469 - Cream – volgens Eric Clapton
Bij de popcritici kan Eric Clapton, nu 77 jaar, niet altijd op bewondering rekenen. Velen van hen vonden en vinden het bijvoorbeeld maar niks als hij mooie liedjes zingt. In hun recensies hebben ze vaak verkondigd dat de artiest pas op z’n best is als hij ‘opwindende’ muziek maakt. Het grote publiek denkt er vaak anders over.
In een artikel over de recente optredens van Clapton in de Amsterdamse Ziggo Dome met een capaciteit van 17.000 plaatsen (twee keer uitverkocht) verwees Peter van Brummelen (Parool) naar de ‘prachtige muziek die hij in de jaren zestig en zeventig maakte’. In Oor reageerde Willem Bemboom enthousiast toen Eric ‘Badge’ speelde: “Eindelijk iets van Cream. De versterker ronkte voor het eerst. ‘Crossroads’ klonk lekker gejaagd door de zaal heen met de duivel op de hielen”.
Van Brummelen verwees naar de goede oude tijd, de late jaren zestig, toen ‘de fans thuis in Engeland op de muren schreven dat hij God was’. Zo keken zijn bewonderaars tegen hem aan toen hij muziek maakte als lid van achtereenvolgens de Yardbirds, Bluesbreakers en Cream.
Over die periode wil ik het in dit artikel hebben – met name die van Cream, en dan nog wel hoe Eric dat zelf beleefde en vastlegde in zijn autobiografie, die in 2007 verscheen en vertaald is door Frans Reusink. Als je het boek leest valt op hoe bescheiden hij zich opstelde. De artiest had geen hoge dunk van zich zelf.
Bluesbreakers
Eric had spijt van zijn vertrek uit de Yardbirds, vertelde hij anno 1965 aan Dawn James. Op 20-jarige leeftijd had hij meegespeeld op de hit ‘For Your Love’, maar stapte meteen daarna uit de groep. “After it was such a hit I wished I’d stayed on a bit longer. The money would have come in pretty useful. It wouldn’t be honest to pretend I didn’t think about it after, but things had got to such a state between us that I couldn’t have faced it”.
Bij de Bluesbreakers had hij het meer naar zijn zin. “With John Mayall I can play how I like. I’m a very passive person but I can make chords on a guitar sound vicious and violent”.
In de autobiografie legde hij vast: “‘Blues Breakers: John Mayall with Eric Clapton’ was het album dat mijn doorbraak betekende en waarmee mijn spel werkelijk onder de aandacht kwam. De plaat werd gemaakt in een tijd waarin ik meende mijn plek te hebben gevonden, in een band waar ik op de achtergrond kon blijven en tegelijk mijn spel kon ontwikkelen en de band in de volgens mij juiste richting kon sturen”.
Toch mankeerde er iets aan het album. “Op aandringen van John Mayall nam ik in ‘Ramblin’ On My Mind’ van Robert Johnson voor mijn rekening. Dat gebeurde tegen mijn zin in. Ik voelde me zeer ongemakkelijk met mijn hoge stemmetje”.
Ook visueel wilde Eric een ondergeschikte rol spelen bij de Bluesbreakers. “Op de dag dat ze de foto voor de hoes gingen maken, besloot ik mijn medewerking daaraan tot een minimum te beperken. Ik had er een hekel aan als er foto’s van me werden gemaakt. Om iedereen dwars te zitten kocht ik een exemplaar van ‘Beano’ en las er met een chagrijnige kop hardop uit voor terwijl de fotograaf zijn werk deed. Op de hoes staat een foto van de band zittend voor een muur terwijl ik die strip lees – zodat de lp de bijnaam ‘The Beano Album’ kreeg”.
In de stijl van Buddy Guy
Clapton voelde zich geïnspireerd door de zwarte blues-artiest Buddy Guy. “Ik had hem zien spelen in de Marquee, waar hij begeleid werd door een bassist en een drummer. Met een vol en krachtig geluid maakte hij veel indruk op mij. Ik dacht: ‘Dat kan ik ook’”.
Drummer Ginger Baker, van de Graham Bond Organisation, gemanaged door Robert Stigwood, kwam kijken toen Eric met de Bluesbreakers optrad. Na het optreden bood hij Eric een lift aan. “Tijdens die tocht zei hij dat hij erover dacht een nieuwe band op te richten en vroeg of ik zin had om mee te doen”.
