273 - Van Carol Klein tot Carole King
Jonge mensen hebben vaak een idool dat ze aanbidden. Maar de huidige beroemdheden hadden vroeger ook zelf iemand die ze helemaal zagen zitten. Sporen van hetgeen ze zelf op jeugdige leeftijd ervaren hebben vind je terug in hun verdere leven. Zo wordt de traditie van de popmuziek van de ene generatie op de volgende doorgegeven. Eerder schreef ik over de jeugd van artiesten als James Brown, Little Richard, Cliff Richard, Pim Maas, en Janis Joplin. Deze keer wil ik het hebben over Carole King.
Vier jaar geleden, in 2012, legde Carole King haar eigen herinneringen vast. Met de woorden “It was important to me to write this book myself. This is not a historical treatise. It’s a memoir” leidde ze haar boek in. Een ghostwriter kwam er niet aan te pas.
Haar herinneringen, vervat in A Natural Woman, is de leidraad voor dit artikel.
Eerste muziek
De joodse voorouders van Carole reisden in het begin van de twintigste eeuw vanuit Oost-Europa naar de Verenigde Staten. Plaats van aankomst was Ellis Island bij New York. Haar grootvader (van vaderskant) heette David Glayman. Bij binnenkomst werd zijn achternaam door de immigratiedienst veranderd in ‘Klein’. Kleindochter Carol is op 9 februari 1942 geboren in Brooklyn (New York).
Om die datum een historische plek te geven schreef de artieste: “On December 7, 1941, a surprise attack on Pearl Harbor by the Japanese military ended the debate about whether America should engage more actively in the war against Germany and Japan”. De VS nam opnieuw deel aan een wereldoorlog.
In de economisch zo slechte jaren dertig deed vader Klein er alles aan om vaste baan te krijgen. Noodgedwongen werd hij brandweerman in New York. Sidney Klein was dan ook niet veel thuis. Carol groeide vooral op onder de zorg van haar moeder, die pianoles gaf om wat bij te verdienen. Ze kwam in aanraking met klassieke muziek (Mozart, Beethoven, Brahms), maar ook met de klanken van musicals als ‘Guys and Dolls’, ‘South Pacific’, ‘Oklahoma’, ‘The King and I’, ‘Carousel’, ‘Peter Pan’ en ‘My Fair Lady’.
Muziek op de radio speelde een grote rol in het leven van moeder en dochter. Populaire liedjes die indruk maakten waren ‘Shoo fly pie and apple pan dowdy’ (Dinah Shore), ‘Dance with a dolly’ (Tony Pastor) en ‘If I knew you were coming I would bake a cake’ (Eileen Barton). Haar vader luisterde, als hij thuis was, graag naar de orkesten van Glenn Miller en de gebroeders Tommy en Jimmy Dorsey.
Carol maakte ook zelf muziek. Van haar moeder leerde ze piano en ukelele spelen. Met een vriendinnetje vertolkte ze in 1950 de hit van Eileen Barton zo goed tijdens een talentenjacht dat het tweetal uitgenodigd werd op te treden in kinderprogramma’s op de televisie. Bij die gelegenheid veranderde ze haar achternaam in ‘Kane’ – dat klonk beter dan ‘Klein’ vond ze.
In 1952 hoorde Carol hits als ‘You belong to me’ (Jo Stafford), ‘The Glow Worm’ (Mills Brothers) en ‘Wheel of Fortune’ (Kay Starr).
Begin van de popmuziek (rock & roll)
In de loop van de jaren vijftig begon de Amerikaanse jeugd zich voor andere muziek te interesseren. De ‘zwarte cultuur’ deed zijn invloed gelden: “Seeds of racial integration were taking root in film, theater, dance, and the visual arts”. In haar memoires schreef Carole King bovendien over de opkomst van rhythm & blues-muziek vanaf 1951.
De artieste was ervan op de hoogte dat ‘Rocket 88’ (Jackie Brenston, Ike Turner) in 1991 was uitgeroepen tot de eerste rock & roll-plaat. Zij had het zelf anders ervaren. Voor haar was het allemaal begonnen met ‘Rock around the clock’ van Bill Haley and the Comets. Aan de muziek van Haley kon zij niet horen of die ‘blank’ of ‘zwart’ was. “I didn’t know or care what color the group was, nor did any of the kids I knew. We just loved listening and dancing to that song”.
