353 - ‘Oh Happy Day’ van de Edwin Hawkins Singers
Na de liquidatie van platenmaatschappij Iramac in het voorjaar van 1969 werkte ik [HK] enkele maanden in Amersfoort voor Frits Versteeg, uitgever van een aantal vakbladen in de platenbranche. In juni startte ik in Den Haag als promotieman van Polydor Nederland NV.
Als tijdelijk redacteur van Fonografiek, bestemd voor de platenwinkeliers in ons land, vulde ik menige kolom met nieuws over belangrijke ontwikkelingen. Al snel rapporteerde ik over een bijzondere single, die als een raket omhoog schoot aan de overkant van de Atlantische Oceaan: ‘Oh Happy Day’ van de Edwin Hawkins Singers. Na slechts één keer beluisteren was ik ervan overtuigd dat die plaat het ook bij ons goed zou gaan doen.
Dat bleek zo te zijn. Op 24 mei 1969 verschenen de Edwin Hawkins Singers voor de eerste keer in de top 40 van Radio Veronica. Twee weken later, op 7 juni, bevond ‘Oh Happy Day’ zich al op de eerste plaats. Een sensatie dus.
Eerdere religieuze hits
‘Oh Happy Day’ was iets bijzonders. Het gebeurde niet elke dag dat een ‘geestelijk’ lied in de hitlijsten opdook. Toch waren er wel enkele internationale voorbeelden. Zo bereikte het Engelse jongetje Laurie London in 1958 de top van de Amerikaanse hitlijsten met ‘He’s got the whole world in his hands’. In dat zelfde jaar had Pat Boone succes met ‘A wonderful time up there’. En wat te denken van ‘Dominique’, het lied van de Belgische zuster Soeur Sourire (Jeanne Deckers, 1933-1985) die daarmee in 1963 de internationale top bereikte.
Gospelmuziek speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de zwarte muziek, rhythm & blues en soul. Heel wat artiesten in dat genre hadden zich oorspronkelijk in de kerk gemanifesteerd. Daar konden ze hun stijl ontwikkelen en later in de popmuziek toepassen. In dat verband worden al snel de namen van Sam Cooke en Aretha Franklin genoemd.
Sommige oude gospelsongs werden bovendien bewerkt en van een seculaire tekst voorzien. Zo ontstonden de inmiddels klassieke hits ‘What’d I say’ van Ray Charles, ‘Amen’ van de Impressions en ‘Stand by me’ van Ben E. King.
De belangstelling van zwarte zangers en zangeressen voor popmuziek was volgens Edwin Hawkins (1943-2018) nogal logisch. “The main reason for their leaving the church to sing soul is simply money. A soul singer can earn such fabulous amounts today that the temptation is there. In fact, I have often been tempted by other people myself, but I couldn’t do it because I would feel insincere. The trouble is though, that few black artists could handle the situation once they had a lot of money and they allowed themselves to get caught up in a world they didn’t understand – you know, drugs, drink and women. With such temptations of the flesh it became difficult to go back to the stark simplicity of the church”.
Hawkins had die stap zelf dus nooit willen zetten.
Het begin van ‘Oh Happy Day’
De boven genoemde uitspraak van Hawkins is terug te vinden in een interview met John Abbey.
De popjournalist begon het artikel met: “Every now and then, a true phenomenon occurs in the world of popular music. The 60’s was a period when at least one unusual occurrence turned up every year. Usually, the artist immediately faded into obscurity aware that his, her or their hit was merely a fluke. However, the last decade threw up one exception to that rule, the Edwin Hawkins Singers, who exploded on to the unsuspecting record-buying public the world over with the best selling gospel record of all time, ‘Oh Happy Day’, a traditional hymn that is so old that it was out of copyright, thus allowing Edwin to claim credit for writing it!”
Hawkins, voormalig student binnenhuisarchitectuur, vertelde Abbey hoe de grammofoonplaat in 1968 tot stand kwam: “Before ‘Oh Happy Day’, I was actually a student at the university in Berkeley, which is quite close to Oakland and San Francisco. I was studying interior design though I also formed the choir at the local church in Berkeley, the Ephesian Church of God and Christ.
We actually recorded our first album in that church and intended to sell it to aid church funds. In fact, the church paid for its own recordings. I think we paid the recording company, Century Custom, somewhere between 300 and 500 dollars for which we got all the facilities to record.