Voor Baker zal het (financieel) interessant geweest zijn om met de nieuwe ‘god’ samen te werken. In zijn boek liet Eric echter een verklaring achterwege. Evenmin maakte hij goed duidelijk waarom hij reageerde zoals hij deed. “Ik zei dat ik erover moest nadenken, maar dat ik het alleen maar wilde als [bassist] Jack Bruce ook mee zou doen”.
Clapton had het tweetal ooit samen zien spelen in een andere groep, die van de blanke bluesartiest Alexis Korner (1928-1984). “Het leek erop alsof ze perfect bij elkaar pasten, als een geoliede machine”. Eric besefte evenwel dat Baker en Bruce in menselijk opzicht moeilijk door één deur konden. “De eerste keer dat we elkaar ontmoetten, in maart 1966, in de voorkamer van Gingers huis, begonnen ze meteen ruzie te maken”.
De drie muzikanten zetten toch door. Clapton: “Ik zat met het ideaalbeeld van Buddy Guy in mijn hoofd”. Maar zijn minderwaardigheidscomplex speelde een rol. “Ik miste de benodigde virtuositeit en het vertrouwen. Dat betekende dat de macht meer bij Jack en Ginger zou liggen dan bij mij”.
Eric kwam om die reden op het idee om er – in afwijking van bij Buddy Guy – een andere muzikant bij te halen, de 18-jarige Stevie Winwood. “Hij had het genre [immers] in zijn vingers”.
Clapton sprak erover met zijn companen. Zonder resultaat: “Zij gaven me te verstaan dat ze er niemand bij wilden. Ze waren tevreden met de samenstelling zoals die was – een trio bestaande uit Ginger Baker, Jack Bruce en Eric Clapton. “In mijn fantasieën zag ik me, net als Buddy Guy aan het hoofd staan van een bluestrio met een zeer goede ritmesectie”.
Buddy Guy, Marquee, 1965
Het begin van Cream
De slagwerker nam het voortouw, ook in zakelijk opzicht. “Hij wilde dat Robert Stigwood onze zaken zou gaan behartigen. Die had aardig wat succes met popzangers als John Leyton, Mike Berry en Mike Sarne”.
Ondanks protest van Jack Bruce gingen ze met Stigwood in zee als manager. “Hij was een flamboyante Australiër die graag de indruk wekte dat hij een rijke Engelsman was. Gezeten achter zijn fraaie bureau stak hij een vertrouwelijke monoloog af. Hij vertelde wat hij allemaal voor ons kon betekenen en hoe geweldig ons leven er binnenkort uit kon zien. ‘Stigboot’ [zoals Baker hem noemde] leek oprechte belangstelling te kunnen opbrengen voor wat ons voor ogen stond”.
De drie muzikanten hadden afgesproken om voorlopig eerst in het geheim te oefenen, totdat ze naar buiten konden treden. Dat liep fout. “Ginger praatte zijn mond voorbij tijdens een interview met Chris Welch van Melody Maker”.
Volgens Eric ‘brak de hel los’. Jack en Ginger gingen elkaar bijna te lijf. “Ik zat [zelf] opgezadeld met de onvermijdelijke taak het geval uit te leggen aan John Mayall, die voor mij als een vader was geweest. Dat was geen leuke ervaring”.
Eric begreep wel waarom. “Ik had de Bluesbreakers een nieuwe injectie gegeven. Mede door mij waren ze naar een hoger niveau getild. Mayall was de veranderingen gaan waarderen en alles wat daarbij kwam kijken: de meisjes, de manier van leven”.
Naar eigen zeggen speelde Eric in zoverre een interessante rol dat hij de naam van het trio bedacht en de koers uitzette: “Ik stelde Cream voor om de eenvoudige reden dat we volgens onszelf de crème de la crème waren, de voorhoede van onze respectieve domeinen. De muziek die we zouden gaan spelen definieerde ik als oude en moderne blues”.
Aan de slag
Op 29 juli 1966 stond Cream voor het eerst op de planken. De meeste Britten waren die dag in de ban van het WK-voetbal. Daarom was het rustig in de Twisted Wheel van Manchester. “We speelden voornamelijk bluescovers (‘Spoonful’, ‘Crossroads’, ‘I’m so glad’)”.