Volgens haar had de film ‘Blackboard Jungle’ (1955), die begon met het nummer van Bill Haley, zeer veel indruk gemaakt. “Teenagers like me saw the movie and ran out the next day to buy the single”.
Carol Klein had ambities om later actrice te worden. Maar geleidelijk aan werd ze meegesleurd door de rock & roll. Evenals haar leeftijdgenoten luisterde ze vanaf 1954 naar de dagelijke uitzendingen van Alan Freed (1921-1965).
Een vriendje nodigde haar uit om met hem mee te gaan naar een teenager-show die onder leiding van Freed gegeven werd in Brooklyn. Carol was dertien jaar in april 1955. Tot haar verbazing was er een gigantische opkomst van teenagers die bovendien voor een groot deel een donkere huidskleur hadden.
In het Paramount Theater kon je niet alleen luisteren naar de live-optredens van LaVern Baker, B.B. King, Red Prysock, Mickey ‘Guitar’ Baker en zanggroepen als de Penguins, Moonglows en Clovers, maar ook dansen – al dansten de blanken los van de ‘zwarte’ teenagers. Na afloop mocht je je zelfs achter het podium onder de artiesten mengen. Het was heel opwindend voor het jonge blanke meisje.
Carol bleef luisteren naar de radioprogramma’s van Alan Freed. Met haar zakgeld spaarde ze om meer van dat soort shows mee te maken. Freed was een idool voor haar en haar generatie. Hij presenteerde, schreef ze, blanke en zwarte artiesten als Jerry Lee Lewis, Chuck Berry, Bo Diddley, Jackie Wilson, Fats Domino, George Hamilton IV, Shirley & Lee, Joe Turner en Frankie Lymon. Vooral Little Richard maakte indruk. “It was a remarkable experience for this jewish teenager”. Vooral ‘Tutti Frutti’ vond ze fantastisch.
Eerste stappen in de popmuziek
Het is een bekend verhaal. Carol hoorde hoe slecht rock & roll was voor de toekomstige volwassenen: “If Alan Freed is allowed to stay on the air, his ‘race music’ will lead to miscegenation, free love, drugs and anarchy!” In zekere zin hadden de ouderen gelijk, maar de jeugd had een positief gevoel bij dat soort uitspraken.
Behalve genieten van al die nieuwe muziek wilde Carol opnieuw zelf van de partij zijn. Ze was vooral geïnspireerd door groepjes zangers die soms op de hoeken van de straat a capella stonden te zingen.
Een van die ‘artiesten’ was Neil Sedaka. “Ik hoorde hem met de Tokens liedjes zingen als ‘While I dream’ en ‘I love my baby’. Carol besloot ook zo’n groep te beginnen op school, de Cosines (een woord uit de wiskunde). Ze was er intussen achter gekomen dat ze wel aardig liedjes en zelfs harmonieën kon bedenken. Het maken van teksten leverde meer problemen op.
Om verder te komen, begreep ze, moest je Alan Freed achter je zien te krijgen.
Carol had een troef in handen. Haar vader was brandweerman en dat soort mannen hadden overal toegang. Dankzij hem werd ze door de beroemde disk-jockey ontvangen. “He listened attentively to my songs, and he even took time to explain me how the process worked”.
Op instigatie van Freed zocht ze in het telefoonboek van New York op waar de platenmaatschappijen en muziekuitgeverijen kantoor hielden. Als je een goed liedje had kon je dat bovendien voor 25 dollar verkopen, had Carol van hem gehoord. Alan Freed had Jerry (Wexler) en Ahmet (Ertegun) van Atlantic hoog zitten. Die hadden al artiesten onder contract als Ruth Brown, Clyde McPhatter en Ray Charles.
