Skip to main content

159 - Platenwinkel 'De Harp' in Maastricht - deel 2

 
 

De stad Maastricht, indertijd ver weg van Hilversum en Amsterdam, en dichtbij Duitsland, (radio) Luxemburg, Vlaams én Waals België, had zo zijn eigen cultuur in de popmuziek. Henk Severs speelde er op in. Bijvoorbeeld op vrijdagmorgen als er markt was – enkele tientallen meters van hem vandaan. Op die dag, maar ook op zaterdag, kwamen er heel wat mensen van over de grens hun inkopen in de hoofdstad van Limburg doen. René Brouwers en Loe Schoonbrood: “Dan stapten er mensen de Harp binnen om hun favoriete 45 toeren-plaat aan te schaffen. Vaak wisten ze niet eens hoe die heette. Ze zongen of neurieden het liedje. Henk Severs moest maar zien te ruiken waar het om ging. Hij was daar uiterst alert op. Als Henk de muziek niet herkende en de mensen vroegen er een paar keer om, besefte hij dat er een mogelijke nieuwe hit op komst was. Dan deed hij er alles aan om die plaat snel in huis te hebben”.
  
Max Fijen, vertegenwoorder van Tivoli (de platenmaatschappij van ‘Laila’) en later werkzaam bij Artone/CBS/Sony vatte het in één zinnetje samen: “Henk Severs was een gedreven man”.
 
 
Blue Diamonds in Maastricht, 4 januari 1961
 
 
In sommige gevallen was het betrekkelijk eenvoudig. Bij de Blue Diamonds bijvoorbeeld. Indische jongens en meisjes maakten al in de jaren vijftig Nederlandse pop-platen. Ze hadden meestal meer binding met de nieuwe muziekstroming dan hun blanke landgenoten. Lydia (Apeldoorn) scoorde in 1959 bijvoorbeeld een zeer grote hit met haar versie van Hank Locklin’s ‘Send me the pillow that you dream on’.
   De Blue Diamonds (Driebergen) werden gelanceerd als de Nederlandse Everly Brothers. Na wat covers van Amerikaanse hits kwam Jackie Bulterman op het idee om ‘Ramona’ met Ruud en Riem de Wolff op de plaat te zetten. Dat sloeg in als een bom. Alleen al in Nederland werden er meer dan 250.000 exemplaren van die single verkocht. Henk Severs heeft er zich nooit op laten voorstaan dat hij een grote rol gespeeld had bij de promotie van die single. Maar dank zij zijn goede contacten in de muziekindustrie wist hij de op dat moment uiterst populaire twee broers op het hoogtepunt van hun carrière wel naar Maastricht te halen. Zoals altijd zorgde Severs er voor dat de jeugd van hun komst op de hoogte was.
   De kranten deden verslag. Op 3 januari 1961 ontvingen de Blue Diamonds een gouden plaat voor (de eerste) honderd duizend verkocht singles van ‘Ramona’. De volgende dag later reisden ze helemaal naar Maastricht, gewoon per trein. Dat was in die tijd de makkelijkste verbinding.  “Ze waren gecontracteerd om in een winkel in een toch al niet zo brede straat in het centrum van de stad handtekeningen uit te delen en een stukje te zingen. Op het station stond de lieve jeugd van Maastricht al klaar. Honderden jongelui omstuwden hun favorieten, die zich per taxi welgemoed naar de muziekwinkel lieten rijden”.
 
 

Blue Diamonds in Maastricht, januari 1961
 
 
In de Spilstraat, op dat moment het centrum van Maastricht, was het een enorme drukte. “De bescheiden, maar drukke straat stond propvol duwende en dringende meisjes, die aanvankelijk met groepjes van tien [de Harp] binnen werden gelaten.
   Nauwelijks had Henk Severs zijn jeugdige gasten verwelkomd of enkele honderden jongeren drongen in de Spilstraat op naar de ingang van de muziekwinkel, waarvan de deurspijlen angstwekkend begonnen te kreunen en de ruiten ervan gingen trillen.
   Al spoedig zag men zich genoodzaakt de deuren te sluiten en de twee Diamonds naar een kamer op de bovenverdieping te dirigeren. Intussen was een detachement van ongeveer twintig politiemannen ter plaatse verschenen om met enige drang de straat schoon te vegen en de ‘fans’ naar de uiteinden van de Spilstraat te stuwen.
   Nadat krijgsraad was gehouden, reed een auto voor en stapten de twee ‘stars’ onder het gejuich van honderden niet meer tegen te houden jongens en meisjes in, om met hoge snelheid weg te rijden. ‘De Blue Diamonds gaan naar ’t Vrijthof’, werd per luidspreker geannonceerd en weg was de horde enthousiastelingen.
   Toen de twee Diamonds op het Vrijthof aankwamen, had zich hier reeds een duizendkoppig comité van ontvangst opgesteld, dat het de twee zingende broers absoluut onmogelijk maakte de auto te verlaten. Zij moesten volstaan met het uitstrooien van foto’s en daarna haastig een veilig heenkomen zoeken, hun Maastrichtse aanhang teleurstellend achterlatend met gebroken schoenhakjes en afgerukte knopen.
   Maar niet allen gaven de moed op. Enkele ondernemende knapen nestelden zich achterop de auto en moesten op de Sint Servaas-brug kwaadschiks worden verwijderd. Niet voorkomen kon echter worden dat de auto werd achtervolgd door een peleton jeugdige bromfietsrijders. De rij voerde door een aantal straten van Wyck. Daarop aansluitende pogingen, om via een achteringang terug te keren in de zaak aan de Spilstraat, mislukten.
   Toen ging het andermaal naar het oostelijk stadsdeel [Wyck], doch op ‘vitale’ punten bleken zich overal juichende teenagers op te houden, die een ernstige belemmering dreigden te worden voor het verkeer. Tenslotte gelukte het de Blue Diamonds het stationsgebouw binnen te loodsen en op de trein naar huis te zetten.
   Het commentaar van de Diamonds? Eenstemmig – zonder gitaarbegeleiding – ‘Zulk een geestdrift hebben we nog nergens ontmoet’”.
   Zoiets had Maastricht niet eerder meegemaakt. Voor de Harp was het de beste reclame die je maar kon bedenken.
 
