307 - Vanaf 9 jaar
Het is alweer bijna een halve eeuw geleden dat er voor het eerst overzichtswerken verschenen met gegevens over popmuziek en de geschiedenis ervan. In Nederland gebeurde dat, voorzover ik weet, het eerst in de vorm van het Pophandboek van Petersma en Bergman in 1970. Op 15 januari 2015 wijdde ik er een artikel aan.
Gaandeweg verwierf popmuziek steeds meer waardering als een uiting van cultuur, voor jongeren, oudere jongeren - voor iedereen. Wat aanvankelijk verfoeid werd kreeg later support in erkenning en financiële steun (subsidie) van overheidsinstanties.
Het pophandboek van Hester Carvalho, in 2004 geschreven, had dan ook een ander karakter dan zijn voorganger uit 1970. “Popmuziek is overal”, legde de NRC-journaliste vast. “Als jij een liedje hoort van Eminem of Metallica kun je er zeker van zijn dat ergens ter wereld iemand anders het liedje ook hoort. Je ziet er misschien anders uit, je spreekt een andere taal, maar popmuziek vind je allebei leuk. Overal wordt popmuziek gemaakt: van Peking tot Zwolle, van Kaapstad tot New York”.
2004
Het boek uit 1970 richtte zich vooral op wat je de Woodstock-generatie zou kunnen noemen. In 2004 waren beperkingen nagenoeg verdwenen. Op de omslag van Popmuziek was aangegeven: vanaf 9 jaar. Het verscheen in de serie ‘Notendop Junior’ onder het motto ‘wat iedereen over pop moet weten’. Andere boeken in die serie hadden religie, olympische spelen, het weer, geschiedenis van Nederland, zonnestelsel en kosmos als onderwerp.
Het komt mij voor dat Hester zich vooral tot jonge meisjes richtte.
In haar inleiding stelde ze bijvoorbeeld: “Popmuziek is om naar te luisteren en om naar te kijken. Bijna iedereen die beroemd is, is dat niet alleen om zijn mooie stem. Hij/zij heeft meestal nóg iets bijzonders. Denk maar aan de bril van Jamai, de tatoeages van Robbie Williams, de navel van Shakira, de schoenen van Missy Elliott, de kogelgaten van 50 Cent. Bij Mick Jagger denk je aan zijn dikke lippen. Bij Jennifer Lopez aan haar billen. Bij Shakira aan haar buikdans”.
Geschiedenis
Enkele jaren na het verschijnen van Popmuziek werd ik uitgenodigd om bij de Universiteit Leiden als docent geschiedenis een aantal jaren lezingen en colleges te geven over de geschiedenis van die muziek. Uit de reacties van de studenten (van 17 tot 21 jaar) moest ik opmaken dat ze nauwelijks van de pop-pioniers gehoord hadden. Bij het noemen van de naam van Bill Haley (‘Rock around the clock’) kwam er meestal geen enkele reactie uit de zaal. Dat was anders bij de Beatles. In menig huisgezin hadden vader en/of moeder nog steeds een oude elpee in de kast staan, werd mij regelmatig verteld.
In haar hoofdstuk ‘De voorouders’ vergeleek Hester idolen van 2004 met hun voorgangers: “Iedere popmuzikant is ooit begonnen als fan. Eminem houdt van Tupac, Beyoncé van Madonna, Madonna van Michael Jackson en Michael Jackson van James Brown”. Zo was er sprake van een zekere continuïteit.
Carvalho: “Als belangrijkste popmuzikanten van vroeger kennen wij nu The Beatles, Rolling Stones, Bob Marley en Bob Dylan. Maar ook zij hadden het niet allemaal zelf bedacht. Net als popmuzikanten nu zaten Bob Dylan, Paul McCartney, James Brown en Keith Richards ooit met hun oor tegen de speaker om goed te kunnen horen hoe hun idolen zongen en gitaar speelden. Ze luisterden naar oude blueszangers, naar soul of naar country & western”.
Country & western en blues
De jonge lezers kregen politiek correcte informatie over sommige muziekgenres. “Country & western is echte cowboymuziek. Want ‘country’ betekent platteland en ‘western’ slaat op het wilde westen van Amerika, waar Lucky Luke boeven ging vangen en waar cowboys het land afpakten van de indianen.
