336 - Hans Vermeulen, een persoonlijk relaas 2
In het eerste relaas heb ik [HK] mijn contacten met en werkzaamheden voor Hans Vermeulen (1947-2017) beschreven in de periode eind 1965 tot in het begin van 1969, toen de Sandy Coast een rechtstreeks contract afsloot met de Engelse platenmaatschappij Page One.
In het internet-tijdperk zette Hans op zijn eigen website een levensbeschrijving van zichzelf. Af en toe liet zijn geheugen hem flink in de steek. Zo kon – en kun je nog steeds – lezen: “Op een gegeven moment werd er een talentenjacht georganiseerd door het muziekblad Hitwezen waar de hoofdprijs een platencontract was bij het label Page One van Larry Page en Dick James, uitgevers van o.a. The Beatles”. Op dergelijke aperte omjuistheden kon je Hans ook wel eens betrappen in interviews.
Nu ik het toch over fouten heb, in allerlei hedendaagse uitingen (onder meer in Soundz ter gelegenheid van de cd box ‘Subject of my thoughts’) wordt gesproken over ‘And her name is’ als het eerste album van de Sandy Coast, alsof de groep voor het maken van dat album speciaal de studio in ging. In werkelijkheid is het een compilatie van in 1965-67 door Negram-Delta uitgebrachte opnamen.
Uit eigen ervaring weet ik dat Hans Vermeulen in die tijd uitsluitend in de weer was met een single die zijn groep een (zo hoog mogelijke) plaats in de top 40 van Radio Veronica moest bezorgen. Aan een redacteur van Kink liet manager Bosman over het maken van een album in 1967 zelfs weten: “Ik wil de jongens niet dwingen. Ze moeten het pas doen als ze er zelf in geloven”, toen hem er naar gevraagd werd.
De eerste poging om een langspeelplaat te maken was het eind 1968 opgenomen ‘From the (stereo) workshop’ – het was bovendien ‘slechts’ een verzameling van muzikale ideeën die in Voorburg ‘op de plank’ lag.
Page One
Nadat de Sandy Coast zich met Larry Page verbonden had, kwam er voorlopig een einde aan ons contact. In de wandelgangen hoorde je dat de groep bezig was met een concept-album, ‘Shipwreck’, dat in 1969 zonder al te veel bombarie op de markt gebracht werd door Nederlands grootste platenmaatschappij Phonogram, die de vertegenwoordiging had van Page One Records. De van het album getrokken singles ‘North Canadian Paradise’, ‘Deep down down’ (en ‘Eleanor Rigby’) haalden geen klassering in de top 40. ‘Shipwreck’ was overigens gewoon in de Haagse GTB-studio op tape gezet met Eric Bakker als technicus.
Het leek erop dat de Sandy Coast op dood spoor geraakt was en helaas vastgeketend zat aan een buitenlands bedrijf dat geen interesse (meer) had toen het gehoopte succes uitbleef.
Begin 1970 liet Hans Vermeulen over het uitblijven van hitsingles in de Telegraaf afdrukken: “Als we het wisten dan maakten we ze heus wel. Maar we hebben de formule nog niet gevonden. Iedere single week weer af van de vorige, waardoor het publiek wellicht wat in de war is geraakt. Daarbij komt nog dat we onze mogelijkheden niet genoeg uitbuiten op een single”. Ten onrechte voegde hij er over de verkoop van lp’s aan toe: “Op de langspelers lukt dat veel beter. Die lopen dan ook goed”.
Verscheidenheid en steeds nieuwe stijlen stond nog steeds voorop, vulde mede-bandlid Ron Westerbeek toe: “Ergens is dat het gevaarlijke van zo’n grote hit als ‘Capital Punishment’ Je gaat dan denken: ‘kennelijk is dit wat de mensen van ons willen’ en de verleiding is groot om op dat succes door te borduren. Wij willen dat ten koste van alles vermijden en gelukkig zijn we het daarover eens”.
Volgens Ron werden de zaken in het buitenland beter aangepakt. “Hier moet men eerst geld verdienen aan je voor er steun voor je werk komt. In het buitenland gaat dat wel even anders. Als men wat in een groep ziet, wordt er geld in gestoken en gewacht of het er weer uitkomt of niet. De kost gaat daar voor de baat uit. En zo moet het natuurlijk”.
Maar toen Page One het korte tijd later liet afweten hoorde je dat soort geluiden niet meer.
Ondanks alle tegenslag bleef de Voorburger Wim Bosman manager van de groep. Waarom werd hem gevraagd.