 
Adamo en Henk Severs
 
 
Voor de verkoop van ‘Ramona’ hoefde Severs waarschijnlijk niet veel reclame te maken. Anders was het als hij weer eens een nieuwe artiest van over de grens aan zijn winkel wilde verbinden.
   René Brouwers vertelde me hoe Henk dat aanpakte. Zijn vader was vertegenwoordiger voor Maastricht van de Limburgse bierbrouwer Brand’s. Het bedrijf in Wijlre kocht kleine lokale brouwerijen als Marres in de Capucijnenstraat op en werd daarmee meteen de eigenaar van een aantal vooraanstaande café’s, zoals de In den ouden Vogelstruys, Tribunal en het Bierhuis tegenover het station. De man achter de tap werkte in dienstverband voor Brand’s. Hij ontving een basisinkomen. Maar hoe hoger de drankomzet, des te meer verdiende hij. Ook toen, eind jaren vijftig, was er dus al sprake van ‘bonussen’.
   Er was nog een extraatje voor de exploitant van het café. Als hij een jukebox in zijn zaak had mocht hij elke week vijf nieuwe singles op kosten van Brand’s kopen in de Harp. Dat was de deal die de brouwer en de winkelier gemaakt hadden. Severs wist goed welke singles hij in de jukeboxen wilde stoppen. Dat waren platen van artiesten die hij aan het pushen was. Keer op keer liet hij zien dat hij het bij het rechte eind had. Een overtuigende glimlach was voldoende om de caféhouder met de juiste platen voor zijn jukebox weg te sturen.
   Niet voor niets noemt een zaak als de Vogelstruys op het Vrijthof zich de ‘huiskamer van Maastricht’. In die stad brachten heel wat mensen, jong en oud, hun vrije tijd in een café door. De hele avond lieten ze dan muziek uit de jukebox komen. Dat waren de platen die Henk Severs volop in voorraad had. Na de kroegbazen arriveerden de gewone consumenten.
   Francine Cremers en Max Fijen meldden dat Severs bovendien grote hoeveelheden van ‘zijn’ singles bij vrije jukebox-handelaren afzette voor Maastricht en omstreken. Bij een handelaar soms 75 stuks van één nieuwe plaat.   
 
 
Eén van de artiesten waar Henk Severs mee stuntte was Salvatore Adamo (geb. 1 november 1943 op het eiland Sicilië). Evenals de Italiaanse vader van Rocco Granata werkte ook de vader van Salvatore in de Belgische mijnen. Zingen was een manier om hogerop te komen. Op 16-jarige leeftijd werd de jongeman ontdekt tijdens een talentenjacht van radio Luxemburg. Zo kwam hij in Parijs terecht. Na wat flops maakte hij in 1963 de single ‘Sans toi mamie’.
   In 1963 besefte Severs naar eigen zeggen dat hij een potentiële beseller in handen had. Een paar jaar later verscheen in de Nieuwe Limburger een artikel met als kop: “Henk Severs: Adamo was mijn ontdekking”. Daarin werd gesteld dat Adamo in die tijd in de cafés van Verviers en omstreken zijn liedjes zong. “Ik heb persoonlijk contact met Adamo gezocht, maar dat was in het begin nog moeilijk. Daarom heb ik eerst zijn manager in Brussel proberen te bereiken. Noch de platenmaatschappijen noch de muziekliefhebbers hadden belangstelling voor dat eerste plaatje van Adamo, dat in Frankrijk is opgenomen.
   Nadat ik zijn eerste plaatje hoorde, zag ik al direct dat er iets in hem zat. Hier in Nederland was er geen plaat van hem te krijgen. Ik ben naar de Nederlandse importeur gestapt, die weer bij zijn collega in België platen moest bestellen. Toen heb ik op eigen risico 100 platen laten persen en deze vlogen bij mij de deur uit. Het eerste plaatje heette ‘Sans toi mamie’”.
   Adamo verscheen verscheidene malen in de Harp. Bij zo’n gelegenheid was de jeugdige Benny Neyman (1951-2008) van de partij.  In 2003 vertelde de Maastrichtse zanger aan Martijn Jas: “Ik heb een tijdje Adamo geïmiteerd. Ik was dertien of veertien, in die tijd kreeg ik de baard in de keel en daardoor kon ik hem perfect nazingen. Ik trad op in het Derde Ordegebouw tijdens schoolavondjes: een zaaltje tegenover de paters Jezuïeten aan de Tongersestraat. Als ik opkwam schreeuwde iedereen: ‘Adamo, Adamo!’ Ik zong ‘Vous Permettez Monsieur” en de zaal stond dan werkelijk op zijn kop. Van Adamo heb ik nog een handtekening gekregen toen hij een keer kwam signeren in De Harp, de bekendste platenzaak van Maastricht”.
 
