257 - Q65 1965-1967, zanger Wim Bieler
Q65 1965-1967
Wim Bieler, de zanger
Als je in het begin van de geschiedenis van de popmuziek een grammofoonplaat kocht was dat meestal een single. Op de a-kant het ene (beste?) liedje en dan nog een b-kant. Aanvankelijk waren dat grote 78 toeren-platen. Vervolgens was de muziek zowel op 78 als op 45 toeren te koop. Rock & roll verscheen bovendien ook op EP’s (extended play). Op zo’n EP, vrijwel altijd 45 toeren, vond je niet twee maar vier nummers, maar het formaat was niet groter dan dat van een gewone single.
Jongelui met veel geld waren in staat om een longplay van hun favoriete artiest(en) aan te schaffen. Zo’n grote schijf van 25 of 30 centimeter kostte aanvankelijk rond de twintig gulden. Met normaal zakgeld was dat in de jaren vijftig nagenoeg onbetaalbaar. Pop-elpees hadden in die tijd dan ook een tamelijk geringe oplage. Opvallende uitzonderingen, met name in Amerika, waren de langspeelplaten van Harry Belafonte en het Kingston Trio. Die gingen met honderdduizenden over de toen nog bestaande toonbanken.
Beatles, Sgt Pepper, juni 1967
In de sixties, zeker de tweede helft ervan, had de jeugd meer geld te besteden. Jongens en meisjes waren nu wel in staat die grote schijven met mooie hoezen en inlegvellen in huis te halen. Popartiesten en -groepen haakten er op in. In plaats van een ‘makkelijke’ verzameling van toch al gemaakte opnamen brachten de platenmaatschappijen geleidelijk aan concept-albums uit. Dat was muziek die speciaal voor een elpee bedacht en opgenomen was. Veel gebruikte voorbeelden van deze ontwikkeling waren ‘Pet Sounds’ van de Beach Boys (mei 1966) en ‘Sgt Pepper’ van de Beatles (juni 1967).
In Nederland, met een klein afzetgebied, vonden dezelfde ontwikkelingen plaats. Na de hits kwamen er langspeelplaten van de Motions, Golden Earrings, Tee Set, Outsiders, Sandy Coast en niet te vergeten Q65. In 1966 verscheen het album van de Haagse groep.
Een album van Q65 in 1966: ‘beste Hollandse beat-elpee aller tijden’
Bij Phonogram was men voortvarend. Q65 mocht al snel onder leiding van Hans van Hemert een album opnemen. Toen de opnamen in de Hilversumse studio van de platenmaatschappij in de Honingstraat voltooid waren kreeg de redactie van het Amsterdamse blad Hitweek de banden meteen te horen.
Op 26 augustus kon je op de voorpagina in grote letters de kop lezen: “Q65. Eerste elpee is erg goed”. Daaronder stond onder meer afgedrukt: “Hitweek heeft de eerste elpee van de Kjoe 65 gehoord. Na twee singles van redelijke kwaliteit (we vonden de tweede al een stuk beter dan de eerste) blijkt de Q nog meer aan kwaliteit en techniek te hebben gewonnen.
De Q-fans zullen laaiend enthousiast worden over deze eersteling. Ze hebben gelijk want het is gewoon een goede langspeelplaat. De gebruikelijke wilde nummers worden afgewisseld met verrassend echt klinkende blues. Natuurlijk ontbreekt de drug-song niet Wat we erg jammer vinden is dat Willem Bieler zo’n duidelijke bewondering aan de dag legt voor Mick Jagger. De LP gaat ‘Lava’ heten”.
Willem de Ridder van Hitweek werd door Phonogram uitgenodigd de hoestekst van het album te schrijven.
Hans Born, hoofdredacteur van Kink, was minstens even enthousiast toen hij het kant en klare album in handen kreeg. De titel was inmiddels door Cees Wessels van Phonogram veranderd in ‘Revolution’. Zo kon men voortbouwen op het succes van ‘Revolver’ van de Beatles (uitgebracht in augustus 1966).
