Skip to main content

297 - Jack de Nijs, deel 1 – een Indische jongen in Nederland

 
 
Jack de Nijs was een van de meest succesvolle Nederlandse artiesten in de jaren zeventig. Hij schreef liedjes in de Nederlandse en Engelse taal, was de producer van een groot aantal top 40 hits, terwijl door hem gemaakte albums in enorme hoeveelheden over de toonbank gingen.
   In 1973 maakte hij zijn eerste plaat onder het pseudoniem Jack Jersey. Die naam werd zo’n begrip dat zijn ware naam geleidelijk aan naar de achtergrond verdween.
 
 
297 1 Jack de Nijs en Henk Voorheijen drummer
Jack de Nijs en Henk Voorheijen (drummer)
 
 
 
In juni 1969 leerde ik [HK] Jack de Nijs, licht stotterend, en zijn zakenpartner Henk Voorheijen kennen toen ik bij Polydor in dienst trad als hoofd van de promotie.
   Jack en Henk hadden een maatschappij die opereerde onder de naam JR Productions. Aan een verslaggever van de Stem bevestigde De Nijs in 1968 dat het een vreemde naam was. “Ja, dat is een beetje gek om te vertellen. Maar volgens een oude Hebreeuwse wijsheid kunnen alle cijfers vervangen worden door letters. Volgens diezelfde wijsheid is een J gelijk aan 1 en een R gelijk aan 2. J en R wordt dan samen drie, en dat is een geluksgetal. Zodoende”.
   Later werd JR op een andere manier geduid, zoals in 1977: “Die letters staan voor Jeetzi Rah en dat betekent Scheppingswereld”. Volgens andere gegevens was JR een afkorting van Jack en Ruud. (Ruud Wenzel was partner van Jack vóór de komst van Henk Voorheijen). JR werd in de krant ook wel eens de afkorting van ‘jens maar raak’ genoemd.
   Aan mooie verhalen ontbrak het niet bij hem.
 
 
Nederlands-Indië
 
 
Jack de Nijs werd op 18 juli 1941 geboren in Cimahi bij Bandung op het eiland Java. Hij was een van de vele jongelui uit het voormalige Nederlands-Indië die als kind naar Nederland kwamen en bij ons een belangrijke stimulans waren in de ontwikkeling van de popmuziek. Je kunt hem in zekere zin op één lijn stellen met Lydia (Tuinenburg), Anneke Grönloh, Sandra Reemer, Hearts of Soul, Padre Twins, Blue Diamonds, Rudy de Queljoe, Massada, Dries Holten, Daniel Sahuleka, Massada, Jimmy Bellmartin, Tielman Brothers en vele, vele anderen.
   Tijdens het bewind van president Soekarno, de eerste president van het onafhankelijke Indonesië, trokken veel Indische gezinnen, al dan niet gedwongen, naar Nederland om hier een nieuw bestaan op te bouwen. Ze kwamen meestal eerst in opvangskampen terecht totdat er een eigen woning voor hen beschikbaar kwam. Zo ging het ook met de familie van Jack de Nijs.
   Zijn vader had als militair bij het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) gediend. In 1951 verhuisde de familie De Nijs voorgoed naar Nederland. Vanaf 1952 woonde Jack in het West-Brabantse Roosendaal.
 
 
Studie en muziek
 
 
Uit allerlei krantenartikelen blijkt dat Jack de Nijs een intelligent jongetje geweest moet zijn. In tegenstelling tot de meeste popartiesten uit die tijd, die niet verder kwamen dan een paar jaar mulo of de ambachtsschool, wist Jack de HBS af te maken en vervolgens de Hogere Hotelschool (1962) in Maastricht.
   Over zijn muzikale achtergrond vertelde hij: “Van de muzikaliteit van mijn ouders is me alleen bekend, dat mijn vader gitaar speelt en hij wil ook wel eens zingen, maar dan moet hij eerst wat gedronken hebben. Ik heb drie jaar pianoles gehad en verder is de rest voor mij zelfstudie.
   Op school mocht ik af en toe liedjes voor de klas zingen. Dat vind je als kind natuurlijk schitterend. Gedurende m’n HBS-periode formeerde ik een bandje dat we de Dixie Stompers noemden. We speelden in die tijd hoofdzakelijk jazz en dixieland.
   Op mijn vijftiende en ook in latere jaren heb ik enkele plaatjes mogen maken bij Jan de Winter en Addy Kleyngeld met een bandje waarin ik toen speelde en zong. De muziek had me toen al helemaal te pakken”.
   De Winter (Phonogram) en Kleyngeld (CNR) waren niet de eersten de besten. Kleyngeld bijvoorbeeld is de geschiedenis in gegaan als de ontdekker van Gert Timmerman en Heintje. De Winter (ex-AVRO) produceerde hits met Nederlandse artiesten als Rein de Vries, René & his Alligators en de Fouryo’s.
 