 

Adamo signeert in de Harp
 
 
Ook toen Adamo een grote ster geworden was gaf hij acte de présence in de Harp. Severs zorgde ervoor dat de fans op de hoogte waren. Dan was er weer een toneel zoals eerder bij de Blue Diamonds.
   “Adamo, de zingende mijnwerkerszoon uit Jemappes (Belgie) had via affiches in Maastricht reeds weken geleden bekend gemaakt dat hij om 5 uur in dienst van zijn fans zou staan. Handtekeningen en nog eens handtekeningen zou hij uitdelen met als achtergrond een heuse grammofoonplatenwinkel.
   Om vier uur reeds was er in de Spilstraat te Maastricht geen doorkomen meer aan. De baas van de platenwinkel heeft er maar wat mee geboft. Zijn Muziek Expresses vlogen met tientallen de deur uit. Hij bofte nog eens, want de voorpagina van dit muziekblad was gesierd met de beeltenis van het idool Adamo. Toen deze beeltenis van hand tot hand was gegaan en Adamo voor de zoveelste keer in de ogen van zijn ‘aanbidders’ ook op deze plaat goed werd bevonden, sloeg de torenklok vijf korte slagen.
   Nu zou hij komen. Hoofden rekten zich. Iemand begon te duwen. De eerst nog rustig wachtende horde, werd een deinende, schreeuwende, en boe roepende wilde massa.
   Maar een ster zou geen ster zijn, als hij niet te laat kwam. Het werd half zes. Nog geen Adamo. Enkele opgeschoten jongeren begonnen uit verveling stinkbommetjes af te steken. Langzaam kringelde de rook omhoog. Luide protesten van dertigers en veertigers werden met nog meer stinkbommetjes de grond in geboord. Enkele pessimisten, die niet meer geloofden in de komst van Adamo, keerden huiswaarts. Zij dachten er het hunne van.
   Jammer, want hadden zij nog vijf minuten gewacht, dan hadden zij met ons kunnen genieten van ’n schouwspel dat niet iedere dag in Maastricht te zien is. Het begon met de kreet: ‘Daar komt een mooie wagen aan’. Als een bok op de haverkist stortten de tieners en twens zich op de auto, waarin een verbaasde Adamo met angst en beven zoveel geweld aanschouwde. De vijf politiemannen rechtten hun ruggen, stapten in de dringende massa en verdwenen. Er was geen houden meer aan. De motorkap, het dak en het koffer van de zwarte limousine bleken voor enkele stoutmoedigen een veilige schutsplaats te zijn. De chauffeur zeeg moedeloos achterover in zijn stoel. Zijn getoeter maakte de massa nog hysterischer. Dan veerde hij plotseling op. Als het ware met een diepe zucht begaf de carrosserie van de wagen het en vertoonde een duidelijke deuk. ‘Un souvenir pour Adamo’, riep een meisje, dat van de auto afkroop, innig gelukkig.
   Tien minuten duurde dit geweld. Het autoportier bleef potdicht. Niemand die deze open kon krijgen. Toen kreeg iemand een lumineus idee. Slaan en hard. Langzaam week de massa achteruit. Adamo werd uit zijn auto bevrijd en over de hoofden van zijn fans de winkel binnen gedragen”.
   Francine Cremers, verkoopster in de winkel, vertelde over de schaduwkant van zo’n bezoek. “Dat gaf wel veel publiciteit, maar in de praktijk werd er op zo’n dag minder dan normaal verkocht. Er waren dan voornamelijk kijkers. We hielden alle dagen nauwkeurig de verkochte aantallen bij, in een schrift dat ik van meneer later cadeau gekregen heb. Recentelijk heb ik het nog eens nagetrokken. Op 13 juni 1964, bijvoorbeeld, kwam Will Tura uit België naar Maastricht in het kader van zijn hit ‘Draai dan 797304’. Het was heel warm weer en we hadden nog geen airconditioning. De kranten schreven er uitgebreid over, maar voor de Harp was het een magere verkoopdag”.
 
