462 - 1970, het jaar van de Dutch Invasion
In de geschiedenis van de Nederlandse popmuziek was 1970 een bijzonder jaar. In navolging van de British Invasion (1964) wisten drie Nederlandse popgroepen door te dringen tot de hoogste regionen van de Amerikaanse hitlijsten: Shocking Blue, Tee Set en de George Baker Selection.
‘Venus’ van Shocking Blue was al op het einde van de jaren zestig in de Hot 100 van vakblad Billboard binnen gekomen – op 13 december 1969. In die week verscheen de single voor het eerst op 77. De hoogste nieuwelingen waren echter ‘She’ van Tommy James & the Shondells (65) en ‘Point It Out’ van Smokey Robinson & the Miracles (76).
Minder hoge binnenkomers waren er onder meer van Joe Cocker, Wilson Pickett, Nina Simone, Gene Pitney, Arlo Guthrie, Bobby Womack en Buck Owens.
Scheepsrecht
Op 7 februari 1970 steeg ‘Venus’ door tot de hoogste positie in de Verenigde Staten. Daarmee hield het Nederlandse succes niet op. Een andere vaderlandse single, ‘Ma Belle Amie’ van de Tee Set (uit Delft), steeg die week maar liefst 38 plaatsen: van 71 naar 33 – om later door te klimmen naar een vijfde plaats in die zelfde Hot 100 van Billboard.
Er leek geen einde te komen aan de ‘invasie’: op 21 maart 1970 verscheen de George Baker Selection (uit Noord-Holland) in de toonaangevende lijst. De debuutsingle (!) van de groep, ‘Little Green Bag’, bereikte na elf weken van klimmen positie 21 in de Hot 100.
Drie maal is scheepsrecht zou je kunnen zeggen.
‘Venus’ op 1 in Amerika, Billboard, 7 februari 1970
Twee jaar geleden, in 2020, publiceerde Peter Voskuil een popboek dat hij Gouden eeuw der Nederpop noemde, met als ondertitel ‘Hoe Nederland in de Sixties zijn eigen popmuziek kreeg’. Het internationale Nederlandse succes in 1970 was in zekere zin de bekroning van tien jaar ploeteren. Voskuil wijdde het laatste hoofdstuk van zijn boek dan ook aan die ‘Dutch Invasion’.
Gelijkenissen
Er was een zeker verband tussen de Amerikaanse hits: ‘Venus’, ‘Ma Belle Amie’ en ‘Little Green Bag’. Bijzonder was bijvoorbeeld dat ze alle drie verschenen bij een nieuwe en kleine platenmaatschappij: Colossus, opgezet door Jerry Ross (1933-2017).
Ross was afkomstig uit Philadelphia. Hij was eerder betrokken bij het populaire tv-programma ‘American Bandstand’. Ook vóór ‘Venus’ speelde Ross een rol in de muziekbusiness. In 1966, bijvoorbeeld, trad hij op als producer van ‘Sunny’, een single van Bobby Hebb die hoog in de top tien eindigde, ook in Nederland. Met ‘Sunday Will Never Be The Same’ van Spanky & Our Gang, wist Ross eveneens de Amerikaanse top 10 te halen.
De grootste Nederlandse platenmaatschappijen, Polygram en Bovema, eigendom van respectievelijk Philips/Siemens en EMI, hadden het nakijken. Nederlandse groepen als de Cats, Golden Earrings, Cuby & the Blizzards, Zen, BZN, George Cash, Big Wheel, Rob Hoeke R&B Group, Ekseption, Brainbox, Swinging Soul Machine, Bintangs, Free, Buffoons en Q65, zaten bij de grote bedrijven vaak vast aan ingewikkelde procedures, met de bedoeling die binnen het eigen concern onder te brengen. En die hadden in het buitenland al genoeg eigen artiesten onder contract. Nederlandse acts hadden om die reden niet zo gauw prioriteit.
Zen in Cashbox
Uit eigen ervaring bij Polydor kon ik [HK] meemaken hoe moeilijk het soms was om een Nederlandse hitsingle zelfs in België uitgebracht te krijgen. Zelfs de Britse Beatles hadden het binnen de Amerikaanse tak van EMI, Capitol, moeilijk om voet aan de grond te krijgen.
Colossus had ‘honger’. Het nieuwe bedrijfje van Jerry Ross pakte wat het pakken kon. Jerry had meer belangstelling voor wat zich hier afspeelde dan zijn collega’s met een goed-betaalde baan bij de grote Amerikaanse concerns.