Het leek Carol geen goed idee om te proberen telefonisch een afspraak te maken. Was het niet handiger om gewoon bij zo’n platenmaatschappij binnen te vallen. Meteen na school ging ze er heen (‘wearing a pink sweater set, a black felt skirt with a pink doodle on it, a ponytail, white bobby sox, and a pair of white sneakers’). De details had ze nooit vergeten. Haar schoolboeken had ze in de ene hand, bladmuziek in de andere.
Carol kon zo het kantoor van Atlantic Records inlopen. Een vrouw zat achter een bureau.
“Is anyone available to listen to my songs?”, vroeg Carol.
Misschien liet ze wel iets merken van haar gesprek met Alan Freed. Maar hoe dan ook, Jerry en Ahmet kwamen te voorschijn en brachten haar naar hun gezamenlijk kantoor waar een piano opgesteld stond. “Met belangstelling luisterden ze naar mij en mijn liedjes. Ze knikten en zeiden dat ik talent had. Ik moest zeker nog eens terug komen als ik meer songs kon laten horen”.
Bruut afwijzen was niet gebruikelijk besefte Carol al. In dat geval hoorde je: “Don’t call us, we’ll call you”. Die uitdrukking had ze bij haar eerste auditie niet gehoord. “I took that as a triumph”.
Atlantic was niet de enige platenmaatschappij in New York. De volgende dag nam ze contact op met ABC Paramount. Bij dat bedrijf was een van haar favoriete hits uitgebracht: ‘Diana’ van Paul Anka. Telefonisch een afspraak maken bleek inderdaad moeilijk te zijn. “We’re not seeking new artists” hoorde ze toen ze het voor de eerste keer probeerde. Carol hield vol. Tenslotte was Don Costa, producer van Anka’s hit, bereid haar te woord te staan. “Let me hear what you’ve got”, met die woorden werd Carol ontvangen.
Het jonge meisje zong een hele serie liedjes voor Don Costa. Toen ze dat gedaan had kreeg ze zowaar een contract aangeboden. Ze kon het zelf niet geloven. Ze zat bij dezelfde platenmaatschappij als Paul Anka, Lloyd Price (‘Stagger Lee’), Steve Lawrence en Eydie Gormé. Don Costa (1925-1983) stelde Carol voor dat zij hem voortaan maar met ‘Don’ moest aanspreken. Hij nodigde haar bovendien uit om eens een opname-sessie van Steve & Eydie mee te maken. Met de woorden “I look forward to working with you”, nam hij afscheid van zijn ontdekking.
Het was Carol Klein te doen geweest haar liedjes te verkopen, niet om zelf als zangeres op de plaat te komen. Haar ‘succes’ moest ze dan ook uitleggen aan de andere Cosines.
Tijdens de opname van haar eerste single in 1958 werd Carol zich ervan bewust hoe gedisciplineerd de sessiemuzikanten onder leiding van Don Costa werkten. Iedereen deed precies wat de producer aangaf. Carol kon muziek lezen en kende het arrangement. Tijdens een pauze van Costa nam ze het dirigeerstokje zelf even in de hand. De muzikanten deden meteen wat ze wilde. “I was leading the orchestra”.
Carol Klein had meer in haar mars dan een teenagerliedje zingen, merkte Don Costa toen hij terug kwam in de studio. Tijdens die eerste opnamen mocht ze op piano meespelen in liedjes als ‘Baby Sittin’’ en ‘Goin’ Wild’. Het resultaat was echter nihil. Carol zat nog gewoon op school. Van optreden was geen sprake.
In het najaar van 1958 ging ze voor het eerst naar Queens College. Ze raakte er bevriend met Paul Simon, die al een top 50 hit gehad had met ‘Hey Schoolgirl’ (als Tom & Jerry, met Art Garfunkel). Het tweetal maakte als de Cousins demo’s in de hoop de liedjes te kunnen verkopen. “Paul played bass and guitar, I played piano, and we both sang. Some songs were his, some were mine”. Al leverde het niets op, legde Carol vast, ze beleefden er een hoop plezier aan.
Een van hun ideeën bereikte de top 100 van Billboard: ‘Just to be with you’ van de Passions. Zelfs hun arrangement werd (gedeeltelijk) gebruikt.
