115 - John Seine, 'Mister Europop'
John Seine (geb. Amsterdam, 30 maart 1946) wilde zingen in een bandje. Samen met twee vriendjes, gitarist Max Granaat en drummer Eddy de Leeuw, stond hij begin jaren zestig op de bühne. De groep had nog geen naam. Het repertoire kon hij zich nog goed herinneren toen ik hem op 10 juli 2012 in Heemstede opzocht. Liedjes van de Everly Brothers (‘Bird Dog’, ‘Til I kissed you’), Pat Boone (‘Love letters in the sand’, ‘Bernadine’), Paul Anka (‘Diana’, ‘Put your head on my shoulder’) en het Kingston Trio (‘Tom Dooley’). En ook een vroege song van de Rolling Stones.
Van het optreden zelf wist hij weinig meer. “Ik was ontzettend zenuwachtig. Het zweet brak me aan alle kanten uit. Op dat moment besefte ik dat ik voor zanger niet in de wieg gelegd was. Het was mijn eerste en tevens laatste optreden als artiest. Daarna ben ik een heleboel dingen in de muziekwereld gaan doen. Maar zingen, nee nooit meer”.
De familie van John Seine was afkomstig uit de Amsterdamse Jordaan. Zijn grootvader fabriceerde sigaren. Jacques, zijn vader, was eerst als machinebankwerker werkzaam (Hembrug). Later kreeg hij een baan bij de de vakbeweging (ABVA) en was actief in de politiek. Van de popmuziek, waar zijn zoon zo gek op was, moest hij niets hebben. Als rechtgeaarde socialist streefde hij juist naar de verheffing van de werkende mens. Dat uitte zich in belangstelling voor klassieke muziek en opera.
Na de lagere school bezocht John de mulo. Toen hij die af had voltooide hij ook nog de HBS (A). Seine junior ging verder. Bij de Gemeentelijke Universiteit studeerde hij politicologie. “De meeste studenten op die faculteit hadden ideeën links van het politieke midden. Ik leefde van een studiebeurs. Elk jaar ontving ik voorafgaande aan het studiejaar een bedrag van 2.000 gulden waarover ik vrij kon beschikken”. Behalve studeren hielde hij zich ook nadrukkelijk met popmuziek bezig. Zoals veel jongelui in de sixties.
Zeker nadat hij tot de conclusie gekomen was dat hem geen zangcarrière wachtte, zette John andere activiteiten op, samen met Max Granaat. “Een joodse jongen. Hij beschikte over een Volkswagen-busje. Daarmee gingen we bandjes vervoeren naar en van optredens. Een tijdje ging dat goed. Na verloop van tijd werd het wat rustiger. De bandjes waar we mee werkten hadden niet altijd voldoende ‘werk’. Om onze bus te blijven laten rijden hielpen we de muzikanten met zoeken naar emplooi. Zo kwamen we bij allerlei zalen voor de jeugd terecht in Amsterdam en omgeving, zoals de Tagrijn (Hilversum), Ekestos (Haarlem), veel ook in de Zaanstreek.
Langzaam maar zeker raakte ik los van Max. Die was vier jaar ouder en dat scheelt in je jonge jaren. Aan het begin van mijn derde studiejaar ontving ik opnieuw tweeduizend gulden. Van dat geld kocht ik zelf een Volkswagenbus. Toen mijn vader ontdekte hoe ik de studiebeurs besteed had brak de hel los. Zo ging de zoon van een vakbondsman niet om met een investering van de overheid, maakte hij duidelijk”. Ondernemen kwam in botsing met socialistische idealen. Maar met dat ‘beginkapitaal’ kon John een bedrijfje opzetten. Met het geld dat hij ermee verdiende studeerde hij voorlopig verder.
John Seine zakelijk in de muziek
John Seine maakte de studie politicologie niet af. Wel volgde hij een cursus economie bij de Leidse Onderwijs Instellinggen (LOI, 1969-1970). Zijn activiteiten in de popmuziek kregen de overhand. Van het een kwam het ander. Steeds meer bemoeide John zich zakelijk met het wel en wee van ‘zijn’ groepen. Omdat hij de artiesten goed wist onder te brengen in zalen waar ze konden optreden werd hij al snel gevraagd om tevens als hun manager op te treden.
