347 - Ricky Nelson wordt een teenageridool
Iedere generatie heeft mannelijke idolen, waar jongens en meisjes (soms tijdelijk) voor vallen. Je kunt ze op een rijtje zetten: Frank Sinatra, James Dean, Elvis Presley, Cliff Richard, Paul McCartney, Mick Jagger, Barry Gibb, David Cassidy, Donny Osmond, John Travolta, Henny Vrienten, Michael Jackson, Robbie Williams, Justin Bieber, Shawn Mendes, Ed Sheeran.
Sommige idolen zijn/waren aan een bepaalde regio gebonden zoals de zanger van Doe Maar of de Fransman Johnny Halliday. Anderen zijn idolen binnen een bepaalde scene zoals David Bowie, Morrissey, Boef of Drake. Maar één ding staat vast: idolen zijn van alle tijden.
Ricky Nelson (1940-1985) werd in de jaren vijftig een superidool in Amerika. In Europa, en zeker Nederland, kenden we hem voornamelijk van de singles die aan deze kant van de Atlantische Oceaan werden uitgebracht. Zijn allergrootste hit hier was ‘Hello Mary Lou’ (1961), b-kant van de Amerikaanse single ‘Travelin’ Man’. Een echt idool is Ricky in onze contreien echter nooit geworden. De reden hiervoor is tamelijk simpel: de artiest opereerde vanaf de Amerikaanse westkust en die was in die tijd ver weg. Bovendien was hij gebonden aan Hollywood, waar hij, zijn broer en zijn ouders woonden.
Biografie
Over zijn achtergronden heeft de pers in Nederland dan ook niet veel geschreven. Des te interessanter is een biografie die Sheree Homer (geb. 1978) in 2012 publiceerde. Haar boek Rick Nelson. Rock ’n’ roll pioneer geeft bovendien een mooi kijkje in de wereld van de popmuziek van de opgroeiende artiest en hoe de muziekbusiness in die tijd functioneerde.
Homer vertelde zich nog te kunnen herinneren dat ze op driejarige leeftijd, in 1981 dus, samen met haar moeder een plakboek bekeek met foto’s van oude sterren. Een van de foto’s was die van Ricky. Op een afbeelding leek hij, vond ze, als twee druppels water op Elvis Presley. “They had the same bedroom eyes and pouting lips and even sometimes shared a similar hairstyle”.
In 1995, tien jaar nadat de artiest bij een vliegtuigongeluk omgekomen was, ging Nelson definitief een rol spelen in het leven van het toen zeventienjarige meisje. Dat gebeurde op een dag dat ze, opnieuw samen met haar moeder, luisterde naar oude singles uit de platenverzameling van de voormalige teenager. Vooral ‘My bucket’s got a hole in it’ maakte indruk. “I was instantly hooked”.
Ricky Nelson werd alsnog een idool voor het meisje, dat in die tijd even oud was als de artiest toen die zelf een vedette geworden was en aan het begin stond van een grote serie Amerikaanse hits. Niet alleen ging ze diens liedjes ook als zangeres zelf uitvoeren. Ze zocht iedereen op die maar iets over Nelson wilde vertellen, totdat ze zoveel gegevens bij elkaar had om een boek over zijn leven te schrijven.
De familie van Ricky Nelson
Ricky, is in Rock ’n’ Roll Pioneer te lezen, was de jongste uit een muzikaal nest. Zijn grootouders van vaders kant leefden al van de muziek. Grootmoeder Ethel Orr had succes met haar pianovertolking van ‘Cakewalk in the sky’ en haar echtgenoot, George Nelson, was dirigent. Samen met hun twee zonen, Alfred en Ozzie, stonden ze als de Four Nelsons op de podia. Een tante trad op met de Boston Opera Company.
Ozzie Nelson (1906-1975) vertelde: “Many a night my brother and I fell asleep to the accompaniment of singing and piano playing”.
