve elpee op. Over ‘House of the Rising Sun’ deden we 20 minuten, één take”.
In 1964 vertelde toetsenman Alan Price: “Mickey was jumping around in shirt sleeves, running his hands through his fair hair, smiling and laughing. He ran out of the control box and yelled: ‘Stop. Don’t touch it. It was great. You’d never be able to do anything better to it!’”
In een ander interview vertelde Burdon dat hij de song in Newcastle hoorde tijdens hun toernee met Chuck Berry. Toen werd het nummer gezongen door Johnny Handle. De band nam het meteen in z’n repertoire op en bouwde het arrangement uit. Het publiek reageerde zo enthousiant op hun uitvoering dat ze besloten er voortaan hun optreden mee af te sluiten. Volgens sommige verhalen zag Mickie Most er weinig in, maar liet zich toch overtuigen om de song in de lange Animals-versie op te nemen.
‘The House of the Rising Sun’ was evenals ‘Baby let me take you home’ een folksong. Opnieuw tekende Alan Price, muzikaal leider van de Animals, voor de compositie.
Nummer één op de hitparade
Toen ‘The House of the Rising Sun’, een single met een lange speelduur, op 19 juni in Engeland uitgebracht werd ging het snel. In de top 30 van Disc verscheen het nummer al op 27 juni op een veertiende plaats om een week later, op 4 juli 1964, door te stijgen naar nummer één. In een mum van tijd werden er meer dan 250.000 exemplaren verkocht, goed voor een zilveren plaat.
In Disc kon je op 11 juli 1964 lezen: “To make the charts with the competition around these days calls for a celebration anyway. But to hit no. 1 in just two jumps and win a silver disc – well, that’s enough to make anyone blow his top”. Dat waren de woorden van zanger Eric Burdon, die in de Britse media terstond als een beroemdheid afgeschilderd werd.
De Animals hoorden het sensationele bericht terwijl ze door Groot-Brittannië trokken. “The big news knocked us sideways”. Vanuit Schotland waren ze onderweg naar optredens in Cromer (bij Norwich) en Bath. Geld om de snelle doorstoot naar de top van de hitlijsten te vieren hadden ze niet. “When we turned out our pockets, we barely had the price of a drink! We were all broke”. Het was weekend – dus geld opnemen om een feestje te bouwen was niet mogelijk. “We had played a date in Scotland, then dashed off to play at Cromer and Bath. We were travelling all weekend and the banks were closed”.
Britse hitlijst, 4 juli 1964 (Disc)
Blijkbaar werd de groep nog kort gehouden door Mike Jeffery (1933-1973), hun manager. Bassist Chandler had zich al eerder in die zin uitgelaten tegenover vertegenwoordigers van de pers.
Maar nog vóór het artikel, dat op 11 juli in Disc verscheen, was er op een andere manier verbetering in hun bestaan gekomen. Burdon: “We’re really splashing out by way of celebration. We are getting a big American estate car – probably a black one with a white band all round with ‘The Animals’ on it”.
Het nieuwe busje voor de groep was hard nodig, legde de zanger uit. “With the mileage we do, we need a big car. It’s not just a luxury. Since the end of January, we’ve covered over 26,000 miles. We’ve been to places ranging from Elgin in Scotland to Plymouth. Once, we spent 22 hours crammed in our van. No wonder a group such as ours has to have a mutual understanding in all matters – not only music”.
Over het oude busje zei de zanger: “Only thing that holds it together is the dirt and the lipstick smeared all over it by our fans!”
Van een roadmanager of andere helpers was nog geen sprake toen ze met ‘The House of the Rising Sun’ aan de top stonden. Een van de leden van de groep zat zelf achter het stuur.
Gitarist Hilton Valentine bracht de groep meestal van het ene naar het andere optreden. Alan Price: “He’s a fantastic driver. He can get more out of it than anyone. He’s not reckless, but very calculating. Everything he does he thinks about first. So we all trust him enough to know we’re safe with him at the wheel. Well, that’s what he keeps telling us anyhow!