De eerste groep, wist hij nog goed, heette X+Niks. “De drummer was Herman van Boeyen, die later furore maakte met de groep Vitesse. Vervolgens werd ik manager van andere bands, bijvoorbeeld de Softs”.
Peter Bakker, slaggitarist van de Softs, in 1999: “In het begin van de zestiger jaren stonden de kranten vol van de Softenon-affaire. Softenon was een slaapmiddel dat werd voorgeschreven aan zwangere vrouwen en dat had een golf van misvormde kinderen tot gevolg. We zochten naar een opvallende naam voor de band. Het moest een beetje shockeren. Basgitarist Klaas Groot zei: ‘Laten we ons The Softenons noemen’. Zo hebben we een poosje geheten. Bij nader inzien vonden we dat toch wel ‘heavy’, dus kortten we het in tot de Softs”.
In 1966 had de Amsterdamse groep HET hits met ‘Ik heb geen zin om op te staan’ en ‘Kejje nagaan’. Je kon dus scoren met Nederlandstalig poprepertoire. De Softs gingen ook op die toer. “Zanger Felix op ’t Einde werkte bij platenmaatschappij Dureco en daar zagen ze er wel wat in. Het plaatje ‘Kassie Kijken’/ ‘Paarse broek’ kwam uit in 1966. Het rammelde nogal maar dat moest ook. Het werd een keer of wat op de radio gedraaid. Vervolgens werden we ontdekt door manager John Seine. Hij had gehoord dat er ergens een interessant bandje repeteerde. Hij kwam een keer kijken en stelde voor ons te boeken in zaaltjes in Amsterdam.
Dat sloeg wel in. We kregen een eigen aanhang van de Centraal Station-jeugd, het ‘langharig werkschuw tuig’ dat er altijd rondhing. Op een of andere manier vielen we bij die gasten in de smaak en ze volgden ons altijd bij onze optredens.
We werden door de PSP gevraagd voor een optreden in de beurs van Berlage. Er was een politieke bijeenkomst over Vietnam en in de pauzes tussen de discussies in moesten wij spelen. Nadat we een kwartiertje gespeeld hadden, wilden de mensen van de PSP de discussie over Vietnam weer voortzetten. De Centraal Station-jeugd zag dat helemaal niet zitten, dat gelul. Die wilden dat wij doorspeelden. Voorzitter Piet Nak ging op het toneel met een paar van die jongens op de vuist. Waarop en masse het PSP-publiek opstond en protesteerde, want vechten, dat was tegen de principes van de PSP”.
Met de Softs wist Seine aardig wat publiciteit en optredens te genereren. De platenverkoop viel echter tegen. Meer dan vijftien gulden aan royalties kwam er niet. En ook geen tweede single.
Veel meer succes had John met George Cash. “Die groep heb ik in 1963 of 1964 min of meer zelf gecreëerd. Uit diverse Amsterdamse formaties haalde ik de beste muzikanten en bracht die bij elkaar. George Cash was een geweldig goeie live-band. Ze hadden veel succes op de bühne.
In 1968 stond de Veronica Drive In Show volop in de belangstelling. Ik slaagde erin George Cash samen met de jongens van Veronica te laten optreden in Sarasani op het eiland Texel. Dat was voor ons belangrijk. Daarom ook zei ik tegen Armand André de la Porte van Sarasani: ‘Het kan me niets schelen wat hun gage is, ze moeten er die dag staan. Desnoods helemaal voor niets’. Jan van Veen en Ad Bouman van radio Veronica konden persoonlijk waarnemen hoe goed George Cash was en hoe enthousiast het publiek op de muziek reageerde. Ad Bouman bood aan de groep te produceren. Jan van Veen werd tot ontdekker van George Cash gebombardeerd. De single ‘Nightingale’ werd goed op de radio gedraaid en haalde in september 1969 de top 10 van de Veronica top 40”.