Ozzie zette de familietraditie voort. Met een eigen amusementsorkest had hij rond 1930 zoveel succes dat hij een studie rechten besloot op te geven. Als jongeman scoorde Ozzie niet alleen met het vertolken (door middel van een megafoon) van de liedjes van Rudy Vallee, maar tevens bespeelde hij allerlei instrumenten. In 1931 zette Ozzie ‘Dream a little dream’ bij Brunswick op de plaat.
familie Nelson (Ricky rechts)
Het orkest van Ozzie Nelson werd eind 1931 uitgebreid met de jonge zangeres Harriet Hilliard, die in ‘The Blonde Sinner’ op Broadway opgetreden had. Ozzie en Harriet zongen romantische duetten. In 1935 traden ze bovendien in het huwelijk. In de jaren dertig wist het tweetal zich met talloze hits op de plaat te presenteren, zoals ‘Is it true what they say about dixie’, ‘They can’t take that away from me’ en ‘Change partners’. Harriet, geholpen door danseres Ginger Rogers (van Fred Astaire), trad bovendien als actrice in diverse films op.
In 1936 werd hun eerste zoon geboren, David, vier jaar later gevolgd door Ricky (officieel: Eric Hilliard). Dat had consequenties voor het gezin. Ozzie stapte over naar de radio. Het echtpaar vestigde zich in Californië. In 1944 zette Ozzie een radio-serie op, die te vergelijken valt met de ‘Familie Doorsnee’ later in Nederland: het leven van een doodgewone familie. De Amerikaanse serie heette ‘The Adventures of Ozzie and Harriet’.
Ozzie Nelson, muzikant, zakenman en organisator, had de totale supervisie. Elke ochtend stond hij om half vijf op om alles onder controle te houden.
Van radio naar televisie
Vanaf 1949 kregen David en Ricky een vaste rol in het radioprogramma, nadat ze met veel succes een optreden gedaan hadden bij Bing Crosby. Het duo wist steeds iedereen aan het lachen te krijgen. In die tijd begon ook de muziek een rol te spelen in het leven van Ricky. Zijn oma nam hem in Los Angeles mee naar concerten van Art Blakey, Gerry Mulligan en Chet Baker. Het jongetje kreeg klarinet-les op school en nam regelmatig achter het drumstel plaats. Zo speelde hij mee met de platen van Erroll Garner en Oscar Peterson.
Het radioprogramma deed het fantastisch. Er luisterden wekelijks wel twintig miljoen mensen naar. Geen wonder dat er een vervolg kwam – de speelfilm ‘Here come the Nelsons’ (met ook Rock Hudson) en vanaf 3 oktober 1952 verscheen de serie op de Amerikaanse televisie. In de trailer van de film werd gesteld: “It couldn’t be funnier”.
De eerste twee jaar was de familie Nelson zowel op de radio te horen als op tv te zien. Ozzie had de hand in alles. “He spearheaded all aspects of production, including writing, acting, directing, taping, editing, and sound”. Samen met anderen, onder wie zijn jongere broer Don wist Ozzie ook op tv vertrouwd over te komen. Volgens Ricky sloegen zijn ‘tegeltjeswaarheden’ aan bij het publiek. Weldra zaten heel wat Amerikanen, als ze tenminste een tv-toestel hadden, wekelijks voor de buis.
Hoewel hij en zijn oudere broer grappig overkwamen was Ricky ondanks zijn populariteit als kind-ster een uitermate verlegen en teruggetrokken serieuze jongen. Bovendien had hij vanwege het drukke produktieschema nauwelijks tijd voor (en zin in) school. Meer belangstelling had Ricky voor sport, totdat popmuziek een dominante rol in zijn leven ging spelen.
Popmuziek
In het begin was dat een passieve rol. In Wallich’s Music City was hij medio jaren vijftig steeds op zoek naar de nieuwste platen van zijn favoriete artiesten, Carl Perkins en Elvis Presley. Ricky raakte helemaal bezeten van hun rockabilly muziek – country & western met een stevige beat.