 

De Harp in de Spilstraat
 
 
Lucille Starr: ‘The French Song’
 
 
Het is niet gemakkelijk vast te stellen in hoeverre de verhalen over de ‘ontdekkingen’ van Henk Severs juist zijn. Maar omdat hij regelmatig in de krant verscheen, met foto’s vaak gemaakt door Jacques Voets, sleutelde hij goed aan de weg, beter dan zijn collega’s. Door zijn gedrevenheid, het lezen van bladen als Billboard en zijn contacten in de muziekbusiness had hij, zoals René Brouwers me vertelde, welhaast een ‘monopoliepositie’.
   Diverse Harp-hits waren producten van over de grens, gezongen in het Italiaans, Duits en Frans. In 1964 was het opnieuw raak. Als Henk z’n Billboard goed bestudeerd had kon hij al in het voorjaar weten dat Lucille Starr een bescheiden hit in de VS had met ‘The French Song’ (‘Quand le soleil’ op A&M Records, de platenmaatschappij van Herb Alpert en Jerry Moss).
   In de krant was (later) te lezen dat Henk de plaat ‘tijdens vakantie in Frankrijk had gehoord. Via telefonische recherche ontdekte hij dat het een Canadese was. Hij veroverde de matrijs, liet er persingen van maken en wist daarmee zowaar de Beatles te verdringen van de eerste, tweede en derde plaats op de hitparade’.
   In een ander artikel werd afgedrukt dat ‘Lucille Starr zonder de Maastrichtse platenhandelaar in ons land nooit een gouden plaat zou hebben verdiend. Gisteren hoorde de Canadese zangeres van de Limburger zelf hoe hij voor haar onze platenmarkt heeft veroverd!
   Omdat een van zijn klanten ‘The French Song’ wilde hebben, reisde Henk Severs vijf keer naar België en een paar maal naar Duitsland om het op te sporen. Alle moeite was vergeefs. De binnen- en buitenlandse platenhandel had er niets in gezien.
   Uiteindelijk slaagde de Maastrichtenaar erin het plaatje te pakken te krijgen: bij Phonogram, die het merk London, waaronder de zwarte schijf is uitgebracht, vertegenwoordigt. Henk Severs luisterde er één keer na en bestelde er daarna honderd stuks van. Een paar andere dagen liet hij nog honderd platen naar Maastricht brengen. Paniek bij de platenmaatschappij, die niet wist hoe zij het had...
   ‘Dat liedje wordt ’n hit’, wist Henk Severs al meteen. En dat vertelde hij iedereen, die bij hem in de zaak kwam. Mondreclame deed de rest. ‘Hilversum’ ontdekte de plaat en toen was ‘The French Song’ meteen populair. De platenmaatschappij kon de bestellingen nauwelijks bijhouden.
   Henk Severs deelde in de hulde, die Lucille Starr ten deel viel. Bij een andere gelegenheid had hij ook een gouden plaat van Phonogram gekregen, omdat alleen al in zijn winkel vijfduizend platen van het succesvolle liedje waren verkocht.
   De Limburger deed net alsof het de gewoonste zaak van de wereld was: ‘Per slot heb ik op dezelfde manier Adamo gemaakt tot wat hij nu is’’.
   In Amerika stond Starr slechts eenmaal in de hitlijsten, en niet hoger dan 52. Het succes in Nederland duurde langer. Ook met ‘Colinda’, ‘Don’t let the stars get in your eyes’ en ‘Jolie Jacqueline’ verscheen de Canadese zangeres in de top 40.
 
 

