104 - 'I will always love you'
In het boek Money Money Money? wijdde ik hoofdstuk 16 aan de fatale gevolgen van drugsgebruik door rock-artiesten. Wie er niet aan meedeed werd door de pers vaak op een negatieve manier benaderd. Dan was je bij wijze van spreken geen echte artiest. Cliff Richard was er een mooi voorbeeld van. Maar terwijl Jim Morrison, Janis Joplin, Herman Brood, Jimi Hendrix en al die anderen niet oud werden, was Cliff als zeventigjarige nog steeds gezond.
Aan het einde van van het hoofdstuk schreef ik in 2010: “Intussen gaan de media enthousiast door met schrijven over aan de drugs verslaafde artiesten. Amy Winehouse en Whitney Houston zijn van dit moment. Belanden zij in het rijtje slachtoffers?”
Iedereen kon de bui zien hangen. In het internet-tijdperk was het geen geheim dat voor het leven van de twee zangeressen te vrezen viel. Er was dus alle gelegenheid om tijdig de helpende hand toe te steken. Maar dat gebeurde niet, althans niet in voldoende mate. Amy Winehouse overleed op 23 juli 2011, Whitney Houston op 11 februari 2012.
Toen het nieuws bekend werd toonde de betrokkenen zich ‘geschokt’. Het was een drukte van belang bij de uitvaart van Whitney Houston. Die werd live door CNN uitgezonden. Als je bij zo’n gelegenheid een prominente rol speelde kon dat goed zijn voor je eigen carrière. “De een zijn dood is de ander zijn brood”, luidt het spreekwoord. Alleen Aretha Franklin, de peetmoeder van Whitney, liet het op het laatste moment afweten. Dat kwam haar op nogal wat kritiek te staan.
Tijdens de bijeenkomst speelde Clive Davis (geb. 4 april 1932) een prominente rol. De inmiddels bijna 80-jarige blanke man had Whitney Houston in 1983 voor Arista Records getekend. Het succes van de zangeres, nicht van Dionne Warwick en dochter van Cissy Houston (van de Sweet Inspirations), was ook zijn succes. Clive Davis werd de hoogste baas van de platenmaatschappijen Sony (CBS, Columbia) en BMG (Arista, RCA, Jive).
In een volle kerk nam Davis het woord, tien minuten lang. Van papier las hij voor. “Ik wil praten over mijn ervaringen met Whitney Houston. Op zo’n stem, zo’n gezicht, zo’n glimlach, wacht je je hele leven. Zo voelde ik het, Cissy, toen je dochter naar voren stapte en me verpletterde met haar versie van ‘The greatest love of all’. Wat waren we samen blij toen ze zeven keer achter elkaar op nummer één stond in de hitlijsten. We konden het bijna niet geloven. Whitney was nooit arrogant, altijd dankbaar. En toen kwam ‘I will always love you’. Daarmee veroverde ze voor altijd de wereld”, aldus de platendirecteur.
Aan het einde van de dienst werd de kist met het stoffelijk overschot van Whitney Houston de kerk uitgedragen. Dat gebeurde niet in alle stilte. Integendeel. De aanwezigen, en de rest van de wereld, hoorden de muziek van haar nummer één-hit ‘I will always love you’ (uit 1992). Bestaat er een mooier lied om mee ten grave gedragen te worden?
Clive Davis, Whitney Houston
Country & western muziek
‘I will always love you’ was niet voor een ‘zwarte’ zangeres als Whitney Houston geschreven. Integendeel. Het lied was een compositie van Dolly Parton. Die had carrière gemaakt door zeven jaar lang samen te werken met country-artiest Porter Wagoner. Regelmatig kwam ze zo op de Amerikaanse televisie. In de Parton-biografie die Alanna Nash al in 1978 publiceerde is te lezen dat Dolly Parton nogal verlegen was. Ze durfde nauwelijks te zingen. Wagoner wist haar over te halen dat te doen door middel van duetten. Op den duur leidde de rol die Dolly Parton in de show van Wagoner moest spelen evenwel tot problemen. Ze was onvoldoende zichzelf, schreef Nash. Dolly schreef in 1973 een song om afscheid van Porter te nemen. Dat werd ‘I will always love you’. Zoals Diana Ross in 1969 afscheid van de Supremes nam met ‘Someday we’ll be together’.
