Skip to main content

207 - ‘Rock Around The Clock’ De Marseillaise van de popmuziek?

 


In 2007 begon ik met het schrijven van een eerste boek over de geschiedenis van de popmuziek. Het zou later bij uitgeverij Conserve verschijnen onder de titel Money Money Money?. Het verhaal over ‘Rock around the clock’, is een van de eerste hoofdstukken, een van de eerste teksten die ik als historicus over popmuziek schreef. Vooral de biografie van John Swenson was mijn leidraad.

 

 

‘Rock Around The Clock’

De Marseillaise van de popmuziek?

 


“Ik kwam in de muziekbusiness toen alles in verwarring was. Het tijdperk van de big bands was vervaagd. De dagen van solo-vocalisten als Perry Como waren voorbij. Het enige dat in muzikaal opzicht gebeurde was progressieve jazz. Dat is mooie muziek, maar het publiek wilde er niet aan. De mensen waren in voor iets nieuws. Ik kwam met iets eenvoudigs, down-to-earth, met eenvoudige teksten waar de mensen iets mee konden”.
   Het waren de woorden van Bill Haley, die op 6 juli 1925 geboren was in Highland Park, Michigan en in februari 1981 overleed in Harlingen, in de staat Texas.

 

Een gitaar van karton en een lok

 


Als jongetje had Haley niets met zwart entertainment. Tijdens de depressie van de jaren 1930 verhuisde het gezin van Detroit naar het oosten. In Chester bij Philadelphia, Pennsylvania, had zijn vader een machine die sigaretten maakte en hij boerde er goed mee. Hij was zelfs in staat een fiets voor zijn zoon te kopen. Vader William Haley speelde banjo, moeder Maude, die in haar jonge jaren vanuit Engeland geïmmigreerd was wist op het klavier voortreffelijk klassieke muziek te vertolken. Muziek ontbrak zelden in huis.
   Bill luisterde bovendien regelmatig naar de wekelijkse radio-uitzending van country & western-zanger Gene Autry, die beroemd werd met liedjes als ‘Rudolph the red nosed reindeer’ en ‘Frosty the snow man’. Toen zijn ouders zagen dat hij een gitaar van karton gemaakt had kochten ze een echte voor hem en hij ging erbij zingen. Bill Haley kreeg enige tijd bekendheid als zanger van jodel-liedjes. Als hij daarmee was doorgegaan zou hij misschien wel de Amerikaanse tegenhanger van Olga Lowina geworden zijn.
   De jeugdige zanger had een lichamelijke handicap die hem zijn leven lang parten speelde. Hij was aan één oog blind. Haley wilde er nooit voor uitkomen, het gaf hem een soort onzekerheid en verlegenheid. Om het te maskeren kamde hij zijn haar in een speciale lok, die later – bij toeval – zijn handelsmerk werd. Op de markt van Chester zong hij – in het begin tegen wil en dank, als gevolg van zijn gène – liedjes met eigen gitaarbegeleiding. Zijn gage van één dollar werd al snel verhoogd naar vijf dollar.
   Omdat er in Chester en omgeving na de oorlog niet veel werk was maakte Haley van de muziek maar zijn beroep. Onder bescherming van de regionale beroemdheid Cousin Lee trad hij op in amusementsparken op het platteland in Pennsylvania, New Jersey en Delaware. Met liedjes als ‘Candy kisses’ en ‘Has anybody seen my gal’ wist hij zich redelijk in leven te houden.

 

Inspiratie van Hank Williams

 