We originally only wanted about 500 records. We sold them all to the church’s regular patrons and had another thousand or so pressed to take with us to a youth convention in Cleveland, Ohio. The whole album was recorded on a simple two-track machine because we could afford no more”.
Het album verscheen onder de naam van het koor, The North California State Youth Choir. Edwin Hawkins werd nauwelijks genoemd. Dat veranderde in het voorjaar van 1969. “We found that the underground people had been showing an interest in our album. The record became available in local shops on the Pavilion label and it was decided that ‘Oh Happy Day’ should be issued as a single. Then, the label got distribution with Buddah and they felt it would be a better move, commercially, if we became the Edwin Hawkins Singers”.
het koor, met Edwin Hawkins
Op 19 april 1969 publiceerde vakblad Cashbox een stukje over de snelle ontwikkelingen. “Buddah Records has obtained the distribution rights to a gospel recording, with initial reaction indicating that its inspirational message may make industry history”. De single was in eerste instantie voor het gospelpubliek opgepakt door radiostation KDIA in San Francisco.
Maar ook gewone popzenders in San Francisco ontdekten de mogelijkheden van ‘Oh Happy Day’, waarschijnlijk vanwege telefonische reacties van luisteraars. Deejays Abe Kesh en Tom Donahue van KSAN waren er als de kippen bij. Gary Schaffer, directeur muziek van KYA nam de single eveneens op in de programmering.
Dat was nog maar het begin: “It is presently receiving coast to coast airtime”. Op de Amerikaanse oostkust had Joe Bostic (radiostation WLIB) de single als eerste in New York onder de aandacht gebracht. WNJR (Newark), WILD (Boston) en WSID (Baltimore) volgden. “Wherever the disk was played, there was immediate reaction”.
Artie Ripp, directeur van Buddah Records, hoorde ‘Oh Happy Day’ tijdens zijn bezoek aan San Francisco. Op zijn instigatie vlogen Neil Bogart en Art Kass naar de Amerikaanse westkust en wisten een distributieovereenkomst tot stand te brengen. Na afloop verklaarde Bogart: “I feel that the recordings by the Edwin Hawkins Singers are a distinctive type of music that transmits hope, happiness and peace to a world badly in need of all three”.
Platenmaatschappij Buddah maakte in die tijd hits aan de lopende band. In Cashbox adverteerde het bedrijf trots dat van vier recente singles meer dan een miljoen exemplaren verkocht waren: Ohio Express met ‘Chewy Chewy’, Brooklyn Bridge met ‘Worst thing that could happen’, 1910 Fruit Gum Co. met ‘Indian Giver’ en de Isley Brothers met ‘It’s your thing’.
Uit de Cashbox van 26 april 1969
Definitieve doorbraak van ‘Oh Happy Day’
Het succes van ‘Oh Happy Day’ kwam niet helemaal uit het niets. Hawkins was zich bewust dat er met ‘Blowin’ in the wind’ van Bob Dylan voor de Amerikaanse jeugd een nieuw tijdperk was aangebroken. Jongeren kwamen in steeds grotere groepen in open lucht-festivals bij elkaar om naar rockgroepen te luisteren en te discussiëren over onderwerpen als vrede (peace) en de oorlog in Vietnam. In San Francisco manifesteerden de hippies zich in bonte klederdracht. Er werd met drugs als lsd geëxperimenteerd. In die dagen had Donovan een grote hit met zijn lied over het mysterieuze ‘Atlantis’.
Het nieuwe tijdperk was uitgebeeld in de musical Hair, die avond aan avond volle zalen trok. Met een van de songs uit de musical, ‘The age of Aquarius’, bereikte de Fifth Dimension de top van de charts.
Record World, een ander Amerikaans vakblad, riep de single eind april uit tot ‘pick of the week’, samen met platen van onder anderen de Beatles (‘Get Back’), Monkees, Johnny Winter, Frank Sinatra en Sergio Mendes. “The Edwin Hawkins Singers are just about to top the charts”, kon je op de voorpagina van het tijdschrift lezen.
Even nog was er concurrentie. Zo bracht platenmaatschappij ABC-Dunhill (succesvol met de Mamas en Papas) een album uit van het Southern California Interdenominational Youth Choir met daarop eveneens ‘Oh Happy Day’. Platenmaatschappij Scepter lanceerde op het Hob-label twee andere versies, een van het Brockingham Ensemble en een van de Horns of Jericho – onder het motto ‘peace and happiness to the world’.