De cowboys maakten liedjes als ze ’s avonds laat op het veld op de koeien moesten passen. Ze zaten bij het vuur met hun gitaar en zongen allerlei liedjes. Dat werden countryliedjes.
De muziek klinkt meestal verdrietig doordat de zangers en zangeressen met een snik in hun stem zingen. Er wordt bovendien een speciale gitaar gebruikt, de ‘steelguitar’, die ook klinkt alsof hij een beetje huilt.
De zangers dragen graag cowboyhoeden en cowboylaarzen, alsof ze ieder moment op hun paard kunnen springen. Maar tegenwoordig kunnen de meeste countryzangers niet eens paardrijden”.
Ook in een ander opzicht onderscheidden country-artiesten zich volgens de auteur van anderen. “Countryzangers geloven vaak in God. Countryzangeressen speldden vroeger hun haar in grote knotten boven op hun hoofd. Want, zo beweerden ze: ‘The higher the hair, the closer to God’”.
Country-artiesten als Hank Williams, Jim Reeves, Jimmie Rodgers, Carter Family, Garth Brooks, Dolly Parton en Tammy Wynette wisten de pagina’s van Popmuziek niet te halen. Hun muziek werd enigszins laatdunkend in het boek behandeld.
Hester haalde Johnny Cash (1932-2003) aan, misschien wel omdat die kort voor het verschijnen van het boek overleden was.
“Een van de beroemdste countryzangers was Johnny Cash. Toen Johnny een kleine jongen was, kweekte zijn vader katoenplanten. Een keer regende het zo hard dat de rivier overstroomde en alle planten verdronken. Daardoor was de oogst mislukt en had vader Cash geen geld voor eten. Johnny heeft daar het liedje ‘Five feet high and rising’ over geschreven”.
Blues werd eveneens als een ‘droevig soort muziek’ uitgelegd. Daar was ook alle reden toe, benadrukte Carvalho. “De blues is uitgevonden in Amerika, door arme zwarte landarbeiders. Zwarte mensen waren een paar eeuwen eerder uit Afrika gehaald om als slaven op de katoenplantages te werken. Sinds de Amerikaanse burgeroorlog, in de negentiende eeuw, is de slavernij afgeschaft.
Alle slaven werden vrijgelaten, maar de mensen bleven arm. Om geld te verdienen bewerkten ze het land van rijke boeren. Als de arbeiders op de akkers bezig waren, zongen ze vaak een lied. Dat deden ze om de moed erin te houden. Iemand liep bijvoorbeeld met een zeis het graan te snijden en de beweging van die zeis werd het ritme van de zang. Zo leerden de landarbeiders goed zingen.
Later gingen ze er ook gitaar bij spelen. Die gitaren maakten ze eerst zelf. Muddy Waters [1913-1983], die later heel beroemd zou worden, is zo begonnen. Pas als ze met hun muziek wat extra geld hadden verdiend, kochten de blueszangers een echte gitaar”.
Over de religieuze achtergrond van de blues-artiesten geen woord. Ook niet over de onderwerpen van de liedjes die Muddy ten gehore bracht: ‘Got my mojo working’, ‘Hoochie coochie man’ en ‘I just wanna make love to you’. Daar was het beoogde lezerspubliek waarschijnlijk te jong voor.
Muddy Waters in 1941
Elvis Presley
Volgens de journaliste was Elvis Presley (1935-1977) als eerste pop-artiest beroemd geworden. “Misschien waren er vóór hem al mensen die rock & roll zongen, maar die werden er niet beroemd mee”. Ze wist dat Elvis vaak rond hing bij de kerk om te luisteren naar de blues van zwarte mensen. Kennelijk gingen niet alleen country-artiesten naar de kerk. De muziek van die artiesten, aldus het boek, hoorde Presley op de radio.
Elvis zou niet zomaar zanger geworden zijn: “Hij wilde een ster worden, zodat hij geld kon verdienen om aan zijn arme ouders te geven”.