In die tijd was het gebruikelijk dat een populaire groep niet alleen singles maar ook een album maakte. Q65, Motions, Golden Earrings, Outsiders, Tee Set, Rob Hoeke, Sandy Coast, Cuby, allemaal kwamen ze met elpees op de markt. Bij George Cash gebeurde dat niet. John legde uit waarom dat bij de Amsterdammers niet het geval was. “Johnny Fredriksz was de zanger van alle nummers van George Cash. Behalve van de hit ‘Nightingale’. Het was een liedje van Hessel de Vries die het ook zong. Dat gaf spanning. George Cash viel wegens onenigheid uit elkaar”.
daarachter bassist Roel Smits, drummer Paul Lagaay (met bril) en John Seine
Europop
In de tijd dat John Seine het maakte met George Cash nam hij contact op met de VARA. Via Jaap Mulder, een goede bekende uit de vakbondswereld van zijn vader, had hij er een ingang. John wist met mensen als Co de Kloet afspraken te maken voor het opzetten van een eigen Drive In-show. “Dat deed ik samen met Jaap Stoutenbeek (artiestennaam: Jaap Poort). We werkten met deejays als Felix Meurders en Eddy Becker. Herman Stok opende de drive-in show in september 1969 in Club ’67. Mulder zette me onder druk om er een succes van te maken. ‘Als je het niet goed doet spreek ik je vader’, liet hij me dreigend weten”.
Jaap Mulder hoefde zich niet ongerust te maken. Seine was een goede organisator geworden. De Drive In-show deed het zo goed dat John een paar jaar later benaderd werd door zeezender Radio Noordzee. De deejays van dat station (Ferry Maat, Joost den Draayer) wilden niet achterblijven bij Veronica en de VARA. “Ze vroegen me om ook voor Noordzee zo’n show op te zetten, de Radio Noordzee Mobiele diskotheek. Ik zei ja, maar wilde geen belangenverstrengeling met mijn activiteiten voor de socialistische omroep. Zowel met de VARA als met Noordzee deden we tot eind jaren zeventig soms wel 175 shows per jaar.
Tot dan toe had ik mijn muziekactiviteiten onder de naam International Management opgezet. Speciaal voor Noordzee begon ik een nieuw bedrijf dat ik Europop noemde. Die naam Europop is tot op de dag van vandaag gebleven. Bovendien werd het de naam van een nieuw soort popmuziek, En ik ben nogal eens Mister Europop genoemd”.
Het moge duidelijk zijn, John Seine was goed in het samenwerken met de meest uiteenlopende soorten mensen en het leggen van netwerken. International Management richtte hij samen met gitarist Eric Boom (Lords, Euson & Stax) op. Max Granaat was nog steeds zijn partner bij het boeken en coachen van de Softs. Op het terrein van de internationale popmuziek werkte hij samen met Cyriel van den Hemel. In het boek ‘Pink Floyd in de polder’ (2007) is een en ander te lezen over die activiteiten. Seine plaatste George Cash bijvoorbeeld in Brussel als voorprogramma van Pink Floyd.
“Manager van George Cash is John Seine. Als tiener bemoeit hij zich al met tal van hoofdzakelijk Amsterdamse bandjes. In die hoedanigheid komt hij halverwege de jaren zestig Cyriel van den Hemel tegen. Van den Hemel heeft de nodige buitenlandse bandjes als Pink Floyd, Seine de nodige contacten met zaaltjes in Amsterdam en omgeving. Al gauw ontstaat er een samenwerking. ‘Cyriel was die man die overal ja op zei, terwijl ik meer de zakelijke kant van de concerten regelde en vaak nee moest verkopen’, aldus Seine. ‘We lagen mekaar desondanks goed en zijn dan ook een bureautje begonnen, waarmee we veel bands deden maar ook veel grote drive-in shows”.
“John Seine”, is in het boek over Pink Floyd te lezen. “is naast compagnon van Cyriel van den Hemel ook programmeur van Lijn 3, een beatkelder onder de Vondelparkbrug in Amsterdam. De kelder dankt zijn naam aan de tramlijn die er boven loopt”. Van den Hemel in het boek: “Pink Floyd deed soms twee, drie optredens per dag. ’s Ochtends in Lijn 3, ’s middags in Paradiso en ’s avonds in de Kosmos (eerder ‘Fantasio’). Vooral Roger Waters had zich voorgenomen snel aan de top te raken. Hij wist precies wat hij wilde, hoewel ze destijds geen cent te makken hadden en in een Volkswagenbusje van stad naar stad reden”.