‘I will always love you’, werd, lijkt het, niet onmiddellijk herkend als een geweldige song. De opname verscheen op het album ‘Jolene’. Het dertiende album al van Dolly Parton. De titelsong ‘Jolene’ werd begin november 1973 in Amerika met groot succes als single uitgebracht. En daarna duurde het nog bijna een half jaar (tot in april 1974) vóór ‘I will always love you’ op 45 toeren bij de country-deejays en in de platenwinkels terecht kwam. Het bleek een goed besluit van platenmaatschappij RCA te zijn om van ‘I will always love you’ een single te maken. Hoewel het, in tegenstelling tot ‘Jolene’ niet in de pop-charts terecht kwam, werd het wel een country & western nummer één hit.
Alanna Nash was in de biografie enthousiast over ‘I will always love you’. Het zou wel eens meer dan een gewone hit kunnen zijn, liet ze in 1978 afdrukken.
Country & Western hitparade, 8 juni 1974, Billboard
Toen Clive Davis in februari 2012 het woord voerde bij de uitvaart van Whitney Houston waren de platenmaatschappijen Arista (Whitney) en RCA (Dolly) onder de vleugels van het Japanse Sony één bedrijf geworden. In het begin van de jaren zeventig was de situatie totaal anders. Arista bestond niet eens. RCA (met o.a. Elvis Presley) was de grote concurrent van Columbia Records, een onderdeel van het CBS-concern.
Rond 1970 had Clive Davis de leiding over Columbia. Naar eigen zeggen had hij het muziekbedrijf uit een dal gehaald door er rockmuziek te introduceren. Tot dan toe was Columbia nogal ‘conservatief’ geweest. Successen waren er vooral met musicals (‘My Fair Lady’) en middle-of-the-road artiesten als Andy Williams, Barbra Streisand, Mitch Miller en Ray Conniff. Onder het bewind van Clive Davis werd Columbia bevolkt door Janis Joplin, Johnny Winter, Blood, Sweat & Tears, Santana, Sly Stone en Bruce Springsteen.
Met country & western-muziek had Clive Davis niet veel op, schreef hij zelf in zijn autobiografie Inside the record business (1975). “De artiesten hadden hun fans. Regelmatig moest ik laten horen dat ik van hun muziek hield. Altijd ging ik naar de Country Music Week. Omdat ik het op kantoor [in New York] druk had kwam ik niet meer dan twee of drie keer per jaar in Nashville. Dat probeerde ik goed te maken door er die week bij te zijn. In het begin was het moeilijk voor mij. De meeste mensen die ik kende waren opgegroeid met rock of jazz. Country & western-muziek, met vaak simplistische teksten, konden ze niet serieus nemen”.
Clive Davis liet country & western over aan een specialist ter plekke. Dat was Billy Sherrill. Bijna maakte hij een fout door een ‘progressieve’ platenman, Bob Johnston, op de hoogste post in Nashville te benoemen. Maar al snel werd hem in Tennessee duidelijk gemaakt dat hij op het verkeerde pad was met die beslissing. Davis luisterde. Hij ‘degradeerde’ Bob Johnson tot de producer van Bob Dylan, Johnny Cash en Leonard Cohen. Billy Sherrill gaf hij de algehele leiding van de Columbia-activiteiten in Nashville.