Bosman: “Die vraag kan ik kort beantwoorden. Omdat het een hobby van me is. De verstandhouding met de jongens is altijd goed geweest. En daar komt het in een groep op aan. Overigens ben ik wel van mening, dat wanneer groepen uit elkaar gaan het grotendeels een financiële oorzaak moet hebben. Volgens mij is er niemand zo gemakkelijk te bedonderen als een artiest”.
Vanwege de pat-stelling overwogen de leden van de Sandy Coast om de naam van de groep te veranderen. Zover is het echter nooit hoeven te komen.
Opnieuw producer
Musicians Union Band
Terwijl de Sandy Coast in Page One-tijd op dood spoor zat, gaf Hans zijn ambities om als producer te opereren weer alle aandacht. Voor een gedeelte kwam dat door een suggestie mijnerzijds. Begin 1970 namelijk wisten drie Nederlandse popgroepen (Shocking Blue, Tee Set, George Baker Selection) door te dringen tot de hoogste regionen van de Amerikaanse hitlijsten.
Als je nu een aantal van de beste Nederlandse popartiesten bij elkaar weet te brengen op een album, poneerde ik, kun je daarmee niet alleen in Nederland succes hebben, maar ook over de grenzen. Op instigatie van mij als Polydor-employee ging Hans aan het werk. Hij wist heel wat mensen bij elkaar te krijgen: Peter Tetteroo, Polle Eduard, Rinus Gerritsen, Henk Smitskamp, Bertus Borgers, Jan Vermeulen, Jerney Kaagman, Ron Westerbeek en nog veel meer, onder wie de Britten Ray Fenwick (Spencer Davis-groep), Nigel Olson en Dee Murray. De laatste twee hadden zich eerder gemanifesteerd als begeleiders van het opkomend idool Elton John.
Het duurde een jaar voor het project ‘Musicians Union Band’ voltooid was, in 1971. Toen Polydor het album (zelfs twee langspeelplaten) op de markt kon brengen was er van de ‘Dutch Invasion’ geen sprake meer. De Amerikaanse platenmaatschappij Colossus, die succesvol was geweest met Nederlandse popmuziek, was zelfs al ter ziele. Een tv-programma, geregisserd door Lex de Rooij, kon de verkoop niet op gang brengen.
Achteraf vertelde Hans aan een verslaggever van de Telegraaf dat hij niet zo’n hoge hoed op had van het Nederlandse popwezen. Bij het samenstellen van de Musicians Union Band merkte hij hoe kinderachtig het hier in ons landje allemaal ging. “Ik ben er een jaar mee bezig geweest om de groep überhaupt bij elkaar te krijgen en nu er dan eindelijk een plaat in de winkels ligt begint iedereen over de royalty’s te zeuren. Een kind kan toch begrijpen dat je voor 21 man de zaken niet tot in de puntjes voor elkaar kunt krijgen, nietwaar? Ik heb wel een budget gekregen toen, maar dat lag onder de vijf mille en dat is in de sessies wel aan de drank opgegaan”.
Ray Fenwick, co-producer van Musicians Union Band
Hans probeerde het bovendien nog een keer met de groep Christie Lane uit Rotterdam, met wie hij eerder bij Iramac ‘She was a gipsy’ geproduceerd had. De tweede single, nu bij Polydor, was een nieuwe versie van John Leyton’s ‘Johnny Remember me’, helaas weer zonder top 40 notering.
Hans had ook zelf ontdekkingen gedaan. In de Leidse Courant liet hij in oktober 1970 afdrukken: “Ik ben gek van Spaanse gitaristen zoals bijvoorbeeld Jose Moto. Pasgeleden heb ik in Spanje een Mexicaan ontmoet. Werkt op de Canarische eilanden met zijn trio Los Angeles. Salvador Regalada heet-ie. Zijn gitaar is 2 ½ toon hoger gestemd en klinkt als een harp. Hij haalt er ontzettend goeie dingen uit. Ik ben al een tijd bezig om de jongens op de plaat te zetten. Via Red Bullet waar wij nu ook bij zijn. Los Angeles speelt Mexicaanse muziek op een hele gekke progressieve manier. Maar het grote probleem is de werkvergunning”.
Een andere ontdekking was de bij Negram-gecontracteerde Turquoise (Hilde) Marchal, die meedeed bij de Musician’s Union Band. In korte tijd produceerde hij met de Haagse zangeres twee singles, waarvan ‘Back to the city’ de meest recente was. “Het is een beetje Joni Mitchell-achtig. Klinkt erg lekker”, volgens Hans.