He’s very strong willed. He has to be to drive so much at night when you’re as tired as he is. While we’re all dozing in the back, poor old Hilton’s fighting back the tiredness at the wheel”.
‘I like driving at night’, he says. ‘I don’t mind it really. Did most of my driving at night along twisting narrow roads in Northumberland when I was learning’”.
Valentine droomde ervan om nog eens in een Cadillac plaats te mogen nemen. Dat leek onbereikbaar in juli 1964.
Vliegangst
Als gevolg van ‘The House of the Rising Sun’ werden de Animals op steeds meer plekken verwacht. Verplaatsen met de nieuwe Ford Galaxie Estate-bus vergde soms te veel tijd. Dan maar het vliegtuig pakken. Iedereen in de muziekbusiness was zich bewust van hetgeen er op 3 februari 1959 gebeurd was – het ongeluk waarbij Buddy Holly, Ritchie Valens en de Big Bopper het leven verloren hadden.
Kort daarna was het Kingston Trio dankzij een noodlanding aan het zelfde lot ontsnapt. Op 5 maart 1963 waren country & western artiesten Patsy Cline, Cowboy Copas en Hawkshaw Hawkins bij een vliegtuigcrash omgekomen. En juist in die tijd, op 31 juli 1964, verongelukte Jim Reeves.
Eric Burdon liet in de pers optekenen: “If there’s one thing Alan Price hates it’s travelling by plane. Last week, we had to fly down from Manchester after a ‘Top of the Pops’ show to play a date the same evening at the Flamingo in London. Alan didn’t say a word all the way. He just sat in that plane scribbling on pieces of paper. He must be making his will out. I understand how he felt. We had a pretty terrifying experience not so long ago when our plane hit an air pocket. We thought we were all goners”.
Naar Amerika
Het grote succes van ‘The House of the Rising Sun’ moest natuurlijk geëxporteerd worden. Producer Mickie Most wist zijn groep in Amerika onder te brengen bij MGM. De Animals kregen de gelegenheid om hun single daar voor tv te playbacken.
In een vorig artikel over de lengte van singles schreef ik [HK]: “In de tv-studio ontdekte toetsenman Alan Price dat zijn solo van de single verdwenen was. Bovendien was het uiteinde een stuk korter gemaakt, zodat de totale speelduur teruggebracht was tot minder dan drie minuten. Had MGM gelijk? Dat kun je nooit zeker weten. De aanpak lukte in elk geval. De korte uitvoering werd nummer één in Amerika. De Animals waren doorgebroken”.
Al eerder, op 1 augustus 1964, verklaarde Mickie Most over de verkoop-explosie in de VS: “It sold 140,000 in just 24 hours! It is going to hit the half million mark very soon. The boys could eventually set a gold disc for it”.
In de Britse muziekpers vond je elke week berichten over de (geplande) buitenlandse toernees. Zelfs vliegen naar Australië stond op het programma. Zo ging (en gaat) dat in de popmuziek: als je echt succes krijgt word je min of meer gedwongen om je overal ter wereld te manifesteren.
Mike Jeffery
Onderlinge verhoudingen
De vijf jongelui uit Newcastle trokken dag en nacht met elkaar op. Dat ging niet vanzelf blijkt uit talloze voorbeelden in interviews die ze gaven. Onder elkaar haalden ze kwajongens streken uit om de moed erin te houden.
Zo vertelde Alan Price onder meer: “There were jokes. Like when [drummer] Johnny Steel was ill and they fed him brandy and made him worse. And the business of leaving a milk bottle full of icy water at the door so that when anybody went out they got boot-fulls of slush.
And the bucket of water balanced on a bedroom door, ready to drench somebody. Collapsing beds. An iron bar delicately balanced to fall hard on somebody’s toes. And the neighbour who called to complain about doors being banged - to find an Animal in underpants protesting innocence”.