Een vriendje vertelde later aan de auteur van de biografie: “Rick used to go out at midnight. We’d go to the record stores on Sunset and Vine, a few hamburger stands, and the movies. We always went to Wallich’s Music City because they had these little booths you could go in and play their 45s for free.
Rick would sit there for hours, playing record after record. He loved Ray Charles, Johnny Cash, Eddie Cochran, Jerry Lee Lewis, the Everly Brothers, and the Collins Kids”. Ook Wanda Jackson en Fats Domino hoorden tot de favoriete artiesten van de jonge tv-ster. “The manager knew who he was, never bothered him and never told anybody he was in the store”.
In de winkel werden ook radioprogramma’s gemaakt. Een van de deejays, Duke Norton, slaagde erin de verlegen acteur bij de microfoon te krijgen. Dat had hij beter niet kunnen doen. “Ricky kept giving one syllable answers. Poor Duke was breaking out in sweat trying to keep the conversation going, with Ricky not being very verbal”.
Wallich's Music Store (1953)
Op instigatie van zijn vader kreeg Ricky les in klassieke muziek op gitaar. Dat duurde niet lang. Weldra gebruikte hij het instrument om bijvoorbeeld de gitaarsolo van ‘Blue Suede Shoes’ (Carl Perkins) na te doen. Bovendien ontdekte hij dat je in de badkamer kon zingen met de galm zoals die ook op rock & roll-platen te horen was. Soms speelde Ricky in die ruimte ’s nachts urenlang op zijn gitaar. Geen wonder dat er overdag weinig van leren terecht kwam.
Beginnend zanger
Bekend is het verhaal van een uitje met een meisje op wie Ricky verliefd was. Arlene viel meer op oudere jongens. “She didn’t particularly like me, but I really dug her”. Op de autoradio hoorden ze ‘Blue moon of Kentucky’ van Elvis Presley. Arlene zag Elvis helemaal zitten, liet ze hem weten.
Ricky wilde indruk maken en kondigde aan dat ook hij een plaat ging maken. Thuis gekomen probeerde hij zijn woorden in daden om te zetten. Dat was niet eenvoudig, besefte hij. “Fats Domino’s ‘I’m Walkin’’ was about the only song I knew. It had three chords, so I could play it on guitar plus I really liked his version”.
Tijdens het eten vroeg Ricky aan zijn vader of hij niet eens wat mocht zingen in het tv-programma. “I’d like to make a record and I figure this is the best way for people to hear me”, legde hij hem uit.
Ozzie wilde zijn jongste zoon wel een kans geven. Op 9 januari 1957 mocht hij een stukje van ‘Love me tender’ (Presley) zingen in ‘The Adventures of Ozzie and Harriet’. Het sloeg aan: in een paar dagen tijd kwamen er tweeduizend brieven binnen met enthousiaste reacties.
Vader Nelson, de zakenman, gaf zich gewonnen. ‘I’m walking’ werd op tape gezet en naar twintig platenmaatschappijen opgestuurd.
De zang van Ricky maakte echter weinig indruk op de beslissers in de muziekindustrie. Alleen Buddy Bregman van Verve Records, nota bene een jazz-label, toonde interesse. Aan zijn baas, impresario Norman Granz, had hij gezegd: “Ricky Nelson is very popular on television, so I think he could probably sell some records. I’m gonna sign him”.
Schoorvoetend ging Granz accoord, maar over de zakelijke kant wist hij geen overeenstemming te bereiken met de manager van de jonge artiest: Ozzie Nelson. Rickie ging op 26 maart 1957 voor het eerst de studio in, zonder een getekend contract. Bij die gelegenheid nam hij voor Verve drie titels op, muzikaal begeleid door jazzgitarist Barney Kessel.
Ozzie had geen probleem met Kessel. Als muzikanten hadden ze samen opgetreden.
Bregman had tijdens de opname een vriendin meegenomen. Dat was de beroemde danseres en actrice Ginger Rogers, die een rol gespeeld had in de carrière van Ricky’s moeder. Bregman: “When Ricky saw Ginger, I thought he’d faint”.