“Daarna deed Columbia het zeer goed daar. De artiesten de Billy onder contract nam moesten echt kwaliteit hebben. Hij vertelde me dat hij op zoek waar naar die ‘speciale snik’. Hij overdreef niet. Dat deed ik zelf ook in de popmuziek. Billy Sherrill was een uitblinker. Hij was bescheiden en hij had humor. Hij nam de artiesten niet alleen onder contract, hij schreef ook liedjes en produceerde platen. Hij bracht Lynn Anderson bij Columbia. Haar single ‘Rose Garden’ werd een internationale hit en verkocht meer dan drie miljoen exemplaren. Charlie Rich werd een C&W-ster met ‘Behind closed doors’ en ‘The most beautiful girl in the world’. Sherrill zorgde voor het steeds voortdurende succes van Tammy Wynette. George Jones, de echtgenoot van Tammy, voor Columbia te tekenen. Het album ‘Tammy Wynette Greatest Hits’ verkocht meer dan een miljoen exemplaren”.
Tammy Wynette en Billy Sherrill
Tammy Wynette
Clive Davis was trots op het werk van Billy Sherrill in Nashville. Een van zijn ontdekkingen was Tammy Wynette, de artiestennaam van Virgina Wynette Pugh. In de biografie op haar officiële website staat vermeld dat ‘Tammy’ op 5 mei 1942 op een boerderij in de staat Mississippi geboren werd. Als meisje van zeven jaar werkte ze al op de katoenvelden. Het leek erop dat ze dat nog jaren en jaren zou blijven doen. Dat was niet wat ze wilde. Ze droomde van een loopbaan in de muziek. Haar droom verkortte haar dagen in het veld. Zangeres worden leek voorlopig onmogelijk. Daarom volgde ze maar een opleiding als schoonheidsspecialiste en kapster. Ze werkte als serveerster en in een schoenenfabriek.
In een tv-reportage, in 1990 gemaakt door Shay Healy (‘First Lady. Country Music Legend’), vertelde Tammy: “In het weekeinde [1965] ging ik naar Nashville. Ik droomde ervan zangeres te worden. Ik kwam in contact met plaatselijke deejays. We gingen samen liedjes schrijven. Ik liep de platenmaatschappijen af. Hebben jullie behoefte aan een zangeres? Dat vroeg ik aan iedereen. Ik had geen demo’s bij me, ik had niets. Zeven grote platenmaatschappijen hadden geen belangstelling voor me. De ene wilde een vrouwelijke Don Gibson, de andere een vrouwelijke George Jones. Ze wilden allemaal iemand die ik niet was. Iemand van United Artists Records attendeerde me op Billy Sherrill. Die had een hit gemaakt met David Houston [o.a. ‘Almost Persuaded’, 1965], waarschijnlijk is hij nu op zoek naar een zangeres. Zo kwam ik bij Billy terecht [in 1966]. ‘Heb je een tape bij je?’ vroeg hij.
Ik zei: ‘Nee’.
‘Kun je gitaar of piano spelen’
‘Ik kan voor je zingen’. En dat was wat ik deed. Twee liedjes, een derde, een vierde. Hij luisterde geduldig naar me. Toen ik uitgezongen was, zei hij: ‘Maybe. Misschien wil ik je wel onder contract nemen. Over een paar dagen zal ik je bellen’. Ik wilde hem niet vertellen dat ik helemaal geen telefoon had. Ik gaf hem het nummer van mijn hospita. Die instrueerde ik: ‘Zeg hem niet dat het jouw nummer is, als hij belt. Zeg hem niet dat ik hier zit zonder een cent, met helemaal niets. Geef hem de indruk dat het mijn telefoon-nummer is en roep me dan.
Billy belde inderdaad zes, zeven dagen later. Of ik wilde komen. In zijn kamer had hij een grote kaart van de wereld aan de wand. Hij gooide darts naar de kaart. Toen ik er die dag was gooide hij een pijltje naar zijn geboorteplaats en eentje naar die van mij. ‘Ik heb een song voor je’”, liet hij weten.
Virginia Wynette Pugh, de kapster, droeg het haar die dag in een paardenstaart. Zo liet ze Billy denken aan Debbie Reynolds, de zangeres van het liedje ‘Tammy’. Sherrill gaf haar een nieuwe naam: Tammy Wynette.