\
‘Oh Carol’
In de memoires van Carole King is nauwelijks iets te lezen over haar relatie met Neil Sedaka. Dat is vreemd. Sedaka maakte in 1959 een wereldhit met ‘Oh Carol’. Het was een liefdesliedje, aan haar opgedragen: “Oh Carol, I am but a fool. Darling I love you, though you treat me cool”.
Onder de naam Carole King nam Carol dat zelfde jaar 1959 een antwoordplaat op: ‘Oh Neil’, dezelfde melodie, met een tekst van Gerry Goffin. Geen woord erover in het boek.
Via een wederzijdse vriendin kwam Carol anno 1958 in contact met Goffin. Gerry was goed in het maken van teksten, Carol niet. Zij was bedreven in het schrijven, spelen en arrangeren van melodieën. Een ideale combinatie. Bovendien konden Carol en Gerry het zo goed met elkaar vinden dat een huwelijk en kind niet lang op zich lieten wachten. Carol was nauwelijks zeventien.
Mickey & Sylvia hadden een opvolger nodig van hun hit ‘Love is strange’. Carol en Gerry schreven ‘The Kid Brother’. Bij de platenmaatschappij (Atlantic) vonden ze dat een prima idee, maar het duo viel uit elkaar. Dat was jammer. Het jonge gezinnetje had geld nodig. Elke keer als ze een liedje verkochten zouden ze 25 dollar (als voorschot) incasseren. Aanvankelijk kwam daar niet veel van terecht.
Neil Sedaka stak een helpende hand toe. Carol: “Tijdens mijn pogingen om liedjes te verkopen ontmoette ik Neil Sedaka op Broadway. Zelf werkte hij met succes voor de uitgeverij van Don Kirshner en Al Nevins (Aldon). Samen met Howie Greenfield had hij voor Aldon ‘Stupid Cupid’ geschreven. Dat was een grote hit voor Connie Francis geworden”.
Op voorspraak van Neil Sedaka werd Carol door Al en Don op hun kantoor ontvangen. Ze ging achter de piano zitten en begon te zingen. De auditie viel in goede aarde. “Donnie was constantly in motion, alternatively pacing, tapping his feet, and nodding his head slightly off rhythm. After each song, Al applauded enthusiastically”. De volgende dag moest ze samen met Gerry terugkomen.
Het echtpaar kreeg een contract voor drie jaar aangeboden. Daarmee waren ze uit de schulden die ze de laatste tijd hadden moeten maken. Ze konden zelfs verhuizen naar een betere woning.
Uitgeverij Aldon was een onderneming waar hard gewerkt moest worden. Don Kirshner hield goed in de gaten wat de hits van het moment waren. Slechts weinige artiesten zorgden in die dagen voor eigen repertoire. Die leemte probeerde Aldon op te vullen. Alle songwriters van Aldon kregen steeds opdracht de opvolger van een grote hit te schrijven. Als die met een goed resultaat kwamen – er was volop onderlinge interne competitie – probeerde Kirshner zo’n song te slijten. Nieuwe liedjes werden in grote hoeveelheden thuis geschreven of op kantoor.
Carol: “In tegenstelling tot de verhalen die altijd de ronde doen, het kantoor van Aldon was op 1650 Broadway – en dus niet in het Brill Building (1619 Broadway)! De verhalen over die hokjes waar die liedjesschrijvers tijdens kantooruren zaten te werken zijn wel juist. In zo’n piepkleine ‘cubicle’ zaten Jerry en ik aan de piano te werken. Wij hoorden alleen het liedje waar wij mee bezig waren. Zodra we even stil hielden hoorden we de muziek waar collega’s mee aan de slag waren. Iedereen probeerde de opvolger van een hit te schrijven. Donnie pepte ons steeds op”.
Letterlijk schreef ze: “With each of us trying to write the follow-up to an artist’s current hit, everyone’s song sounded similar to everyone else’s. But only one would be chosen. Inevitably the insecurity of the writers and the competitive atmosphere fostered by Donnie spurred each team on to greater effort, which resulted in better songs”.
In één zin maakte Carol duidelijk: “It wasn’t only about writing a great song. It was about winning”.