Met zijn ‘van zenuwen wiebelende’ benen bereikte hij echter meer: “De jonge meisjes werden wild als ze hem met zijn benen zagen zwaaien. Ze stonden op hem te wachten en vielen flauw als hij gedag zei”.
Wie het boek van Hester Carvalho las werd tevens een stukje economie onder ogen gebracht. “In de jaren vijftig verdienden de meeste mensen meer geld dan daarvoor. Ze konden eindelijk een ijskast kopen, een mooi gasfornuis en een pick-up om singles en lp’s te draaien. Kinderen kregen voor het eerst zakgeld. Daarvan kochten ze singles, van Elvis bijvoorbeeld. Zo ontstond er voor het eerst in de geschiedenis een jeugdcultuur. Vroeger was dat popmuziek, sport, dansen, naar de film gaan. Tegenwoordig hoort chatten op internet, sms’en en Playstation erbij”.
Met Elvis was het na 42 jaar slecht afgelopen. Carvalho gaf aan dat hij verslaafd aan drugs geraakt was en: “Hij werd dik van de bananen-pinda-kaastosti’s, zijn lievelingseten”. In 1977 was zijn lichaam ‘uitgeput’.
Beatles en Stones
De liedjes van Lennon & McCartney vergeleek de schrijfster in 2004 met ijs: “Je kent bijna niemand die er niet van houdt”.
De Beatle-gekte ontstond volgens haar voor een belangrijk gedeelte omdat elke jongen zijn haar liet groeien. De reactie van de meisjes deed aan de fans van Elvis denken. “Ze gingen gillen en huilen en trokken aan de haren van John, Paul, George en Ringo”. Op hun tochtje door de grachten in Amsterdam (1964) ‘sprongen de fans te water om dichtbij ze te komen’.
In het begin, toen de groep vooral liedjes van Chuck Berry, Bo Diddley en Howlin’ Wolf speelde vond niemand ze erg goed, wist Hester. In Hamburg hadden ze het vak geleerd door ‘drie keer per dag voor verveelde matrozen’ te spelen. “Ze zorgden voor afwisseling. John en Paul zongen om de beurt en de anderen deden de achtergrondkoortjes”. Door hun hits, vanaf ‘Please please me’, werden gewone concertzalen te klein voor optredens. “Ze traden op in voetbalstadions. Daar pasten wel honderdduizend jongens en meisjes in, die allemaal stonden te schreeuwen van opwinding”.
Niet alleen stadionconcerten was een nieuw fenomeen – ook merchandising, met name voor meisjes: “Je kon allerlei spullen kopen met plaatjes van de vier Beatles erop: servies, lakens, tasjes of panty’s”.
Dat soort aanduidingen waren er in het handboek van 1970 niet.
En nóg een nieuwe ontwikkeling. Solo-artiesten konden lang doorgaan. Bij groepen lag dat anders: “The Beatles maakten steeds ruzie met elkaar. In 1970 stopten ze”.
In haar tekst over de Stones gaf Carvalho aan dat die de ‘vieze broertjes’ van de Beatles genoemd werden. “Hun muziek was ruiger, hun kleren waren slordiger, hun haren langer. Mick zong met een enigszins gemene stem en Keith kon heel goed knapperige gitaarsolo’s spelen.
Zanger Mick Jagger en gitarist Keith Richards hielden zo van de muziek van bluesgitarist Muddy Waters dat ze hun band naar Muddy’s liedje ‘Rollin’ Stone’ noemden”.
Tussen de regels door maakte Cavalho, zelf inmiddels 40 jaar, duidelijk dat ze de Stones wel zag zitten. “Achter elkaar schreven die de mooiste nummers, zoals ‘Paint it black’, ‘Satisfaction’ en ‘Angie’”.
Bovendien wees ze ook op de ontwikkelingen rond het vergrijzen van pop-artiesten. Hun muziek leek voor de jeugd bedoeld te zijn (zoals in ‘My Generation’ van de Who), maar heel wat idolen gingen door omdat ze nu eenmaal de 27 (of 50, zoals in de song van Pete Townshend) gepasseerd waren. “Toen de Stones wat ouder werden, werd de muziek rustiger. Ook de optredens zijn minder wild. Elke paar jaar doen de Stones een tournee rond de wereld. Ze geven concerten in voetbalstadions. In het publiek staan veel oudere fans samen met hun kinderen te kijken”.