Was dat het busje dat John gekocht had van zijn studiebeurs? Dat wordt in het boek uiteraard niet vermeld. Later beschikte John in elk geval over een Peugeot, met alle voor- en nadelen vandien. “Cyriel en ik boekten Deep Purple in die tijd in Paradiso. Ik zou ze in mijn nieuwe Franse auto terug naar hun hotel brengen. Het was behoorlijk koud. De Peugeot wilde maar niet starten. Daar zaten we dan. De jongens van Deep Purple boden aan te helpen. In het donkere en koude Amsterdam duwden ze net zo lang totdat ik de auto aan de gang wist te krijgen”.
John Seine was samen met Cyriel van den Hemel trouwens ook betrokken bij het eerste optreden van Led Zeppelin in Nederland (Rotterdam, Doelen, 4/5 oktober 1969). Met George Cash (en de After Tea) in het voorprogramma.
Voetbalteam Lijn 3: staand links Ruud Fonteyn (directeur), naast hem drummer Martin van Os en
zanger Peter van Asten (Amsterdam), tweede van rechts Bob Bouber (ZZ + Maskers) met links naast hem John Seine.
Zittend vlnr. Carl van Pel (Lijn 3), Eric Boom, (Lords/Euson + Stax), Freddy Heeren (Lords) en Henk Penseel (Lijn 3)
Steeds nieuwe activiteiten
De Amerikaanse groep American Gypsy bleef zelfs in Nederland (Maastricht) hangen. “Het waren jongens uit Californië die het land ontvluchtten omdat ze niet als soldaten in Vietnam wilden vechten. Ze kwamen in Spanje terecht en vervolgens in Nederland. Producer Hans van Hemert nam ze onder zijn hoede. Ze maakten hits met ‘Lady Eleanor’, ‘I’m OK, you’re OK’ en ‘Angel Eyes’”.
Seine liet me een foto zien van het personeel van Europop. Het bedrijf had intussen een half dozijn boekers in vaste dienst. Die zaten elke dag aan de telefoon om Nederlandse en buitenlandse acts te plaatsen. Al die artiesten werden bovendien begeleid. Dat gebeurde met freelancers.
Ik vroeg John of er geen tegenstelling was in de socialistische ideeën die hij van kinds af aan thuis had meegekregen en zijn ondernemerschap.
“Welnee”, maakte hij duidelijk. “Je kunt toch sociaal ondernemen. Ik zie die tegenstelling niet”.
Fred Berkhout (boeker), John Seine, Jeffrey Savelsbergh (boeker), zittend vlnr Jan Kind (boeker), Hans Jansen (boeker/manager The Frog)
Europop verzorgde in die tijd het management en de boekingen voor tal van Nederlandse artiesten en groepen. Op het lijstje trof ik de namen aan van Amsterdam, Lucifer, Massada, Maggie McNeal, Jackpot, McMiker & dj Sven, Luv’, Patty Brard en Total Touch. Veel van zijn groepen, viel me op, hadden slechts een kortstondig leven. Dat was al zo vanaf het begin van zijn werkzaamheden in de popmuziek. Lag dat soms, dacht ik, aan het feit dat hij vooral zijn geld verdiende met boeken. Er kwamen altijd wel nieuwe acts. Dus continuïteit hoefde dan niet de allerhoogste prioriteit te hebben. Voor iemand die puur manager was, Theo Kuppens bijvoorbeeld, de zakenbehartiger van de Tee Set, lag dat anders.
Een mooie case was de groep Amsterdam, waarvan John Seine de manager was. Het verhaal deed een beetje denken aan dat van George Cash. “De groep, die eerst Penny Wise heette, bestond uit de broers Martin en Donald van Os, samen met Robert Verwey en zanger Peter van Asten. Later gingen Verwey en Van Asten eruit. Jacques Zwart en zanger Michel van Dijk kwamen erbij.
Jaap Eggermont produceerde in 1970 de singles ‘Indian Pipe’ en ‘Lucy Lucy’. Dat werden top 20-hits. En daarna kwamen de spanningen. Wie had het voor het zeggen in de groep. De twee broers of de rest. Het duurde niet lang of Amsterdam viel uit elkaar. Zo ging dat. En zo ging dat vaak”.