Zoals de negers hun eigen amusement hadden, was country & western de muziek die geliefd was bij de blanken van het Amerikaanse platteland. Gene Autry, zanger en ondernemer, was jarenlang een grote ster. Zijn opname ‘That silver haired daddy of mine’ (1939) verkocht volgens Joseph Murrells meer dan vijf miljoen exemplaren. Autry zong in de traditie van Jimmie Rodgers, die met zijn ‘blue yodels’ een grote ster was in de jaren twintig en dertig. Rodgers overleed, 35 jaar oud, op 24 mei 1933 aan tuberculose. Op zijn doodsbed zette hij nog twaalf liedjes op de band, die hem weliswaar grote faam als country-zanger en jodelaar bezorgden, maar die duidelijk door de blues geïnspireerd waren.
   “Ik wilde Amerika’s kampioen-jodeler worden”, vertelde Bill Haley later aan Arnold Shaw. “Ik jodelde en ik speelde gitaar. Hank Williams nodigde me in zijn kleedkamer uit en begon een gesprek. We werden goede vrienden. Hank leerde me accoorden en was een bron van inspiratie. Hij was een uitstekende blues-zanger en hij stimuleerde mijn belangstelling in rhythm & blues-muziek, race-muziek zoals het toen genoemd werd. Ik reisde overal rond en belandde in New Orleans, een stad waar Hank Williams me veel over verteld had. Daar luisterde ik naar dixieland en boogie woogie”.

 

 

 


Voorlopig had Haley vooral succes met zijn jodel- en country & western-liedjes. Hij was lid van country-bands als de Downhomers en de Saddlemen, de mannen van het zadel. In 1948 maakte hij zijn eerste plaatjes voor een platenmaatschappij die, heel toepasselijk, Cowboy Records heette. Het liedje ‘Yodel Your Blues Away’ dat hij samen met de muzikale zakenman Jack Howard schreef en in de studio vastlegde, werd niet geschikt bevonden voor de verkoop en verdween in het archief.

  

Van C&W en jodelen naar rhythm and blues

 


“Ik nam het besluit om te stoppen in de showbusiness. Ik had vier of vijf jaar door het land getrokken. De platen die ik gemaakt had, hadden de wereld niet in vlam gezet. Ik ging terug naar Chester, naar mijn vader en moeder. Gelukkig voor mij was ene Lew Pollard juist een radiostation begonnen. Op aandringen van mijn vader solliciteerde ik bij hem en werd er manusje van alles. Ik beheerde de grammofoonplaten, ik kondigde de sportuitzendingen aan en elke dag trad ik er een paar uur op.
   Eén van de dagelijkse programma’s heette ‘Judge Rhythm’s Court’, een programma met grammofoonplaten, een uur per dag, gepresenteerd door Jim Reeves, niet de country & western zanger. Hij draaide rhythm & blues-muziek terwijl ik klaar stond om op te treden.
   Ineens kwam ik op het idee: waarom zou een country & western zanger geen rhythm & blues-muziek zingen? In die dagen was dat ongehoord. Ik zag er echter niets verkeerds in. Ik hield ervan rhythm & blues te zingen en ik deed het gewoon. Mijn collega had als herkenningsmelodie de R&B-song ‘We’re gonna rock this joint tonight’ en dat ging ik voor de radio-microfoon zingen.
   Een man van platenmaatschappij Essex in Philadelphia, Dave Miller, hoorde mij en kwam me opzoeken. Zijn zuster, zijn moeder en hij zelf vonden dat ik iets bijzonders deed. De combinatie van rhythm & blues-liedjes met country & western-zang was ‘anders’. Ik besloot een paar platen te maken. Het eerste nummer dat we opnamen was ‘Rocket 88’, een rhythm & blues-hit en die verkocht heel goed”. Dat was in 1951. Bill Haley was 26 jaar oud.
   “We gingen verder met onze muziek. Een jaar na ‘Rocket 88’ namen we twee nieuwe nummers op. Het ene was ‘Rock this joint’ en het andere ‘Icy Heart’, een country-nummer. Kort daarna belde Dave Miller me op. We hadden een hit, een échte hit. De platenmaatschappij wilde dat ik mijn plaat overal in het land zou gaan promoten. Dat deed ik. Samen met Jack Howard ging ik op stap. We bezochten Bill Randle in Cleveland, Robin Seymour in Detroit maar vooral country-diskjockeys. Toen ik in Nashville kwam kreeg ik een aanbod om op te treden in de Grand Ole Opry, het beroemde country-programma waar ik als kind al naar luisterde. Ik belde Hank Williams op in zijn huis. Hij zei me hoe trots hij was dat ik door de Grand Ole Opry geaccepteerd was. Dat moet in oktober 1953 geweest zijn. Het was de laatste keer dat ik hem gesproken heb, want hij stierf kort daarna”.