Hans Vermeulen en Sandy Coast bij Polydor
Hans Vermeulen, vetelde het al: Willem van Kooten had de Sandy Coast en hun songmateriaal los weten te kopen van Page One (en uitgever Dick James). De uitgeverijrechten, aldus de krant, waren nu uitgebracht bij Dayglow Music, de muziekuitgeverij van Red Bullet. De door Van Kooten betaalde som zou met (eventuele) Sandy Coast royalties verrekend worden. De groep betaalde dus in principe het afkoopbedrag (10.000 gulden?) zelf.
Hans: “Ik ben zo blij, dat Red Bullet er is gekomen. Red Bullet heeft als basis de produkie van platen en de promotie daarvan en is zo professioneel opgezet dat de artiest er werkelijk mee geholpen wordt”.
Intussen was er van de zanger van de Sandy Coast op de een of andere manier een solo-single tot stand gekomen. Hans: “Mijn nieuwe plaat ‘In the land of nowhere’ is bij toeval uitgebracht. Ik had het nummer namelijk naar het Nederlandse songfestival gestuurd. Het was moeilijk iemand te vinden om de song te doen. Wel had ik er een demoband van gestuurd naar Red Bullet. Een telefoontje vertelde me dat Eggermont en Haayen al een orkestband van ‘In the land of nowhere’ hadden gemaakt. In een prachtig arrangement van Frans Mijts. Ze vroegen mij of ik zelf de orkestband wilde inzingen. Ik was wel even onder de indruk toen ik mijn eigen nummer zo gearrangeerd hoorde”.
Na die niet-geplande opname voor Polydor werd er in het najaar van 1970 tevens gewerkt aan een nieuwe toekomst voor de Voorburgse Sandy Coast. “Het nieuwe singlemateriaal van de Sandy Coast hebben we nog niet bepaald. We gaan het eerst eens uitzoeken met Freddy Haayen. Hij kiest het nummer uit. Haayen heeft een formidabele commerciële gevoeligheid”, verklaarde de artiest.
In die tijd verhuisde ik zelf naar Voorburg. Ik kocht een flat bij de Vermeulens om de hoek, op de Spinozalaan nummer 265. De familie regelde dat hun hulp in de huishouding ook mij wekelijks een handje hielp. Samen met de leden van de Sandy Coast ging ik enkele jaren op wintersport met de auto naar het Zwitserse Davos. Daar hoorde ik, kan ik me nog goed herinneren, voor het eerst ‘American Pie’ van Don McLean, dat grote indruk op me maakte.
Met de hele crew van de Sandy Coast speelden we tevens wekelijks badminton in de plaatselijke sporthal, de Vliegermolen. Toen ik in 1972 door Piet Beishuizen (CCGC) benoemd werd tot producer van het Popgala, maart 1973, was het een logische stap om die in de Voorburgse Vliegermolen plaats te laten vinden.
Achteraf bekeken haakte alles logisch (tegenwoordig zegt men: organisch) aan elkaar.
True love that’s a wonder (1971)
Op mijn verjaardag (1 maart) was iedereen welkom in mijn Voorburgse flat. Heel wat artiesten en collega’s uit de popmuziek waren dan van de partij. Op de dag dat ik 27 werd belde Freddy Haayen op. Ik wist dat hij met Rob Out van Veronica zaken gedaan had. Met onder meer als resultaat dat de eerste Polydor-single van de Sandy Coast, ‘True love that’s a wonder’, door de zeezender werd uitgeroepen tot alarmschijf.
Dat verheugde de feestvreugde tot tamelijk ver na middernacht. De vloer van mijn flat was een puinhoop geworden, met nogal wat gebroken glazen. Geen nood, Hilde, inmiddels vriendin van Hans, organiseerde aan het eind dat alles netjes opgeruimd werd. Tot op de dag ben ik haar dankbaar.
Voor de Sandy Coast was eindelijk de gouden tijd aangebroken waarvan iedereen gehoopt had dat die eens zou komen. De single ‘True love that’s a wonder’, voor Red Bullet geproduceerd door Freddy Haayen én Jaap Eggermont, tot voor kort drummer van de Golden Earrings, bereikte binnen enkele weken de derde plaats in de top 40 en is inmiddels een ‘klassieke’ popsong geworden – in Nederland althans.
In een interview met Harry van Nieuwenhoven in Oor keek Hans Vermeulen een paar jaar later terug op die tijd. Ik voelde me natuurlijk vereerd dat de artiest mij in positieve zin noemde op wellicht het hoogtepunt van zijn carrière.