In augustus 1964 hadden de leden van de groep voldoende geld om in Londen een onderkomen te huren - niet iedereen apart en ook niet allemaal samen.
Laurie Henshaw: “Two of the Animals have come home to roost – in a smart, Regency style mews house in Holland Park, West London. Setting up house together are organist Alan Price, bass guitarist Chas Chandler – and Animals manager Mike Jeffery.
‘We’re fed up with living in hotels’, confessed Alan Price. ‘Chas and I got the chance of this house at a reasonable rent – and we just snapped it up’.
De andere leden van de groep hadden elders iets gehuurd. Price: “Eric is at Earl’s Court, and Hilton and John are in West Kensington. We don’t all live together when we’re not touring. It’s best in a way. You have to live your own lives. Otherwise you tend to become too stereotyped. You are too much of each other on tour”.
De toetsenist en ‘componist’ van ‘Baby let me take you home’ en ‘The House of the Rising Sun’ leek tevreden. Er was een badkamer: ‘complete with shower’. Bovendien zou er nog een televisie-apparaat geïnstalleerd worden.
Alan woonde nu samen met Chas Chandler en manager Mike Jeffery. De taken waren verdeeld. “Chas does the cooking. He’s a marvelous cook. He can dish up pretty well anything. He can make a great curry. I do the cleaning – get down on my knees and polish the floor. Mike does the washing up”.
Rhythm & Blues
Bij de eerste twee singles van de Animals kon je je nog afvragen in hoeverre die in de categorie rhythm & blues geplaatst moest worden. Maar bij het verschijnen van hun eerste album in november 1964 was er geen twijfel. Dat bleek al uit de repertoirekeuze.
In Record Mirror schreef Norman Jopling: “‘Dimples’ is the John Lee Hooker number which so recently crashed John into our top fifty for the first time. It’s given a very similar treatment by the Animals who re-create the Hooker sound with amazing dexterity. Loads of genuine earthy blues feeling, and perhaps a tribute to the great one.
‘I've been around’ is a Fats Domino composition. It’s a medium pace, almost plaintive rock number with Eric showing an interesting ability to punch out a good tune, as well as conventional blues. ‘I’m in love again’ is another Fats Domino original. But the Animals make into more of a Jimmy Reed treatment with a solid conventional beat and plenty of dance appeal. ‘The girl can’t help it’ is the Little Richard song from the film of the same name. ‘I’m mad again’ is a John Lee Hooker penned item with a repetitive riff running all the way through. ‘She said yeh’ is the old Larry Williams number, given a far different treatment from the original.
En zo ging het door: “‘Memphis’ [Chuck Berry] has been recorded by just about everybody. The danceable beat is here. ‘Boom Boom’ is yet another John Lee number, whom the boys seem to owe a lot, material-wise to. Grows into a wilder affair than the Hooker version but still maintains the same bluesy appeal. ‘Around and around’ is the second Chuck Berry song on the album.
Niet alle tracks van het album waren eerder door zwarte artiesten op de plaat gezet. “‘Story of Bo Diddley’ as the leader track is way-out, to say the least. Written by Eric Burdon it isn’t the Bo Diddley number of the same title, but a mammoth-length affair describing the life and times of Bo Diddley - especially with his tour of Britain and meeting the Animals. Eric’s throaty vocals are effective, and the persistent Bo Diddley riff which runs all through gradually builds up to a screaming climax. Interesting and definitely uncommercial - also a great tribute from a great group to a great singer”.
De journalist van Record Mirror vond het album (zonder twee hits) ‘excellent’.
Album 'Animals', november 1964
Bij het uitkomen besteedde ook de Nederlandse popkrant Hitwezen een artikel aan de groep. “De Animals zijn dol op jazz en rhythm & blues, dat is het belangrijkste in hun manier van spelen”. Alan Price, aldus Hitwezen, telde tal van jazztoetsenisten onder zijn favorieten onder wie Thelonious Monk, Oscar Peterson en Jimmy Smith (‘Walk on the wild side’). Eric Burdon werd aangehaald omdat hij viel op albums van Ray Charles, saxofonist King Curtis en de Shirelles (van ‘Dedicated to the one I love’).