Het mocht niet baten. In de persoon van Neil Bogart had Buddah zo ongeveer de beste promotieman van Amerika. Nog voor het einde van de maand april kwam ‘O Happy Day’ van de voor het publiek gecreërde ‘Edwin Hawkins Singers’ (met zang van Dorothy Morrison) binnen in alle Amerikaanse hitlijsten. Op 7 juni bereikte de song met een vierde plaats zijn hoogste positie in de lijst van het toonaangevende blad Billboard.
Het zangkoor was beroemd geworden en mocht onder meer optreden tijdens het Newport Pop Festival in Monterey. Twee jaar eerder was hier het ook verfilmde Monterey popfestival in de open lucht geweest. De Edwin Hawkins Singers stonden er in juli 1969 op het toneel met onder anderen Janis Joplin, Joe Cocker en Jimi Hendrix. Een maand later traden die artiesten op tijdens het Woodstock-festival – maar zonder het gospelkoor.
Nederland
In Amerika deed ‘Oh Happy Day’ er twee maanden over om zijn hoogste stand te bereiken. In Nederland gebeurde dat in slechts drie weken en kwam de single helemaal aan de top. In 1969 werden er, naar verluidt, zeven miljoen exemplaren van de 45 toeren-plaat verkocht. Een nieuwe hit kwam er echter (voorlopig) niet.
In die dagen was het vooral de radio, met name Veronica in ons land, die popmuziek onder de aandacht van het grote publiek bracht. Het duurde nog meer dan een half jaar voordat een zanggroep onder de naam Edwin Hawkins Singers voor het eerst naar Nederland afreisde. Het gezelschap was in januari 1970 vanuit Californië in Frankrijk neergestreken om allereerst op te treden tijdens de jaarlijke platenbeurs, de Midem, in Cannes aan de Middellandse Zee.
De gospelartiesten bleven in Europa hangen en waren beschikbaar om optredens in zalen en voor de tv te doen. Zo werd er in februari gespeeld in het Engelse tv-programma van David Frost. Daarna vloog de groep zwarte Amerikanen naar Parijs om er in het Olympia-theater een show weg te geven. Vervolgens was Nederland aan de beurt – voor het eerst.
Grand Gala du Disque in Nederland, februari 1970
Het meest bekeken tv-programma voor amusement bij ons in die tijd was het Grand Gala du Disque, dat de Avro uitzond en gefinancierd werd door de Nederlandse platenindustrie (CCGC). Op 27 februari 1970 werd dit avondvullend live-spektakel voor de tiende keer georganiseerd. Als uitsmijter was gekozen voor een hopelijk spectaculaire presentatie van de Edwin Hawkins Singers.
Het Parool stuurde Jojanneke Claassen naar Parijs om vanuit de Franse hoofdstad met de groep mee te vliegen naar Schiphol. Onder de kop ‘Loven van de Heer werd een fulltime job’ drukte de Amsterdamse krant af wat de verslaggeefster meemaakte.
Claassen: “Het zag er allemaal niet erg swingerig uit op de Parijse luchthaven Le Bourget. Om kwart voor negen ’s morgens kwam de stoet zangers en zangeressen de hal binnen sjokken met hoedendozen, pruikendozen, koffers en garderobe-zakken. Ruim achthonderd kilo bagage hadden de vier en twintig volgelingen van Edwin Hawkins, 26 jaar, bij zich”.
De avond ervoor hadden de Amerikanen er op de planken gestaan en, zoals gebruikelijk, was het laat geworden. De koorleider had niet langer dan drie uur kunnen slapen vóór de trip naar Nederland.
aankomst op Schiphol, 26 februari 1970 (Parool)
Onderweg slaagde Jojanneke erin Edwin Hawkins een aantal uitspraken te ontfutselen. De journaliste kende zijn uitspraak van enkele jaren daarvoor. Toen had deze verklaard: “Wij willen er geen showbusiness van maken. Wij willen onze Heer dienen en Hem prijzen in onze liederen”.
Om die uitspraak moest Hawkins in 1970 lachen. “Het is een fulltime job geworden”, gaf hij toe. Toch bleef hij nog wel aan de religieuze kant bij de keuze van zijn songs. “Het hoeft niet allemaal gospel te zijn, maar er moet wel iets gezegd worden. ‘Blowin’ in the wind’ van Bob Dylan bijvoorbeeld is een geweldig lied”.