Er was nóg een overeenkomst. De grote Amerikaanse platenmaatschappijen waren zich gaan toeleggen op muziek voor de oudere jeugd. Het verkopen van albums leverde meer op dan hits op 45 toeren.
In de week dat ‘Venus’ doorsteeg naar de nummer één positie in de VS, werd daar flink geboerd met albums als ‘Led Zeppelin II’, ‘Abbey Road’ (Beatles), ‘Santana’, ‘Live in Las Vegas’ (Tom Jones), ‘In-a-gadda da-vida’ (Iron Butterfly), ‘Let It Bleed’ (Rolling Stones) en ‘The Band’, met of zonder singles.
De Nederlandse groepen maakten, zoals het in die tijd wel heette, ‘bubble-gum’-muziek: hits voor jonge kinderen, nauwelijks geschikt voor albums.
Soundpush en Veronica
Peter Voskuil wees in zijn boek op een derde en laatste gelijkenis. De drie producties waren in 1969 vastgelegd in een en dezelfde studio: Soundpush in Blaricum – ‘een oud tot studio omgebouwd theatertje aan de Huizerweg’.
Peter: “Halverwege de jaren zestig kocht Dirk Verweij [eigenaar van radio Veronica] het gebouwtje op advies van Willem van Kooten, die er ook een tijdje boven woonde. Veronica gebruikte de faciliteiten om er sponsorprogramma’s en jingles op te nemen. Ook werden de vergaderingen van de aandeelhouders in de studio gehouden. Maar het meeste geld werd er verdiend met het maken van plaatopnamen, een vak waar Dirk Verweij weinig verstand van had”.
In de tijd dat Willem van Kooten en ik programma’s bij radio Veronica maakten, zag ik trompettist Frans Mijts regelmatig in de Hilversumse studio rondlopen. Mijts was betrokken bij de Veronica-activiteiten in Blaricum.
Voskuil: “Dirk Verweij liet zich uitkopen door Mijts, die via zijn vriend Willem van Kooten al als compagnon bij de studio betrokken was en de tent helemaal overnam. Met Soundpush richtte hij zich op het arrangeren van herkenningsmelodieën van tv-shows en het opnemen van popgroepen”.
De indruk werd gewekt dat Soundpush nog steeds een band had met Veronica en dat je meer kans had je single op de zeezender gedraaid werd, als je er opnam. Frans Mijts bevestigde dat later. “Sommige maatschappijen dachten: als we daar opnemen, dan zitten we gebakken met de airplay bij Veronica. Dat heeft ons in het begin zeker geholpen. Dat was totaal niet zo, maar het kwam ons heel goed uit. We moesten in het begin hard werken om de studio vol te krijgen”.
Frans Mijts, Soundpush
Er waren heel wat verbindingen tussen de muziekindustrie en Veronica. Richard de Bois, producer van ‘Little Green Bag’, was de zoon van Dick de Bois, werkzaam bij Veronica. Menige medewerker van het station had kleine of grote commerciële belangen op het terrein van bijvoorbeeld publishing, management en/of plaatproductie.
De Volendamse Cats werden in 1965 ontdekt toen ze in de Soundpush studio meededen aan een talentenjacht en de aandacht trokken van een of meer Veronica discjockeys. Frans Mijts werkte als arrangeur van de Golden Earrings, met name ‘Just A Little Bit Of Peace In My Heart’ (1968). Les Baroques, een populaire Gooise groep, verbonden aan muziekuitgeverij Basart, nam op in Soundpush. Willem van Kooten had samen met Basart een eigen muziekuitgeverij: Impala-Basart. Platenmaatschappijen en de organisatie van Paul Acket lieten door middel van de zender buiten de territoriale wateren van zich horen. Samenwerken met Veronica kon lucratief zijn.
Goed werken in Soundpush
Het ging bij Soundpush niet speciaal om belangetjes. Die waren er trouwens ook bij medewerkers van de publieke omroep. Bij Soundpush was om te beginnen een ontspannen sfeer, kun je ook opmaken uit het boek van Voskuil. Technicus Jan Audier proefde de overgang van de Phonogram-studio naar die in Blaricum. Het begon al met de kleding. “Alles was daar veel losser. Van jasje-dasje-vestje, zoals bij Phonogram, was geen sprake meer. Er lag gras tegenover de Soundpush. Daar liepen we onder werktijd soms te voetballen. Ik dacht in het begin: waar ben ik nu terecht gekomen”.