‘Apartment No. 9’ was de eerste single die het 24-jaar jonge meisje maakte. Daarmee bereikte ze meteen de C&W-hitlijsten. De bal begon te rollen. In 1967 had ze haar eerste nummer één op de country-hitlijsten, met ‘I don’t wanna play house’. Vanaf dat moment stond ze jaar in jaar uit aan de top, dankzij een eindeloze reeks liedjes als ‘D-I-V-O-R-C-E’ (1968), ‘Stand by your man’ (1968), ‘The ways to love a man’ (1969), ‘Run woman run’ (1970), ‘My man understands’ (1972) en ‘’Til I can make it on my own’ (1976).
Huwelijks-ongeluk
Clive Davis, Tammy Wynette, George Jones
Tammy Wynette had het succes waar ze van gedroomd had. Maar was ze er gelukkiger door geworden? Dat was de vraag. Als je afging op de teksten van haar liedjes in elk geval niet. Eerder het tegendeel. Veel liedjes gingen niet over huwelijks-geluk maar over huwelijks-ongeluk. In het tv-interview omschreef de zangeres zichzelf met de woorden: “Alleen zijn hoort niet bij mijn persoontje”. Dat leek goed getypeerd. “Ik wilde niet mijn hele leven op de boerderij werken. Daarom trouwde ik op mijn zeventiende. Het huwelijk [met Euple Byrd] was een ramp. Het werd steeds erger. Het enige goeie dat er van kwam in die zes jaar was drie prachtige dochters”.
In Nashville leerde ze al snel een nieuwe man kennen. “Toen ik er kwam kende ik helemaal niemand. Ik nam een kamer in het Anchor Motel. Bij het inchecken ontmoette ik een man, Don Chapel. We werden vrienden. Hij nam me mee een tracteerde op een hamburger. Zo begon het. Hij had een zus die succesvolle liedjes schreef. We brachten een heleboel tijd samen door. Het duurde niet lang of Don vroeg me ten huwelijk. Ik wist dat ik niet van hem hield, maar ik ben toch maar met hem getrouwd. Het huwelijk pakte niet goed uit”.
Dat gebeurde in de dagen dat Tammy de ene na de andere nummer één hit scoorde. Door al dat succes kwam er een grote ommekeer in het leven van de zangeres. Van beginnende artieste was ze ineens een ster. Voor Don Chapel was in dat nieuwe leven geen plaats. In die tijd, 1968, werd ‘D-I-V-O-R-C-E’ een grote hit, een liedje over een echtpaar dat aan het scheiden is. De kinderen mochten het niet horen, daarom spelden ze de letters in plaats van de woorden uit te spreken. Dolly Parton had ‘I will always love you’ nog niet gecomponeerd, dat gebeurde pas in 1973, maar die woorden waren niet van toepassing op het liefdesleven van Tammy Wynette.
In de reportage stelde Shay Healy het derde huwelijk van de zangeres aan de orde. Met George Jones, de vertolker van songs als ‘Tender Years’ (1961, ‘Spiegelbeeld’), ‘She thinks I still care’ (1962) en ‘The race is on’ (1964).
Tammy: “Onze eerste ontmoeting was bij Billy Sherrill. ‘Raad eens wie ‘Apartment No. 9’ aan het opnemen is hier in de studio? George Jones’, vertelde hij. George was mijn held, mijn idool. ‘Wil je hem ontmoeten?’ Natuurlijk wilde ik dat. We zaten bij het zelfde boekingskantoor. Zodoende traden we regelmatig samen op. We werden goeie vrienden. In het begin zag ik geweldig tegen hem op. Na een tijdje voelde ik dat ik verliefd op hem werd. Hij zong fantastisch, hij leek eenzaam en ik was eenzaam. Ik had het gevoel dat ik hem kon veranderen, hem gelukkig maken”. Ze moest er zelf om lachen. ‘Denken we zo iets niet allemaal”...
Hoe kwam het huwelijk tot stand?