Hans haakte nog eens in op het album ‘From the workshop’, dat de popjournalist terecht omschreef als de eerste Sandy Coast LP. Hans: “Voor die tijd een te gekke elpee. Het nummer ‘Capital Punishment’ stond erop. We maakten die plaat voor Iramac. Dat was een klein label waar Willem Duys directeur van was. Dat kon ook helemaal niet wat daar gebeurde.
Harry Knipschild werkte toen ook bij Iramac. Hij was de enige die tenminste nog een beetje verstand had van platen. De rest van het Iramac-personeel had daar geen flauwe notie van. Dus Harry runde de tent zo’n beetje. Hij ging met de tapes van ‘From the Workshop’ naar de Midem waar hij Larry Page van Page One Records ontmoette, die wel belangstelling voor ons had. We kregen een kontrakt bij Page One Records. Voor Page One Records hebben we de elpee ‘Shipwreck’ gemaakt. Die elpee verkocht niet al te best. Toch was ook die elpee – zeker voor die tijd – erg mooi”.
Over de overgang naar Polydor verklaarde hij: “Red Bullet (c.q. Polydor) heeft ons vrijgekocht van het kontrakt. Voor vijfentwintigduizend gulden geloof ik. Of iets in die geest. We hebben het allemaal weer terug moeten betalen natuurlijk”.
Kwam dat omdat Knipschild ondertussen bij Polydor terecht was gekomen, vroeg mijn naamgenoot.
“Inderdaad. Hij moet gedacht hebben: ik heb ze erin geluisd, dus laat ik ze nu ook maar proberen te helpen. Die reddingsaktie had overigens een diepere achtergrond. We hadden ondertussen een erg goed en kommersjeel nummer (‘True love that’s a wonder’) voor Red Bullet opgenomen. Dat wist Page One niet”.
In het najaar van 1971 liet Hans Vermeulen in de Telegraaf afdrukken wat er dat jaar gebeurd was. De Sandy Coast werd nu een ‘supergroep met hit’ genoemd. De journalisten van Popscore (Jip Golsteijn en Berry Zand Scholten) duidden Hans Vermeulen aan als ‘ontegenzeggelijk het brein’.
Hans hoefde de platen van de Sandy Coast niet meer zelf te produceren. “De samenwerking is uitstekend. Haayen is het type producer dat pas ingrijpt als de zaak fout dreigt te gaan. Jaap maakt de sound, en dat is dan dat. Het is een erg geruststellend idee dat er mensen achter het glas zitten die in staat zijn precies jouw geluid te maken. Je hoeft als muzikant dan niet voortdurend van de opnameruimte naar de controlekamer te rennen”.
De alliantie Sandy Coast-Red Bullet heeft voorlopig met ‘True love that’s a wonder’ sensationeel single-succes opgeleverd, maar ook de pas uitgekomen elpee – simpelweg ‘Sandy Coast’ geheten – is er een van grote klasse. Van de prachtige hoes (Claude van der Heye) tot de inhoud (voornamelijk Hans Vermeulen-composities, een enkele keer bijgestaan door broer Jan) is alles dik voor elkaar. Zodat gehoopt mag worden dat ‘Sandy Coast’ aanmerkelijk meer succes zal hebben dan de vorige elpee, het geniale werkstuk ‘Shipwreck’ waarvan het astronomische aantal van (misschien wel) 1800 platen werden verkocht.
Maar met het stimulerende Bullet-team moet het ditmaal toch kunnen lukken, gezien de ook nu weer imposante kwaliteit van de plaat, die nog door het tot voor kort bestaande vijfmansteam is gemaakt. Inmiddels is er wel het een en ander veranderd. Ron Westerbeek, termen bezigende als ‘het geluid laten groeien’, raakte in (zuiver muzikaal) conflict met Hans Vermeulen en vertrok uit de Sandy Coast, om er twee weken geleden plotseling weer in terug te keren. Henk Smitskamp, nog niet zo lang geleden juichend binnengehaald, ging in soepel verlopend overleg met zijn collega’s in op een (commercieel gezien) schitterende aanbieding van Cees van Leeuwen en is bassist van Shocking Blue geworden”.
Zo kon je het in de Telegraaf lezen.