De debuterende zanger was al zenuwachtig genoeg. “It was scary. I had gone straight from singing in my bathroom to the recording studio. There was nothing in between”.
Ricky wilde speciaal ‘I’m walking’ zingen, de song die hij kende in de hituitvoering van Fats Domino. Maar omdat er in een studio-sessie van drie uur nu eenmaal meer kon en moest opgenomen worden had Bregman de zestienjarige jongen nog wat liedjes laten horen. Een van die liedjes, ‘A teenager’s romance’ was geschreven door hun beider tennisleraar Dave Gillam. Toen die vernam dat Ricky een plaatje mocht maken haalde hij wat bladmuziek te voorschijn.
Bregman beloofde het nummer aan Ricky voor te spelen. “I played it in my office at Verve. It was terrible”. Norman Granz was het helemaal met hem eens. Hij reageerde met één woord: ‘horrible’.
Waar waren ze bij Verve aan begonnen! Vooral niet te veel geld uitgeven, was de boodschap. Bregman verduidelijkte nog eens: “Ricky is very well known and on television, so he’ll sell millions of records”. Of hij dat werkelijk meende is echter de vraag.
Ook Norman Granz vond dat ze maar moesten doorzetten. Misschien wilden ze Ozzie niet tegen het hoofd stoten. Daarom zei hij: “Okay. Do it but don’t use too many men to play on it”.
Voor alle zekerheid regelde Bregman dat hij met Aztec Publishing de formele uitgever van ‘A teenager’s romance’ werd. Je wist maar nooit…
Buddy Bregman (met de Collins Kids)
A teenager’s romance
Nog vóór de single van Ricky op de markt kwam bij Verve Records begon Ozzie zijn zoontje naar voren te schuiven in het tv-programma. Op 10 april 1957 zette hij hem in het zonnetje in de uitzetting ‘Ricky the drummer’.
De jonge meisjes, die samen met hun ouders aan de beeldbuis gekluisterd zaten, gaven zich al snel gewonnen. Toen Ricky het liedje van zijn tennisleraar playbackte in de uitzending keek moeder Harriet goedkeurend toe. In het instrumentale middenstukje een draaiende grammofoonplaat, hetgeen duidelijk maakte dat ‘A teenager’s romance’ te koop was. Aan het einde van zijn optreden zag je de familieleden een voor een klappen. Het effect werd nog versterkt door (luidkeels) ingeblikt applaus.
Bij de platenmaatschappij van Norman Granz moesten ze snel aan het werk. In de eerste week werden er niet minder dan 60.000 exemplaren besteld. Een paar weken later waren er 700.000 stuks verkocht. Sheree Homer: “It was one of the fastest pop singles of the decade”.
Het succes van de single (met ‘I’m walking’ op de andere kant) had nog een ander effect: drie weken na het uitkomen kreeg Ricky bezoek van Arlene, het ‘rijpe’ meisje dat in eerste instantie niet veel met de jonge tv-artiest op had. Waarom had ze niet meer van hem gehoord, vroeg ze zich af…
Ricky Nelson krijgt een vaste plaats in het tv-programma van zijn vader
Van het ene moment op het andere – zo kan dat gaan als je voor de televisie komt – was Ricky Nelson een beroemdheid geworden. Ozzie kreeg het bewijs niet alleen in handen door de verkoop van de single en de hoge klassering van beide kanten van de single in de Amerikaanse hitlijsten, maar ook doordat de post niet ophield met het bezorgen van brieven. De kijkdichtheid schoot bovendien omhoog. “ABC-TV realized that many teenagers tuned in just to hear Rick sing”.
Het televisiebedrijf moedigde Ozzie aan zijn zoon voortaan een prominente rol te laten spelen. Dat zou de kijkcijfers – en dus de verkoop van reclamespots – alleen maar ten goede komen.
Er was echter een schaduwkant. Rock & roll, de popnuziek van de jaren vijftig, riep bij een eerdere generatie veel weerstand op. Een programma met rock & roll zou het oudere publiek kunnen afstoten. Kodak bijvoorbeeld dreigde al snel met een boycot.