Hans Born op 1 oktober 1966: “M’n hemel, wat een geweldige elpee, die ‘Revolution’ van de Q65. De creativiteit barst er aan alle kanten uit. Hoewel de nog niet volmaakte techniek van de jongens en de ronduit beperkte mogelijkheden van de zanger niet alle ideeën hebben kunnen opvangen is elk nummer weer enorm boeiend en anders van sfeer. Zoveel variatie zou eigenlijk voor elke elpee verplicht moeten zijn zodat we bespaard zouden blijven voor succesgeluidjes in vijftienvoud als bijvoorbeeld de nieuwe Kinks-elpee [‘Sunny Afternoon’].
En dan die hoes – eindelijk de hoes waar het Hollandse hitwezen al jaren op wacht. Hopelijk zet deze Benno Peterson-creatie een punt achter het tijdperk van uitvergrote fanclub-anzichtkaarten. Al met al aanleiding om deze plaat tot beste Hollandse beat-elpee aller tijden uit te roepen”.
Born kon maar niet genoeg krijgen van ‘Revolution’. Hij liep van enthousiasme over toen hij het album in het bijzijn van enkele leden van de groep helemaal afgedraaid had. Toen hij dat gedaan had, schreef hij: “De revolutie is uitgewoed. Omdraaien en meteen weer opnieuw beginnen. Ook doen lui. Kopen die plaat. Wie deze elpee niet koopt, pleegt verraad aan het Nederlandse hitwezen”.
Q65, Revolution, september 1966
Opvallend is dat de beat-artiesten niet geprezen werden om hun muzikaliteit. Wim Bieler, de prominente zanger, kreeg zelfs heel wat kritiek te slikken.
Het begin van Q65 met Willem Bieler als zanger en organisator
Zonder dat ze het beseften stonden de leden van de Haagse groep op het hoogtepunt van hun carrière. En dat terwijl die nog maar kort daarvoor op gang gekomen was. De leden waren Wim Bieler (zang), Peter Vink (bas), Frank Nuyens en Joop Roelofs (gitaar), en Jay Baar (drums). In dit artikel wil ik het vooral over Wim Bieler hebben.
Aan Bram Pols vertelde Wim in 1991 over zijn jeugd. Hij had op de LTS gezeten en werkte als elektricien. “Ik woonde in de Morgenstond. Die wijk was eigenlijk niet klaar. In de Marathon ging ik dansen. Zo ben ik er ook bij betrokken geraakt. D’r waren daar een paar jongens die een band op wilden richten. En ik kon onwijs dansen. Als ik stond te swingen ging iedereen opzij om te kijken. Daarom werd ik gevraagd. Ik kon geen hout zingen. Ja, in de kerk had ik natuurlijk vroeger gezongen, maar verder niet. En ik had waanzinnig lang haar”.
Bieler kwam dus, naar eigen zeggen, niet in de band omdat hij zo goed kon zingen. Hij had volgens de oprichters wél het juiste imago. Dat was belangrijker.
Bieler was geen uitzondering in die tijd. Ton Krabbendam werd als gitarist bij de Amsterdamse Outsiders aangetrokken vanwege zijn uiterlijk en gedrag. Jerome Blanes: “Er hing altijd een zwerm fans rondom de Outsiders. De grootste fan, die altijd danste en over de grond rolde bij optredens, was Ton Krabbendam. Lange tijd was hij bevriend met de bandleden. Er werd afgesproken dat hij als vijfde bandlid werd aangetrokken”.
En wat te denken van George Kooymans van de Golden Earrings? Toen de artiest in 1972 met Thijs Wartenbergh terug keek naar het begin van zijn loopbaan, met name de hit-single ‘Please Go’, draaide George er niet omheen: “Dat klonk allemaal ontzettend vals. Maar wat wil je. Ik had daarvoor eigenlijk nooit gezongen”.
De leden van beatgroepen hoefden in die tijd dus niet over veel muzikaal talent te beschikken. Andere eigenschappen (‘imago’) waren minstens even belangrijk.
Aan René van Kaam vertelde Bieler in 1998: “Joop Roelofs is met Q65 begonnen. Hij is eind 1964, begin 1965 met het idee gekomen een band te vormen en hij heeft de naam Q65 [afgeleid van de Stones-songs ‘Susie Q’ en ‘Route 66’] bedacht. Hij kende Frank Nuyens van de Marathon, de rolschaatsbaan hier in Den Haag, en hij kende mij van gezicht, want ik kwam daar als bezoeker om te dansen op de muziek van de bandjes die er speelden. Roelofs vroeg Frank om met hem een bandje te vormen en ze vroegen mij als zanger erbij. Zo is de Q65 geboren”.