“Ik was aldoor op pad en had drie kinderen [uit haar eerste huwelijk]. Toen ik een keer thuis kwam waren ze ziek. George en zijn manager kwamen vaak bij me thuis. Samen met vrienden zaten we dan de hele avond te zingen. Toen m’n dochters ziek waren had ik hulp nodig. Ik was bang en voelde me alleen. Ik belde George en z’n manager. Ik was nog getrouwd met Don [Chapel]. We kregen ruzie waar George bij was. Don dronk te veel. Hij werd grof tegen me. George nam het voor me op en bekende openlijk tegenover Don dat hij van me hield. Er ontstond een vechtpartij. Het meubilair ging aan diggelen. ‘Jij houdt toch ook wel van me’, zei hij terwijl hij me liefkoosde, waar Don bij was. Ja, zei ik. Hij stelde voor: ‘Let’s go’. Dat deed ik. Ik ben nooit meer terug geweest”.
De relatie met George Jones was in muzikaal opzicht succesvol. Hun duetten (‘Golden Ring’, ‘We’re gonna hold on’) haalden de top van de charts in Nashville. Maar heel veel meer was het niet, vertelde Tammy: “Samen klonken we fantastisch. Met de platen ging het geweldig. Maar het waren moeilijke, turbulente jaren, voor ons beiden. Als ik het allemaal geweten had, al die drugs en alcohol, dan was het misschien anders gegaan. Misschien had ik hem wel kunnen helpen. Maar dat deed ik niet. Ik begreep niet waarom hij aan de drank was. Ik begreep niet wat er dan in hem omging. Het werd nog moeilijker na de geboorte van Georgette [1970], onze dochter. Omdat we samen optraden waren we 24 uur per dag bij elkaar. Dat legde een extra druk op ons. We hielden het niet samen uit”.
De titel van Tammy’s grote hit ‘Stand by your man’ leek niet van toepassing op haar privé-leven. Ook niet bij de volgende man. Lachend vertelde ze in 1990 aan de verslaggever: “Ik trouwde met Michael [Tomlin], een man in de onroerend goed-business hier in Nashville. Hij zat niet in de muziekwereld. Voor mij was dat positief [op dat moment]. Ik wilde vrij zijn. Maar ik wilde ook niet alleen zijn. Toch was die ‘relatie’ de grootste fout die ik ooit maakte. Na 44 dagen kwam er al een einde aan het huwelijk”.
Al die huwelijken [en romances met andere mannen] brachten haar wel in discrediet, moest ze bekennen. Vooral bij haar familie. “Ik zou graag willen dat mijn familie trots op me is. Dat is nu niet het geval. Ze schamen zich ervoor dat ik zo snel en zo vaak een einde maak aan een huwelijk. Maar ik vind dat het geen zin heeft een relatie zo maar voort te zetten, ook al had ik de fouten gemaakt”.
Op het moment van het interview was Tammy Wynette voor de vijfde keer getrouwd, deze keer met George Richey, haar manager en producer. Al twaalf jaar! Tammy benadrukte dat het een ideale relatie was. “Hij is geweldig. Het is grappig te bedenken dat we al zo lang samen zijn. Het is wonderbaarlijk dat hij het al zo lang met me uithoudt. Met hem praten gaat vanzelf. Bij mij is dat niet het geval. Ik ben koppig. Ik wil soms niet luisteren. Hij heeft talent en hij is geduldig”.
Zo was de situatie in 1990. Tammy en George Richey woonden in een luxueus landgoed niet ver van Nashville. Trots gaf ze een rondleiding aan de televisieploeg. Die bracht een groot bubble-bad in beeld. Maar, vertelde ze, ze had nóg veertien badkamers in huis. Op het hekwerk dat het landgoed van de buitenwereld afscheidde waren de letter ‘T.W.’ en haar bijnaam ‘First Lady’ aangebracht.
Internationaal succes?
Lynn Anderson, Dolly Parton, Loretta Lynn, Dottie West, Tammy Wynette
Tammy Wynette was niet de enige zangeres die het in Nashville maakte. In die stad wemelde het van de artiesten, mannen en vrouwen, die de ene hit na de andere maakten. Maar in Europa hebben ze niets bereikt, niemand kent ze. Het is niet eenvoudig hits met country-muziek te maken in onze contreien. Bij Tammy Wynette lukte het, maar vraag niet hoe.