 
297 2 Jan de Winter 1954
Jan de Winter in 1954
 
 
Over zijn opleiding vertelde Jack in 1989: “Van vader moest ik naar de HBS in Roosendaal. Ik wilde niet, ik wilde muziek maken. Ik spijbelde op school, speelde met vrienden, op zelfgemaakte bassen. Ik werd van school getrapt in Roosendaal, omdat ik steeds zat te etteren met m’n liedjes. ‘Don’t be cruel’ [Elvis Presley], daar maakte ik van ‘Wees niet boos’. De rector zei: ‘Nu is het afgelopen’. Daarbij kwam, ik tekende graag, dat deed ik toen al, altijd en overal. Mijn tekenleraar zei, het is kunst wat die jongen maakt. Toch werd ik daarom en om die liedjes van school getrapt, van HBS-A.
   Daarna ging ik naar HBS-B in Breda. Met wurgen ben ik geslaagd, met twee vieren en een vijf. Ik wilde gaan varen, want mijn broers voeren toen. Maar ik wilde eerst naar de hotelschool, want ik wilde hofmeester worden. Toen ik een test moest afleggen voor de hotelvakschool in Den Haag werd ik totaal afgekeurd. Daarna ging ik naar de Hogere Hotelschool in Maastricht, dat was een graadje hoger: goedgekeurd. Daar zat ik drie jaar lang”.
   In een ander interview zei Jack dat hij juist onder grote druk van zijn vader naar de hotelschool ging. Wat Jack vertelde was meer dan eens tegengesteld aan wat hij eerder zei. Dat bleek bijvoorbeeld al bij de betekenis van JR. Ook de volgorde van de feiten verschilt nog wel eens in zijn bekentenissen ten opzichte van journalisten.
 
 
Eerste single: Jack & Woody, ‘Paulette’
 
 
Tijdens zijn studie in Maastricht, waar hij op kamers woonde, deed Jack mee aan een talentenjacht in het Staargebouw. Dat was in 1960. Hij viel niet in de prijzen, zat zelfs niet bij de eerste tien, maar werd wel ontdekt door Henk Severs, de actieve eigenaar van platenwinkel de Harp, die tevens als een soort talentscout voor Phonogram werkte. Dankzij dat contact kreeg Jack de kans om onder leiding van Jack Bulterman (tevens producer van ‘Ramona’, Blue Diamonds) in Hilversum een single op te nemen.
   De a-kant van de single, in 1961 verscheen op Fontana (een label van Phonogram) en heette ‘Paulette’. De song was door Jack de Nijs zelf geschreven. Jack was de helft van het duo Jack & Woody (Cor van Leest, eveneens uit Roosendaal). Als bron van inspiratie dienden de Everly Brothers, die eerder een hit hadden met ‘Claudette’. “We traden op in de weekends voor vijftig gulden per avond”.
   In latere interviews is te lezen dat er van ‘Paulette’ in Nederland maar liefst 9.000 exemplaren exemplaren verkocht waren. Bovendien vertelde hij aan Willem Hoos dat de plaat aan de top van de hitlijsten in Peru belandde. Een andere journalist, die dóórvroeg, kreeg van Jack te horen dat hij ondanks dat succes in het verre land nooit royalties ontvangen had. (“nooit geld van gezien, dus de opbrengst zal de administratiekosten wel niet overschreden hebben”). Hoogstwaarschijnlijk berustte het ‘enorme succes’ van ‘Paulette’ niet op waarheid. Peru was in elk geval ver weg – wie kon dat soort uitspraken controleren?
   Jack de Nijs in 1989: “Als eerste jongen uit Roosendaal maakte ik een plaatje. Dat was opzienbarend. Ik was zo trots, ik stond in de krant!”
   Niet alleen in de krant trouwens. Met een foto verscheen het duo in het tienerblad Muziek Parade. “Jack en Woody zijn twee muzikale jongens uit Roosendaal, die onlangs hun debuut op de plaat maakten met een eigen compositie ‘Paulette’. Componeren en zingen zit hun in het bloed”.
 