Toen Bieler eenmaal was toegetreden nam hij het initiatief over van Joop en Frank. Peter Vink beaamde het aan Van Kaam. “Ik kwam Jay Baar tegen. Hij woonde bij mij op de kade in Den Haag op een woonboot. Jay bleek een mooi drumstel te hebben. Met een paar jongens uit de buurt hebben we begin 1964 Leadbelly’s Ltd opgericht. Jay en ik gingen in die tijd vaak stappen. Op zondagmiddag gingen we altijd naar de Houtrustrotonde. Toen we daar een keer naar de Ricochets stonden te kijken, werden we aangesproken door Wim Bieler, wiens verschijning – lang haar, lange gozer – we al kenden.
‘Ben jij Peter Vink’, vroeg hij.
‘Ja’.
‘Speel jij bas?’
‘Ja’.
‘En jij bent Jan Baar en je drumt?’
‘Ja’.
‘Dan spelen jullie nu bij ons’.
Wim Bieler zorgde ervoor dat de Q65, binnen een week nadat hij zelf was aangenomen, in complete vorm tot stand kwam.
Blijft de vraag waarom Bieler juist dat tweetal benaderde. Een antwoord op deze vraag werd enigszins gegeven door Paul Busee die samen met Jay Baar actief was in Leadbelly’s Ltd. Paul vertelde aan DirkJan Vos over Willie Vink, een wilde meid, die zich op seksueel gebied nadrukkelijk manifesteerde in de Haagse scene. “De verhalen gingen dat ze zich had laten vastbinden door Indische jongens en zich door zwepen laten slaan”.
Vink had blijkbaar zowel contact met Jay Baar als met Wim Bieler. Die vertelde: “Alle chicks liggen met hun klapperende natte mutsen voor het podium. Ik ben net zo goed als Jagger”.
Busee: ‘Sterallures kreeg hij. Hij was alles’.
Jay en ik zeiden: ‘Wil, jij versiert Bieler’. Willie had ‘stuf’ en versierde Bieler. Willem werd rustiger en relaxed. Ze ging hem coachen. Ze ging hem rustig houden. Ze gaf hem af en toe een blow. En ze zorgde voor z’n seksuele trekjes. Voor Jay, Willie en ik stond de dope centraal. Willie zou Bieler richten naar onze ideeën. Willem zou al zijn rare fratsen worden afgeleerd. Als strenge meesteres. Bieler aanbad haar en liet zich heerlijk door haar in de watten leggen. ‘Stuf mama’ werd ze genoemd”.
Jay Baar had nóg een voordeel. Hij was de bezitter van een drumstel. Dat hoefde dus niet speciaal aangeschaft te worden. Peter Vink had een bas-versterker.
Q65 in 1965
De manager
Busee vertelde aan Vos ook over de manager van Leadbelly’s Ltd. “Dat was ene Van Rossum. Hij was een soort randfiguur – een in smoking gestoken en met een vlinderdas gehulde semi-oplichter die zijn geld verdiende op kermissen en met het organiseren van bingo’s. Hij wist niets van muziek en engageerde de band zo’n paar maal in de maand voor bruiloften en partijen”.
Kink liet deze man, die in werkelijkheid Peter van Rooyen heette, in 1967 aan het woord. Het artikel heette ‘De maker van de Q65’. In de inleiding legde Hans Born uit: “Er zijn nog steeds mensen die menen dat succesvolle beatgroepen op eigen kracht zo hoog gestegen zijn. Vergeet het maar. Beatgroepen worden ontdekt en door anderen naar de top gebracht.
Het grootste geschenk van Peter van Rooyen (45) aan de Nederlandse tiener is de Q65. Hij heeft zich zo in de rol van ‘maker’ ingeleefd dat je hem niet hoort zeggen: ‘De jongens wonden het publiek enorm op’ maar ‘Ik wond het publiek enorm op met de jongens’”.