Audier vergeleek Soundpush ook met de GTB in Den Haag. “Daar mocht je niet roken. Dat wilde Pa Bakker per se niet hebben”. GTB was gevestigd in een goed geïsoleerd hoekhuis in de Jan van Nassaustraat. Maar er waren toch consequenties.
Voskuil: “Na bepaalde uren moest soms zachter gespeeld worden in verband met de buren. In de Soundpush [vrijstaand] kon en mocht alles”.
De auteur wees er tevens op dat Soundpush beschikte over moderne technieken. Audier nam zijn zelfgebouwde limiter onder de arm mee. “Dat was een wonderapparaat. Door die limiter bewogen de meters niet meer. Ze bleven stijf op één niveau. De geluidsdruk ging enorm omhoog. Dat knalde, gaf body en power”.
Audier uitte zich tevens positief over de galm en echo.
Voskuil: “In principe bestaat galm op platen uit meerdere lagen. De muren stonden op het podium van Soundpush korter om de musici heen dan in veel andere studio’s. Het schouwburgje gaf de opnamen van nature een korte galm”.
Audier: “De opnameruimte zelf klonk al fantastisch. De zaal was niks bijzonders, houten vloer. Maar door zijn vorm en de oudheid van het gebouw klonk het als een klok”.
In het boek kun je lezen dat de studio bovendien over een goed klinkende echokelder beschikte. Die droeg bij aan een ‘eigen sound’, wat dat ook mocht betekenen.
Frans Mijts was eigenaar van Soundpush geworden. Dick Bakker trad op als eerste technicus. “Wij deden de gekste dingen. In de Beatlestijd draaiden we ook bandjes om, zodat dingen achterstevoren klonken. Op een gegeven moment hing er een soort magisch goede sound in de lucht”, verkondigde hij.
Mijns inziens terecht liet Bakker weten dat er meer nodig was dan een goed functionerende studio met deskundige en bevlogen technici. “Compositie, tekst, opname, arrangement, promotie: alles moet top zijn. En dan nog het liefst in combinatie met een gimmick. Dat samen maakt succes. En dan moet je nog zorgen dat de follow-up al klaarstaat, anders ben je nog maar een eendagsvlieg. Succes is een heel proces. Dat breng je alleen maar tot een goed einde als er een team achter je staat”.
Stand van zaken in de Nederlandse platenbusiness (1969-1970)
Amerikaanse vakbladen als Billboard en Cashbox hielden de lezers op de hoogte van de ontwikkelingen. Regelmatig publiceerden ze kolommen over de muziek-hoofdsteden in de (westerse) wereld – met veel nieuws in het kort, verstrekt door correspondenten als Paul Acket (Cashbox), Skip Voogd, Raymond Dobbe, Frits Versteeg en Hemmy Wapperom (Billboard).
Cashbox begon zijn wekelijkse internationale rubriek met een pagina-grote foto van een belangrijke of veelbelovende act. Uit de wandelgangen hoorde ik indertijd dat je daar (flink) voor moest betalen. De zakenmensen achter de Nederlandse acts zorgden ervoor dat Nederlandse groepen als Zen, Cats en Shocking Blue op die manier onder de aandacht van de vakbroeders gebracht werden.
Op 7 februari 1970, de week waarin ‘Venus’ van Shocking Blue op één belandde in de VS, plaatste Billboard een lang artikel over de bijzondere positie van Nederland. ‘Venus’ werd niet genoemd! Waarschijnlijk was het geschreven vóór de ‘invasie’ op gang kwam.
Volgens de niet bij naam genoemde redacteur had Polydor een marktaandeel van 23 procent en was daarmee de grootste platenmaatschappij van ons land geworden, nog voor Phonogram (22 procent), Bovema (20), CNR (13), Inelco (6), CBS (6), Negram-Delta (5) en Dureco (3). ‘Venus’ hoorde bij Dureco, ‘Ma Belle Amie’ en ‘Little Green Bag’ bij Negram Delta, de kleinste maatschappijen in de lijst.
Nederland werd omschrijving als een dynamische muziekmarkt. De liefhebbers waren goed geïnformeerd en gaven relatief veel geld uit aan de aanschaf van platen: gemiddeld drie dollar per persoon, tegenover twee dollar in West-Duitsland.
Nederland was perfect georganiseerd, kon je lezen. Maar liefst 1200 gespecialiseerde winkeliers probeerden hun waren te slijten. Bovendien werden platen verkocht door middel van clubs en sinds 1968 met rackjobbing (rekken met albums in gewone winkels).