Lucille Starr
 
 
Gouden en zilveren platen in de winkel
 
 
Het tijdperk van de computer was nog niet aangebroken. Zowel bij platenmaatschappijen als bij winkeliers werd met de hand ‘gestaffeld’, ook bij de Harp. Zo wist men heel precies hoeveel exemplaren er van een bepaalde hit over de toonbank gegaan waren. Severs had nog een gewoonte, hoorde ik van Max Fijen. “Hij betaalde alle facturen binnen 8 dagen. Dan kreeg hij twee procent extra korting. ‘Daar kan ik een meisje in de winkel van betalen’, heeft hij me eens uitgelegd. Ook had hij de gewoonte om van een hit elke dag nieuwe exemplaren bij te bestellen”.
    Severs was er dus goed van op de hoogte als hij een belangrijk verkooppunt naderde. Dan belde hij met ‘Holland’ om er iets moois van te maken. Hoe dat met ‘The French Song’ ging, meldde Phonogram zelf:
   “Henk Severs, ‘Ome Henk’, heeft al heel wat platen naar een succes gevoerd. Hij heeft menig talent ontdekt en al met al is hij een door alle importeurs hoog-gewaardeerde stimulans in het voor ons zo verre zuiden [! HK].
   Zo was hij het destijds, die ‘French Song’ van Lucille Starr tipte als een best-seller. Hij gaf er al zijn krachten aan, draaide de plaat waar hij kon, adverteerde er mee en – om het lange verhaal kort te maken – verkocht er vijfduizend exemplaren van.
   Het werd een gedenkwaardige dag, daar in de drukke zaak in de Spilstraat. Phonograms adjunct-directeur R.H. Klaassen en pers- en public relations-chef Rolf ten Kate waren naar Maastricht gereisd om Henk Severs en zijn hard mee-werkende echtgenote een speciale gouden plaat uit te reiken. En om het grote moment van de 5000e verkoop mee te maken”.
   Het personeel van de winkel had de verkoop van dag tot dag bijgehouden. In spanning wachtte men, vergezeld van de hoge gasten uit Holland, af wie de 5.000ste single zou kopen. “De gelukkige was de heer Bergholtz uit de Anton Lipkensstraat 8B die, met zijn dochter, helemaal beduusd de gratis Starr-LP, een enorme taart (kilo’s zwaar, meer dan een halve meter in het vierkant) en een paar attenties van Phonogram in ontvangst nam”.
   Severs was een goede marketeer. Als hij weer eens een gouden of zilveren plaat uit Holland ontving betrok hij er zijn (potentiële) klanten bij. Henk noemde zijn winkel ‘de zaak met de gouden plaat’.
   Zijn personeel vergat hij evenmin.
   Francine Cremers: “Een hoogtepunt voor ons, zeker voor mij, was 26 mei 1968. Op die dag werd meneer Severs 45 jaar. Meneer en mevrouw namen ons mee uit eten in de Platielstraat. Daarna liepen we, vergezeld van fotograaf Jacques Voets, over het Vrijthof naar het Staargebouw, waar Bill Haley optrad”.
   Haley, pionier van de rock & roll, had iets speciaals met Maastricht. Jo Olivier, afkomstig uit die stad, was naar de VS geëmigreerd en speelde mee met de Comets, de groep van Bill Haley. Zo toerde hij met name door Zuid-Amerika en Europa eind jaren vijftig.
   Haley was natuurlijk wel een ster uit vervlogen tijden. Het personeel ging niet naar het concert van een popgroep die op het punt van doorbreken stond.
 
 

26 mei 1968, het team van de Harp op weg naar Bill Haley (vrnl Nellie Severs, Noëlle Bouvry, Francine Cremers)
 
 
Rock- en popmuziek
 
 
Brand’s had er belang bij dat er goede muziek in de Maastrichtse jukeboxen kwamen. Dat verhoogde de omzet, hoorde ik van René Brouwers, zoon van de vertegenwoordiger voor Maastricht. De bierbrouwer was tevens betrokken bij het opzetten van eens dansvloer in het stadspark aan het einde van de jaren vijftig. Het begon met tamelijk beschaafde dansmuziek (Victor Silvester), maar al snel deed de popmuziek zijn intrede. Het stadspark werd een voedingsbodem voor het ontstaan van actieve deejays in de hoofdstad van Limburg.
   Een van die deejays was René Brouwers. “We mochten onze platen op kosten van Brand’s bij de Harp kopen. Een stuk of tien per week, was afgesproken. Maar in werkelijkheid was er geen limiet. We konden er aanschaffen wat we maar wilden”.
 
 

Dansen in het Maastrichtse Stadspark
 
 
De Harp was dus direct betrokken bij de deejay-cultuur in de regio. Een jonge platendraaier in het stadspark was Felix Meurders, afkomstig uit Wyck. Na daar begonnen te zijn won Felix in 1968 een talentenjacht (Bronshoes) voor diskjockeys. Die was opgezet door radio Luxemburg. In de jury zat niet alleen programmaleider Huub Terheggen (uit Breda) maar ook Henk Severs van de Harp. Severs was het die de prijs aan Meurders overhandigde. Dat was het begin van de loopbaan van Felix bij de radio, Luxemburg en Hilversum. René Brouwers won Bronshoes in 1969. Een andere Maastrichtse deejay die het landelijk maakte was Hubert van Hoof.  
   Francine Cremers: “Met de beatmuziek die in de jaren zestig opkwam had ik maar weinig. Voor mij bijvoorbeeld hoefden de Stones en de Kinks niet. Bij de jonge meisjes die (meestal kort) in de winkel meehielpen was dat anders. De jaren zestig was een goede tijd voor de Harp. We stonden met zes personen achter de toonbank singles te verkopen. Arie, de broer van mevrouw Severs, hielp ook mee met de verkoop. Een prima verkoper”.
 