Van Rooyen: “Ik was de eerste in Nederland die dansavonden voor tieners organiseerde. M’n vrouw stond achter de bar. Het is altijd mijn liefhebberij geweest om nieuwe bandjes te ontdekken. Jay Baar kwam bij me thuis. Hij had een bandje en vroeg heel beleefd of ze op mijn avonden mochten spelen. Ik liet ze spelen. Het was verschrikkelijk. Na een half uur was mijn zaal leeg. De jongens kwamen bijna huilend om raad vragen, heel zielig.
Ik zei tegen ze: ‘De drummer en de bassist kunnen wel wat worden als ze heel hard studeren maar de rest kan z’n spullen beter verpatsen’. Ze hebben m’n raad opgevolgd en na een tijdje kwamen ze terug met drie andere jongens, Nuyens, Roelofs en Bieler. Die konden er ook nog geen barst van, maar toch zag ik er wel wat in. ‘Ik wil jullie brengen’, zei ik, ‘maar dan moeten jullie onvoorwaardelijk doen wat ik zeg’.
Ik ben met ze aan de slag gegaan. Ik heb ze alles geleerd. Ik heb op de vloer liggen kronkelen om Wim Bieler vóór te doen hoe die het publiek moest plat krijgen. Ik stoomde de jongen helemaal klaar en toen ik ze lanceerde lag heel Den Haag plat. Dat was op 8 mei 1965 in de Houtrust. Ik bracht ze in het voorprogramma van de Highlanders. Kijk hier heb ik nog een toegangskaart. Met kleine lettertjes staat er nog op: ‘Tevens lancering van de nieuwe Haagse beatgroep Q65’.
De derde keer werd de zaal afgebroken. D’r was geen houden meer aan. Ze wilden de jongens gewoon uitkleden. Geen wonder want Wim Bieler lag precies zo te kronkelen als ik hem had voorgedaan. Ik had m’n hele toneelervaring d’r in gelegd. Maar denk erom dat ik in Wim goed materiaal had. Het kan niet van één kant komen. Wim heeft feeling voor het publiek, denk daar goed aan”.
Peter van Rooyen
Peter van Rooyen exit
Peter van Rooyen was in 1967 geen manager meer van Q65. “De breuk kwam door Joop Roelofs [die de naam van de groep had laten registreren]. Ik had de jongens behoedzaam naar de top gebracht. Maanden lang had ik voor ze gekakeld. Ik ben steeds met ze mee geweest en ben ze blijven corrigeren. Dat kun je alleen doen als de sfeer goed is en niet als iemand die er het minst van kan [Roelofs] een grote bek heeft en altijd te laat komt.
Joop Roelofs loopt nu te vertellen dat ik een onbetrouwbare manager was, dat ik teveel geld achter hield en dat ik het op een akkoordje gooide met de zaalhouders. Zo zie je maar weer dat de jongens met de minste kwaliteiten de grootste bekken hebben. Want toevallig heeft nog nooit iemand die jongen fatsoenlijk gitaar leren spelen”.
Aan Hans Born van Kink vertelde de ex-manager: “Ik heb gezegd, jongens de mazzel. Zoek maar een ander, maar vergeet niet dat je [formeel] bij mij onder contract staat”.
Van Rooyen, verbitterd: “Nu doet Japie Pas het. Hij strijkt z’n centen op en laat de jongens verder aan hun lot over. Het lijkt een verlegen klein ventje, maar het is de grootste boef die er rondloopt. De vader van zanger Wim Bieler is helemaal niet blij met Japie Pas. Een groep heeft ook niks aan zo’n geldopstrijker”.
In Hitweek werd Pas eveneens negatief afgeschilderd. “Hij doet rare dingen. Pas zegt toe met de Kjoe ergens te komen spelen. Hij krijgt de kontrakten opgestuurd en retourneert ze, niet getekend, drie dagen voor de afspraak met het bericht dat de Kjoe ‘geen zin had’. Dit soort berichten zijn schadelijk voor de Kjoe”.
Aan Peter Sijnke vertelde Roelofs in 2006: “Ik was altijd degene die de managers aannam en ontsloeg [!]. In eerste instantie interesseerde geld ons niet zo veel. We hadden niet het idee van ‘nou gaan we rijk worden’. We wilden beroemd worden”.
In een boek over Q65 ging de gitarist even in op Van Rooyen: “Hij had een tic, kon niet zonder z’n vrouw. Dat mens moest iedere keer mee naar optredens. Ze had van dat hoge, opgestoken haar. Zaten we elke week met zo’n suikerspin voor ons in de bus, want ze moest ook altijd voorin zitten. Als we dronken waren gingen we op dat haar zitten meppen van ‘Kan ’t effe wat lager?’