Van het winnende liedje werd een demo gemaakt met een stel meisjes die zich de Cookies noemden.
In die sfeer is waarschijnlijk ook ‘Oh Carol’ (en het antwoord ‘Oh Neil’) tot stand gekomen. Geen woord erover in het boek.
‘Will you still love me tomorrow’
Als je het boek van Carole King leest kwam de grote doorbraak voor haar in 1960 met de Shirelles. De groep die uit vier ‘zwarte’ meisjes bestond had kleine hits met ‘I met him on a Sunday’ (1958), ‘Dedicated to the one I love’ (1959) en ‘Tonight’s the night’ (1960). Die laatste single had een 39ste plaats gehaald.
Zoals gebruikelijk probeerde Don Kirshner de a-kant van de opvolger vanuit Aldon tot stand te brengen. Kirshner riep iedereen op zijn kantoor. “He summoned each writer or writing teams into his office and addressed that writer or team as if she, he, or they were the only writer or team that could deliver his desired outcome”.
Zonder omhalen maakte Kirshner duidelijk wat hij wilde bereiken. “The Shirelles are up. I’m gonna get the follow-up and I want you to write it. Come on babe. Do it for me!”
De volgende dag moest iedereen komen laten horen wat hij/zij ervan gemaakt had. Carol, Gerry en de anderen stonden later te wachten voor het gesloten kantoor van Al Nevins. Vaag konden ze horen waar de anderen mee op de proppen gekomen waren. De grootste concurrenten van Carol en Gerry was het duo Barry Mann en Cynthia Weil.
Carol: “Donnie koos ons liedje uit. Het kantoor van de platenmaatschappij van de Shirelles, Scepter Records, bevond zich in het zelfde gebouw. Gerry en ik renden de trappen op met de tekst die hij op papier geschreven had. We vertolkten de song voor Florence Greenberg, de (vrouwelijke) eigenaar en Luther Dixon, producer en componist van de Shirelles’ hit ‘Tonight’s the night’.
Florence en Luther waren meteen enthousiast. In hun kantoor maakten we een demo op van ‘Will you still love me tomorrow’ Ik probeerde zo veel mogelijk te zingen in de stijl van Shirley Owens van de Shirelles. Later hoorde ik dat zij tijdens de plaatopname zelf zo veel mogelijk probeerde te zingen zoals ik het op de demo gedaan had”.
Carol benadrukte nog eens dat niet zij maar haar man de tekst van ‘Will you still love me tomorrow’ geschreven had. Zij had alleen de melodie voor haar rekening genomen. Tijdens de plaatopname had ze piano gespeeld en was ze verantwoordelijk geweest voor het arrangeren van de violen. Dat laatste was bijzonder. “I had previously written choral parts but I had never composed a string arrangement”.
De ideeën voor het arrangement kwamen niet uit het niets, bekende ze. Carol en Gerry waren beïnvloed door Jerry Leiber en Mike Stoller. Vooral ‘There goes my baby’ van de Drifters, met een arrangement van Stan Applebaum, had Carol in haar hoofd. Bij het schrijven, de hele nacht door tot kwart voor vijf ’s morgens, verwerkte ze naar eigen zeggen tevens wat ze van Don Costa geleerd had.
Een paar uur later liep haar wekker af. Alvorens naar de studio te gaan moest Carol haar dochtertje Louise nog naar haar grootmoeder brengen. In de studio werd eerst de ritme-sectie op band gezet. Binnen een uur was dat afgerond. En toen kwamen de andere sessiemuzikanten. Het was zo ongeveer de mooiste dag in haar (muzikale) leven toen ze de cello’s het begin van ‘Will you still love me tomorrow’ hoorde spelen. “I was euphoric. To this day I can think of no greater musical joy than to hear a song or an arrangement come to life with instruments and voices. I became giddy with excitement”.
Carol voegde er aan toe: “I was eighteen”. Ze kon zich in 2012 nog goed herinneren dat ze de plaat van de Shirelles voor het eerst in de auto hoorde op een primitieve radio. Een week later stond de single al op de hitlijsten. In korte tijd werden er meer dan een miljoen exemplaren verkocht. Voor Gerry eindelijk aanleiding om een einde te maken aan al zijn andere werkzaamheden. Voortaan zou hij zijn brood alleen nog maar verdienen met het maken van teksten voor liedjes.