Einde van de Sandy Coast
Met de Sandy Coast had Hans Vermeulen eindelijk een echte hitklassering weten te bereiken. Ook de opvolger, ‘Just a friend’ bereikte een hoge score. Er moest snel een album komen om op de grote doorbraak in te haken. Hans voelde zich geroepen om zo snel mogelijk nieuwe songs te schrijven. Aan de redactie van de Telegraaf legde hij uit: “Dat ik de grootste bijdrage lever in het platenrepertoire heeft geen enkele andere oorzaak dan dat ik het snelst componeer van allemaal. En aangezien de nieuwe langspeelplaat (uit bij Polydor) een beetje snel moest komen, heb ik het leeuwedeel voor mijn rekening genomen”.
Achteraf lijkt het er op dat de fut er enigsszins uit raakte toen de groep in Nederland eindelijk de erkenning kreeg waar men zo lang en hard naar gestreefd had. De jongens hadden een prima manager in Wim Bosman die ervoor zorgde dat het met optredens verdiende geld goed terecht kwam. Wim deed het zo goed dat hij ook door Earth & Fire aangetrokken werd om de zaken te behartigen.
In het creatieve vlak waren de Voorburgers minder actief. Er kwamen nog wat singles, waarvan de meest succesvolle, ‘Summertrain’ in 1972, geschreven was door toetsenman Ron Westerbeek. Een plan om de Sandy Coast voortaan ook met albums te laten scoren kwam onvoldoende van de grond. In de tijd dat Polydor groepen als Supersister en Alquin goed van de grond wist te krijgen, bleef de belangstelling voor het album ‘Stonewall’ beperkt. Misschien was de Sandy Coast wel nooit populair geweest bij ‘oudere jongeren’ die vooral mooie langspeelplaten aanschaften voor hun stereo-toren. Een album van de Sandy Coast bleef toch ‘altijd’ een verzameling al dan niet gelukte singles.
De Sandy Coast wist zich in 1972 nog één keer te vernieuwen. Hans haalde Marianne Noble, die hij in 1968 bij Iramac had leren kennen, in de groep, zoals Shocking Blue dat met Mariska Veres en Earth & Fire met Jerney Kaagman gedaan had.
De samenwerking met de zangeres, met wie hij voor Polydor ook enkele songs produceerde, pakte echter niet goed uit. Na een leven van zwerven had de artieste een echtgenoot gevonden, die niet aansloot op de wereld van popmuziek en rock & roll. Bij optredens reisden de zangeres + echtgenoot en de Sandy Coast bijvoorbeeld in afzonderlijke auto’s. Het duurde niet lang of Marianne Noble was weer vertrokken.
Vermeulen raakte bovendien enigszins uitgekeken op Jaap Eggermont, die de Sandy Coast in z’n eentje was gaan produceren, nadat Freddy Haayen benoemd was tot directeur van Polydor Nederland. Aan de pers deelde hij later mee: “Door Jaap kwam ik voor het eerst in kontakt met een andere manier van platen produceren. Het voordeel van het zelf muzikant zijn en in een groep [Golden Earrings] gespeeld hebben kwam goed naar voren.
Zijn invloed kon je wel merken. Het ging een stuk beter klinken. Hij was echt erg goed voor de sound. Hij heeft me ook de opvatting van nadenken over muziek bijgepraat. Aan die jongen heb ik een hoop te danken, zoals mijn manier van zingen. Ook de wijsheid dat je eerst na goed gerepeteerd te hebben pas de platenstudio in moet gaan. Een bezwaar van Eggermont heb ik wel altijd gevonden, dat hij het altijd over zijn plaatjes had terwijl het toch echt onze platen waren”.
Al in 1972 verklaarde Ron Westerbeek aan de media: “We gaan elk jaar wel een keer uit elkaar. Vorig jaar had Hans Vermeulen plannen om weg te gaan”.
Aan Harry van Nieuwenhoven legde Hans later uit: “We waren te lang bij elkaar geweest. Dertien jaar is een hele tijd. Als je zo lang bijeen bent, evolueert de muziek op ’n gegeven ogenblik niet meer. Je weet precies hoe alles gaat klinken. De verveling zet in. Je raakt op elkaar uitgekeken. Al wat je doet, doe je clichématig.
Op een gegeven ogenblik moest ik met Wim Bosman in Duitsland naar tenten kijken waar we veertien dagen zouden spelen. Hij vertelde me dat hij The Sandy Coast wilde gaan financieren. Hij wilde dertigduizend gulden op tafel leggen om een elpee te maken in Engeland.
Ik vond het eerst wel een goed plan. Toen dacht ik ineens: waarom zouden wij het doen? Waarom zouden we dertigduizend gulden uit de zak van een vriend kloppen? Dat zou toch wel al te gortig zijn!