Was de kerk nou echt belangrijk, vroeg de journaliste.
Hawkins: “Iedereen gelooft wel in een geestelijke macht. De een zoekt het in de natuur, de ander weer ergens anders en wij denken hem te vinden in God, in een kerk waar men gezamenlijk zingt. Daar gaat iets heel sterkends van uit. Bij een concert doen we ook altijd een paar songs community singing”.
Hoe vaak ben je in Europa naar de kerk geweest?
Hawkins schoot opnieuw in de lach. “Eén keer en dat was om te werken in de Coventry Cathedral in Londen”.
‘O Happy Day’ had ongetwijfeld veel opgeleverd. Ging er ook iets naar kerkelijke instellingen?
Hawkins: “Daar verdienen we niet genoeg voor. Iedereen krijgt een weeksalaris en dan is het op. We zijn met 56 leden. We zijn maar met de helft naar Europa gekomen omdat het anders te duur zou zijn”.
Jojanneke stelde nog een interessante vraag aan de leider van de Singers. Was zwart het visitekaartje van het koor of zou er ook wel een andersgekleurde in mee mogen zingen?
Hawkins: “Als ze kunnen zingen mag iedereen meedoen. Voor mijn part wordt het multicolor.
Ze hebben misschien niet dezelfde expressie en dezelfde feeling, maar ik heb eens met blanken black gospel gezongen en dat ging heel aardig. Ik geloof alleen dat wij het beter aanvoelen door onze achtergrond van Afrika, ritme en drums.
Wij kunnen, dacht ik, ook beter bij het zingen een blijheid uiten. Ik bedoel niet lol, maar echte blijheid.
Overigens, niet alle zwarten kunnen zingen, hè. Omdat je zwart bent hoef je nog niet goed te zingen. Maar àls ze het hebben, hebben ze het ook goed. De meesten in deze groep wel ja”.
Succes op het Grand Gala en daarna
In de kranten kon je lezen dat de show van de Edwin Hawkins Singers het absolute hoogtepunt was van het tiende Grand Gala. Een groot kijkerspubliek had de hele avond voor de buis gezeten alvorens de artiesten, na middernacht, op het toneel verschenen. Ongetwijfeld zou er een stormloop komen op de twee albums die platenmaatschappij CNR van het gezelschap had gelanceerd.
CNR had ter gelegenheid van het Grand Gala zelfs een hele serie elpees uitgebracht, met naast werk van de Edwin Hawkins Singers ook dat van onder anderen Heintje, Gert en Hermien, Melanie, Charles Aznavour, Udo Jürgens en Robert Stolz.
Een paar maanden later kon je in de Leidse Courant lezen: “De dag na het Grand Gala sprak half Nederland over de Edwin Hawkins Singers. Een run op de platenwinkels kon niet uitblijven”.
‘Lay down’
Het bleef trouwens niet bij dat ene optreden tijdens het Grand Gala du Disque. De volgende dag was het koor in de Mozes en Aaron-kerk in Amsterdam te gast. Een etmaal later stond het gezelschap op de planken van de Doelen in Rotterdam.
De Nederlandse platenmaatschappij CNR had bovendien nog een verrassing in petto. Buddah Records had een opname gemaakt van zangeres Melanie samen met de Edwin Hawkins Singers. Melanie was in Amerika nog onbekend, maar in Nederland was ze eind 1969 populair geworden met haar eigen song ‘Beautiful People’.
Een paar dagen na het Grand Gala was Melanie Safka te gast in het veel bekeken tv-programma ‘Voor de vuist weg’ van Willem Duys op de Avro-tv. Melanie was niet alleen in het Singer-theater in Laren, van waaruit het programma rechtstreeks werd uitgezonden. De Edwin Hawkins Singers waren in ons land gebleven en kwamen opnieuw voor de televisie, nu samen met het 22 jaar jonge Amerikaanse zangeresje. ‘Lay down (candles in the rain)’, een nieuwe song van Melanie, sloeg in als de spreekwoordelijke bom.
De single van Melanie met de Edwin Hawkins Singers verscheen op 7 maart in de top 40 om drie weken later de Nederlandse top te bereiken. De Edwin Hawkins waren in ons land populairder dan ooit. Het Europese succes van ‘Lay Down’ hielp mee om de Edwin Hawkins singers voor de tweede en laatste keer op de Amerikaanse hitladders te krijgen. Maar een hogere klassering dan een zesde plaats wisten ze niet te bereiken.