Ook in Nederland was de conclusie: “De Animals hebben meer in hun mars dan enkel hitplaten maken”.
In 1965 nog meer rhythm & blues
De jonge Britten leken definitief voor de rhythm & blues gekozen te hebben. Begin 1965 verschenen ze op de muziekmarkt met hun versie van ‘Don’t let me be misunderstood’, eerder een single van Nina Simone. Met ‘Bring it on home to me’, een song van de in december 1964 vermoorde Sam Cooke, bouwden ze hun succes als R&B-vertolkers uit.
In het voorjaar van 1965 verscheen al het tweede album van de groep, opnieuw boordevol vertolkingen van R&B-songs, zoals ‘Road Runner’ (Bo Diddley), ‘Hallelujah I love her so’ (Ray Charles), ‘Bright Lights Big City’ (Jimmy Reed), ‘Worried Life Blues’ en ‘Mess Around’, een compositie van Atlantic-directeur Ahmet Ertegun.
Opnieuw maakten de single-hits geen deel uit van de selectie. Maar wel ‘For Miss Caulker’, een song van Eric Burdon, waarin ook Alan Price zich creatief kon weren.
In dat zelfde jaar bereikte de rhythm & blues een piekpositie bij de Britten. Dat werd goed duidelijk gemaakt tijdens het jaarlijkse poll-winnaars concert dat zoals altijd door New Musical Express georganiseerd werd. Als je Britse rhythm & blues wilde horen kwam je daar aan je trekken.
Het programma van die dag, 11 april 1965, werd meteen geopend met ‘Hey Bo Diddley’ door de Moody Blues. Georgie Fame bracht ‘Walking the dog’ (Rufus Thomas), Herman’s Hermits ‘Wonderful World’ (Sam Cooke). De Rolling Stones waren van de partij met ‘Everybody needs somebody to love’ (Solomon Burke), ‘Pain in my heart’ (Otis Redding) en ‘Around and Around’ (Chuck Berry), de Beatles met onder andere ‘Long Tall Sally’ (Little Richard), Cilla Black met ‘Zip-a-dee-doo-dah’ (Bob B. Soxx), Them met ‘Turn on your lovelight’ (Bobby Bland) en Dusty Springfield met ‘Mockingbird’ (Charlie en Inez Foxx).
Na het hoogtepunt
Een van de hoogtepunten op 11 april was zeker de presentatie van de Animals, die louter R&B-repertoire uitvoerden: ‘Boom Boom’ (John Lee Hooker), ‘Don’t let me be misunderstood’ (Nina Simone), ‘Talkin’ bout you (Chuck Berry) en ‘Shout’ (Isley Brothers).
In die tijd maakte de Britse popjournalist Keith Altham voor New Musical Express een reportage over de blanke R&B-artiesten. Voor deze gelegenheid ging hij bij Burdon thuis op bezoek. “Among the pile of rhythm-and-blues LPs scattered about the flat I uncovered Eric’s Blues Book. This is a large diary in which Eric has written out hundreds of lyrics by artists like Mose Allison and Chuck Berry. On the first page of the book he has written the word ‘Blues’ – in his own blood. He told me later that he had cut his finger specially for it”, was op 30 april in de popkrant te lezen.
Eric Burdon met zijn bluesboek?
Niet veel later – de groep was weer eens naar Amerika gevlogen – kwam er een einde aan de Animals zoals ze sinds 1963 geopereerd hadden. Alan Price had afgehaakt terwijl de andere leden het vliegtuig naar Zweden pakten. In alle haast had Dave Rowberry zijn plaats ingenomen.