 


Hank Williams

 

 


Haley dacht dat hij het gemaakt had met ‘Icy Heart’, een liedje dat voortborduurde op de grote Hank Williams hit ‘Cold Cold Heart’. “Maar toen kreeg ik onderweg een telefoontje van Dave Miller die me vertelde dat de platenkopers niet om ‘Icy Heart’ naar de winkel kwamen, maar om de andere kant, ‘Rock This Joint’. We verkochten 400.000 exemplaren. In die dagen was dat een geweldig aantal”.
   De zanger van het rock-nummer had kortgeleden nog opgetreden als ‘Yodelling Bill Haley’. Dat ging niet meer. “Ik moest mijn cowboylaarzen uittrekken en mijn bakkebaarden afscheren”. Ook de cowboy-hoed moest weg en Haley werd duidelijk gemaakt dat hij geen witte sokken meer mocht dragen onder zijn nieuwe kleding.
   Bix Reichner, een andere collega van Haley bij het radiostation, bedacht een nieuwe naam voor de groep. Die kon toch niet meer optreden als de Saddlemen. “Met een naam als Haley”, zei hij, “moet je je groep de Comets noemen”. De kometen. De naam Bill Haley and his Comets was geboren, misschien wel een beetje tegen wil en dank.

 

Een carrière in de rock & roll

 


In een advertentie van Essex Records werd de groep nog even aangeduid als ‘The most versatile band in the land’ en ‘The cowboy jive band’. “They’re rockin’ the show world with a modern cowboy swing and jive. Their records are being played on jukeboxes from coast to coast”.
   Het grote succes lag voor Haley nu om de hoek. In 1953 kocht hij zijn eerste Cadillac. Met het nummer ‘Crazy Man Crazy’ kwam hij op 16 mei van dat jaar voor het eerst de hitlijsten van Billboard binnen en haalde een 15de plaats. Helemaal vanzelf was het in het begin niet gegaan. Volgens allerlei getuigen betaalde platenbaas Miller geld aan de diskjockeys. Platenhandelaren had hij zijn bestsellers alleen geleverd als ze voldoende exemplaren van ‘Crazy Man Crazy’ bij hem bestelden.
   Aan Haley viel nu, dachten anderen, geld te verdienen, of wat dan ook. Een jonge blondine, ‘Cuppy’, zoals ze genoemd werd, was naar diverse optredens van Bill Haley geweest. Zo kwam er een einde aan het huwelijk van de zanger. Na de scheiding van zijn eerste vrouw trouwden de twee, de artiest en de ‘groupie’, meteen. Binnen een jaar werd dochter Joanie geboren.

 


Uitgever en zakenman Jim Myers (1919-2001), alias Jimmy DeKnight, wist Haley eveneens voor zich te winnen. Max Freedman, 63 jaar oud, en hij hadden het liedje ‘Rock around the Clock’ geschreven. Myers deed er alles aan dat de zanger van ‘Crazy Man Crazy’ en ‘Rock this Joint’ zijn nummer op de plaat zou zetten. Dave Miller van Essex Records weigerde echter. Miller en Myers mochten elkaar niet. Maar Miller kon niet voor nieuwe hits zorgen. En het contract van Haley met Essex liep ten einde.
   Haley zei het later zo: “Jimmy Myers bracht ons in contact met Decca. Natuurlijk waren diverse grote platenmaatschappijen, Mitch Miller van Columbia en Steve Sholes van RCA Victor, in me geïnteresseerd. Ik had een voorkeur voor Decca omdat [country zanger] Red Foley een van hun artiesten was. Ik ging Milt Gabler van Decca opzoeken in New York”.