 
297 3 Jack en Woody
Jack en Woody
 
 
Jack de Nijs wordt Jack Dens
 
 
Jack de Nijs ging zich Jack Dens noemen. Hij werd zanger van de Swallows, waarin Henk Voorheijen als drummer fungeerde. In die tijd vervulde hij ook zijn dienstplicht. Jack was tevens lid van groepen met namen als de Sweeters, Rhythm Brothers, Magic Rhythms, Rose Valley Quintet, Loosers en misschien nog wel meer.
   Van een goede baan in het hotelwezen kwam niets terecht. Hofmeester op een groot schip worden, dat was zijn ideaal. De Nijs bleek evenwel niet geschikt voor het varen te zijn. “Ik slaagde voor het examen van de hotelschool en solliciteerde bij de Holland-Amerika Lijn. Maar de HAL zat in Rotterdam op een of ander eiland, je moest met een pont over. Ik werd al zeeziek op die pont, dus… dat ging niet door”.
   Een handicap was bovendien dat hij slechte ogen had.
   Als Jack Dens bleef hij intussen muziek maken als zanger en slaggitarist. “Het grootste deel van het repertoire bestond uit covers van Elvis Presley- en Cliff Richard-nummers. Er werden voor Philips vier singles gemaakt (‘I’ll be lonely’, ‘Pretty rocking shoes’, ‘Careless babe’ en ‘Heaven in your eyes’), die stuk voor stuk in Nederland niet veel deden”. ‘I’ll be lonely’ zou wel in de Belgische top-5 gestaan hebben – waar of niet.
 
 
Indische horeca
 
 
Jack de Nijs probeerde zijn horeca-kennis op een andere manier in de praktijk te brengen.
   “Wat moest ik doen? Ik dacht, ik begin een zaak.
   ‘Madjoe (‘vooruit’) heette mijn [eenmans] zaak. Nasi goreng in plastic zakjes, vacuüm verpakt. Ik maakte ’m samen met ma. Ik had iets ontdekt. Zo’n zakje nasi stop je in de diepvries. Als je het eruit haalt is het keihard. Ik maakte een combinatie van vetten, rundervet, olie en nog wat, zodat je het gewoon kon kruimelen als je het uit de diepvries haalde na een week of twee. Dat was mijn geheim.
   Ik ging de cafetaria’s langs en ik stelde me voor als vertegenwoordiger van Madjoe, want [zo leek het] een grote zaak. Het kwam voor dat ik ’s morgens vroeg klopte aan de deur van zo’n cafetaria en dat ik dan achter de deur zo’n kindje zag staan die me aankeek en riep, ‘Ma! de Chinees is er!’ Een jaar volgehouden, me in de schulden gestoken. Finaal naar de Filistijnen gegaan. Want ik was net één maand bezig, toen er een grote Chinees met grotere en goedkopere zakken kwam”.
   Voor een gedeelte was het mislukken zijn eigen schuld, maakte hij in een ander interview duidelijk. “Ik zat meer op het strand dan op het bureau en de schulden stapelden zich huizenhoog op”.
   Het verkopen van de restvoorraden liet hij (vergeefs) aan een ander over, liet hij in een ander interview weten. “Na drie maanden [dus géén heel jaar] was ik failliet. Mijn hele kelder lag vol met rijst en kruiden. Want, omdat het goedkoper was, had ik alles maar in het groot ingekocht. Het huis van mijn ouders stonk van boven tot beneden naar kruiden, en ik moest tien balen rijst die over waren nog betalen. Dus nam ik een kennis in dienst om huis aan huis te gaan leuren met de kruiden. Hij zou 10% van de omzet krijgen, maar na de eerste dag kreeg ik zijn benzinerekening te betalen en had hij niets verkocht”.
   Dat was het einde van zijn horeca-avontuur, bekende Jack de Nijs.
 