Op een gegeven moment hebben we tegen ’m gezegd: ‘Die suikerspin mag niet meer mee!’
Nou, toen vond ie ons niet mee zo leuk.
‘Misschien moest ie zelf dan ook maar niet meer meegaan’ was onze reactie.
Goed dat was dus ’t einde van die manager”.
Q65 wisselde blijkbaar regelmatig van manager. In het boek Nederpophelden noemde Roelofs alleen Wout van Soest, van wie hij eveneens geen hoge dunk had. In elk geval miste de groep een op de voorgrond tredende zakenman, zoals Cees van Leeuwen (Motions, Shocking Blue), Jaap Senf en Freddy Haayen (Golden Earrings), Wim Bosman (Sandy Coast, later ook Earth & Fire), Theo Cuppens (Tee Set) en John van Setten (Outsiders).
Contract bij Phonogram dankzij Peter Koelewijn
Q65 stond niet bekend om zijn muzikale kwaliteit – wel om de uitstraling, de wilde optredens. Joop Roelofs definieerde het eens als: “Het ging er niet om wat we konden, maar wat we durfden”.
Willem Bieler liet zich vooral inspireren door Mick Jagger van de Rolling Stones. Bassist Peter Vink in 1966: “Willem is helemaal gek van Mick Jagger. Z’n stem en z’n persoonlijkheid, alles aan Mick vindt-ie het einde. Hij praat de hele dag over ’m. En hij doet hem na. Niet op het toneel, maar gewoon met de gekste dingen. Hij ziet bijvoorbeeld een foto waarop Mick Jagger z’n tas op een gekke manier voor zich uitdraagt en dan draagt Willem ook zo’n tas zo voor zich uit”.
Er werd flink geoefend. Bieler: “De eerste repetitie was onder een tandartsenpraktijk. We speelden over oude buizenradio’s en ik had twee hele kleine zangzuiltjes. Later gingen we bij Jay op z’n woonboot oefenen”.
Peter Vink: “De Kjoe is het schoolvoorbeeld van hoe een bandje kan ontstaan met mensen die niet of nauwelijks konden spelen”.
Wim Bieler: “Het was eigenlijk een heel raar zooitje bij elkaar. Maar op de een of andere manier klopte het”.
Het was Herman Batelaan, de Haagse manager van Johnny Lion en de Jumping Jewels, die Q65 bij Peter Koelewijn onder de aandacht bracht.
Peter was zelf een popidool geweest. Als leider van Peter en zijn Rockets had hij hits gehad met ‘Kom van dat dak af’ (1960), ‘Laat me los’ (1960), ‘Marijke’ (1960) en ’24.000 kussen’ (1961). In het nieuwe beat-tijdperk probeerde Koelewijn zich te handhaven. Zo maakte hij een Nederlandstalige cover van de Beatles-hit ‘I want to hold your hand’: ‘Geloof maar dat ik ren’. Op YouTube is een filmpje te zien met ‘Ren naar hem’. Peter met kort haar maar muziek die sterk aan de Beatles deed denken.
Koelewijn werd employee van Altona. Het was zijn taak om auteursrechten voor de Amsterdamse muziekuitgeverij binnen te halen. Daar was hij uiterst voortvarend in. Overal waar zich een beatgroep met mogelijkheden manifesteerde, stond de Eindhovenaar weldra op de stoep. Dat deed hij bijvoorbeeld bij de Tee Set in Delft. Kortgeleden bevestigde bassist Polle Eduard mij [HK] nog eens hoe goed Peter dat deed met een zelf-geschreven Engelstalige song.
You’re the victor (Altona)
Hetzelfde gebeurde bij Q65. Peter Vink: “Er kwamen steeds meer mensen, zelfs naar de repetities. Bij een optreden in ’t Wapen van Soest kwam Peter Koelewijn kijken. We vonden hem een ruige gozer”.
Peter was Herman Batelaan waarschijnlijk erkentelijk. Uit eigen hand constateerde hij dat de groep mogelijkheden had en wist bij Phonogram (Altona was aan Philips verbonden) een paar uur studio te boeken voor het maken van een demo. Diverse platenmaatschappijen lieten beatgroepen eerst een auditie (met een demo) maken alvorens in alle rust definitief te besluiten al dan niet met zo’n formatie in zee te gaan.