Intussen waren de Edwin Hawkins Singers bij ons in Nederland – en elders in Europa – kind aan huis geworden. Regelmatig verschenen ze in 1970 op de Nederlandse televisie. Bovendien gaven ze heel wat concerten, die eerst door Paul Acket, later door Lou van Rees op touw gezet werden.
Het vervolg
De song ‘Oh Happy Day’, in de bewerking van Edwin Hawkins en zijn koor, werd een klassiek nummer in de gospel- en popmuziek. Er verschenen tientallen versies. Onder meer Elvis Presley, Glen Campbell, Mavis Staples, Johnny Mathis, Ladysmith Black Mambazo, Joan Baez en de Four Seasons voerden het uit.
George Harrison zou zich door de song hebben laten inspireren om ‘My Sweet Lord’ in zijn repertoire op te nemen. In die tijd, 1970, scoorde D.C. Lewis (Ruud Eggenhuizen) eveneens een nummer één hit met een geestelijk lied, ‘Mijn gebed’. Ook de Arnhemmer mocht zijn song in het tv-programma van Willem Duys lanceren. In 1973 wist Chi Coltrane met 'Go like Elijah' de top in Nederland te bereiken.
De Edwin Hawkins Singers slaagden er niet meer in de single-hitlijsten te bereiken. Hawkins en zijn platenmaatschappij probeerden het nog een keer met een bewerking van ‘To my Father’s House’. De Engelsman Les Humphries maakte er echter een wat meer commerciële cover van, waarbij hij zich zelf als componist opwierp. De versie van de Les Humphries Singers, een internationaal gezelschap dat vanuit Duitsland opereerde, kwam en overwon. De Les Humphries Singers wisten de platenmarkt tevens te veroveren met pseudo gospelliedjes als ‘We’ll fly you to the promised land’, ‘We are going down Jordan’, ‘Old man Moses’ en wat later vooral ‘Mexico’.
Les Humphries Singers
In Frankrijk zetten de Poppys in gospelstijl ‘Non non, rien n’a changé’ met succes op de plaat.
Een van de Les Humphries Singers was Liz Mitchell. Onder leiding van Frank Farian maakte ze de overstap naar Boney M. Dat gezelschap stond in 1978 wekenlang op de eerste plaats in de Nederlandse top 40 met een bewerking van ‘The Rivers of Babylon’ en werd opgevolgd door ‘Mary’s Boy Child’.
Boney M, met Liz Mitchell
Langzamerhand werd het de normaalste zaak van de wereld om een gospelkoor achter een zanger of zangeres te zetten. Het nieuwtje van de Edwin Hawkins Singers en ‘Oh Happy Day’ is er nu wel af.
Harry Knipschild
25 januari 2019
Clips
Literatuur
‘Pavilion label’s ‘Oh Happy Day’ stirs radio; Buddah is distrib’, Cashbox, 19 april 1969
‘Buddah’s struck gold’, Cashbox, 26 april 1969
‘‘Oh happy day’ pick of the week’, Record World, 26 april 1969
Ann Moses, ‘Newport ’69 Pop Festival’, New Musical Express, 5 juli 1969
Danny Goldberg, ‘Gospel music makes great industry strides’, Billboard, 16 augustus 1969
Jojanneke Claassen, ‘Loven van de Heer werd full-time job’, Parool, 26 februari 1970
‘Grand Gala du Disque’, Nieuwe Leidsche Courant, 28 februari 1970
‘The Edwin Hawkins Singers met Happy Day opvolger’, Leidse Courant, 28 februari 1970
‘Verrassing bij Willem Duys’, Nieuwe Leidsche Courant, 4 maart 1970
‘Zingend geloven met The Edwin Hawkins Singers’, Leidse Courant, 9 mei 1970
John Abbey, ‘Edwin Hawkins’, Blues & Soul, november 1970
‘Edwin Hawkins Singers naar Groningen’, Nieuwsblad voor het Noorden, 23 december 1970
Adam Sweeting, ‘Edwin Hawkins obituary’, Guardian, 17 januari 2018
Joris Belgers, ‘Edwin Hawkins 1943-2018 – de man die gospel naar het grote publiek bracht’, Trouw, 17 januari 2018
- Raadplegingen: 6424