 

Decca Records

 


Milt Gabler was niet de eerste de beste. Hij had opnamen gemaakt met Billie Holiday, de Ink Spots, Louis Armstrong en Ella Fitzgerald. Zijn grootste succes van de laatste tijd was Louis Jordan. Met hem had hij ‘zwarte’ megahits als ‘Caldonia’ en ‘Choo choo ch’boogie’ opgenomen. Het toeval wilde dat Louis Jordan Decca zojuist verlaten had.
   “Myers bracht Bill Haley bij me binnen”, zei Gabler later. “Iemand had hem verteld dat ik de aangewezen producer voor hem was. Hij liet me een paar plaatjes van Essex horen en zei dat ik niet op die stoel zou zitten als ik niet minstens even goede opnamen zou maken”.
   Ter plekke sloot hij namens Decca een contract met Bill Haley. Op 12 april 1954 werden de eerste opnamen van Bill Haley met Milt Gabler in de Pythian Temple studio in New York gemaakt. Voor Milt Gabler was de a-kant van de sessie het nummer ‘Thirteen Women’, dat hij gearrangeerd had alsof het een song van Louis Jordan was. “All the tricks I used with Louis Jordan, I used with Bill Haley”, daar draaide het bij Gabler om bij alle opnamen van de blanke artiest, die toen bijna 29 jaar oud was.

 


Milt Gabler, Bill Haley

 

 


Gabler ontkwam er tijdens deze sessie niet aan ook het nummer van uitgever Myers op de band te zetten. ‘Rock around the Clock’, altijd goed voor de b-kant heeft hij naar alle waarschijnlijkheid gedacht.
   Myers staat niet bekend om zijn betrouwbaarheid, maar het is interessant te horen hoe hij de opname ervaren heeft. “Ik zat op een stoel, leunde tegen de muur en rookte een van mijn sigaren. Milt Gabler zat naast me, leunde ook tegen de muur en rookte een van mijn sigaren. De twee technici hadden grijze haren. Ze zagen eruit alsof ze nog voor Edison gewerkt hadden, zo oud waren ze. Ik werd zo opgewonden dat ik tegen de technici riep: harder, de meters verder! Ze draaiden vol afschuw hun hoofd om. Dat hadden ze nog nooit meegemaakt. Milt speelde met zijn sigaar. Het kon hem niet schelen. Het was toch maar de b-kant. ‘Rock around the Clock’ was voor hem de hit niet, het ging hem om ‘Thirteen Women’. Ik vroeg de technici het rood in te gaan. Bij die gelegenheid gebeurde dat voor het eerst in de studio van Decca. Ze haalden hun schouders op en deden wat hun gevraagd werd. Bewust werkten ze mee aan de vervorming van het geluid”.
   Niet alle leden van The Comets speelden overigens mee op ‘Rock around the Clock’. Gabler stond erop sessie-muzikant Billy Guesack op drums te gebruiken. Haley had op ‘Rock this Joint’ Danny Cedrone gitaar laten spelen. Hij had Cedrone ook voor de eerste Decca-sessie mee naar New York genomen en hem opgedragen de succesvolle solo van ‘Rock this Joint’ zo nauwkeurig mogelijk in ‘Rock around the Clock’ te herhalen. Dat deed hij. Het was zijn laatste bijdrage aan het oeuvre van Haley. Op 17 juni viel hij van een trap, brak zijn nek en was op slag dood.

 


Danny Cedrone

 

 


De eerste Bill Haley-sessie voor Decca leverde niet onmiddellijk een hit op, hoewel er wel enkele tienduizenden exemplaren verkocht werden. Decca zag hierin aanleiding het contract met de voormalige jodelaar en country-zanger te verlengen en besloot meer materiaal op de plaat te zetten. Jesse Stone, 52 jaar oud en werkzaam bij Atlantic Records, had voor blueszanger Joe Turner onder het pseudoniem Charles Calhoun het nummer ‘Shake Rattle and Roll’ geschreven. Haley stelde Gabler voor om het op een Louis Jordan-achtige manier op te nemen.
   Daar had Gabler wel oren naar. Niet alleen was de blanke versie een stuk sneller dan die van Turner, ook de tekst werd aangepast. “Ik wilde niet dat de plaat op de radio geweerd werd. Een heleboel zwarte platen werden op belangrijkse stations vanwege de tekst niet uitgezonden. Dat moesten we goed in de gaten houden”, verklaarde Gabler. Als producer van Louis Jordan en de Ink Spots wist hij maar al te goed waar hij het over had.
   Nederlandse academici hebben deze aanpak vanuit hun gerieflijke leunstoel, van overheidswege betaald, achteraf nadrukkelijk veroordeeld. Hans Righart bijvoorbeeld schreef in 1995 over de ‘brave, seksloze bewerking van Haley’. Hij had gemakkelijk praten, vind ik. Decca Records had in Bill Haley geïnvesteerd en rook het grote succes. En dank zij de aanpak van Gabler lukte het. ‘Shake, Rattle and Roll’ van Bill Haley haalde in 1954 de zevende plaats van de Amerikaanse (blanke) hitparade.