Jan Audier
Het was deze keer niet alleen een auditie voor de groep, maar ook voor de nieuwe, jonge geluidstechnicus Jan Audier, vertelde deze later in een televisie-interview. Audier liet de Hagenaars lekker hun gang gaan – de meters stonden helemaal in het rood.
Het was van alle kanten wennen. De ‘wilde’ jongens hadden op die zondag hun nette kleren aangetrokken. Daar aangekomen moesten ze wachten omdat Corry Brokken nog aan het zingen was. Tenslotte mochten zij zich laten horen.
De opgenomen songs ‘You’re the victor’ en ‘And your kind’ werden uiteraard copyrights van Altona. Ze waren geschreven door Nuijens, Bieler en Baar.
Aan René van Kaam gaf de zanger zijn rol aan in de komposities: “Mijn aandeel was de melodielijn. Frank Nuijens had een idee, een gitaarschema, en dat liet hij mij horen. Ik maakte daar dan een melodie op want dat kon hij niet. En dan gingen we naar Jay Baar en lieten hem de tape horen of – in de begintijd toen we nog geen tape hadden – speelden we het hem voor. Jay schreef daar vervolgens een tekst op. Soms deed Joop ook mee met het maken van de muziek en een enkele keer ook Peter Vink”.
Bij Phonogram reageerde men zo positief op de auditie-opname dat besloten werd de demo meteen als single op de markt te brengen.
Wim Bieler wist niet wat hem overkwam, vertelde hij op tv. “Ik werkte in een grote fabriekshal. Ik was daar aan het werk. De radio stond aan. En ineens hoorde ik ‘You’re the victor’. Ik schrok natuurlijk. We hadden die opnames gemaakt, maar wisten niet dat er een plaat van gemaakt was. Zoiets hadden ze wel gezegd, maar wij dachten: dat zal wel. Maar toen was het ook gebeurd daar en gingen ze die ook daadwerkelijk draaien”.
Er was meteen reactie, zeker in Den Haag. Volgens Peter Vink kwamen de teenagers nog dezelfde week in groten getale naar de winkels om zich ‘You’re the victor’ aan te schaffen. Het nummer dat als auditie-band gemaakt was, verscheen op 5 maart 1966, vijftig jaar geleden dus, voor het eerst in de top 40, stond dertien weken geklasseerd en bereikte een elfde plaats.
1966, het jaar van de Q65
Bij Phonogram waren ze natuurlijk blij met het succes van ‘You’re the victor’. Peter Koelewijn had zich nu niet als rock & roll-zanger maar tevens als talent-scout bewezen. Ook voor de uitgeverij had hij goed werk gedaan. Voor Altona, zijn werkgever, haalde hij de rechten binnen van een aantal andere Q65-songs: ‘The life I live’, ‘I got nightmares’, ‘World of Birds’, ‘I despise you’, ‘Ann’ en ‘Where’s the key’.
Copyrights Altona (op inlay van cd) - Impala: uitgeverij van Willem van Kooten
Op het programma-bureau van Phonogram ging men door met technicus Jan Audier en nu met Hans van Hemert als producer. Peter Koelewijn vervolgde zijn carrière bij Altona gewoon met het schrijven van liedjes voor nieuw talent. Hij schreef bijvoorbeeld ‘Ik ben gelukkig zonder jou’ voor Connie Vandenbos en in 1967 ‘Beestjes’ voor Ronnie (Schutte) en de Ronnies. Voor de muziekuitgeverij functioneerde hij naar behoren. Zo goed dat hem in 1968 gevraagd werd toe te treden tot Red Bullet in Hilversum.
Onder de hoede van Hans van Hemert, Jan Audier, Anton Witkamp, Cees Wessels en andere medewerkers van Phonogram werd beatgroep Q65 intussen met prioriteit aangepakt. Er kwam een tweede, echte single, ‘The life I live’ en het boven besproken album ‘Revolution’.