Daarvoor hadden we al teveel geprobeerd. Als er wat in gezeten had, had het er toch uitgekomen moeten zijn. Ik geloofde er niet meer in. En risico nemen wilde ik gewoon niet meer. Waarom zouden we dan doorgaan? Dus besloten we ermee te stoppen. Dat was in 1974”.
Hans had intussen andere inkomsten met het vervaardigen van reclamespotjes (en natuurlijk als liedjesschrijver).
Opnieuw producer: ‘Malaguena’
In 1973 ontpopte Hans zich voor het eerst als commercieel producer. “Dat was met ‘Malaguena’ van Los Angeles. Al drie jaar kende ik die gasten. Al drie jaar had ik lopen denken: hoe kan ik met die mensen een plaat maken?
Als ik een plaat met Los Angeles zou mogen maken, zou die niet mogen klinken als van die driehonderdduizend andere bandjes uit Zuid-Amerika. Want daar hoefde ik bij Polydor niet mee aan te komen.
Op een gegeven moment kwam een jongen van Los Angeles een week bij ons logeren. Ik liet hem wat dingen van The Sandy Coast horen. ‘Summer Train’ bijvoorbeeld. Toen zei hij dat hij dat ook wilde leren spelen. Daar had hij de nodige moeite mee. Het klonk allemaal als ‘Malaguena’ maar dan met een modern ritme.
Dat had ik ook niet in de gaten totdat Hilde opeens ‘Malaguena’ begonnen te zingen. Ik dacht verrek, dat zou het moeten zijn! Misschien vermoord je volgens iedereen het liedje wel. Het zou leuk zijn als ik iets voor die gasten zou kunnen betekenen. Het is een hit geworden”.
Malguena’ van Los Angeles (met een Sandy Coast-geluid) bereikte de derde plaats in de top 40. Dat was even hoog als ‘True love that’s a wonder’ van de Sandy Coast.
top 40, 15 september 1973
Producer van zangeressen
Hans’ doorbraak als producer was misschien mede de oorzaak van het uiteenvallen van de Sandy Coast. Vermeulen werd nu door allerlei platenmaatschappijen gevraagd om platen te maken met artiesten die soms maar niet konden scoren. Zo kwam hij weer terecht bij EMI, het Nederlandse moederbedrijf van Bovema en het voormalige Negram-Delta.
In 1975 slaagde Hans met vlag en wimpel bij Lucifer, een amusementsorkest uit Noord-Holland. Door ‘House for sale’ (opgevolgd door Scarlet Lady’ en ‘I can see the sun in late December’), wist hij het orkest om te zetten in een succesvolle popgroep, totdat zangeres Margriet Eshuis haar bandleden in de steek liet en op de solo-toer ging. Toen hoefde het voor hem niet meer.
Op 4 oktober van dat jaar kon je in het Veronica-blad lezen: “Hans Vermeulen, die meer dan tien jaar de leider is geweest van de Voorburgse popformatie Sandy Coast, treedt deze maand als stafproducer in dienst bij Basart. Hij is momenteel bezig met de productie van een nieuwe single van zangeres Cherry Van Gelder-Smith”.
Na Turquoise Marchal, Marianne Noble en Margriet Eshuis was Cherry een volgende zangeres die Hans achter de microfoon zette. Meer succes, veel meer succes, had hij echter met de Rotterdamse vocaliste Anita Meijer. Het tweetal kende elkaar al goed van sessie-werk en samen optreden in de Voorburgse horeca-gelegenheid Barbaars.
Voor het Poker-label van Basart schreef en produceerde Hans Vermeulen in 1976 de single ‘The alternative way’. Meer dan ooit kon hij hier zijn al jaren gegroeide Stevie Wonder-inspiratie in de praktijk brengen. In plaats van gitaar spelen zat hij nu achter het toestenbord. ‘The alternative way’ werd een nummer één-hit in Nederland.
Mede dankzij de investeringen van uitgeverij Basart was Hans een topproducer in Nederland geworden. Met Anita produceerde hij bovendien hits als ‘You can do it’ (1976), ‘Just a desillusion’ (1976) en ‘Anita that’s my name’ (1977).
Bij Basart breidde Hans zijn artiestenstal verder uit. Hilde, inmiddels zijn echtgenote, had in 1976 een hit met ‘Sandy’, met een referentie naar de Sandy Coast. In datzelfde jaar waren er bovendien successen als ‘Heaven on earth’ en ‘Another Band’ voor Hans’ eigen nieuwe groep Rainbow Train, met daarin onder meer die zelfde Hilde Vermeulen (nu: Dianne Marchal) en Anita Meijer.