 
Twee Maastrichtse deejays: Hubert van Hoof en René Brouwers (steeds rechts)
 
René Brouwers besefte anno 2013 dat de opkomst van de rockmuziek in de sixties niet in alle opzichten goed uitpakte voor Henk Severs. “In het begin van dat tijdperk had Severs nog een monopolie. Hij was de enige met een abonnement op Billboard en had alle hits beter dan wie ook in voorraad. Maar er waren veranderingen op komst.
   Deejays als Felix en Hubert van Hoof ontdekten dat je sommige internationale pop-platen nog sneller uit Engeland, Antwerpen en Amsterdam kon halen. Daar had je de Harp niet meer voor nodig. Meer nog dan Severs voelden ze aan wat er aan het gebeuren was en kenden ze de posities op de hitlijsten. Van het monopolie van de Harp voor pop-platen was na een aantal jaren niet veel meer over.
   Een andere ontwikkelingen was de snelle groei van langspeelplaten. Het grote publiek, de wat ouderen, wilde aan het einde van de jaren zestig albums met stereo-muziek aanschaffen. Selfservice, met bakken waar je de elpees zelf kon uitzoeken kwam in de mode. Henk Severs was en bleef evenwel een expert op het terrein van singles, de 45 toeren-platen. Dat was zijn belangrijkste aandachtsveld. Hits maken was voor hem een sport”.
   Misschien was de pijpenla in de Spilstraat wel gewoon te klein om die ontwikkeling te kunnen volgen, bedacht ik. En de Harp had geen uitbreidingsplannen.
 
 
Reclamebalk onder de top 40, voorjaar 1968
 
In 1968, tegen het einde van de jaren zestig, had ik [HK] beroepsmatig weer eens direct met de Harp te maken als medewerker van platenmaatschappij Iramac in het Gooi. We hadden hits met Hollandse popgroepen als de Outsiders en de Sandy Coast. Maar toen kwam Toon Hermans (1916-2000) uit Sittard, die in Maastricht was neergestreken. Op het Relax-label maakte hij o.a. twee albums en ‘Mien waar is mijn feestneus’.
   Bij die single rinkelde de kassabel weer in de Spilstraat. Duizenden platen gingen er (letterlijk) weer eens over de toonbank. Willem Duys, directeur van Iramac, belde Hermans met de vraag om vanuit de Stokstraat even naar de actieve platenhandelaar te lopen en hem in de bloemetjes te zetten. Toen ik een paar uur later bij Toon voor de deur stond had deze besloten niet met me mee te gaan. Ik moest zelf maar het edelmetaal overhandigen.
   In de krant was weldra te lezen: “De heer Henk Severs (u weet wel van de Harp) kon vrijdagmiddag weer een zilveren plaat toevoegen aan zijn collectie, die inmiddels bestaat uit 4 gouden platen en 7 zilveren. De publiciteitsman van de N.V. Iramac, de Maastrichtenaar Harry Knipschild, was er voor uit Bussum gekomen om deze zilveren plaat uit te reiken, omdat de heer Severs de meeste ‘Feestneuzen’ van Toon had verkocht. Dat zijn er ruim 3.000 geweest, alleen in Maastricht. Toon, die momenteel de publiciteit liever wat mijdt, was bij deze bijeenkomst dus niet aanwezig, wel stuurde hij een aardige proficiatbrief.
   De heer Severs filosofeerde wat over deze verschuiving van het Hollands feestlied naar de Limburgse carnavalswereld; Harry Knipschild kwam met cijfers. Er zijn ruim 117.000 platen verkocht en nog rollen er zo’n 1.500 ‘feestneuzen’ per week van de persen.
   Hoe is nou een discotheek samengesteld van een man, die voor zijn werk (maar ook wel omdat hij er alle interesse en plezier in heeft) de hele dag tussen de platen zit?
   De heer Severs heeft daar een heel kort antwoord op: ‘Mijn discotheek bestaat uit tijdsaanduidingen’. Wat hij daarmee bedoelt maakt hij duidelijk. ‘Kijk Jacques Brel, die signaleerde ik als de eerste protestzanger. Er zit ook een plaat in van Armand, Donovan. Dit signaleren doe ik natuurlijk in diverse genres’.
   Nog even dit, de heer Severs is altijd bijzonder goed geweest in het ontdekken van talenten. Zo bracht hij Adamo in de Nederlandse platen wereld, Lucille Starr, Rocco Granata en niet te vergeten de eerste: Eddy Christiani”.
   In het artikel las je niets over de betrokkeheid van de Harp bij acts als Beatles, Stones, Golden Earrings, Dylan, Jimi Hendrix, Cream of de Who. Niets over zijn rol bij albums als ‘Pet Sounds’ (1966) en ‘Sgt Pepper’ (1967). Hij zal ze ongetwijfeld goed verkocht hebben, maar zijn hart verpandde hij aan bijzondere singles.
 