Robert Stigwood had een busje voor de groep gekocht. Een andere muzikant hadden ze zover gekregen dat hij bereid was als roadie en chauffeur te fungeren.
Het echte debuut vond twee dagen later plaats, tijdens het National Jazz and Blues Festival op de racebaan van Windsor. “We waren bloednerveus. Als onbekende band moesten we als laatste optreden – voor een publiek van vijftienduizend man. Onze apparatuur was pover. Het weer was abominabel. Het goot van de regen”.
Cream was geprogrammeerd na de Who, de hardst klinkende rockgroep van het moment. “We straalden weinig kracht uit”. Bovendien hadden ze nog een tekort aan repertoire, met alle gevolgen van dien. “We hadden nog maar drie nummers gespeeld of de voorraad was op. Ginger Baker moest zeggen: ‘Sorry, meer nummers hebben we niet’”.
Blijkbaar mochten ze toch doorspelen. “We begonnen te jammen. Het publiek vond het geweldig. De popjournalisten waren enthousiast”.
Cream werd nu afgeschilderd als een ‘supergroep’. Het (toevallige) jammen werd hun handelsmerk. De blues nam na verloop van tijd een minder prominente rol in. “Jack Bruce werkte veel samen met tekstschrijver en dichter Peter Brown”. Ook Ginger schreef eigen nummers. “De enige manier waarop ik invloed uitoefende was de manier waarop ik gitaar speelde en door voor te stellen nieuwe coverversies te spelen van oude bluesnummers als ‘Sitting on Top of the World’ (Howlin’ Wolf) en ‘Outside Woman Blues’ (Blind Joe Reynolds)”.
Eric Clapton, Windsor, 31 juli 1966
Robert Stigwood, die artiesten als John Leyton naar de top van de charts gebracht had, was ‘erop gebrand met ons de hitsingle te maken waar alle bands op aasden’. Met ‘Wrapping Paper’ werd een klein succes geboekt. Met ‘I Feel Free’ (van Bruce en Brown) ging het een stuk beter. Eric: “Het was een veel sneller en rockender nummer, met een opzwepende beat. Het werd opgenomen op één Ampex-recorder met spoelen. John Timperley was de studiotechnicus”.
Polydor bracht de platen van de groep in Engeland op de markt. In de VS verscheen ‘I Feel Free’ op het Atco-label van Atlantic. “Die werd geleid door in Turkije geboren New Yorker Ahmet Ertegün. Hij had artiesten als Ray Charles, Drifters en Aretha Franklin in hun carrière begeleid. Hij was in mij geïnteresseerd geraakt toen hij begin 1966 naar Londen was gekomen om Wilson Pickett, een van zijn artiesten, te zien”.
Na afloop van het optreden jamde Eric met Pickett mee op een feestje in een ‘hippe club’.
Amerika
Als je Eric mag geloven slaagde de directeur van Atlantic erin om de manager van Cream te overtuigen dat het ‘cruciaal was dat we naar Amerika zouden komen en zo het album ‘Fresh Cream’ te promoten’.
Voor de in de VS nog onbekende gitarist was dat opwindend: het beloofde land, en niet eens vanwege zijn favoriete muziek, de blues. “Toen ik acht of negen jaar oud was [omstreeks 1953], had ik op school een prijs gekregen voor netheid, een boek over Amerika, vol met plaatjes van wolkenkrabbers, cowboys en indianen, auto’s en allerlei andere dingen. Het eerste wat ik deed toen ik hoorde wat er ging gebeuren, was een lijstje maken met de dingen die ik zou willen doen als ik er eenmaal was. Ik wilde bijvoorbeeld een cowboyjasje met franjes kopen, en cowboylaarzen. Ik wilde een hamburger gaan halen – en een milkshake”.
Cream was nog onbekend in de VS. Geld was er niet. “Robert Stigwood had in New York een hotel geboekt, The Gorham, een vlooiennest”. De groep moest zich zien waar te maken bij de invloedrijke dj Murray ‘the K’ Kaufman, die zoals gebruikelijk artiesten aan zich verplichtte door hen te laten optreden in een theater.