Rainbow Train - met de zangeressen vlnr Hilde Vermeulen, Martha Pendleton en Anita Meyer
Leven met succes
Optimaal gedisciplineerd was Hans Vermeulen niet in zijn werk. Zo bekende hij in 1976 aan Yvonne Parre: “Ik weet het niet, ik doe maar, maak wat ik mooi vind”. Volgens de journaliste bevond Hans zich in die tijd vrijwel dagelijks in de Haagse GTB-studio.
Het is de vraag in hoeverre Vermeulen wel kon verwerken wat er allemaal tegelijk gebeurde. Vrij plotseling was hij in het middelpunt van de Nederlandse artiestenwereld komen te staan. Verhalen deden de ronde over al het geld dat er bij hem binnen rolde. Het zou hem ertoe gebracht hebben nogal ongecontroleerd uitgaven te doen. Bijvoorbeeld voor wat boodschappen even naar Londen vliegen – zo hoorde je dat in die tijd.
Hans werd door al zijn successen misschien ook overmoedig in de selectie van zijn artiesten. Met de onbekende Amerikaanse artiest Eric Tagg, die hij geweldig vond, nam hij, zonder eerst een hitsingle tot stand gebracht te hebben, zo maar een (kostbaar?) album op. Verkoop was er nauwelijks.
Hans zette per 1 februari 1978 nóg een stap. Hij besloot de studio te kopen waar hij altijd werkte. De eigenaren, vader en zoon Bakker verklaarden bij die gelegenheid dat de techniek van de studio inmiddels achterhaald was, dat de noodzakelijke investeringen waren achtergebleven. In de Haagsche Courant kon je lezen: “De inventaris is nu verkocht aan musicus Hans Vermeulen, die mettertijd in de Voorburgse Kerkstraat hoopt te beginnen”.
Diezelfde maand liet Hans in de kranten afdrukken: “De planning is dat hij deze maand nog vier singles opneemt: één met zijn vrouw Dianne Marchal, één met Anita Meyer, één met Match en één met zijn Rainbow Train”.
Hans besefte niet goed wat hij aan het doen was. Later vertelde hij me: “Ik heb voor veel geld een bak roest gekocht”. In de Telegraaf liet hij anno 1998 afdrukken: “Als musicus had ik me in de zakenwereld gestort en me financieel verplicht aan de G.T.B.-geluidsstudio in Den Haag. Die deal heeft mij volledig gebroken. Een musicus moet ook, vind ik, niet in zaken gaan. Op een zeker moment had ik anderhalf miljoen gulden schuld. Ik zat volkomen aan de grond. Ik leefde in een souterrain in Scheveningen en verdiende een paar centen met het ’s avonds optreden in Haagse kroegen. Ik was weer volledig terug bij af”.
Einde van de samenwerking
Intussen waren Hans en ik enigszins uit elkaar gegroeid. Zelf verhuisde ik eerst naar Leiden en vervolgens naar Loosdrecht. Bovendien veranderde de functie die ik bij Polydor toegewezen kreeg.
Na het opheffen van de Sandy Coast duurde het enige jaren voor we formeel weer met elkaar te maken kregen. Met Hans was het na zijn successen als producer bij Basart, denk ik, minder goed gegaan. En toen was er, op 13 juni 1980, die Haagse Beat Nach, waar groepen uit de tijd dat Den Haag beatstad nummer één was, om nostalgische redenen nog een keer bij elkaar kwamen. Ook de Sandy Coast was bij die gelegenheid opnieuw samen.
Haagse Beat Nach op komst
Voor menige Haagse popartiest was de Beat Nach aanleiding om meningsverschillen opzij te zetten en de draad weer op te pakken. Zo ook Hans Vermeulen. De artiest klopte aan bij Arie (Eddy) Ouwens, die een eigen productiebedrijfje begonnen was. Via Eddy, met wie ik als A&R-manager van Polydor samenwerkte, kreeg ik opnieuw contact met Hans.
Tijdens zijn bezoek aan het Polydor-kantoor in Hilversum vertelde Hans van zijn plannen om een album te produceren. Hij stelde het voor als een kostbaar project. Dat kwam slecht uit. Van mijn directeur, Joop Buinink, had ik opdracht gekregen extreem te bezuinigen op mijn opname-budget. Bovendien werd van mij verwacht dat ik alvorens ergens aan te beginnen eerst een schriftelijk uitgewerkt voorstel in moest dienen zodat er een nauwkeurige voorcalculatie gemaakt kon worden. In die situatie leek het geen goed idee om met Hans Vermeulen in zee te gaan. Ik liet het dus afweten.