 
Duitse ervaring
 
 
297 4 Rhythm Brothers met Frans Croes rechtsboven
Rhythm Brothers, 1960 (Frans Croes, gitaar, rechtsboven)
 
 
De Nijs zocht zijn heil tevens in de muziek. In Duitsland, hoorde hij, kon je goed geld verdienen. “Je wist dat de Tielman Brothers uit Breda naar Duitsland waren gegaan. Maar zij niet alleen. Er waren een heleboel managements die Indische bands naar Duitsland stuurden. Alleen maar Indische muzikanten moesten ze daar hebben, ‘braun’, ‘asiatisch’. Ik ben met de Rhythm Brothers, met Frans Croes, een fantastische gitarist, twee maanden in Duitsland geweest: de afschuwelijkste tijd van m’n leven.
   Waarom? Nou slaap maar eens in zo’n oud kamertje. Je speelde van zeven tot twee uur, om elf uur ’s ochtends moest je op, met een duffe kop ontbijten, om twaalf uur repeteren tot een uur of drie, en ja, wat moet je dan, je pakt een pilsje, en nog één en je verveelt je kapot. Om zeven uur: ‘One night with you’. En geen ‘one night’, maar twee maanden lang hetzelfde dus. Afschuwelijk, maar ik heb het meegemaakt.
   Toen nog twee maanden met Tony and his Magic Rhythms. Ik verdiende twaalfhonderd gulden per maand in Duitsland, met één of twee dagen vrij. Dat was in die tijd voor een jonge vent veel geld en je dacht in het begin, ha, hartstikke leuk, naar het buitenland, succes! Succes O.K., klap, klap, klap, maar dat krijg je van je buurvrouw ook als je haar gras maait. Dat was dus niks. Want het is geen leven daar, echt niet.
   Na vier maanden ben ik dus teruggekomen uit Duitsland”.
 
 
297 5 Elvis Presley One Night
Elvis Presley, One Night
 
 
Allerlei ambachten
 
 
Jack had nog schulden overgehouden aan zijn horeca-tijd. Bovendien moest hij geld verdienen om zich te kunnen bedruipen. Het was aanpakken geblazen. Het pleit voor hem dat hij niet bij de pakken neer bleef zitten.
   “Ik had een advertentie in de krant gelezen waarin ze mensen vroegen die uien wilden pellen (je moet de boven- en onderkant er af snijden). Ik er op af. Ik nam vier enorme zakken mee (je kon één zak in een goeie drie uur schoon krijgen en dan kreeg je één rijksdaalder).
   Het schoonmaken viel best mee, maar toen ik de volgende dag aan een nieuwe zak begon en weer eens in de zak met schoongemaakte zakken keek, kreeg ik de schrik van mijn leven, want die dingen waren weer gaan uitlopen. Ik heb de hele troep toen maar dicht gebonden en terug gebracht, mijn tientje geïnd en ben nooit meer terug gekomen”.
   Opnieuw vertelde Jack (later) in verschillende interviews verschillende dingen over hetgeen hij in de jaren zestig allemaal gedaan had. “Ik werkte in de Rotterdamse haven (niet langer dan vier weken want die baas vond dat ik te dure diploma’s had), zat in Duitsland en Frankrijk een tijdje in het hotelvak (maar dat ging niet goed, want ik kon heel moeilijk lachen en knikken) en had diverse kantoorbaantjes, maar die stelden allemaal geen klote voor”, liet hij afdrukken.
   Elders vertelde hij: “Ik begon een handel in tweedehands auto’s, met alle nare gevolgen van dien, want ik had totaal geen verstand van auto’s”. In wéér een interview vertelde Jack dat hij een flink aantal jaren in dienst bij Philips geweest was. Onder werktijd schreef hij liedjes als ‘Gina Lollobrigida’.
   De muziek liet hem niet los. “Samen met [drummer] Henk Voorheijen speelde ik in een nachtcluborkest – elke vrijdag-, zaterdag- en zondagavond van 10.00 tot 04.00”. Veel geld leverde dat niet op, maakte hij duidelijk.
 
 
Contract als producer?
 