Hippies
In haar tekst over de hippiebeweging legde de auteur aan haar lezertjes uit dat de voormalige jongelui ‘wereldverbeteraars’ waren. “Hippies hielden van bloemen, muziek en vrede. Ze droomden van een veilige, vriendelijke wereld. Hippies vonden dat het leven niet alleen moest draaien om geld of een goede baan. Ze vonden dat mensen meer van elkaar moesten gaan houden”.
Carvalho: “Veel oudere mensen waren het er niet mee eens. Zij noemden hen langharig tuig”.
De journaliste wees bovendien op nieuwe maatschappelijke bewegingen. “Er veranderde van alles. Vrouwen wilden niet alleen maar moeder zijn en zochten een baan. Mensen demonstreerden op straat voor gelijke rechten voor alle mensen. Beatle John Lennon ging met zijn bruid Yoko Ono een paar dagen in bed liggen in het Hilton Hotel in Amsterdam uit protest tegen de Vietnam-oorlog, die toen bezig was. Een bed-in noemde hij dat”.
Bijbehorende songs waren ‘All you need is love’ (Beatles) en ‘San Francisco’ (Scott McKenzie). Als uitvoerenden van hippie-muziek noemde ze Bob Dylan, Grateful Dead, Janis Joplin en Neil Young.
Zwarte muziek
Het Pophandboek uit 1970 besteedde uit de aard der zaak weinig of geen aandacht aan artiesten en stromingen die pas later tot blijvend succes uitgroeiden. In 2004 was James Brown tot die categorie gaan behoren. In tegenstelling tot in 1970 was er nu een item aan hem gewijd. “Hij begon als gospelzanger, maar moest nog bijklussen als autowasser. Tot hij de soul zonder Jezus ontdekte. Daarna gingen zijn liedjes over leuke meisjes en snelle auto’s”.
Twee Brown-titels noemde ze: ‘Say it loud I’m black and I’m proud’ (die in zekere zin paste bij de verbetering van de wereld, maar minder bij de vredesbeweging). En ‘I got ants in my pants’. “‘Ik heb mieren in mijn broek’. Zo bewoog hij ook: alsof er iets vreselijk kriebelde aan zijn benen. Hij sprong, draaide en schudde en viel in spagaat als een balletdanser. James rende zo vaak heen en weer over het podium dat hij minstens één paar schoenen per optreden versleet”.
In haar hoofdstuk over Bob Marley (1945-1981) kwam opnieuw de armoede aan bod. Maar eerst verklaarde ze waarom reggae oorspronkelijk op Jamaica gespeeld werd: “Op het eiland is het heel warm en vochtig. Reggae past daarbij want die muziek is langzaam en zwoel”.
Bob Marley die als uitvinder van de reggae aangeduid werd, ‘zong over de problemen van arme zwarte mensen op Jamaica. Hij was tegen de regering die niets voor arme mensen deed. In zijn liedjes moedigde hij mensen aan om in opstand te komen’. Ook hier dus geen vredesbeweging.
Met zijn muziek (‘No woman no cry’, ‘One love’, ‘Redemption Song’) werd Marley rijk. “Hij gaf veel van zijn geld aan mensen die het nodig hadden. Hij kocht wel een mooie auto voor zichzelf: een BMW. Als mensen vroegen waarom hij in een BMW reed, zei hij: ‘Omdat het een afkorting is van Bob Marley & the Wailers’”.
Punkers
De meest populaire muziek in de jaren zeventig werd gemaakt door groepen en artiesten die zich in Nederland via AVRO’s Top Pop konden manifesteren. Dat fenomeen kreeg geen speciale behandeling in 2004. De jonge lezeressen kregen de namen Mud, Sweet, Slade, Boney M., Middle of the Road, Bee Gees, Olivia Newton John en John Travolta dan ook niet onder ogen. In een zinnetje werd wel de naam ABBA genoemd. “Ze werden steenrijk met het liedje ‘Money Money Money’”. Dat leek niet als een compliment bedoeld.