In Engeland werd de basis voor haar Europese doorbraak gelegd. Zeven jaar duurde het voor ‘Stand by your man’ eindelijk in dat land erkenning kreeg. In Amerika was de plaat in 1968 een hit. Eerst een country-hit en daarna een top 20-succes in de pop-charts. In Europa gebeurde niets. In een artikel dat Rob Partridge in Melody Maker schreef (1975) legde hij uit dat de Britse platenmaatschappij ‘Stand by your man’ maar liefst vijf keer uitgebracht had. Had moeten uitbrengen. Toen brak het nummer pas door en stoof regelrecht door naar de hoogste plaats.
Om te beginnen, noteerde Partridge, dat Wynette de song, die ze samen met Billy Sherrill geschreven had, zelf helemaal niet zag zitten als a-kant van een single. Sherrill dreef het door. In de Engelse media werd ‘Stand by your man’ behandeld als ghettomuziek, aldus Maurice Oberstein, directeur van CBS in Londen. “Mensen van de radio zien country & western als vreemd, bestemd voor een minderheid. In de Verenigde Staten is het de meest vanzelfsprekende muziek die er is”. Met diplomatieke woorden legde Oberstein in het artikel uit dat C&W een ‘rechts’ imago had. Dat maakte het niet gemakkelijk die muziek geaccepteerd te krijgen. De maatschappij had er zeven jaar over gedaan Tammy Wynette in Engeland door te laten breken. Niet de BBC maar het minder beluisterde Capital Radio in Londen had de plaat aandacht gegeven. Vier keer was ‘Stand by your man’ niet op de hitlijsten verschenen. De vijfde keer wel. Toen dat eenmaal gelukt was gaf dat tevredenheid. “We moeten haar nu op televisie kunnen krijgen. Haar gezicht moet moet bekend worden bij een breed publiek. Als dat lukt kan ze even succesvol worden als bijvoorbeeld Glen Campbell”.
De Britse platendirecteur realiseerde zich niet dat Tammy Wynette, de kapster, er regelmatig totaal anders uitzag. Evenals Dolly Parton had ze het haar steeds weer anders. Dolly had zelfs een hele garderobe aan pruiken, de ene nog flamboyanter dan de andere.
Nu Tammy Wynette het eenmaal gemaakt had in Engeland, schreef de redacteur van Melody Maker, lag de markt open voor Dolly Parton. RCA, haar platenmaatschappij, had met Jim Reeves bewezen hoeveel je kon verkopen als de radio je plaat oppakte. In die tijd had Dolly al een nummer één C&W-hit gehad met ‘I always love you’. RCA-Londen bracht echter ‘The Bargain store’ uit om in te haken op het succes van Tammy Wynette. Dat leverde geen hitnotering op. ‘I will always love you’ werd géén hit voor Dolly Parton in Engeland.
Maurice Oberstein
De Nederlandse situatie
Wat in Engeland scoorde had een uitstraling naar de rest van Europa. Londen was nu eenmaal het centrum van de muziekbusiness. De situatie op het continent verschilde niet zoveel van die in Engeland. Een nummer één in Nashville betekende weinig in West-Europa. Diverse omroepen (KRO, NCRV) hadden jarenlang C&W-programma’s voor de liefhebbers. In de ‘gewone’ programmering werd die muziek zelden opgenomen.
Dankzij de hitnotering in Engeland volgde Nederland snel met ‘Stand by your man’. Ook in ons land bereikte Tammy Wynette de top 40 en vervolgens de bovenste plaats. Dat gebeurde in de zomer van 1975, ook bij ons zeven jaar na het succes in Amerika.
Tom Mulder (Klaas Vaak bij Veronica) kon niet inhaken op het Britse succes toen hij ‘I will always love you’ regelmatig onder de aandacht van zijn luisteraars bracht. Hij deed dat ‘op eigen titel’. Dat was genoeg om er een succes van te maken. De single van Dolly Parton kwam in het voorjaar van 1983 de top 40 binnen en steeg door naar nummer 2. Parton werd een ster in ons land. De grapjes over het figuur van de zangeres kwamen op gang. In de media werd de muziek minder dan het uiterlijk van de zangeres aan de orde gesteld.