 
Het klikte kennelijk tussen Jack de Nijs, een jongeman van Indische afkomst, en Henk Voorheijen, een Brabander. Jack: “In het verleden was ik puur onzakelijk gebleken, alhoewel ik wel zaken kon doen, maar ik toonde veel te veel begrip. Henk vulde me in deze opzichten goed aan”. In 1968 besloten ze onder de naam JR een produktiekantoor voor het maken van grammofoonplaten te beginnen. Een andere activiteit was het boeken van artiesten uit de omgeving voor optredens.
   Aan Lutgard Mutsaers gaf Jack in 1989 interessante details over hoe het gegaan zou zijn. “Ik trok de stoute schoenen aan en solliciteerde bij alle platenmaatschappijen, overal. Ik had een hele ouwe Ford Perfect gekocht voor vijfhonderd gulden, óm de honderdvijftig kilometer moest ik de dikste olie erbij doen. Hij had een goudkleurig dak en alle mensen keken naar m’n auto als ik langskwam, naar de walm. Ik dacht, ze mogen m’n auto niet zien, anders denken ze gelijk, dat is niks. Ik voelde me zielig. Geen rooie cent had ik”.
   CNR reageerde negatief. Bij Artone kwam het tot een afspraak met Leo Molenijzer. Jack parkeerde zijn Amerikaanse auto een eind uit de buurt van de Kruisstraat in Haarlem, waar Artone gevestigd was. Hij liet Leo zijn compositie ‘Gina Lollobrigida’ horen.
   Molenijzer leek wel wat belangstelling te hebben. Hij vroeg hem tenminste om zijn telefoonnummer. Jack zou zelf wel bellen. Er kwam zelfs een begin van een zakelijk gesprek. Jack had er geen idee van hoeveel royalties hij moest vragen, maakte hij ten kantore van Artone duidelijk.
   Molenijzer: “ Zeg het nou maar, een halve cent, een kwart cent, anderhalve cent?”
   Na afloop van het onderhoud besloot De Nijs raad te vragen bij zijn ontdekker, Henk Severs, van de platenwinkel in Maastricht.
   “Ik zei dat ik bij Artone was.
   ‘Wat vroeg je daar?’
   Een halve cent
   ‘Stom, een kwartje op zijn minst!’”
De onderhandelingen met Artone leverden geen resultaat op. In andere interviews vertelde De Nijs wel eens dat Artone hem niet meer dan een kwart cent per verkochte single wilde betalen.
   Hoe dan ook, blijkbaar had die platenmaatschappij interesse om hem als producer te laten functioneren met zijn liedje ‘Gina Lollobrigida’.
 
 
297 6 Henk Severs
Henk Severs, ontdekker en raadgever van Jack de Nijs
 
 
Polydor
 
 
Meer succes had Jack de Nijs bij Polydor in Den Haag. Evert Garretsen was er directeur geworden. Gitarist Peter Nieuwerf was Hans van Baaren opgevolgd voor het opbouwen van een artiestenstal. In Hilversum was Red Bullet (Freddy Haayen) actief met het produceren en promoten van Nederlandse Polydor-acts als de Golden Earrings, BZN, Shoes en Bojoura. Garretsen wilde naast Red Bullet eigen artiesten in huis hebben. Herman van Veen en Corry Brokken hadden er al getekend.
   Jack de Nijs klopte op een ideaal moment aan. Geld was er op dat moment genoeg bij Polydor. Sterker nog: het geld kon niet op. Door het succes van James Last, de Amerikaanse labels Atlantic en MGM, Engelse groepen als Cream, Jimi Hendrix Experience, Bee Gees en de Who schoot de omzet van het jonge bedrijf als een raket omhoog.
 