“Wij hadden nog nooit een hit gescoord en stonden daarom onder aan de lijst van een indrukwekkende line-up, met artiesten als Wilson Pickett, The Young Rascals, Simon & Garfunkel, Mitch Ryder en The Who. Er waren vijf shows per dag en elke band, behalve de grote jongens, mocht niet langer dan vijf minuten spelen. Murray bepaalde dat de muzikanten het theater tussen de optredens door onder geen beding mochten verlaten. Wij speelden alleen ‘I Feel Free’ en dat was volgens hem nog te lang”.
De artiesten verveelden zich tijdens het lange wachten. “Er werden allerlei geintjes uitgehaald, zoals het onder water zetten van de kleedkamers en het gooien van meel- en rookbommen”.
In het theater wist Eric contact te leggen met ‘een prachtig meisje’. Kathy nodigde hem uit bij haar te komen logeren. Eric werd in de watten gelegd, schreef hij. “Ik trok bij haar in. Ze nam me mee naar de plaatsen die ik op mijn lijstje had staan. Bij Kaufmann kocht ik mijn eerste cowboylaarzen”.
In New York maakte hij kennis met Al Kooper (Blues Project, Blood Sweat and Tears) en B.B. King. Bovendien beleefde hij een ‘Be-in’: twintigduizend hippies kwamen samen in Central Park. “We slaagden erin het theater te ontvluchten en sloten ons aan bij die langharige mafkezen, die zongen, dansten, joints rookten en LSD gebruikten”.
Dankzij Robert Stigwood kreeg Cream de kans om één dag in de studio van Atlantic te vertoeven. “We namen ‘Lawdy Mama’ op, dat ik gehoord had op ‘Hoodoo Man Blues’, een plaat van Buddy Guy en Junior Wells”.
Simon en Marijke
Eric kwam begin 1967 terecht in de Engelse underground scene. “Het was een dwaze smeltkroes van mode, muziek, kunst en intellect.
The Fool was er een goed voorbeeld van. Dat was een samenwerking tussen twee Nederlandse kunstenaars, Simon [Posthuma, 1939-2020] en Marijke [Koger, geb. 1943], die in 1966 naar Londen waren gekomen en een atelier hadden opgezet waarin ze kleding, affiches en platenhoezen ontwierpen. Ze schilderden muziekthema’s in fantastische, vibrerende kleuren en hadden opdrachten gekregen van The Beatles, voor wie ze een enorme muurschildering over drie verdiepingen hadden gemaakt op hun Apple Boutique in Baker Street. Ook hadden ze de Rolls Royce van John Lennon beschilderd in spookachtige, psychedelische kleuren.
Ik vroeg hun een van mijn gitaren te beschilderen, een Gibson Les Paul. Ze maakten er een fantastisch psychedelisch kunstswerk van en beschilderden niet alleen de voor- en achterzijde van de body, maar ook de hals en de toets”.
de Gibson gitaar van Eric Clapton
Strange Brew
In het hoofdstuk over de Cream verhaalde Clapton uitgebreid over zijn drugservaringen in die tijd. Zoals in de Speakeasy, waar hij zijn eerst LSD-trip beleefde. “The Beatles kwamen binnen met een exemplaar van hun nieuwe album ‘Sergeant Pepper’. Kort daarna kwamen de Monkees binnen. Mickey Dolenz [van die groep] deelde pillen uit, STP, een krachtig soort LSD”.
Clapton liet zich verleiden zo’n pil in te nemen. “De LSD kreeg langzaam maar zeker vat op ons. Kort daarna stonden we te dansen op nummers als ‘Lucy In The Sky with Diamonds’ en ‘A Day in the Life’. John Lennon liep [daarna] arm in arm met Lulu de Speakeasy uit. De met de hand beschilderde Rolls Royce kwam de hoek om gereden. De wagen hield stil voor de club. Tijdens het instappen maakte hij een V-teken naar de vele politieagenten die zich ’s ochtends om zes uur op straat hadden verzameld”.
Eric: “Ik kon niet slapen. Drie dagen lang ben ik stoned gebleven. Ik zag de vreemdste dingen”.
Eric, Jack en Ginger hadden in New York de smaak te pakken gekregen. Ze gingen er heen om een nieuw album op te nemen. “Ahmet Ertegün had twee van zijn beste mensen naar de studio gehaald om de opnames te begeleiden: technicus Tom Dowd en producer Felix Pappalardi. We namen het hele album in één week op”.