Ondanks alle ophef in kranten en muziektijdschriften sloeg punkmuziek veel minder aan. Singles van de punkers namen geen, in elk geval geen prominente rol in de Nederlandse hitlijsten in. De echo van die artiesten werkte evenwel nog stevig door in het boek uit 2004.
In haar relatief lange tekst stelde Hester de armoede opnieuw aan de orde. “Punk werd midden jaren zeventig in Engeland geboren uit ontevredenheid. Punks hadden geen werk en geld. Bovendien vonden ze de muziek van die tijd saai en ingewikkeld.
Voor punk hoefde je maar drie akkoorden te kennen. Een liedje mocht niet langer dan twee minuten duren. Solo’s waren verboden. Johnny Rotten (Sex Pistols, 1976-77) droeg een t-shirt met ‘Destroy!’ erop. Hij had een veiligheidsspeld door zijn wang en song liedjes als ‘Anarchy in the UK’, ‘Pretty Vacant’ en ‘God Save The Queen’.
Jonge mensen die de Sex Pistols zagen optreden, werden vaak zelf punk. Ze begonnen een band, want ze zagen dat muziek maken niet zo moeilijk was. Die nieuwe groepen hadden echte punknamen, om mensen mee op de kast te jagen: The Stranglers (wurgers), The Damned (vervloekten)”.
Terecht wees Carvalho erop dat The Sex Pistols al uit elkaar waren voor hun eerste lp in de winkel lag. Bij punk werd het onderwerp (hard) drugs aan de orde gesteld. “Sid Vicious was verslaafd aan heroïne. Hij vertrok naar New York waar hij overleed aan een overdosis drugs”.
Bij punk haakte het boek tevens in op de actualiteit. “Ook vandaag komen er nog nieuwe groepen bij. Ze heten Green Day, Good Charlotte, Blink 182 of Sum 41”.
Met punkpuziek, een stroming die zijn ‘hoogtepunt’ omstreeks 1977 had, sloot Hester Carvalho in 2004 de grote lijnen van de geschiedenis van de popmuziek af. Bij de toen hedendaagse genres schreef ze wel over grunge, headbangen, house en r&b.
Nederlandse popmuziek
In het handboek voor de jeugd besteedde Carvalho betrekkelijk weinig aparte aandacht aan de geschiedenis van de popmuziek uit eigen land. Namen als Peter Koelewijn, Brainpower, Golden Earring, Shocking Blue, Tiesto, Osdorp Posse, Kane en Di-Rect kwamen wel terloops aan de orde.
Meer belangstelling was er voor ‘de beha’ van Anouk. “In Nederland treed ze vaak op in haar beha. Toen ze een keer op Pinkpop speelde gooide iemand een ei tegen haar. Het ei brak en maakte haar t-shirt vies. Anouk trok het meteen uit en zong verder in haar beha. Dat beviel haar zo goed dat ze vaker in haar beha ging zingen, ook als er geen ei tegen haar aan was gegooid”.
De zangeres werd geprezen omdat ze zich niets liet vertellen. “In Amerika heeft ze een keer een stel zakenmensen uitgescholden. Want die mannen [van de platenmaatschappij] wilden dat Anouk een ander soort kleren zou dragen en dat ze wat aardiger zou zijn voor radio-dj’s. Om daar beroemd te worden moet je tegen veel mensen aardig zijn. Anouk had daar geen zin en dat liet ze weten ook”.
Het gevolg was dat de platenmaatschappij weinig interesse had om in haar te investeren. Anouk werd in Amerika dan ook niet beroemd.
Anouk, Pinkpop 1998
“Als Nederlandse popmuzikant is het moeilijk om wereldberoemd te worden”. Dat gold helemaal als je in de eigen taal zong. “In Engeland of Frankrijk verstaan ze Nederlands niet”.
Je aanpassen aan de internationale Engelstalige muziekmarkt hielp nauwelijks. “Het probleem is dat de meeste Nederlanders een soort Nederlands-Engels praten. Je kunt horen dat Engels niet hun moedertaal is. Bovendien hebben ze in Engeland of Amerika al zo veel muzikanten dat de mensen niet zitten te wachten op een Nederlands bandje”.