In eerste instantie kon het Ozzie niet schelen hoe de geldschieter reageerde op het kijksucces. “Don’t be our sponsor” was zijn antwoord aan Kodak. Bij nader inzien speelde hij echter in op de negatieve reacties die hem bereikten. Weldra kwam er de ene week een uitzending die op de volwassenen gericht was. Zeven dagen later kwamen de teenagers en bakvissen dan wat meer aan bod. “The older generation accepted it”. Het kwam er op neer dat Ricky aan het einde van een uitzending een van zijn liedjes mocht zingen.
Kodak was een belangrijke sponsor van het tv-programma
In de biografie verklaarde de auteur dat Ricky Nelson er in grote mate toe bijdroeg rock & roll acceptabel te maken voor het grote Amerikaanse publiek. Ricky had immers een ander imago dan Elvis – “Presley was threatening to adults”.
Ricky viel bij de jeugd bovendien meer in de smaak dan Pat Boone : “Pat was considered a square by the teenagers”.
Vader Nelson zei het zo: “To young teen girls he was pretty, charming and unthreatening. To the parents he was the kind of rocker they could accept without an undue amount of fear and loathing”.
Medio jaren vijftig was rock & roll voor veel ‘gewone’ Amerikanen identiek aan losbandigheid en criminaliteit. De film ‘Blackboard Jungle’ (1955) liet een zwart beeld van de opgroeiende jeugd in de steden zien. Door die film bereikte ‘Rock around the clock’ van Bill Haley de bovenste plaats van de hitparade.
Weg bij Verve Records
Als je afgaat op wat Homer in haar boek schreef deden ze bij Verve geen moeite om Ricky Nelson vast te houden. Omdat er geen getekend contract was kreeg Ricky bijvoorbeeld geen royalties uitbetaald. Vader Ozzie stapte in september 1957 zelfs naar de rechter omdat hij meende dat zijn zoon tenminste recht had op 43.000 dollar (de zaak werd later in der minne geschikt door 38.000 dollar over te maken).
Tijdens de sessie met Verve werden drie nummers opgenomen, waarvan er twee gebruikt waren voor de eerste single. De maatschappij haakte op het succes in door het resterende ‘You’re my one and only love’ als opvolger op de markt te lanceren. Barney Kessel, componist en gitarist, maakte voor de b-kant uit nood een instrumentaal nummer, ‘Honey Rock’. Ricky was inmiddels zo populair dat die tweede single zonder medewerking van zijn familie een zestiende plaats in Billboard bereikte.
Ozzie Nelson bleef intussen niet bij de pakken neerzitten. Tegen muziekuitgever Jack Mass verklaarde hij: “They’re doing not much for Ricky. Verve is essentially a jazz label. Can you get him off that label and place someplace else?”
Mass hielp een handje. De uitgever stapte bij Verve binnen. Op een bureau zag hij het door de Nelsons getekende contract liggen. De mensen van Verve hadden het nog steeds niet gesigneerd. Homer: “Mass didn’t see anybody around. He picked up the contract and put it in his pocket”.
Door de kordate aanpak van Jack Mass kwam er definitief een einde aan de verbintenis van Ricky Nelson met Verve Records.
Contract voor vijf jaar met Imperial Records
Mass zette een volgende stap. Hij vroeg Lew Chudd, eigenaar en directeur van Imperial Records, eveneens gevestigd in Hollywood, of hij belangstelling had voor de zingende teenagerster. Op dat moment was Imperial vooral succcsvol met Fats Domino, de zanger van onder meer ‘Ain’t that a shame’, ‘Blueberry Hill’ en het door Ricky gecoverde ‘I’m walking’.
Chudd was positief. Hij zou tegen de publisher gezegd hebben: “I know who he is. He’s popular. I’ll take him as an artist”. Lew had met eigen ogen geconstateerd wat voor impact Elvis Presley op jonge meisjes had. Iemand met zo’n uitstraling, Ricky dus, wilde hij wel onder zijn hoede nemen.