Eric was met name onder de indruk van Pappalardi. “Hij nam de al opgenomen versie van ‘Lawdy Mama’ mee naar huis en transformeerde het tot een popsong, compleet met nieuwe teksten en een nieuwe titel: ‘Strange Brew’.
Ik vond het niet echt een goed nummer, maar had er bewondering voor dat het hem gelukt was er een popsong van te maken zonder dat de oorspronkelijke geest van het nummer geheel was verdwenen. Felix wist me over te halen het op de plaat te zetten door me er, slim of hij was, een Albert King-achtige gitaarsolo aan toe te laten voegen”.
Clapton deed meer. Bij ‘Strange Brew’, ook een hit in Nederland, nam Eric zelfs de zangpartij voor zijn rekening.
Terug naar Amerika
In Amerika hadden de drie het naar hun zin. Een eerste erkenning bleef niet uit. “Tijdens de opnames kwamen allerlei beroemde muzikanten langs in de Atlantic Studio om blijk te geven van hun goedkeuring, onder wie Booker T. [Jones], Otis Redding, Al Kooper en Janis Joplin”.
Hoe groot was de teleurstelling bij terugkomst in Londen, in het late voorjaar van van 1967. “Helaas voor ons had Jimi Hendrix net zijn ‘Are You Experienced?’ uitgebracht. Er was niemand die nog ergens anders naar wilde luisteren. Hij was met zijn spel iedereen de baas. Hij was de klapper van de maand, van het jaar.
Ik werd er gedeprimeerd van. Ik dacht dat we ons definitieve album hadden gemaakt. Bij thuiskomst bleek dat niemand anders er belangstelling voor had”.
De teleurstelling bleef. “Wat de platenverkoop betrof liepen we ver achter bij The Beatles en de Stones, zelfs bij Jimi Hendrix”.
Robert Stigwood, aldus Clapton, maakte plannen om de Cream op een eigen manier in Amerika van de grond te krijgen. Hij had verhinderd dat de groep op het festival van Monterey (juni 1967) van de partij zou zijn. “We moesten Amerika via de achterdeur veroveren. Op een groot festival zouden we niet opvallen tussen die honderden andere artiesten”.
Stigwood stuurde hen wel naar de Amerikaanse westkust.
Eric had er moeite mee. “Ik vond die zogenaamd psychedelische zaken, waar iedereen het over had, nogal saai”. Alleen The Byrds, Buffalo Springfield en Moby Grape vielen bij hem in de smaak. Jefferson Airplane, Big Brother and the Holding Company en Gratefuld Dead waren volgens Clapton nogal tweederangs.
In Amerika werden ze vooral opgevangen door impresario Bill Graham (1931-1991). “Hij was dol op vrije expressie en het stimuleren van nieuw talent. Bill wilde een podium creëren waar mensen met een minimum aan regels aan toezicht konden doen wat ze wilden.
In die dagen [1967] was San Francisco de hoofstad van de drugscultuur. Ik denk dat hij af en toe een oogje dichtkneep als het om drugsgebruik ging. Hij was een vaderfiguur voor alle bands die er speelden. Iedereen met wie hij samenwerkte respecteerde hem en hield van hem.
Bill zei dat we konden spelen wat we wilden, en zo lang we wilden, al speelden we door tot het ochtendgloren. Dat betekende dat we in het openbaar de grenzen van onze mogelijkheden konden verkennen”.
Stimulerende omgeving
Het was een stimulerende omgeving. “We logeerden in een geweldig hotelletje, de Sausalito Inn, dat ooit had gediend als bordeel. We ontmoetten er muzikanten als Mike Bloomfield en David Crosby. We rookten hasj en gebruikten enorme hoeveelheden LSD. Af en toe speelde ik zelfs op LSD. Ik weet niet precies hoe ik het heb gedaan, want ik wist niet of mijn handen functioneerden, met welke gitaar ik speelde of zelfs maar waar die van gemaakt was. Tijdens een van die trips had ik het idee dat ik het publiek kon veranderen in engelen of duivels, afhankelijk van de noot die ik speelde”.