Een bijzondere act: Divine
Dat het ook heel anders kon gaan bewees John Seine met een Amerikaanse acteur die hij in Nederland en later in heel Europa introduceerde. De artiest, van Servische afkomst, werd als Harris Glenn Milstead op 19 oktober 1945 in Baltimore op de Amerikaanse oostkust geboren. Als acteur werkte hij samen met John Waters, regisseur van Amerikaanse cultfilms. In die films creëerde Milstead de vrouwelijke act ‘Divine’. Vanaf 1966 acteerde hij/zij in films als ‘Eat your makeup’, ‘Pink Flamingo’ en ‘Polyester’.
In 1981 werd Divine behalve acteur/actrice ook nog zanger(es). De eerste single was ‘Born to be cheap’. “Bobby O (Orlando) was de producer van Divine. De tweede, ‘Native Love (step by step)’, werd in Nederland uitgebracht door Van den Bosch & Nieuwkoop, een platenwinkelier in Katwijk, Zuid-Holland. Die had een eigen platenmaatschappijtje. Jeffrey Savelbergs, een deejay uit Haarlem, attendeerde me erop dat die plaat geweldig aansloeg. Hij liet me ook een foto zien.
Ik was enthousiast en nam contact op met Bernard Jay, zijn manager in New York. Die vertelde dat het zingen en het maken van grammofoonplaten niet meer dan een grapje was. De stem van Divine was door Bobby Orlando voor zijn produkties gebruikt omdat ze elkaar toevallig kenden. Toevallig stond Divine op het punt naar Europa te komen voor een filmfestival. Dat wilde hij wel combineren met een kleine toernee. Bernard Jay dacht in eerste instantie aan een week of zo. De optredens, aanvankelijk in het gay-circuit, sloegen in als een bom. ‘Native Love’ (1982) kwam zonder airplay in de top 40. De toernee duurde langer en langer. Divine bleef hier maar liefst vier weken toeren”.
Die eerste optredens en de single ‘Native love’ waren het begin. John Seine, met al zijn contacten, besloot Divine in Duitsland te presenteren op een bijeenkomst van discotheken. “Duitsland was sowieso een land waar travestie-acts volop emplooi hadden. Ik introduceerde Divine op de jaarlijkse bijeenkomst van de exploitanten van Duitse discotheken. Die stond onder leiding van ‘Pabst’ Klaus Quirini. De presentatie van Divine sloeg in als een bom. Iedereen zag het helemaal zitten met deze act. Divine werd een veelgevraagde, veelgeboekte artiest in Duitsland, Nederland en de rest van Europa. Zijn gage steeg tot 5.000 gulden per show. Regelmatig voerde hij verscheidene malen per dag zijn act op”.
Het ging snel aan het einde van 1982. Ook met de nieuwe single van Divine. Evenals ‘Native Love’ werd ‘Shoot your shot’ (op het Break-label van Vandenbosch & Nieuwkoop) niet op de Hilversumse radio ten gehore gebracht. ‘Shoot your shot’ werd volgens John alleen in de hitlijsten gedraaid omdat hij nu eenmaal genoteerd stond en snel doorsteeg tot een derde plaats in de top 40.
In het boek Cherchez la femme (1996) wijdde Marjolein Rotsteeg een heel hoofdstuk aan Divine. In die biografie kwam Seine uitgebreid aan het woord. John zat dan ook vol anecdotes over de bijzondere Amerikaan. Bijvoorbeeld: “Na een laat optreden deed hij wel vaak zijn kleding uit, maar zijn make-up met kunstwimpers haalde hij er pas in het hotel af. Tijdens een tournee bleek zijn Amerikaanse tourmanager allergisch te zijn voor pinda’s. Onderweg hadden ze ergens saté gegeten, zonder erbij stil te staan dat de saus van pinda’s wordt gemaakt. Midden in de nacht zijn ze het AMC-ziekenhuis in Amsterdam binnengesjeesd.
Aan het leven van Divine, met een lichaamsgewicht van soms 180 kilo, kwam op 6 maart 1988 een einde. Hij werd dood in een hotelkamer aangetroffen. Alleen.
Nog een bijzondere act: Bobby Farrell van Boney M.