Terecht maakte Hester een uitzondering voor ‘house’. “Toevallig of niet: bij house wordt doorgaans niet gezongen. Daarmee is het taalprobleem ook opgelost”.
Volop aandacht was er in 2004 voor Doe Maar. “Nederland had ooit zijn eigen Beatles, de groep Doe Maar. Bij de concerten, begin jaren tachtig, vielen meisjes bij bosjes flauw van opwinding en de warmte. Ze gilden zo hard dat je de muziek bijna niet kon horen. Als de jongens ergens aankwamen, stonden groepjes meisjes daar al uren te wachten voor een handtekening”.
Doe Maar voerde bovendien een nieuw kleurenpalet in. “De hoezen van hun lp’s waren vaak roze met groen [zoals de omslag van haar boek], net als hun t-shirts. In die tijd droegen zo veel mensen zo’n t-shirt dat het leek alsof niet oranje maar knalroze onze nationale kleur was”.
Volgens Carvalho vond iedereen in Nederland Doe Maar leuk. Niet alleen omdat ze knap waren en vrolijke liedjes speelden met het reggae-ritme van Bob Marley, maar ook omdat ze in het Nederlands zongen. De liedjes gingen bovendien ergens over. “Ze hadden het over de zin van het leven (‘Is dit alles?'), angst voor de bom (‘De bom’) en over verveling (‘Doris Day’)”.
Ook een popgroep als Doe Maar hield het niet lang vol. “De jongens kregen genoeg van de grote mensenmassa’s en de opgewonden toestanden die ze overal tegen kwamen”.
Intussen weten we dat het afscheidsconcert in 1984 niet het einde betekende. Doe Maar kwam vanaf 2000 enkele keren terug, om te ‘cashen’, maar ook gewoon om het speelplezier.
Het goede doel
De journaliste besteedde aandacht aan de rol die artiesten speelden buiten de muziekwereld. “Ze maken zich wel eens zorgen over aids in Afrika, armoede in de derde wereld, het milieu, dierenleed en oorlog. Daarom organiseren ze concerten tegen racisme en voor het regenwoud. Want als je beroemd bent luisteren mensen beter naar je”.
Carvalho noemde de namen van Bono, Chrissie Hynde, Alicia Keys, Radiohead en Coldplay. Bob Geldof, die Band Aid had opgezet in 1984, kwam in haar lijstje niet voor. Bovendien gaf ze niet aan dat je als artiest ook profiteerde van alle aandacht en kansen die je kreeg door ‘belangeloos’ mee te doen aan manifestaties voor een ogenschijnlijk mooi doel. Ze ging niet verder dan: “De popster droomt van een betere wereld”.
Is het leuk om een popster te zijn?
Aan het einde van haar boek stelde de journaliste: “Veel mensen willen graag [een internationale] popster worden. Overal staan dan fans voor je te juichen, je hebt veel geld en iedereen is altijd aardig”.
Hester bekeek de wereld vanuit de artiest zelf: Zo gemakkelijk was het leven nou ook weer niet. “Je kunt niet de hele dag op een stretcher naast je zwembad liggen. Wie popster is, wil popster blijven. En dat betekent hard werken. Je moet cd’s maken, bijvoorbeeld. En als je daarmee klaar bent, moeten de mensen weten dat je een cd hebt gemaakt.
Je maakt een reis om de wereld en geeft overal interviews aan tv, tijdschriften en kranten. De journalisten stellen steeds dezelfde vragen. Van simpele, zoals ‘wat is je lievelingskleur’ tot ingewikkelde, zoals ‘wat heeft de dood van je moeder op je negentiende precies te maken met de tekst van het derde nummer op je laatste cd?’
Dan kwam een volgende ronde. “Daarna ben je even thuis om te oefenen voor je wereldtoernee. Je geeft veertig concerten in twee maanden, verspreid over vijftien landen. Andere mensen zetten overdag je apparatuur op het podium. Zelf ga je naar de sportschool om in conditie te blijven. Je krijgt wat te eten en dan ga je naar het voetbalstadion of de sporthal waar je zult optreden. Daar moet je nog een paar uur wachten in de kleedkamer, in een betonnen kelder met tl-licht, voor je begint”.