De problemen voor de muziek uit Nashille deden mij sterk denken aan die van het ‘volkse’ Nederlandstalige repertoire, in de pers vaak aangeduid als ‘smartlappen’. Ik vond altijd dat er een verwantschap was tussen country en dat soort liedjes. Ook in de Nederlandse teksten was er sprake van, zoals Clive Davis het noemde: ‘simplistische teksten’; of ‘tegeltjesromantiek’, een uitdrukking van ex-minister Gerrit Zalm. Heel veel mensen vonden het mooi, maar de radiozenders waagden er zich niet aan.
Voor een platenmaatschappij was het geen eenvoudige keuze om te besluiten een single als ‘Stand by your man’ vijf keer te ondersteunen. Dat was een beslissing die ten koste gegaan moet zijn van andere singles. Want je kunt nu eenmaal niet alles tegelijk doen. Wie moest zo’n beslissing nemen. Voor Clive Davis is de keuze nooit moeilijk geweest: hij zelf. Toen hij eenmaal de hoogste baas geworden was van een platenmaatschappij, eerst Columbia/CBS, later Arista/BMG, was hij haantje de voorste in het kiezen en pushen van artiesten. Zijn medewerkers moesten maar doen wat hem voor ogen stond, lijkt het. Als hij besloot Janis Joplin (CBS) te contracteren, of later Whitney Houston (Arista), stond hij met die beslissing zelf in het midden van de belangstelling. Hij legde zijn hoofd daarmee op het hakblok, dat wel. Maar het succes van de artiest, zoals ik eerder stelde, was dan ook zijn succes. Zo maakte je carrière als ‘platenbaas’.
Toen ik zelf A&R-manager bij Polydor was, kreeg ook ik met dit gegeven te maken. Door de financiële problemen waar moedermaatschappij PolyGram mee te kampen kreeg was er een snelle opeenvolging van directeuren. Ik had de pech dat een van die directeuren, die het wat langer uithield dan de anderen, totaal niet van Nederlandstalige muziek hield. Hij luisterde bovendien meer naar zijn pluggers, die met airplay-mogelijkheden te maken hadden, dan naar zijn A&R-manager. Met veel moeite lukte het mij nog sommige van dat soort platen uit te brengen, soms met groot succes en veel winst, daarna niet meer. Zodoende kwamen singles als ‘Ik voel me zo verdomd alleen’ (Danny de Munk, Herman van Veen) en ‘Comment ça va’ (Shorts, Jack de Nijs) niet bij Polydor maar bij RCA en EMI uit. Meestal lukte het mij de gemaakte kosten bij de ‘concurrentie’ onder te brengen.
Hetzelfde gebeurde met de Nederlandse C&W-zangeres Monica West (eigenlijk: Geesje de Wilde). Die had geweldig veel talent, ontdekte ik. Haar ‘S-C-H-E-I-D-I-N-G’ (1983, Tammy Wynette) verkocht meer exemplaren dan menige single in de hitlijsten. Toch besloot Polydor de follow-up ‘Regenboogmantel’ (‘Coat of many colors’, Dolly Parton) niet op de markt te brengen. Het waren moeilijke tijden voor mij. Monica West had een Nederlandse country-ster kunnen worden. Ze had die ‘snik’, maakte sterke vertalingen van de Amerikaanse teksten en had in Anne Doedens een producer met het juiste gevoel voor country & western-muziek. Een mooi onderwerp om in de toekomst nog eens op terug te komen.