  

‘Rock around the Clock’, voor de tweede keer

 

 

 


Jim Myers en Bill Haley

 

 


Uitgever Jim Myers rook nieuwe kansen voor zijn liedje ‘Rock around the Clock’. Hij zette door. “Ik stuurde 200 exemplaren van het nummer naar Hollywood. Eén van de plaatjes belandde bij de producer van ‘Blackboard Jungle’ en die liet het bij de opening van de film horen. Met alle gevolgen vandien. ‘Blackboard Jungle’ was de eerste film die rock & roll-muziek als thema gebruikte”.
   Decca bracht de oorspronkelijke plaat opnieuw uit, maar nu met ‘Rock around the Clock’ op de a-kant. In het late voorjaar haalde Bill Haley zowaar de nummer één-klassering op de Amerikaanse hitlijsten. In het jaar dat zijn vader, zijn moeder en zijn zus overleden en zijn vrouw een dood kind baarde, werd de dertiger Bill Haley het boegbeeld van de rock & roll, niet alleen in Amerika, maar in de hele westerse wereld. ‘Blackboard Jungle’ werd al snel gevolgd door de films ‘Rock around the Clock’ en ‘Don’t Knock the Rock’.

 


Een nieuwe generatie was geboren, ook in Nederland, al was dat niet tot ieders genoegen. Skip Voogd formuleerde het in september 1955 als volgt: “Ook in ons land is de rhythm & blues-muziek al populair. Annie Plevier bracht de première voor Nederland met de Skymasters van ‘Rock around the Clock’, een van de beruchte songs uit het R and B-idioom. De grammofoonplaten van Bill Haley and his Comets vinden een gretig onthaal”.
   Historicus H.W. von der Dunk walgt er nóg van. “De blanke Amerikaanse zanger Bill Haley, geïnspireerd door jazz en bepaalde Amerikaanse muziekgenres (zoals blues) introduceerde rond 1955 een nieuw type zang: teksten met gitaarbegeleiding die uitschreeuwden wat er omging aan verlangen, verdriet of radeloosheid in een generatie die opgegroeid was in het Amerika van materiële overvloed, waar tevens een keiharde ellebogenmentaliteit en prestatiedwang heerste. Zang die met de nog steeds gebruikelijke voorstelling van zang weinig meer gemeen had. Als popmuziek zou dit genre verrassend snel furore maken”.
   In een artikel in NRC Handelsblad noemde H.J.A. Hofland ‘Bill Haley’s ‘Rock around the Clock’ de Marseillaise van de jaren zestig. Hier bekend geworden door de film ‘Blackboard Jungle’. En dan kom je vanzelf terecht bij de Beatles en Stones’. Volgens Hofland is het revolutionaire tijdperk van de popmuziek dus met ‘Rock around the Clock’ begonnen.