Zodoende kwam ‘The Eyes of Jenny’, later gevolgd door een album, onder de naam Sandy Coast bij een andere platenmaatschappij op de markt. Pim Koopman trad op als producer. Achteraf vertelde Pim me dat hij het een vervelende klus vond omdat Vermeulen bij het maken van de elpee nauwelijks gemotiveerd was en niet altijd in de Gooise studio (die 240 gulden per uur kostte) kwam opdagen. “Wees blij, dat het niet jouw product is”, zo legde Koopman het aan me uit.
Enkele maanden geleden liet Eddy Ouwens zijn autobiografie verschijnen. Vergeefs zocht ik in het boek over zijn samenwerking met Hans Vermeulen, die in de pers regelmatig liet weten nooit plaatroyalties van Ouwens ontvangen te hebben.
De loopbaan en het leven van Hans Vermeulen ben ik aandachtig blijven volgen, vaak met grote bewondering. Maar ontmoet hebben we elkaar niet meer.
Harry Knipschild
28 juli 2018
Clips
Literatuur
‘Sandy Coast is een unieke groep’, Telegraaf, 10 januari 1970
‘Hans Vermeulen (Sandy Coast): ‘Ik ben een totaalgitarist. Ik duw mij niet als individualist naar voren’, Leidse Courant, 20 oktober 1970
‘Bundeling krachten Nederlandse popmusici’, Zwolsche Courant, 24 april 1971
‘Sologitarist Hans Vermeulen: Sandy Coast is nooit een echt hitgezelschap geweest’, Leidsch Dagblad, 16 juni 1971
‘Sandy Coast, nu supergroep met hit’, Telegraaf, 18 september 1971
‘Ray Fenwick: Over Amerika maak je geen geintjes’, Veronica-blad, 4 december 1971
‘The Sandy Coast worden uitgebreid met zangeres Marianne Nobel, Veronica, 29 januari 1972
‘Ron Westerbeek (Sandy Coast) : ‘Ik ben een alleseter, maar ik ruik er eerst aan’’, Muziek Expres, zomer 1972
Thijs Wartenbergh, ‘Ron Westerbeek van Sandy Coast: ‘Elk jaar gaan we wel een keer uit elkaar’’, Muziek Parade, september 1972
‘Hans Vermeulen bij Basart’, Veronica-blad, 4 oktober 1975
Yvonne Parre, ‘Anita Meyer en Hans Vermeulen: een geslaagde hitcombinatie’, Leidsch Dagblad, 9 juni 1976
Harry van Nieuwenhoven, ‘Bij Hans Vermeulen hangen de gouden platen op de plee’, Oor, 6 juni 1976
Ton de Zeeuw, ‘Erik Bakker van de Haagse GTB-Studio’s: ‘Technicus houdt méér in de gaten dan alleen de knoppen’, Telegraaf, 16 augustus 1976
Lion Keezer, ‘Een avondje stappen met de Rainbow Train’, Muziek Expres, september 1976
Harry van Nieuwenhoven, ‘Alleen aan de top’, Oor, 8 september 1976
‘Het geluid van G. Th. Bakker wordt dichtgedraaid’, Haagsche Courant, 13 februari 1978
‘Studio’, Havenloods, 16 februari 1978
‘Hans Vermeulen houdt Nederland voor gezien’, Muziek Expres, december 1978
Jip Golsteijn, ‘Hans Vermeulen: Er zijn een paar zangers op de wereld die beter zijn dan ik’, in PopScore. Interviews en reportages, Amsterdam 1979
‘Hans Vermeulen, Dianne Marchal’, Muziek Expres, april 1979
‘Sandy Coast, ‘Terreno’, ANR Records’, Pop Parade, 15 november 1981
Hans Vermeulen over de GTB-studio, Telegraaf, 13 februari 1998
Cees Troost e.a., Kan die herrie wat zachter!? De Voorburgse popscene in de jaren 60-70, Voorburg 2012
Eddy Ouwens, Van hitmiljonair tot schuldsanering, Amsterdam 2017
Menno Pot, 'Hans Vermeulen en Sandy Coast', Soundz 10, 1997
Tjerk Lammers, 'Eerbetoon aan een onderschatte gigant', Lust for Life, maart 2018
‘biografie Hans Vermeulen’, website Hans Vermeulen, z.j.
- Raadplegingen: 12175