 
297 7 Peter Niewerf
Peter Nieuwerf met assistente Anneke Kleinée, Polydor, 1969
 
 
Leo den Hop
 
 
Peter Niewerf en Jack de Nijs konden het goed met elkaar vinden. Hij gaf Jack de kans om een nieuwe compositie te produceren. Dat was ‘Antoinette’ met Leo den Hop als zanger.
   Op 27 november 1968 deed de Stem, een regionale krant, verslag.
   “Boven bar-dancing Bristol in de Roosendaalse Brugstraat liggen twee rustige vertrekken. Dubbelwandig en geluidsdempend. Zij vormen het werkterrein van twee jonge Roosendalers, Henk Voorheijen en Jack de Nijs, die zich ten doel hebben gesteld, de drukte op de toch al zo volle markt der lichte muze nog iets op te voeren. Ze zijn daartoe gaan werken onder de welluidende, maar verder op het eerste gezicht niets zeggende naam JR Productions.
   Jack de Nijs wil wel iets vertellen over hun onderneming. ‘We zijn begonnen als gewoon boekingskantoor. Je weet wel, artiesten plaatsen op avonden en in bepaalde programma’s. Vooral in België. Toen kregen we het idee een produktiekantoor op te richten. Dat was niet zo erg moeilijk. Maar toen we er eenmaal mee bezig waren, bleek dat het niet zo gemakkelijk is artiesten te vinden die de moeite waard zijn om een plaatje mee te maken’.
   Bovendien wilden de twee Roosendalers iets brengen dat nog niemand anders had gebracht. Dat was en is nog steeds niet gemakkelijk. Jack de Nijs: ‘Alles is er al. We zijn dus gaan experimenteren en we hebben net zo lang gezocht tot we iets gevonden hadden dat volgens ons wel nieuw was. Daarom heeft het ook ongeveer een jaar geduurd voordat we onze vedette Leo den Hop hebben gelanceerd’.
   Leo den Hop – die eigenlijk Leo Hoppenbrouwers heet, 26 jaar is, geboren in Bergen op Zoom en geruime tijd in Amerika heeft gewoond – zingt op die nieuwe plaat twee ‘feestliedjes’. ‘Geen hoempapa, maar toch fijn voor een feest, een beetje Mexicaans met een tijuana brass band’, zegt Jack de Nijs en hij vertelt verder dat het koor op de plaat nooit gerepeteerd had. Het waren gewoon een stel meisjes, die door de makers van de plaat van tevoren ‘met drank overgoten’ waren en daarna in zo’n jolige stemming verkeerden dat het meteen goed ging”.
 
 
297 8 Leo den Hop
Leo den Hop
 
 
'Antoinette'
 
 
Toen ‘Antoinette’ begon te lopen wijdde de Stem een artikel aan Leo den Hop zelf, een hartstochtelijke pijproker. “In 1957 verhuisden zijn ouders naar Amerika en Leo begon in zijn nieuwe vaderland direct met zanglessen. Na enkele jaren studeren was zijn stem zodanig geschoold dat hij regelmatig in nachtclubs en cabarets in Seattle, Washington en Vancouver optrad. Daar zong hij folksongs, country and western, en het meer zoetgevooisde repertoire à la Sinatra.
   In 1965 kwam Leo naar Nederland terug, ging werken als vertegenwoordiger en begon ook hier zo links en rechts als zanger te schnabbelen. Tot een paar maanden geleden. Toen werd hij aangesproken door Jack de Nijs en Henk Voorheijen, die samen in Roosendaal het produktiebureau JR Productions hadden geopend. ‘Of Leo geen zin had om een plaatje te maken’, was de vraag.
   Aanvankelijk aarzelde de Amerikaanse Roosendaler. Hij zou dan namelijk een ‘feestnummer’ moeten zingen en hij vroeg zich af of dat het nu eigenlijk was. Tenslotte stemde hij toe en toen was er plotseling ‘Antoinette’ en het succes.
   Leo den Hop – ‘dat is nu mijn artiestennaam’ – zegt daar nu over: ‘Het was een geweldige gok. Normaal werk ik veel in België in nachtclubs en het feestgenre had ik bijna nooit gedaan. Ik wist dus eigenlijk niet of het goed voor mijn naam zou zijn als ik me in het avontuur zou storten. Maar nu moet ik zeggen dat het niet slecht bevallen is’.
   Dat hij daarmee de waarheid spreekt wordt duidelijk als men weet dat er binnenkort een nieuwe single zal uitkomen en kort daarna een hele elpee....
   Waarom die plotseling switch?
   Leo den Hop: ‘Ik weet het eigenlijk zelf nog niet helemaal. Ik geloof wel dat het Nederlandse lied in 1969 een nog grotere plaats zal gaan innemen op de vaderlandse hitlijsten dan tot nu toe al het geval was. Het Engels spreekt de mensen op den duur niet zo aan. Ze willen liever iets zingen dat ze begrijpen.
   Dat neemt niet weg dat ik af en toe een beetje heimwee heb naar mijn vroegere stijl. Ik vind zingen in het Engels eigenlijk fijner. De expressie-mogelijkheden zijn beter dan in het Nederlands’.
   Leo den Hop zingt graag. Hij zegt: ‘Het zingen is altijd mijn liefhebberij geweest. Vroeger in het kerkkoor en nu alleen op de bühne. Als je een hele dag gewerkt hebt en je kunt ’s avonds het toneel op dan vergeet je alle beslommeringen van een hele dag arbeid. Dan ben je helemaal vrij. Als je dan bovendien nog in staat wordt gesteld andere mensen blij te maken, dan geeft dat een dubbele vreugde. De mensen in deze tijd zijn down. Ik wil ze een beetje opbeuren. Dat heb ik mijn hele leven al willen doen en gedaan en daarom zing ik graag’”.
 