 


Poster voor de film die begon met "Rock around the clock" (1955)

 

 

Het succes

 


Als eerste popidool had Haley het helemaal gemaakt. In zijn biografie is te lezen dat hij het leven van een Hollywood-ster ging leiden. Voor alle Comets kocht hij een Cadillac. De leden van de groep reisden in die tijd ieder in hun eigen Cadillac als ze optraden. Haley kocht ook een jacht, ‘Comet’, en ging op zee haaien vangen.
   Nog één keer haalde Bill Haley de toptien. Dat was met het liedje ‘See You Later Alligator’. In Time Magazine werd het nummer ‘rock & roll, primitive to the point of idiocy’ genoemd. In diverse landen kwam steeds meer weerstand tegen rock & roll en de ordeverstoringen die de nieuwe jeugd veroorzaakte.
   In Engeland vond Haley begin 1957 echter een uiterst plezierig onthaal. Vierduizend mensen wachtten hem op in Waterloo Station. Ze braken door de hekken en wisten zwetende bobbies te ontwijken. Het was algemeen bekend dat niemand minder dan koningin Elizabeth II op Balmoral Castle een vertoning van de film ‘Rock around the Clock’ gelast had. Ook de hertog van Kent en prinses Margaret hadden zich overgegeven aan de rock & roll.
   Een verslaggever meldde dat de muziek van Bill ‘fashionable’ was geworden. De pers prees het optreden van Haley als de puurste vorm van ‘joi de vivre’. De voormalige hillbilly-zanger, was in Time te lezen, had een grote toekomst voor de boeg. Zelfs Las Vegas had belangstelling. En wat te denken van een conversatie die in Oxford gehoord was. Een vertrekkende academicus had bij het verlaten van de universiteit tegen de decaan gezegegd: “See you later, alma mater”. Waarop de decaan antwoordde: “In a while, bibliophile”.

 
Billboard 29 juni 1955

Bill Haley besefte niet – hij was de eerste – hoe betrekkelijk de loopbaan van een popzanger is. Hij nam nog wel eens een glaasje te veel. Vóór hij het goed en wel in de gaten had was zijn plaats aan de top door veel jongere artiesten overgenomen.
   Gelukkig voor hem kwam er in de tweede helft van de jaren zestig nog een revival van rock & roll. “In 1967 was de grote attractie in Parijs een Engels combo, de Spencer Davis-groep. Wij waren zeker niet de top van de bill. We zaten in de kleedkamer en in het Alhambra Theater riepen ze luidkeels: ‘Bill Hah-lee. Bill Hah-lee’. We waren enigszins sceptisch maar tijdens het optreden hadden we geweldig succes. Dat was het begin van een revival voor ons. Later gebeurde hetzelfde in Amsterdam en in andere delen van Europa. Vóór we opgingen begonnen ze al ‘Rock around the Clock’ te zingen”. Bill Haley & his Comets hadden het opnieuw gemaakt.
   Bill Haley overleed op 9 februari 1981. Hij was 55 jaar oud.

 


Harry Knipschild
5 juni 2007, 2 januari 2015

 


Clips


* Gene Autrey, Silver haired dadyy of mine, 1935
* Bill Haley & Saddlemen, Yodel your blues away, 1948
* Hank Williams, Cold Cold Heart
* Danny Cedrone, Caravan
* Blackboard Jungle, trailer, 1955
* Bill Haley & his Comets, Rock around the clock, 1960
* Bill Haley documentaire


Literatuur

 


‘Bill Haley. See You Later Alligator’, Time Magazine, 2 april 1956
‘Roll, Britannia!’, Time Magazine, 25 februari 1957
Joel Whitburn, Top Pop Records 1940-1955, Menomonee Falls 1973
Arnold Shaw, The Rockin’ Fifties, New York 1974
John Swenson, Bill Haley, Londen 1982
Hans Righart, De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van een generatieconflict, Amsterdam 1995
H.J.A. Hofland, ‘Yesterday’, NRC Handelsblad, 24 november 1995
James E. Miller, Flowers in the Dustbin. The Rise of Rock and Roll, 1947-1977, New York 1999
H.W. von der Dunk, De verdwijnende hemel. Over de cultuur van Europa in de twintigste eeuw, Amsterdam 2000
Barry Klein, ‘James E. Myers interview. The man who wrote Rock around the Clock’, Rockabilly Hall of Fame website, 10 april 2000
‘Milt Gabler’, website The Rock and Roll Hall of Fame and Museum, Cleveland 2007
Danny Holiday, ‘Forgotten Hero’ (Danny Cedrone), website Danny Holiday 2007

  • Raadplegingen: 20051