De officiële handel was verenigd in de CCGC, Commissie Collectieve Grammofoonplaten Campagne, die gefinancierd werd door het afstaan van twee procent van de omzet. Een van de belangrijkste campagnes was het Grand Gala du Disque, een jaarlijks evenement waarbij artiesten uit binnen- en buitenland een avond lang op de Nederlandse televisie te zien en te horen waren.
Er werd één voorbeeld gegeven: van country & western artiest Buck Owens waren nooit veel albums over de toonbank gegaan, hooguit een paar honderd. Nadat hij op zo’n gala van de partij was geweest, schoot de verkoop omhoog tot vijfduizend stuks. Het inzetten van Edisons werkte eveneens goed voor de promotie van grammofoonplaten, aldus Billboard.
Radio Veronica werd genoemd. “Pirate radio station Radio Veronica, now a unique Dutch institution, has also played its part in promoting record sales and its massive popularity has stimulated the state radio and television networks into a growing awareness of the importance of pop programs.
Holland is perhaps the only country in continental Europe whose pop charts consistently feature upwards of 75 percent American and British material. There is fierce competition among disk jockeys to be the first to present the latest British or American hit and the industry has long been aware of the need to rush-release hot British and U.S. singles.
Of the Top 100 hits of 1969, as compiled from weekly charts by Radio Veronica, 68 were of foreign origin. And a considerable proportion of locally produced material is recorded in English which is widely spoken and understood in Holland”.
In het artikel werd meer aandacht besteed aan de import van buitenlandse muziek, dan aan die van de export van Nederlandse popmuziek naar Amerika.
Slechts één persoon werd aan het woord gelaten in het artikel: Rob Oeges, marketing manager van Polydor in Den Haag. Oeges maakte zich zorgen over het grote aantal goedkope albums dat op de Nederlandse muziekmarkt verscheen. Bij Polydor was dat niet het geval, liet hij weten. Tachtig procent van de Polydor-omzet was afkomstig van gewone elpees, die verkocht werden voor ongeveer twintig gulden.
Oeges wees in het artikel bovendien op de steeds verder dalende verkopen van singles: “Sales of individual singles are declining. At one time a No. 1 single would sell between 80,000 and 90,000. Today the figure is beween 50,000 and 60,000”.
Op het moment van publikatie, 7 februari 1970, was ‘Venus’ in Amerika op nummer één geklasseerd. Van die single werden er miljoenen verkocht. Oeges had dus een beperkte kijk op de ontwikkelingen in de platenbusiness.
12 juli 1969
Van de drie Nederlandse hitsingles werd ‘Ma Belle Amie’ als eerste in Blaricum vastgelegd, aldus Voskuil. Op 12 juli 1969 kwam de single op de onderste plaats binnen in de top 40 van radio Veronica.
“Een paar weken na de opname stond Shocking Blue op de opnamerol van Soundpush”. Er moest namelijk een b-kant komen voor een al vastgestelde single: ‘I am a woman’, afkomstig van het album ‘Shocking Blue At Home’. De ‘noodzakelijke’ b-kant, ‘Venus’, pakte echter zo goed uit dat stante pede besloten werd die als a-kant te lanceren. De opvolger van ‘Send me a Postcard’ en ‘Long and Lonesome Road’ werd dus niet ‘I am a Woman’, maar ‘Venus’. Rob van Leeuwen vertelde mij [HK] dat de labels al gedrukt waren en alsnog veranderd moesten worden. Eveneens op 12 juli verscheen ‘Venus’ in de top 40 en wel op de zeventiende plek.
In die week vonden we de Beatles bovenaan met ‘The Ballad of John and Yoko’, Jane Birkin en Serge Gainsbourg op twee met ‘Je t’aime moi non plus’, Procol Harum op 3 met ‘A Salty Dog’, Aphrodite’s Child met ‘I want to Live’ op 4 en de Bee Gees op 5 met ‘Tomorrow Tomorrow’.
In die zelfde tijd stapte de George Baker Selection voor het eerst een studio binnen om er ‘Little Green Bag’ op te nemen. Het duurde tot 25 oktober alvorens de single een plekje (op 38) in de top 40 wist te veroveren. ‘Venus’ en ‘Ma Belle Amie’ waren op dat moment niet meer in de nationale hitlijst te vinden. In die tijd was het bijzonder als een hit langer dan drie maanden geklasseerd bleef. De klassering was namelijk op verkoop gebaseerd en een plaat kocht je maar één keer. Verkoop en populariteit gingen niet hand in hand.