Chas Chandler: “When Alan didn’t come to Sweden, we knew he wouldn’t be coming back. Eric suggested we ask Dave to take his place and we agreed. He’d played with Eric and John in Newcastle, so we knew he was okay.
Richard Green van Record Mirror wilde meer weten. “Alan phoned from Newcastle and said: ‘I can’t take any more travelling. I just had to leave at that time. There was Japan and everything coming up and I couldn’t face it’”.
Price voelde zich naar eigen zeggen nog wel bij de groep betrokken. “I’ll help on recordings and things like that. I don’t know how I stand at the moment. I don’t know if I’m going to get money from them or anything. I’ve still got a contract with Animals Ltd”.
Wat in die dagen eveneens speelde was een belangrijke financiële kwestie – de verdeling van de inkomsten op liedjes als ‘The House of the Rising Sun’. Had Alan werkelijk als enige recht op het geld dat binnenstroomde? Een steeds terugkerend ‘probleem’ dat menige Britse popgroep naar de bliksem geholpen heeft. Spandau Ballet is er een mooi voorbeeld van.
Vliegangst en interne spanningen maakten een einde aan het succes van de Britse R&B-groep. De toetsenman zette de Alan Price Set op en veranderde zijn muzikale koers. Na ‘I put a spell on you’ (van Screaming Jay Hawkins) wist hij ook als zanger hits te maken met popsongs als ‘Hi Lili Hi Lo’, ‘The house that Jack built’, ‘Don’t stop the carnival’ en ‘Rosetta’ (met Georgie Fame).
In 1977 maakte Alan Price in Nederland nog het R&B-album ‘Two of a Kind’ op met Rob Hoeke, wiens grote droom daarmee in vervulling ging. Polydor Nederland wist Price over de streep te trekken met een beloning van tienduizend gulden, weet ik [HK] uit ervaring. Berry Zand Scholten trad in de Dureco-studio (Weesp) op als producer.
Chas Chandler ontpopte zich als producer en zakenman. Met succes zette hij zich in voor de carrières van Jimi Hendrix en Slade. Op 17 juli 1996 overleed hij in zijn geboortestad Newcastle.
Eric Burdon werd de nieuwe muzikale leider van de groep, die nu regelmatig van samenstelling veranderde. Het succes taande en Burdon verhuisde naar de Amerikaanse westkust, waar hij vooral succes had met ‘San Francisco Nights’ en ‘Spill the wine’ (met War). Op 76-jarige leeftijd is hij bezig afscheid te nemen van zijn aanhang.
Harry Knipschild, 7 november 2019
* Gitarist Hilton Valentine is op 29 januari 2021 overleden.
Clips
Literatuur
‘Animals, ‘Baby let me take you home’’, Record Mirror, 28 maart 1964
Don Nicholl, ‘Exciting Animals blow up a storm’, Disc, 28 maart 1964
Laurie Henshaw, ‘We can be wilder say The Animals’, Disc, 9 mei 1964
Peter Jones, ‘The wild Animals’, Record Mirror, 9 mei 1964
Eric Burdon, ‘An Animal writes for Disc’, Disc, 11 en 18 juli 1964
Alan Price, ‘Introducing my Animals one by one’, Rave, augustus 1964
‘Animals set for US and Down Under’, Disc, 25 juli 1964
Frank Luppino, ‘How Animals got their name’, Billboard, 8 augustus 1964
Laurie Henshaw, ‘Two Animals roost in a mews house’, Disc, 1 augustus 1964
Norman Jopling, ‘Bluesy new Animals LP’, Record Mirror, 14 november 1964
‘De Animals zijn ons dierbaar’, Hitwezen, 28 november 1964
Keith Altham, ‘Animals in America’, 5 februari 1965
Keith Altham, ‘Animal trainer’, 30 april 1965
Richard Green, Animals – full story’, Record Mirror, 15 mei 1965
Pim Oets, Popnamen, Born 1971
- Raadplegingen: 10329