'The Loco-Motion'
In 1961 was Carol voor de tweede keer zwanger. Af en toe was het moeilijk om werk en moederschap met elkaar te combineren. Een van de Cookies kende wel iemand om te helpen. Zo was er een rol weggelegd voor Eva Boyd (1943-2003) die onder de naam Little Eve bekend werd. Volgens Carol wist ze dat Eva goed kon zingen voor die als babysitter een helpende hand bood. Het verhaal dat Little Eve als babysitter door haar ontdekt was verwees ze nadrukkelijk naar het rijk der fabelen. “We knew Eva could sing when we hired her. Eva often sang on our demos”.
Zoals gebruikelijk bij Aldon moesten de liedjesschrijvers een opvolger maken voor ‘Mashed Potato Time’, de grote hit van Dee Dee Sharp. Carol en Gerry creëerden ‘The Loco-Motion’. Eva Boyd zong op de demo.
Don Kirshner kreeg te horen dat Cameo Parkway, de platenmaatschappij van Dee Dee Sharp (en Chubby Checker), genoeg eigen materiaal had. De afwijzing van ‘The Loco-Motion’ was voor hem aanleiding een eigen platenmaatschappij op te zetten die hij Dimension Records noemde. Op 8 juni 1962 bracht hij ‘The Loco-Motion’ op de markt onder de door hem bedachte naam ‘Little Eve’. Het was een productie van tekstschrijver Gerry Goffin. Althans, zo vermeldde het label. “Though we worked together as a team in the studio, he was credited as the sole producer and paid accordingly”.
Helemaal ermee eens was ze het niet. “I arranged and conducted”.
Carol: “Donnie’s instinct was literally on the money”. Volgens haar duurde het dan ook niet lang of ‘The Loco-Motion’ bereikte de nummer één-positie in de hitlijsten om daar zeven weken te vertoeven. Het liedje bereikte diverse keren de hitlijsten. “Our catchy little dance tune would subsequently recorded by a diverse assortment of artists over the next several decades, among them Grand Funk Railroad [1974] and Kylie Minogue [1987]”.
Eva Boyd moest in alle haast nog een dans verzinnen. Het was de tijd van dansrages als de twist, limbo en mashed-potato. Carol: “Eva had to invent one for personal appearances. Standing beside a locomotive for publicity photographs, with ‘The Loco-Motion’ playing on loudspeakers, Eva moved her body in imitation of the arm that drives a locomotive, and a dance was born”.
Al Nevins, Carole King, Little Eva, Gerry Goffin, Don Kirshner
In de Engelse muziekbladen verschenen tal van artikelen over de ‘babysitter’. Het publiciteitsverhaal deed het goed. In de interviews werd Dee Dee Sharp niet vergeten. Eva Boyd: “Wouldn’t it be just groovy if Dee Dee and I could get together to record an album? Course, we couldn’t do it as we’re both on different labels, but it’s a pretty gassy thought”.
Bij aankomst in Engeland, begin 1963, tekende een journalist uit haar mond op: “I still find it hard to believe that only a short time ago I was glad to earn some pocket money by baby-sitting, and now I’m travelling the world like a lady!
I don’t have to tell you how much I owe to baby-sitting! You probably know how all this started when I looked after the children of Carole King and Gerry Goffin. They used to come back early sometimes and start writing songs. I’d sing along with the tune, just for the fun of it, but after a while Gerry said he liked my voice and he’d see if they couldn’t write a song for me. I was thrilled!”
Zo komen de ‘legendes’ in de wereld.
Carol en Gerry schreven nog meer hits voor Eva. Ook met ‘Keep your hands off my baby’ en ‘Let’s Turkey Trot’ bereikte Little Eve de hoogste regionen van de hitparade. Ze trouwde nog in 1962. Daarna was het snel afgelopen met haar carrière als teenager-ster.