Een optreden kon goed voor je ego zijn. “Er wordt gejuicht als je ondersteboven hangend aan je voeten vanaf het plafond naar beneden komt. Iedereen zingt je liedjes mee. Meisjes in het publiek gooien rozen op het podium. Na afloop komen allerlei mensen je opzoeken in de kleedkamer. Ze feliciteren je en zeggen dat je geweldig bent”.
Hester Carvalho stelde de voor- en nadelen expliciet aan de orde.
Bij de voordelen: “Popster worden is net zoiets als de loterij winnen. Je bent van de ene op de andere dag buitenaards rijk”. Veel jongens werden volgens haar popmuzikant om indruk te maken op de meisjes. Daar zat iets in: “Meisjes zijn dol op popmuzikanten. Ze staan uren voor een hotel te wachten om een handtekening te vragen”. Maar groepies werden in het boek voor jonge meisjes niet genoemd. Wel gaf ze aan hoe heerlijk het kon zijn dat je als idool overal werd herkend en gefotografeerd.
Adoratie, stelde ze, was echter betrekkelijk. Terloops verwees Hester naar de song ‘Backstage’ van Gene Pitney (1966). “Het gaat over het gevoel dat je na een optreden kunt hebben. Even leek het alsof al die duizenden mensen in de zaal van je hielden. Maar eigenlijk ken jij ze niet en zij kennen jou niet. Zij gaan weg en jij blijft achter. Je zit daar alleen, ver weg van huis. Ver van de mensen die echt van je houden”.
Bovendien had je weinig privacy als popster. “Je kunt nooit meer rustig over straat. Madonna of Beyoncé moeten speciale afspraken maken om te kunnen winkelen. Ze komen na sluitingstijd zodat ze niet gestoord worden”.
Ook moest je oppassen voor paparazzi, fotografen van roddelbladen. “Die kunnen duizenden euro’s verdienen met een foto van een beroemdheid met zijn of haar nieuwe liefde. Ze liggen achter auto’s of in de bosjes te wachten”.
contract Van Halen (1982)
Het gevolg van dit alles, stelde ze, was dat popsterren makkelijk ontspoorden. “Die gaat zich dan gedragen als een verwende prins of prinses. Robbie Williams die midden in een zakengesprek een portie sushi eist. David Lee Roth (zanger van Van Halen) die uitsluitend blauwe M&M’s in zijn kleedkamer wilde hebben. Michael Jackson [1958-2009], een man van tegen de vijftig, die op een groot landgoed woont met een eigen dierentuin en pretpark. Daar nodigt hij jonge kinderen uit met wie hij in de draaimolen gaat zitten en Peter Pan speelt. Hij moest al een paar keer voor de rechter komen omdat allerlei mensen denken dat hij een kinderlokker is”.
Hester Carvalho ging verder. “Popster zijn is niet zo gezond, is gebleken. Veel popsterren zijn jong gestorven. Dat kon komen door vliegtuigongelukken. Anderen stierven doordat ze te veel drank of drugs namen. John Lennon werd door een fan doodgeschoten voor zijn huis in New York. Kurt Cobain heeft zichzelf doodgeschoten”.
***
In Popmuziek uit 2004 gaf Hester Carvalho mijns inziens behalve een voor haar doelgroep goed geschreven overzicht tevens een beeld van de tijd, waarin ze het boek schreef. Vooral de menselijke kant benadrukte ze veel meer dan het Pophandboek uit 1970. Bovendien liet ze met haar opmerkingen zien dat ze behoorde (waarschijnlijk ook: wenste te behoren) bij de popjournalisten en andere media-mensen die het Nederlandse publiek lieten weten wat goed en fout was in de wereld, speciaal de muziekwereld. Door de ontwikkelingen op het internet (bijvoorbeeld YouTube) kijken we in 2017, dertien jaar later, inmiddels op een nieuwe manier tegen de ontwikkelingen in de popmuziek aan.
Harry Knipschild
20 september 2017
Clips
Literatuur
Petersma en Bergman, Pophandboek, Amsterdam 1970
Hester Carvalho, Popmuziek. Wat iedereen over pop moet weten, uitgeverij Van Goor, 2004
- Raadplegingen: 7080