Eric Clapton keek in 2007 met genoegen terug naar die tijd op de Amerikaanse westkust. “In de Fillmore [vernoemd naar president Millard Fillmore, 1800-1874] kon niemand ons zien omdat er lichtshows op de band werden geprojecteerd. Dat werkte zeer bevrijdend. We konden uit ons dak gaan zonder enige beperking. We wisten dat het publiek veel meer in beslag genomen werd door wat er achter ons op het scherm geprojecteerd werd.
Ik weet zeker dat een flink deel van het publiek er niet echt bij was. Dat gaf niet. Ze luisterden. Dat inspireerde ons om verder te gaan dan we ooit hadden gedaan. We gaven uitgebreide solo’s. We gingen elk een eigen richting op, kwamen dan toevallig weer op het zelfde punt uit – een riff, een akkoord of gewoonweg een idee, waarna ieder weer zijn eigen richting koos. In die periode bevonden we ons op ons hoogtepunt”.
Eric refereerde bovendien naar bijzondere ontmoetingen, zoals met Terry the Tramp, leider van de Hell’s Angels in San Francisco, hippie Addison Smith en Owsley Stanley, ‘de scheikundige die het merendeel van de LSD maakte die we tot ons namen’.
Einde van Cream
Cream was niet uit Amerika weg te slaan. Ze hadden hits met de singles ‘White Room’ en ‘Sunshine Of Your Love’. Hun albums ‘Disraeli Gears’ en ‘Wheels of Fire’ werden bestsellers in de VS.
Van doorgaan was in 1968 echter gen sprake meer. “Toen we eenmaal zo intensief en zo vaak met elkaar speelden, bleek het onmogelijk de muziek drijvende te houden. Langzaam zonken we weg. Wanneer je avond aan avond met elkaar speelt in een moordend strak schema, omdat je er contractueel toe verplicht bent, vergeet je gemakkelijk de idealen die je ooit hebben samengebracht.
Ik begon me te schamen dat ik in Cream speelde, omdat ik het verlakkerij begon te vinden. Er zat geen ontwikkeling meer in”.
Cream in psychedelische sferen
Volgens Clapton kwam hij tot het besef dat de groep geen bestaansrecht meer had toen hem het album ‘Music From Big Pink’ van The Band voorgespeeld werd. “Dat klonk fantastisch. Die plaat zette me met beide benen op de grond. Dit was een band die op de goede weg was, de invloeden van country, blues, jazz en rock-muziek verwerkte en prachtige nummers schreef.
Ik belde Stigwood op en zei: ‘Ik wil weg. Ik kan dit niet meer. Je moet me hier uit halen’”.
De manager van het trio deed zijn best om het bestaan van het trio zo lang mogelijk te rekken. Elk optreden leverde immers geld op.
In het najaar van 1968 nam Cream definitief afscheid. In de San Francisco Examiner liet Philip Elwood op 5 oktober afdrukken. “The British rock trio Cream in their farewell appearance last night headed the heaviest rock concert bill we’ve ever had in the Bay Area. It also proved to be the most interesting and musically competent performance this writer has covered.
Cream played for an hour. I have heard them perform better, with longer solos and more cohesive vocals but the sound amplification was so good last night that the inside workings of Cream were brilliantly evident and fascinating to follow.
The rhythmic interplay in Cream, guided by Ginger Baker from the drums, is a study in variations on the basic 4-4 blues beat. And Jack Bruce’s vocals, particularly on two Albert King numbers (‘Political Man’ and ‘Crossroads’) were a perfect blend of white-rock and black-blues.
Eric Clapton’s guitar wasn’t as overwhelming in its brilliance as is sometimes the case, but I have no complaints. Let’s hope that each of the Cream (Bruce, Clapton and Baker), if they do indeed form or join other bands, will come back and see us again, and often”.
In november was het echt afgelopen met twee concerten in de Royal Albert Hall (Londen). In Record Mirror schreef David Griffiths: “The Cream delivered all that was expected of them, and a little more, at their final, farewell-type Albert Hall concert.
Of course, the atmosphere helped: with just about every hole in the Albert Hall filled by totally appreciative and demanding fans, with TV cameras adding an extra dimension of occasion, with a first half (by two groups – Yes, and The Taste) that managed to be quite exciting and whip up suspense for The Cream, with pleasant compering by John Peel – in short, with everything going for them, Ginger Baker, Jack Bruce and Eric Clapton were easily enabled to justify their reputations and even – if possible – reach a little higher.