 

Felix Meurders als Maastrichtse deejay (jaren '60)
 
 
De laatste jaren van de Harp
 
 
Een  van de laatste ‘gouden platen’ die Henk Severs voor zijn activiteiten als lokale promotor ontving was voor de single ‘Are you ready’ van de Amerikaanse groep Pacific Gas & Electric (op CBS). In wezen was dat niet meer dan een aardigheidje ving ik op van vertegenwoordiger Max. “De Harp verkocht er niet meer dan een paar honderd. Leo Molenijzer, mijn verkoopleider, nam het initiatief. Ik was er niet eens bij toen Severs de plaat in handen geduwd kreeg. Zo’n groep uit Amerika kwam ook niet over om de Harp te prijzen. Dat was veel te kostbaar”.
   Er was nog een reden waarom de impact van Severs geleidelijk aan minder werd. Veronica had vanuit Holland niet alleen de top 40 maar tevens de tipparade opgezet. In Hilversum werd min of meer beslist welke singles de moeite van het inkopen waard waren. Een plaatselijke dealer kon daar nog maar weinig invloed op uitoefenen. Het inkoopbeleid voor 45 toeren-platen werd steeds beperkter.
   Loe Schoonbrood vertelde me dat Severs er al in het begin van de jaren zeventig over dacht om met de Harp te stoppen. René Brouwers, liet hij Loe in vertrouwen weten, zou een goede opvolger zijn. Maar René studeerde fiscaal recht in Tilburg.
   Een paar jaar later, in 1976, besloten Nellie en Henk Severs definitief te stoppen met de Harp. Loe Schoonbrood: “Henk zag niet veel toekomst meer in de platenhandel. Met name het gratis kopiëren zag hij als een ondermijning van de branche. Platen werden eerder al met bandrecorders (gratis) op tape gezet. Maar met de opkomst van de musicasette was er geen houden meer aan”, vond hij.
   Er was nog een probleem voor de detaillisten. De overheid had de vaste verkoopprijzen van albums afgeschaft. Er werden wel veel elpees verkocht maar tegen een lagere prijs. Vaak kwamen er grote (rest-)partijen uit andere landen Nederland binnen. De marges kwamen onder druk te staan.
  
 
Na ‘de Harp’
 
 
Op 22 juli 1976 liet het echtpaar Severs in de krant afdrukken: “Muziekhuis de Harp gaat weg. Wij nemen met een brok in de keel afscheid van al onze muziek-vrienden. Wij hebben fijne jaren gehad in en met onze zaak, maar de laatste tijd werd het ons toch te veel. Vandaar dit afscheid. Wij danken onze vrienden en al onze cliënten voor het genoten vertrouwen in al die jaren.
   Wij geven met een gerust hart de afdeling instrumenten en muziekonderdelen in handen van de heer Engelbert. Wij zijn ervan overtuigd dat hij uw muziekzaken – als ervaren musicus – naar beste vermogen zal behartigen. Wij adviseren daarom al onze cliënten voortaan naar de muziekhandel van de heer Engelbert [van orgelsalon I. Engelbert, Brusselsepoort] te gaan. Nellie en Henk Severs”.
   Loe Schoonbrood: “Al een hele tijd wist ik dat het ging gebeuren. Ik heb nog een bijzondere laatste herinnering aan het einde van de Harp. Ik mocht de allerlaatste plaat van hem kopen. De LP ‘Grievous Angel’ van Gram Parsons en Emmylou Harris. Voor het symbolische bedrag van een dubbeltje, tien oude centen”.
   In zekere zin stopte de Harp te vroeg, kun je achteraf concluderen. Niet alleen miste Severs de gouden tijden van de disco-muziek (‘Saturday Night Fever’, ‘Grease’, Donna Summer) en ABBA, maar ook het cd-tijdperk waarin muziekliefhebbers hun oude platen aan de kant schoven en hun favoriete muziek tegen veel geld opnieuw op compact-disc in huis haalden. 
 
 

Hoes van de laatste plaat door de Harp verkocht, juli 1976
 
 
Francine Cremers: “Bijna twintig jaar heb ik in de zaak gewerkt. Het begon met 78 toeren platen. Op de eerste dag liet ik van de zenuwen een doos platen uit mijn handen vallen. Ze waren allemaal gebroken. Ik wilde de winkel uit rennen, naar huis. Maar meneer Severs kalmeerde me met de woorden ‘Het is nu eenmaal gebeurd’. Hij voegde er wel aan toe: ‘Maar de volgende keer...’
   De Harp bleef jaar in jaar uit geweldig draaien. Ik mocht bovendien een rol spelen bij de top 40. We werden wekelijks door Veronica gebeld om de best verkopende singles op te geven. Een vertegenwoordiger als Max Fijen of Karel Backus [van Polydor] vroeg me wel eens om bepaalde platen goed op te geven. Als we die prima verkochten zette ik hem bovenaan de lijst.
   Meneer was in staat het pand te kopen waar zijn vader als huurder ingetrokken was. Op 53-jarige leeftijd kon hij zich permitteren te stoppen. De winkelruimte beneden verhuurde hij. Dat zorgde voor extra inkomen.
   Toen zijn gezondheid verder achteruit ging duwde mevrouw hem in een rolstoel door de stad en het stadspark. Als de mensen hem op straat nog herkenden genoot hij zienderogen”.  
 