De platenmaatschappij organiseerde een stunt door Q65 vanuit Londen met een rubberboot naar de pier in Scheveningen te laten varen, waar de artiesten door een grote menigte opgewacht werden. De groep kon niet helemaal profiteren van die ‘happening’. Na een kort optreden moest men snel weer weg omdat ze zich voor een paar honderd gulden elders in het land die zelfde dag hadden laten boeken. Bieler in 1998: “Kommercieel was de stunt een schot in de roos. Door de vele publiciteit die we erdoor kregen waren we in één klap bij iedereen bekend. Bijna iedere krant in Nederland heeft er wel een stukje over geschreven”.
Q65 op de Pier in Scheveningen, terug uit Engeland in 1966
‘The life I live’ (zoals gezegd, uitgegeven door Altona) kwam zes plaatsen hoger in de top 40 dan ‘You’re the victor’: op 5. Van het album ‘Revolution’ (de ‘beste Hollandse beat-elpee aller tijden’), dat enkele maanden later verscheen, zouden 30.000 exemplaren verkocht zijn. Vergeet echter niet dat het album voor nog geen tientje in de winkels te koop was. Voor nieuwe langspeelplaten van de Beatles, Rolling Stones, Pretty Things (waarmee Q65 in die tijd regelmatig vergeleken werd) en de Kinks moest je het dubbele neertellen – en dat telde.
Over het hoogtepunt heen (1967)
In 1966 had Q65 zo ongeveer alles bereikt wat een beatgroep bereiken kon: grote hits en een album dat geweldig geprezen en verkocht werd. De groep had echter geen manager als Brian Epstein die, hoe onervaren ook, probeerde vooruit te denken, de problemen oploste en het zaakje bij elkaar hield. Door het grote succes was het voor de jongens niet eenvoudig om met beide benen op de grond te blijven staan.
Geleidelijk aan ging het minder, althans met de plaatverkoop. De opvolger van ‘The life I live’, ‘I despise you’ (met ‘Ann’ op de b-kant) kwam met moeite in de top 20. Alleen ‘World of birds’ wist de top tien nog te bereiken. Volgende singles haalden zelfs de top 40 niet meer. Een nieuw album, de opvolger van ‘Revolution’, kwam er niet.
Terecht schreef René van Kaam: “In de loop van 1967 ging het wat minder en tegen het einde van dat jaar viel Q65 uiteen.
Wim Bieler: “Ik moest in dienst. Kijk je kon de homofiel uithangen, wat wel gedaan werd, maar daar had ik helemaal geen zin in. Eigenlijk had ik al een jaar eerder, in januari 1967, in dienst gemoeten. Maar dankzij onze bekendheid en met behulp van contracten, waarmee ik kon aantonen dat de band veel werk had en dat als ik dienst moest ook vier andere jongens brodeloos zouden worden, heb ik een jaar uitstel gekregen.
Natuurlijk hoopten we, en ik vooral, dat van uitstel afstel zou komen. Maar dat was niet zo. In januari 1968 moest ik echt in dienst. Ik moest zand happen”. Mannelijke popartiesten waren dus in het nadeel ten opzichte van de vrouwen. Anneke Grönloh, Bojoura, Martine Bijl, Mariska Veres en Jerney Kaagman hadden dat soort ‘problemen’ niet.
In de pers verschenen ook andere verhalen. Bieler: “De shit van de voorgaande jaren kwam naar boven en we gingen elkaar de waarheid vertellen. Bepaalde mensen bleken ineens niet zo goed meer met elkaar op te kunnen schieten. Peter Vink, bijvoorbeeld, had meer composities willen schrijven of zoiets – enzovoorts”.
Hoe verder?
Q65 zonder Wim Bieler was geen Q65, bleek. De groep veranderde regelmatig van samenstelling, soms van naam. Succesvolle singles of albums kwamen er niet meer. Nieuwe groepen namen de positie van Q65 over. De terugkeer van Wim Bieler zette geen echte zoden (meer) aan de dijk. Af en toe was er een ‘reünie’, zoals tijdens de Haagse Beatnach (1980) – dat wel. Vooral ‘Ann’ kreeg erkenning.
In 1974 was ik [HK] nog betrokken bij ‘Lady of love’. Dat was min of meer een solo-single, maar werd uitgebracht onder de naam ‘Wim Bieler & Dambuster’. Bieler had de song samen met Frank Nuyens en Boudewijn de Groot geschreven. Een goeie plaat, vond ik. In Hilversum was er voor het voormalige idool echter niet de minste belangstelling meer.