Gelukkig draaide Europop niet alleen op Divine. John Seine had steeds artiesten die bij hem onderdak vonden. Een zo’n act was bijvoorbeeld Lois Lane. John hielp de zusjes Suzanne en Monique Klemann door Gerry van der Zwaard, hun manager, kantoorruimte te geven. Bovendien wist hij ze goed van advies te dienen met zijn jarenlange ervaring. “Lois Lane had nogal eens met tegenslag te kampen. Hun single ‘My best friend’ moesten ze daarom in eigen beheer uitbrengen. Zo’n verhaal deed het goed in Hilversum. Een ‘underdog’ wordt hier altijd geholpen. Het gevolg was dat de deejays er alles aan deden om Lois Lane op de been te houden. Toen ze opnieuw succes hadden kregen ze zelfs de kans om samen met Prince te toeren. Ik vind het nog altijd jammer dat de kansen die toen voor het grijpen lagen niet werden opgepakt”.
In die tijd, het einde van de jaren tachtig en daarna, was er een groeiende belangstelling voor, je zou kunnen zeggen, reactionaire muziek. Joop van den Ende timmerde aan de weg met spectaculaire herhalingen van ‘klassieke’ musicals. Het publiek in de zaal kon de muziek van a tot z meezingen. Een zelfde ontwikkeling deed zich voor in de popmuziek. Tribute-bands schoten als paddenstoelen omhoog. John Seine haakte er op in. Zo bracht hij ondermeer het trio Luv’ weer bij elkaar. Maar zijn grootste succes in die tijd was toch wel Boney M.
“Bobby Farrell kende ik al een tijd voor hij een rol in Boney M. speelde. In Nederlandse clubs werkte hij als deejay en danser. De Duitse platenproducer Frank Farian lanceerde Boney M. in 1975 met de single ‘Baby do you wanna bump’. Het was puur een studio-productie. Farian was behalve producer tevens de zanger. Zelf wilde hij niet optreden. Farian haalde Farrell erbij als performer van zijn muziek. ‘Daddy Cool’ werd een gigantische hit in Europa. Het tijdperk van de ‘europop’ was aangebroken. Voor Farrell zou het geen enkel probleem geweest zijn ook wat zangpartijen op de plaat voor zijn rekening te nemen. Zo moeilijk was het niet. Maar dat was niet de bedoeling. Dan moest hij immers ook royalties ontvangen. En die wilde Frank Farian zelf houden. Zo kwam de act tot stand waarbij Boney M., Bobby Farrell met drie zangeressen, op de bühne playbackte wat Frank Farian in de studio op tape gezet had. Iedereen was enigszins tevreden. Farian met de inkomsten van de platen en zijn liedjes, Farrell met het het geld dat de optredens opleverden. Tussen 1975 en 1981 volgde de ene hit de andere op. ‘Sunny’, ‘Ma Baker’, ‘Belfast’, ‘Rivers of Babylon’, ‘Brown girl in the ring’, ‘Hooray it’s a holiday’, ‘El Lute’, ‘Malaika’ enzovoort.
Halverwege de jaren tachtig bracht Charly Prick de groep opnieuw op de bühne. Vanaf 1989 deed ik het. Boney M., dat wil zeggen danser-zanger Bobby Farrell met drie ‘zangeressen’, werd vanaf die tijd de belangrijkste act van Europop. In heel Europa was er constant werk voor het gezelschap. En niet alleen Europa. We boekten Boney M. tot in Singapore, Hongkong, Taiwan, Kazachstan en Dubai toe”.
Vanzelfsprekend kwam er kritiek. Milli Vannilli, een andere act van Frank Farian, werd aan de schandpaal genageld. Met dat duo deed de Duitse producer wat hij eerder met Boney M. gedaan had. Milli Vannilli was een studio-creatie. De grote hits, ‘Girl you know it’s true’, ‘Girl I’m gonna miss you’ en ‘Blame it on the rain’ kwamen in de studio tot stand zonder de stemmen van Rob Pilatus en Fab Morvan. Ondanks dat ontving het tweetal in 1989 een Grammy in de rubriek ‘best new artist’. Er werden tientallen miljoenen schijven van Milli Vanilli verkocht, totdat ze ontmaskerd werden en hun onderscheiding weer moesten inleveren. Vooral Pilatus had het er moeilijk mee. Hij kwam in een rehab-kliniek en de gevangenis terecht. In 1998 werd hij levenloos in een hotelkamer gevonden.