Ricky vond het mooi om bij de platenmaatschappij van Fats Domino te zitten. In een interview verklaarde hij: “I was a Fats Domino fan. Fats had already sold millions and millions”.
Lew Chudd liet niets aan het toeval over. Hij vroeg arrangeur Jimmie Haskell, 20 jaar, om de nieuwe Imperial-aanwinst te begeleiden. Chudd wist dat Ricky gek was op rockabilly-muziek, met name die van Sun Records, het label van Sam Phillips in Memphis, Tennessee.
Tegen Haskell zei Lew: “I’m signing this kid named Ricky Nelson, who will be here in about half an hour. He’s an Elvis Presley fan and can’t find any of his records in local stores. I’m gonna have you drive him down to the Sun distributors. They’ll have a bunch of [Sun] records ready for him to pick up”.
Over de voorwaarden van het contract werden geen problemen gemaakt. Ricky tekende voor vijf jaar. Wekelijks kreeg hij een voorschot op royalties van duizend dollar. Dat zou dus kunnen oplopen tot ongeveer een kwart miljoen. Ricky mocht bovendien zelf bepalen welke liedjes hij op de plaat wilde zetten en kreeg de supervisie over de vormgeving van de hoezen, de publiciteit en advertenties.
Lew Chudd: “We made a deal in five minutes”.
Lew Chudd met recorder en snijtafel (voor lakplaten)
Lew bracht Jimmie Haskell en Ricky Nelson met elkaar in contact.
Haskell: “Rick came into the office and we were introduced. We went downstairs to my car”. Onderweg naar de distributeur van Sun Records zette de zanger meteen de autoradio aan en zocht een station op waar ze country-muziek draaiden.
Bij de distributeur presenteerde Jimmie zich met de woorden “This is Ricky Nelson and I’m Jimmie Haskell”.
Het tweetal was welkom. “Oh yeah. Lew Chudd sent you. Here’s the stack of records”.
Na terugkomst kreeg Jimmy van Lew Chudd te horen: “I want you te produce Ricky”.
Het vak van producer bestond nog niet echt. Jimmie vroeg dan ook: “What does that mean?”
Lew Chudd: “Make hit records”.
Aan het werk bij Imperial Records
Voortaan werd er fanatiek gewerkt aan de platencarrière van Ricky Nelson. Het begon bij Jimmie Haskell die zich kon bewijzen. Vanaf de opname van de eerste Imperial-single ‘Be Bop Baby’, met op de andere kant een eigen uitvoering van ‘Have I told you lately that I love you’, liet hij de zanger zijn stem dubbelen. Bovendien oefende hij in de studio zodanig dat het geluid optimaal op televisie overkwam. Dat gaf extra impact als Ricky zijn nummer in het programma van zijn ouders playbackte. Joe Maphis nam de rol van Barney Kessel als gitarist over. Een zanggroep uit de omgeving, The Four Preps, traden soms als koortje op.
Vader Ozzie had zijn eigen inbreng. Een van Ricky’s vrienden deed later verslag. “On my way to the studio I remember passing a room and hearing a bunch of screaming. Ozzie was auditioning girls to see how they screamed and swooned when Ricky sang”.
Meisjes die extreem reageerden op een optreden, dat was bekend bij Elvis Presley. Het gaf de rock & roll-koning een bijzonder imago. Je kon het natuurlijk ook in scène zetten.
Elaine DuPont was zo’n meisje. “Ozzie zag me op televisie en vroeg me naar de studio te komen. Ter plekke huurde hij me in”.
Elaine vertelde hoe het soms toeging. Ricky was weer eens uiterst verlegen. “In one of the scenes he was supposed to pin me, but he didn’t. I had a little spaghetti strapped dress on, so Ozzie said, ‘When Rick goes to pin you, scream’”.
Het meisje sputterde eerst nog tegen, maar liet zich tenslotte overhalen zo te acteren.
Elaine: “I screamed. He turned bright red and walked off the set. He was so embarassed”.