Roelofs, Bieler, Nuyens 1997
In het najaar van 2000 liet Peter Vink in Aloha optekenen: “Bieler is in principe een aardige jongen. Ik heb jaren met hem gewerkt toen hij nog een junk was. Junks zijn onbereikbaar. Ik heb zelf ook van alles gebruikt, daar niet van, maar zó ben ik nooit geweest. Hij ging regelmatig door het lint. Niet gek dat hij twee hartaanvallen heeft gehad”.
Wim Bieler: “Ik heb een hartaanval en een hartstilstand gehad. En iedere keer had ik het geluk dat ik snel werd geholpen. Ik heb tijden gehad dat ik enorm bang was om dood te gaan. Maar dat is inmiddels voorbij. Daarom sta ik met een gerust hart op een podium. Met angst kun je niet leven.
Het geeft me nog steeds een kick als ik met een goed bandje op een podium sta, hoewel ik er natuurlijk niet meer van kan leven. Daarom werk ik halve dagen als schoonmaker in een theater [Appel, Scheveningen]. Ik ben er trots op dat twee van mijn zoons in de band Attitude M.F. spelen – Mike op gitaar en Jim als zanger. Verdomd goede muzikanten al zegt vader het zelf”.
Cor Gout was zo ongeveer de laatste popjournalist die Bieler meemaakte: “Hij kreeg op 21 november 2000 een hartaanval in de praktijkkamer van zijn huisarts. Op de donderdag voor die fatale dinsdag had ik hem nog zien fietsen. Hij was met een nonchalante zwier de [Haagse] Loosduinseweg overgestoken en linksaf de Monsterse Straat ingereden. Ik had erover gedacht hem aan te roepen om te vragen hoe het met hem ging, of hij nog gelukkig was, hoe het met hem ging en zijn plakboeken, maar iets had me daarvan weerhouden”.
Nog vóór het pagina’s-lange artikel over Q65 verscheen in Aloha, was Wim Bieler, de zanger van Q65, niet meer onder ons.
Harry Knipschild
26 april 2016
* 13 juni 2024. Menno Pot schrijft in de Volkskrant, dat Q65 helemaal niet in Engeland geweest is. "Even uit de Scheveningse kust stapten ze in het bootje".
Clips
Literatuur
‘Q65. Eerste elpee is erg goed’, Hitweek, 26 augustus 1966
Hans Born, ‘Grandioze Kjoe-elpee’, Kink, 1 oktober 1966
Peter Koelewijn in Hitweek, 30 december 1966
Hans Born, ‘De maker van de Q65’, Kink, 8 april 1967
‘Jaap Pas doet rare dingen’, Hitweek, 10 november 1967
‘Boetes voor beatgroepen. Impresario’s treden op tegen ‘stuff’-gebruik’, Leeuwarder Courant, 25 januari 1968
Thijs Wartenbergh, ‘Een Earring op de solo toer! George Kooymans’, Muziek Parade
‘Q65, The life I live (1966)’, Nieuwe Revue, nummer 43, 1988
Bram Pols, ‘Juni 1966 – Wim Bieler (Q65): Dan denk je toch: shit, dat is iets geweest’, NRC, 28 juni 1991
Jerome Blanes¸ Outsiders door Insiders. De Amsterdamse legende in woord en beeld, 1997
René van Kaam. ‘Q65 – het overzicht’, Platenblad, februari 1998
René van Kaam, ‘Peter Vink en zijn haat-liefdeverhouding met Q65’. Platenblad, februari 1998
René van Kaam, ‘Wim Bieler: als ik stil bleef staan op het podium was het optreden ook klote’, Platenblad, februari 1998
Roberto Palombit, ‘Q65, een raar zooitje’, Aloha, november 2000
Cor Gout, ‘Dagboekaantekening, 7 januari 2001’, Platenblad, maart 2002
‘Het verhaal van Paul Busee over Jay Baar’, DirkJan Vos, 26 juni 2005
Peter Sijnke, Nederpophelden. Pioniers van de popmuziek in Nederland 1960-1970, Zaltbommel 2006
Pim Scheelings, Q65. De ultieme biografie, 2009
- Raadplegingen: 20891