Nederlandse export op gang
‘Venus’ wist de Nederlandse top 10 te bereiken, maar niet de absolute top. Er werden hier enkele tienduizenden exemplaren verkocht, lang niet genoeg voor een gouden plaat (100.000 stuks). Het kleine België hielp echter flink mee. Bij onze zuiderburen (waar de moedermaatschappij van Dureco gevestigd was) ging de omzet harder dan in Nederland, zodat Shocking Blue toch een gouden plaat in ontvangst kon nemen, een mooi argument om extra hard aan de export te werken.
Met succes, weten we nu. Hal Charm en Jerry Ross van Colossus hoorden ‘Venus’ en wisten een overeenkomst met manager Rob Aardse van Dureco tot stand te brengen. Aardse, zonder ervaring, liet zich hierbij adviseren door Willem van Kooten. Tijdens een bezoek aan Nederland in de herfst van 1969 raakte Ross bovendien in contact met Hans Kellerman, directeur van Negram. Die slaagde er niet alleen in om ‘Ma Belle Amie’ aan de Amerikaan te verkopen, maar ook ‘Little Green Bag’, de eerste single van de George Baker Selection.
Als je de verhalen mag geloven, wilde Jerry Ross ‘Ma Belle Amie’ als eerste in de VS uitbrengen. De single was echter in mono vastgelegd. Omdat er van ‘Venus’ meteen een stereo-versie beschikbaar was, veranderde hij van plan en begon zijn Colossus-avontuur met een single van Shocking Blue uit Den Haag. Achteraf gezien een goede zet, gezien de nummer één klassering in februari 1970. En met ‘Venus’ kwam de Dutch Invasion op gang.
Rob Aardse
Jerry Ross bouwt Colossus uit
Jerry Ross had met ‘Venus’ iets in beweging gekregen. Dat moest gecontinueerd worden. Als je als kleine onderneming geen opvolger had, was het soms moeilijk om van de distributeurs het geld te ontvangen waar je formeel recht op had.
Op 21 februari 1970 plaatste Record World een foto op de voorpagina van de Tee Set, manager Theo Kuppens, Jerry Ross en Negram-directeur Hans Kellerman. In een artikel schreef Dave Finkle dat Ross tijdens zijn verblijf in Zurich onder de indruk gekomen was van ‘Ma Belle Amie’, vervolgens hoorde hij ‘Venus’ in Hamburg.
Finkle: “Ross moved fast and got licenses to distribute both groups in North and South America. He expects ‘Ma Belle Amie’ to be the bigger song. He participates in the publishing rights, too”.
Ross stond volgens de journalist bekend als een bescheiden man. Maar wat hem nu gebeurde ging heel wat perken te buiten. In elk geval werd hij overspoeld door Nederlanders die hun producten bij hem wilden onderbrengen. Dat was te veel van het goede. Als klein bedrijf moest hij nu eenmaal keuzes maken. “He plans to put out only a limited number”. Zijn keuze voor een derde Nederlandse act was de George Baker Selection met ‘Little Green Bag’.
Voorpagina Record World 21 februari 1970
Ross had overigens niet alleen Colossus opgezet, maar ook het Heritage-label. Alles draaide om singles en om promotie van die singles. “He has been releasing about three records a month on his Colossus and Heritage (now independently distributed) and says that what he tries to do in the case of each release is ‘individualize’ it. He educates his five independent promo men and distributor promo man on each and tries to excite them. ‘They’re not just people who are out there. We try to make them feel they’re part of the company’”.
Op dat moment was iedereen druk in de weer om een hit voor George Baker te creëren. “For ‘Little Green Bag’, he’s sending out tiny green felt pouches with key-rings in them”.
Jerry Ross hield zich op dat moment niet alleen met Nederlandse groepen bezig, maar ook met singles van Del Shannon (‘Abergavenny’), Bill Deal ‘(Nothing Succeeds Like Success’), Ronnie Dove (‘Chains of Love’) en de Happenings (‘Answer Me My Love’).
Ross mengde zich tevens in de discussie over bubble-gum muziek, waar onder meer Shocking Blue van beschuldigd werd. “I look for songs with a hook. I probably produced the first bubble gum record with Jay and the Techniques, ‘Apples, Oranges’. But to me it wasn’t a trend, it was just a hit song”.