 
Op de website Muzikaal Limburg vond ik onlangs een mooi inkijkje hoe het Severs na zijn vroege pensioen verging. Een etaleur-verkoper bij René Pans Meubelen ‘kreeg een vraag van een ouder echtpaar dat informatie wilde hebben over een bankstel’.
“Het echtpaar vroeg nog aan me of ik bereid was bij hen thuis te komen na-meten want men was niet zeker of het een twee-zitsbank of een driezitsbank zou worden. Tijdens het verkoopgesprek kwam ik erachter dat ik met de heer en mevrouw Severs te doen had (ze woonden toentertijd nog steeds boven de winkel waar vroeger de bekende platenzaak ‘De Harp’ in was gevestigd) en het gesprek ging daarna alleen nog maar over muziek.
   De heer Henk Severs heeft me toen bij hem thuis een ongelooflijke grote verzameling singles (45 toeren plaatjes) uit zijn privécollectie laten zien die het predicaat ‘uitzonderlijk collectors item’ verdienen. Een geweldige verzameling singles variërend van Elvis Presley tot en met exclusieve platen van de Glenn Miller band. Niet zomaar een paar singletjes maar bijzondere exemplaren die nimmer in de verkoop zijn gekomen en dus ook niet voor het grote publiek beschikbaar waren.
   Bijzondere promo-singles en zeer waardevolle relatiegeschenken met de handtekening van beroemde artiesten erbij en vele andere muzikale curiosa. Een privé-verzameling waarvan ik denk dat deze een klein vermogen waard is”.
   Severs had zijn belangstelling voor de muziek dus zeker niet verloren. Hij was een kiene zakenman, maar niet minder een muziekliefhebber. Loe Schoonbrood: “Severs bleef luisteren naar muziek. Hij was gek op Sinatra en Glenn Miller maar ook op country & western-artiesten als Buck Owens, Merle Haggard en Jim Reeves. De serie T-albums met jazzmuziek op het Capitol-label had hij helemaal compleet”.
 
 

Jim Reeves met Nellie en Henk Severs, april 1964
 
 
Na zijn verhuizing naar een appartement in de nieuwe wijk bij het Centre Ceramique vierde Severs in 2003 nog uitgebreid zijn tachtigste verjaardag. Op 2 maart 2008 overleed hij.
   Door mijn contact (via Felix Meurders) met René Brouwers kwam ik een paar jaar geleden op het idee zijn vrouw Nellie te interviewen. Ik reisde naar Maastricht. In plaats van mevrouw Severs had ik vorig jaar een ontmoeting met Loe Schoonbrood die me vertelde: “Die gouden plaat van Toon, ‘Mien waar is mijn feestneus’, die je in 1968 aan de Harp overhandigde heeft nog steeds een prominente plaats aan de wand. Met de brief erbij die Hermans schreef ter verontschuldiging van het feit dat hij er niet zelf bij was. Nellie kan je echter niet ontvangen. Haar geheugen laat haar steeds meer in de steek”. Nellie Severs-Slierendrecht overleed op 29 april van dit jaar.
   Het is, vind ik, toch wel heel bijzonder hoe twee niet-Limburgers een stuk muziekgeschiedenis geschreven hebben in het uiterste zuiden van Nederland.
 

Harry Knipschild
10 september 2013
 

Literatuur
‘Straatgevecht van jeugd om handtekeningen [van Blue Diamonds]’, knipsel, januari 1961
‘Blue Diamonds vluchten door verstopte straten. Maastrichtse teenagers lopen te hoop’, knipsel, januari 1961
‘Henk Severs verkocht 5000e ‘French song’’, Nieuws van Phonogram, 19 maart 1965
‘Limburger [Severs] legt basis voor succes’ [van Lucille Starr], knipsel, 1965
‘Adamo. Zomaar een dinsdagavond in Maastricht’, knipsel, z.j.
‘Henk Severs uit Maastricht: Adamo was mijn ontdekking’, Nieuwe Limburger, 13 april 1966
‘Toon Hermans. Maastricht’, Limburger, februari 1968
‘Muziekhuis de Harp gaat weg’, knipsel, 22 juli 1976
‘Befaamde muziekwinkel dicht. Henk en Nelleke Severs hangen Harp aan wilgen’, knipsel, 1976
Bart van Aalst, ‘Ome Henk en het succes van Lucille Starr’, Limburger, 30 april 1991
Martijn Jas, Maastricht bevalt! Herinneringen van 27 bekende Nederlanders aan hun geboortestad, Amsterdam 2003
John Hoofs, ‘Maastrichts eerste diskjockey en importeur van alle tophits [overleden]’, Limburger, 4 maart 2008
‘Muziekhuis/Platenzaak De Harp Maastricht’, Muzikaal Limburg, 10 juni 2013
 
 
 

 

  • Raadplegingen: 22479