The Cream sounded together, and in command of what they wanted to do, from the opening ‘I’m So Glad’ [een song van bluesartiest Skip James] right through to the encores played in response to a screamingly demanding audience which had to be appeased or it might have pulled down the Hall”.
De popjournalist gaf oren en ogen de kost: “Right at the end, on ‘Sunshine of your love’, Clapton got such a groovy beat going that one young lady was heard wishing that she could be Eric’s guitar and be made love to like that”.
De artiest ervoer het afscheid met een ander gevoel: “Na het tweede optreden was er geen feestje. Niemand hield een toespraak. We gingen gewoon ieder ons weegs”.
Cream in de studio van Frans Bronzwaer
Verder in het leven
Na het uiteenvallen van Cream begon Eric Clapton een nieuwe supergroep: Blind Faith, deze keer wel met Stevie Winwood en – in plaats van Jack Bruce – Rick Grech, afkomstig uit Family.
Lex Harding van radio Veronica zette in Nederland alles op alles om het album van Blind Faith als eerste te kunnen laten horen – met succes. Ik [HK] mocht er zelf een bijdrage aan leveren. De single ‘Well All Right’, een song van Buddy Holly werd een top 40 hit.
Blind Faith was geen lang leven beschoren. Bovendien begon Clapton steeds meer het leven van een junkie leiden. Hij ging op toernee met Delaney & Bonnie en als lid van Derek & The Dominos (met de hit ‘Layla’). Nadat hij afgekickt was, stippelde Robert Stigwood een nieuwe carrière voor hem uit. Dat leverde hem opnieuw succes op.
In een artikel, anno 1977 in het blad Creem, getiteld ‘Eric Clapton – Any Objections?’, zette Barbara Charone een heel andere Clapton neer. De journaliste hoorde de country-muziek van Don Williams toen hij haar ontving. Eric was overstapt op akoestische gitaar en dobro. “If people want that heavy metal thing they can go somewhere else”, kreeg ze te horen.
Charone: “What drastically altered his musical frame of reference was his discovery of the Band. Upon hearing their debut album ‘Music From Big Pink’, Clapton decided that Cream was ‘a con’. The homespun authenticity of the Band was more attractive than Cream concoctions of strange brews.
‘I'd never really liked country music before because I thought it was over-sentimental. That was when I was into being very aggressive and just playing straight blues. Country music was just sloppy. But the Band bridged the gap. They gave country music a bite it didn’t have before’”.
Een van zijn favoriete songs was ‘Help Yourselves To Each Other’ van Don Williams. “He’s a new favorite of mine. It’s got really nice words and a pleasant melody. No you can’t dance to it. It’s just mesmerizing’”.
Een van de nieuwe successen was een akoestische update-versie van ‘Layla’, ‘unplugged’ zoals het heette – een rocksong werd een ballad.
De popcritici hadden intussen afgehaakt. Ondanks de nieuwe successen bij een groot publiek, bleven ze vasthouden aan de tijd dat Clapton, hun ‘gitaargod’, drugs met rockmuziek combineerde.
Een opmerkelijk verschijnsel.
Harry Knipschild
13 augustus 2022
* Clips
Literatuur
Dawn James, ‘Eric Clapton – The Yardbird who got left behind’, Rave, juni 1965
Philip Elwood, ‘Cream, It’s a Beautiful Day, the Collectors: Coliseum Arena, Oakland CA’, San Francisco Examiner, 5 oktober 1968
David Griffiths, ‘Goodbye to the Cream’, Record Mirror, 7 december 1968
Steve Turner, Conversations with Eric Clapton, Londen 1976
Barbara Charone, ‘Eric Clapton – Any Objections?’, Creem, februari 1977
Dave Thompson, Cream. How Eric Clapton took the world by storm, Londen 2006
Eric Clapton, De autobiografie, Amsterdam 2007
Peter van Brummelen, ‘Vroeger is waar het om draait bij Eric Clapton in de Ziggo Dome, maar echt vlammen wil het niet’, Parool, 8 juni 2022
Willem Bemboom, ‘Clapton op z’n Cruijffiaans in de Ziggo Dome’, Oor, 8 juni 2022
- Raadplegingen: 3118