Terecht werd in de pers ook wel eens vermeld dat ook een producer als de veel geroemde Phil Spector op die manier werkte. De platen van de Crystals werden bijvoorbeeld ingezongen door zangeres Darlene Love. De ‘zangeressen’ van de Crystals deden wat ook Boney M. en Milli Vannilli deden. Bij Spector had men er geen probleem mee, bij Farian wel. Er werd dus met twee maten gemeten.
Ook op het bestaan van Bobby Farrell werd kritiek geleverd. Helemaal serieus werd hij nooit genomen. Maar ondanks dat kon hij steeds aan het werk blijven. Seine: “Bobby (Roberto Alfonso Farrell) bestond, bekende hij, uit drie persoonlijkheden. De professionale artiest Bobby Farrell, de ‘nice guy’ Alfonso en de ‘bad guy’ Roberto die af en toe geweldig kon ontploffen.
Bobby werd uitgenodigd in het tv-programma ‘Jensen!’. Robert Jensen stond erom bekend dat hij zijn gasten genadeloos aanpakte. Moesten ze dat wel doen? Bobby vond van wel. Vanaf de eerste seconde van het interview nam de Arubaan het initiatief. Farrell (‘Roberto’) overdonderde de presentator zodat die geen kant meer op kon. Hij deed het fantastisch.
Soms was het verstandig de zaken anders aan te pakken. In 2005 werden we door verzekeringsbedrijf Ohra benaderd voor een reclamespot. Leidraad was de Boney M.-hit ‘Daddy Cool’. In de commercial bracht Ohra in beeld dat de steenrijke producer Frank Farian zijn artiest steeds beloofde het verdiende geld over te maken. Maar dat nooit deed ondanks de tientallen miljoenen platen die er van Boney M. verkocht waren. Omdat Farian nooit betaalde was Farrell gedwongen tot op hoge leeftijd in obscure zaaltjes op te blijven treden. Evenals eerder bij Lois Lane het geval was werd Bobby Farrell (Alfonso, de ‘nice guy’) als de underdog neergezet. En opnieuw werkte dat in Nederland. De reclamespot van Ohra had voor de carrière van Bobby een goede uitwerking”.
Het schortte daarna niet aan werk voor Bobby Farrell en de rond hem gecreëerde Boney M.-formatie. Met zijn gezondheid was het anders gesteld. Bobby had al in 2007 problemen met zijn alvleesklier. Op 29 december 2010 trad hij op in het Russische Sint Petersburg, het voormalige Leningrad. De volgende ochtend werd hij levenloos in zijn hotelkamer aangetroffen. Evenals Divine in 1988 was ook deze Europop-artiest alleen. Het overlijden van de ‘danser’ van Boney M. was wereldnieuws.
In juli 2012, anderhalf jaar later, is John Seine ZZP’er geworden. Nog steeds onder de naam Europop heeft hij de meisjesgroep Mai Tai nieuw leven ingeblazen. Met een hele goeie zanger en tevens goede danser (de Brit Johnson Gabriel) en samen met de nieuwe Mai Tai is er nu ook een nieuwe Boney M. Het leven gaat door. En Europop gaat nooit verloren...
Harry Knipschild
Jay Cocks, ‘Fans, you know it’s true’, Time, 3 december 1990
‘Disgraced popstar [Rob Pilatus] dies’, BBC, 5 april 1998
Marjolein Rotsteeg, Cherchez la femme, Vassallucci, 1996
Frank Dam, ‘The Softs’, in Nederbeat. De glorietijd van de Nederpop, Amsterdam 2000
‘Whatever happened to Boney M.?’, BBC, 29 januari 2002
‘Bobby Farrell moet rust nemen’, Telegraaf, 30 maart 2006
Charles Beteram en Robert Haagsma, Pink Floyd in de polder, Zaltbommel 2007
Evert Santegoeds, ‘Bobby leefde als kluizenaar’, Telegraaf, 31 december 2010
Evert Santegoeds, ‘“Bobby’s stem leeft nog”’, Privé, 12 januari 2011
- Raadplegingen: 27801