Tammy Wynette 1990-1998
Tijdens de tv-documentaire van Shay Healy in 1990 zag Tammy Wynette er geweldig en behoorlijk jeugdig uit. Als schoonheidsspecialiste en kapster wist ze daar blijkbaar goed voor te zorgen. Op dat moment was ze 48 jaar. Haar gezondheid kwam tijdens het interview aan de orde. Het was duidelijk dat er met de zangeres van alles aan de hand was. Op dat moment had Tammy al heel wat operaties achter de rug. Ze had grote problemen. Tammy zocht haar heil bij pijnstillers en drugs, liet zich daar ook voor behandelen. Regelmatig kwam ze in ziekenhuizen en andere oorden terecht. In 1994 raakte Tammy Wynette in coma. Dagen duurde het voor ze er weer uit kwam. Als je op YouTube kijkt naar de filmpjes van haar tv-optredens na 1990, zie je dat ze er steeds slechter ging uitzien. Zienderogen takelde ze af. Samen met C&W-sterren als Dolly Parton en Loretta Lynn stond ze desondanks regelmatig in de schijnwerpers. Op 6 april 1998 overleed Virginia Wynette Pugh, 56 jaar oud.
Tijdens de uitvaart nam Dolly Parton het woord. Ze verontschuldigde Loretta Lynn omdat die het allemaal niet kon verwerken. Een papiertje, zoals Clive Davis gebruikte bij Whitney Houston in 2012, kwam er niet aan te pas. Dolly Parton praatte uit het hart. Ze maakte een nerveuze indruk alsof ze niet wist wat ze zou gaan zeggen. Tammy was haar ‘girlfriend’, haar family’, haar ‘kleine zus’. “Ik hield van haar”, zei ze. “Wat hebben we samen veel gelachen. We waren twee ‘silly girls’. In 1992 bezocht ik haar in het ziekenhuis. Op haar verzoek heb ik haar helemaal mooi gemaakt met make up en haar”.
Dolly Parton in de Porter Wagoner-show
Op instigatie van echtgenoot George Richey vertelde Dolly nog een grapje over Porter Wagoner, die, dacht ze, ergens in de zaal zat. “Tammy en ik hadden iets gemeenschappelijks. We waren jonge meisjes met veel blond haar. We werkten beiden voor Porter Wagoner. Tammy ging met Porter op toernee toen ze pas begon. Dat deed ik een paar jaar later. Als country-girls met mannen toeren komen de verhalen los. Over met ze naar bed gaan. Tammy vroeg me: ‘Wat moeten we zeggen als de mensen roddelen, dat we met Porter Wagoner sliepen’. Ik antwoordde: ‘De helft van de mensen gelooft het toch niet en de andere denken dat we een slechte smaak hadden’”. Het publiek barstte in lachen uit.
Spontaan zong Dolly Parton een stukje van een song die ze samen met Tammy geschreven had. Met een koortje zong ze een gospel-lied dat ze kort te voren gecomponeerd had. A capella. Dolly Parton eindigde met een song die ze in 1973 geschreven had. Niet zoals in 2012 bij Whitney Houston een cd-opname maar opnieuw a capella, geïmproviseerd met het koortje: “I have to say one more thing. And I will always love you. I will always love you. You know we will always love you”. Als één man/vrouw kwam de zaal overeind. “God bless you, may you rest in peace”. zo eindigde Dolly Parton haar eerbetoon aan Tammy Wynette.
Toen Dolly Parton het lied in 1973 schreef om haar afscheid van Porter Wagoner te bezegelen besefte ze niet dat ‘I will always love you’ zo’n inpact zou hebben, tot in 2012 toe.
Harry Knipschild
14 april 2012
Clips
Literatuur
Clive Davis en James Willwerth, Inside the record business, New York 1975
Rob Partridge, ‘Tammy Wynette. Going up country’, Melody Maker, 14 juni 1975
Rob Partridge, ‘Tammy Wynette. Hammersmith Odeon, London’, Melody maker, 14 juni 1975
Alanna Nash, Dolly, Los Angeles 1978
Jeffery Bowman, Diva. Whitney Houston, Den Haag 1994
Harry Knipschild, Money Money Money?, Schoorl 2010
‘Clive Davis’ eulogy at Whitney Houston’s funeral’, Billboard, 18 februari 2012
‘biografie Tammy Wynette’, officiële website Tammy Wynette, april 2012
- Raadplegingen: 26915