In 1989 keek De Nijs nog eens terug op het tot stand komen van zijn eerste hit.
   “Ik was aanwezig bij een vergadering van directeuren en vertegenwoordigers. Peter Niewerf zei, dit is meneer Jack de Nijs.
   En ik zeg, heren, ik kom uit Roosendaal, uit het zuiden dus, en ik ben hier om u het goud uit het zuiden te brengen.
   Nou, dat vonden ze leuk, die brutaliteit. Heren vertegenwoordigers, u hoeft niets te doen, zei ik, ik maak een plaatje en het loopt.
   Ga je dan zelf op pad?
   Ja, zei ik en ik ging ook zelf op pad. Het werd bevestigd op een memo, dat de vertegenwoordigers niks hoefden te doen.
   Leo den Hop ontdekte ik op een talentenjacht. Er waren tien prijswinnaars en Leo was vijftiende en ik zei, jou moet ik hebben. Hij was bezopen toen hij het liedje opnam. ‘Het was een fijne avond, padebampam, padebampam’. Nummer drie in de hitparade.
   Ik ging samen met Jack van Loon naar alle bars toe en daar gaven we een plaatje af voor de jukebox. We zorgden dat het vijf keer per avond langskwam. Elke avond.
   Toen zei Polydor, ik wil met je praten.
   Goed zei ik, maar ik heb nu een productiemaatschappij, JR, Jack & Rudy.
   Ik was in die tijd een vrijbuiter, schnabbelde wat, verkocht tweedehands auto’s om aan de kost te komen.
   Polydor zei, we willen jou een contract aanbieden met jouw JR, wat heb je nodig?
   Ik zei, geef me maar vijfhonderd piek. Dat kreeg ik per maand bruto plus een kleine royalty”.
 
 
297 9 Leo den Hop hoog in de top 40
Leo den Hop hoog in de top 40, 1 februari 1969
 
 
Toen ik [HK] zelf in juni 1969 bij Polydor in dienst trad werd mij door Peter Nieuwerf uitgelegd dat er met JR een exclusief producers-contract afgesloten was met een genereuze vaste onkostenvergoeding per maand. Dat was zeker niet slecht in die tijd voor iemand die vóór Antoinette nog niet als producer werkzaam geweest was. De Nijs en Voorheijen maakten dan ook een tevreden indruk als ze op het Piet Heinplein verschenen.
   Toen Jack eenmaal doorgebroken was als maker van succesvolle platen gaf hij een andere draai aan die inkomsten bij Polydor. Het bedrijf had hem minderwaardig behandeld door hem voor een salaris van slechts 500 gulden bruto te laten werken.
   Zoals gezegd, het succes kwam. In een tweede artikel zal dat aan de orde komen.
 
Harry Knipschild
14 juni 2017
 
Clips
 
 
Literatuur
‘Jack en Woody’, Muziek Parade, januari 1961
‘JR Productions: Wij zoeken altijd naar iets nieuws’, Stem, 27 november 1968
‘Leo den Hop en het onverwacht succes van ‘Antoinette’’, Stem, 17 januari 1969
‘Raak’, Stem, 12 april 1969
Jack de Nijs, ‘Goud uit het zuiden’, Veronica, 27 mei 1972
Willem Hoos, ‘De enorme successen van Jack de Nijs, Veronica, 8 juni 1974
Jip Golsteijn, ‘Jack Jersey begon als geintje’, Telegraaf, 15 februari 1975
Lutgard Mutsaers, Rockin’ Ramona. ’n Gekleurde kijk op de bakermat van de Nederpop, Den Haag 1989
Biografie Jack de Nijs op zijn website, z.j.
  • Raadplegingen: 14901