Jerry Ross gaat te ver
Shocking Blue, advertentie Billboard 28 februari 1970
Door het succes van de Dutch Invasion maakte Ross steeds grotere stappen. Op 14 maart 1970 lanceerde de directeur van Colossus grootse plannen: een Nederlands festival in New York City, dat een volle maand zou duren en half mei zou beginnen.
Cashbox meldde: “Activities for this month long festival will include a press conference and reception for the three acts [Shocking Blue, Tee Set, George Baker Selection], appearances on major tv shows and personal concert appearances throughout the U.S.”
Het kon niet op. “Tulips are being flown in by the thousands from Amsterdam in honor of the festival and will be distributed in every key city in the U.S. by Colossus promo men. An ad campaign by Colossus will announce the arrival of the artists in New York, and the focal will be a huge Colossus windmill, displaying the product of all three groups”.
De drie inmiddels bekende groepen zouden niet alleen vanuit Nederland naar New York reizen: “Among the invited guests will be the mayor of The Hague in Holland; the mayor of Amsterdam; minister of Finance; the ambassador to Holland; officials of Dureco Records; officials of Negram Delta Records”. Op het Nederlandse festival werden bovendien tal van journalisten verwacht, niet alleen uit New York zelf, maar ook uit Chicago, Detroit en Los Angeles.
Voorpagina Cashbox, 28 maart 1970
Einde van Colossus
Bij mijn weten is er van het festival niets terecht gekomen. Het lukte Colossus namelijk niet om de single-successen goed te continueren. Bij Shocking Blue kwam opvolger ‘Mighty Joe’ niet hoger dan 43. De derde Amerikaanse single, ‘Long and Lonesome Road’ wist slechts een 75ste plaats te bereiken.
‘If you do believe in love’ van de Tee Set eindigde op positie 81. ‘Dear Ann’ van de George Baker Selection op 93. Daarmee kwam er na enkele maanden een einde aan de Nederlandse invasie.
In het boek van Peter Voskuil gaf Dick Bakker (achteraf) aan dat je een sterke opvolger gereed moet hebben. Dat was in 1970 niet het geval.
Het gevolg liet zich raden: Jerry Ross kwam in financiële moeilijkheden met zijn operatie. Hij voelde zich genoodzaakt om voor de distributie in zee te gaan met Mike Curb, directeur van MGM Records. Met nieuwe producten ging Ross aan de slag – tevergeefs. Dat leidde tot zulke problemen dat Ross en Curb weldra tegenover elkaar stonden in de rechtszaal. In augustus 1971 vroeg Colossus Records het faillissement aan (chapter 11).
Ross probeerde nog door te gaan met albums van de Mob, Crystal Mansion en de Festivals. Hij beweerde nog ruim een miljoen dollar tegoed te hebben van MGM. Daarom kon hij zijn rekeningen niet meer betalen. In een Billboard-artikel werd over de Dutch Invasion geen melding meer gemaakt. Van royalty-betaling aan de Nederlandse platenmaatschapijen en groepen schijnt weinig of niets terecht gekomen te zijn. De korte invasie had wel roem opgeleverd, maar van inkomsten uit de VS kwam niet veel terecht.
Harry Knipschild
17 mei 2022
Clips
Literatuur
‘‘Small’ Dutch Market Big as One of Europe’s Most Dynamic’, Billboard, 7 februari 1970
‘Polydor 23% of Dutch Mart’, Billboard, 7 februari 1970
David Finkle, ‘Jerry Ross discovers gold in Netherlands’, Record World, 21 februari 1970
‘Peter Tetteroo: Jan van Veen is de man achter de Amerikaanse hits’, Muziek Parade, maart 1970
Henk van der Meyden, ‘Hoe komen drie Nederlandse groepen op de Amerikaanse hitparade?’, Telegraaf, 6 maart 1970
‘NY’s a dutch fest this summer under aegis of Jerry Ross Co.’, Cashbox, 14 maart 1970
‘Colossus First’, Record World, 21 maart 1970
‘MGM acquires Colossus’, Record World, 2 mei 1970
Pim Oets, ‘Shocking Blue is weer terug’, Popmix, 26 juni 1970
‘Tee Set in het goud’, Telegraaf, 22 juli 1970
‘Colossus bankrupt but sets a new push into market’, Billboard, 7 augustus 1971
Peter Voskuil, Gouden eeuw der nederpop. Hoe Nederland in de sixties zijn eigen popmuziek kreeg, Amsterdam 2020
- Raadplegingen: 3299