In een interview met Alan Smith in Londen vertelde het jonge meisje op 1 februari 1963 dat ze nu full time in de showbusiness zat. “She prefers to live in Hollywood”. Wellicht was het voor Eva Boyd moeilijk om te gaan met het onverwachte en snelle succes.
Carol Goffin-Klein bleef daarentegen met twee voeten op de grond staan. “With Eva’s career as our babysitter pretty much over, I was once again doing all three of my old jobs: songwriting, child care and household management”. De vrouw die steeds meer succes had met het schrijven van grote hits besteedde een groot deel van de dag met schoonhouden van het echtelijk huis, bedden opmaken, wassen van luiers en boodschappen doen.
‘It might as well rain until September’
Ondanks de huiselijke bezigheden regende het hits voor het echtpaar en muziekuitgeverij Aldon. In die tijd werd Carol bovendien als zangeres gelanceerd. Ze had een demo ingezongen die bedoeld was voor Bobby Vee (1943-2016). Het teenager-idool, vooral bekend van ‘Take good care of my baby’ (1961), nam de song op. Het nummer verscheen op het album ‘The night has a thousand eyes’ maar niet op single.
Don Kirshner besloot de demo zelf op single uit te brengen. Carol was niet van plan iets te doen om de Dimension-single daadwerkelijk te promoten. Ze was nu moeder van twee dochters en had geen zin om stad en land af te reizen voor haar ‘baas’. Ze liet zich echter overtuigen het nummer te playbacken in het populaire tv-programma van Dick Clark. Daarvoor moest ze op reis naar de tv-studio in Philadelphia. Voor haar was het een negatieve ervaring. De kids in de studio waren verre van enthousiast. Terug in de trein kwam ze tot de conclusie: “I’m never gonna do this again”.
Het platenkopend publiek had een andere mening. Na haar tv-optreden bereikte de Dimension-single een 22ste plaats in de Billboard-hitlijsten. Ook haar songs ‘Chains’ en ‘Don’t say nothin’ bad about my baby’, op de plaat gezet door de Cookies, hadden hoge klasseringen.
Een nieuw tijdperk
Carol Klein: “Gerry’s and my level of success remained consistently high for a long time. Whether on Dimension or another label, rarely did a record that we had written or produced fail.
When groups from the United Kingdom first began appearing on the American charts, Gerry and I were well presented. The Beatles recorded ‘Chains’, the Hollies had a big hit with ‘Yes I will’ and our demo of ‘I’m into something good’ led to a chart-topping American hit by a British band called Herman’s Hermits”.
Veel songs van Carol Klein wisten de tijd te doorstaan. Bovendien schreef ze later ‘A natural woman’ voor Aretha Franklin en ‘You’ve got a friend’ voor James Taylor. Als zangeres veroverde ze in 1971 de wereld met het album ‘Tapestry’, geproduceerd door Lou Adler.
De investering van Aldon Music was jarenlang een bron van veel inkomsten voor Don Kirshner. De door hem gefinancierde copyrights op al die songs bewezen nog eens hoe belangrijk en winstgevend de rol van een uitgever kan zijn.
In het boek Songwriters on Songwriting tenslotte vertelde Carol aan auteur Paul Zollo nog eens over haar eigen inspiratie. Haar eigen favoriete liedjesschrijvers waren Jerry Leiber en Mike Stoller.
“They had a huge impact on us [Gerry en Carol], a major influence in our early songs. The idea of taking street rhythm, and blues and combining it with classical music, like ‘There goes my baby’ with the timpani by Ben E. King, ‘Spanish Harlem’ with the violins and the entire string section arrangement.
That was amazing because my background was in classical, it was pretty strong. But we also loved rock and roll and street music. So to have them put together was like, yeah!”
Harry Knipschild
4 november 2016
Clips
Literatuur
June Harris, ‘Little Eve can’t wait to get here’, Disc, 1 december 1962
Alan Smith, ‘Welcome Little Eve’, 1 februari 1963
Paul Zollo, Songwriters on Songwriting, Cambridge, MA, 2003
Carole King, A Natural Woman. A Memoir, New York 2012
- Raadplegingen: 16782