Jimmie Haskell en Ricky Nelson in de studio (op de stoel: zanger Bob Luman)
Ricky kreeg uiteraard de kans zijn eerste Imperial-single optimaal in het programma te promoten. Lew Chudd, de ‘platenbaas’, nam vervolgens de touwtjes in handen. Allereerst moest hij natuurlijk de mannen van de radio warm maken voor zijn nieuwe artiest.
Jimmie Haskell: “He was nice to disk jockeys. Lew knew that if he was friends with them, they would play his records”.
In de studio werden lak-platen gemaakt voor de ‘beste vrienden’ van Chudd. “It could only be played a hundred times before the sound started to deteriorate. By that time, Lew would send them the actual hard lacquer pressing where they could play it as many times as they wanted”.
Lew Chudd had de distributie van zijn popsingles stevig in handen. Ricky moest in Hollywood moeite doen om Sun-platen te kopen. Bij Imperial mocht zoiets niet gebeuren. Zo nodig pakte Lew Chudd zelf de telefoon en belde zijn distributeurs.
Jimmie had zelf meegemaakt hoe hard de baas van Imperial kon zijn. Hij koppelde bijvoorbeeld een nieuwe hit van Fats Domino aan een nieuwe groep, de Spiders. Ongevraagd kregen de distributeurs behalve Fats Domino ook een partij platen van de onbekende groep opgestuurd.
Haskell: “I was in his office when he was having a conversation with one of them. He said, ‘You can’t sell the Spiders, and you want to ship the records back to me. Is that right? Listen, while you’re at, I really need more Fats Domino records, so send me back everything I sent you on Fats too”.
Het resultaat lag voor de hand, legde Jimmie aan de auteur van de biografie uit: “Of course, that statement changed their minds”.
Zo deed je zaken in Amerika omtrent 1957.
‘Be bop baby’ wordt een grote hit
Met die inzet van Ricky Nelson, Jimmie Haskell, Ozzie Nelson en Lew Chudd kon het haast niet fout gaan. En het ging ook niet fout. In de eerste week van ‘A teenager’s romance’ waren er 60.000 exemplaren weggezet. In de eerste week van ‘Be bop baby’ verlieten 750.000 bestelde platen de perserij. Enkele weken later stond het nummer op nummer 5 in de Billboard geklasseerd. Ricky Nelson kreeg weldra zijn eerste gouden plaat overhandigd.
Vanaf dat moment ging het plaat na plaat, maand na maand, jaar na jaar, gesmeerd met de omzet van zijn platen in Amerika. ‘Stood up’, ‘Waitin’ in school’, ‘My bucket’s got a whole in it’ en ‘Believe what you say’ bijvoorbeeld schoten een voor een allemaal als een raket omhoog.
In het volgende jaar, 1958, had Ricky Nelson zijn eerste nummer één hit, ‘Poor Little Fool’, een song die Sharon Sheeley, de vriendin van Eddie Cochran, op 15-jarige leeftijd geschreven had.
Advertentie in Billboard, 16 september 1957
Europa was ver weg. De Amerikaanse hits, die Ricky Nelson in het tv-programma makkelijk aan de man kon brengen, werden hier niet uitgezonden. Diverse van die singles werden in ons land, als ik het goed heb, niet eens uitgebracht. Totdat de Engelse uitzendingen van radio Luxemburg er verandering in brachten. Met name ‘Poor Little Fool’, gepropageerd in de uitzendingen van Luxemburg-discjockey Jack Jackson, wist de belangstelling voor Ricky Nelson op te voeren.
Wordt vervolgd
Harry Knipschild
7 november 2018
Clips
Literatuur
Doug Geddes, ‘Ricky Nelson’, Disc, 10 mei 1958
‘Try school today’, Time, 8 september 1958
Kent McCombs, Interview met Jimmie Haskell, op zijn website, 2003
Sheree Homer, Rick Nelson. Rock ’n’ roll pioneer, Jefferson, North Carolina 2012
- Raadplegingen: 11487