Skip to main content

14 - Fridolin M. Knobel: Dwars door het land van Roosevelt (1902)

 
 
F.M. Knobel werd op 31 mei 1857 in Amsterdam geboren. Van de zoon van een banketbakker in de Kalverstraat zou je misschien verwachten dat hij een soortgelijk beroep als zijn vader zou gaan uitoefenen, maar dat was niet het geval.
  Op 22-jarige leeftijd slaagde Fridolin voor het examen ‘leerling-consul’ en trad in dienst bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. In 1882 kreeg hij een plaats als vice-consul in Berlijn, een jaar later werd hij overgeplaatst naar Sint Petersburg en in 1889 werd hij aangesteld als consul-generaal in Teheran, de hoofdstad van het huidige Iran.
  In het toenmalige Perzië trouwde hij met de dochter van de tolk van de Franse ambassadeur en het echtpaar-Knobel vertrok in 1895 naar Peking. In de ambassadewijk van de hoofdstad van China overleefde hij de belegering van de Boksers in de zomer van 1900, hoewel hij op de laatste dag, 14 augustus, nog door een kogel getroffen werd. Kortom: Fridolin Knobel leidde een avontuurlijk bestaan, reizen in verre landen was zijn lust en zijn leven.
 
 
 
14 1 Knobel
Fridolin Knobel
 
 
Aankomst in San Francisco
 
 
In het Verre Oosten stapte de ambassadeur begin 1902 op de boot naar Nederland, via Japan en de Verenigde Staten. Een Amerikaan bij wie hij om inlichtingen vroeg over de VS, had hem gezegd, lees maar in de bijbel,  Deuteronomium VIII.
  En daar stond het, schreef Fridolin op de eerste bladzijde van zijn boek Dwars door het land van Roosevelt, dat hij in 1906 publiceerde: “Een goed land, een land van waterbeken, fonteinen en diepten, die in dalen en in bergen uitvlieten, een land van tarwe en gerst en wijnstokken en vijgebomen en granaatappelen, een land van olijfbomen en van honing, een land waarin gij brood zonder schaarschheid eten zult”.
  Vanuit San Francisco, een stad met toen een bevolking van 450.000 inwoners, die, aldus Knobel, vooral bewoond werd door de nazaten van de goudzoekers van een halve eeuw eerder, trok hij verder in oostelijke richting om tenslotte in Washington uit te komen.
 
In die tijd stonden pretparken nog niet op het programma. Ook Memphis (Graceland), Nashville (country & western), New Orleans (jazz) en de Smokey Mountains (Dollywood) moesten nog tot toeristenoorden ontwikkeld worden.
  Knobel had dus een andere tocht voor ogen. Hij bezocht Chicago, St. Louis en Michigan, waar de Nederlanders zich gevestigd hadden. Per trein reisde hij door naar een stad die in de kleurrijke folders vandaag de dag niet voorkomt: Buffalo in de staat New York.
  Na zijn reizen door het exotische Azië moet Buffalo zeker bij aankomst een teleurstelling voor de Nederlandse gezant geweest zijn. In zijn boek stelde hij in elk geval: “Hoe velen zijn er voor de eerste maal naar Napels gegaan, die toen zij het gezien hadden, toch niet wilden sterven. Reizen – eene kunst! – waarschuwt voortdurend tot het niet koesteren van te hoog gespannen verwachtingen omtrent plaatsen, streken, landen, menschen en toestanden”.
 
 
Buffalo, New York
 
 
Waarom ging Knobel nu juist naar Buffalo?
  In die tijd was dat heel duidelijk. Nog maar een paar maanden eerder, begin september 1901, was William McKinley in Buffalo vermoord. Tijdens de Pan American Exposition had de president van de Verenigde Staten gewezen ‘op den voorbeeldloozen voorspoed van gedurende de laatste jaren, een voorspoed welke o.a. bewezen werd door de vermeerdering der deposito’s in de spaarbanken’.
  McKinley had zijn landgenoten opgeroepen om niet bij de pakken neer te zitten. In zijn dagboek noteerde Knobel de laatste woorden van de president: “De stoomvaartlijnen, de nieuwe, welke uitgaan van de aan den Stillen Oceaan gelegen havens van de Vereenigde Staten, van Mexico, van Midden- en Zuid-Amerika, moeten worden gevolgd door rechtstreeksche lijnen tusschen de Oostkust en Zuid-Amerikaansche havens. De handelsvloot moet vergroot worden en de schepen moeten varen onder de Amerikaansche vlag, zij moeten zijn gebouwd, bemand door en toebehooren aan Amerikanen”.
    Weinige ogenblikken nadat deze woorden door McKinley waren uitgesproken, zo valt te lezen in Dwars door het land van Roosevelt, ging het schot af dat deze als het ware tot een grafschrift zou maken.
 
 
14 2 poster 1900
 poster presidentsverkiezingen 1900
 
 
Veel viel er voor Knobel in Buffalo niet te zien en zoals hij meldde, ‘aanvankelijk wilde ik mij bepalen tot (alleen) het spoorwegstation’.
  Maar nu hij hier eenmaal was beland maakte hij toch maar een wandeling door de stad. In Buffalo hadden immers twee Amerikaanse presidenten gewoond. Fridolin bezocht het graf van Millard Fillmore (r. 1850-1853) op Forest Lawn Cemetery.
  Evenals hij zelf, de banketbakkerszoon, had Fillmore carrière gemaakt vanuit het niets. Hij was advocaat geworden ‘na geboorte in een blokhuis in de wildernis. Van boerenzoon, de bijbel en een gezangboek steeds onder zijn bereik, was hij opgeklommen tot vrachtrijder, later tot vice-president der Vereenigde Staten en president, toen namelijk generaal Zacharias Taylor overleed’.
  En op de hoek van Swanstreet, zo noteerde de Nederlandse reiziger, is ‘Weedblock, waar president Grover Cleveland (r. 1885-1889 en 1893-1897) woonde toen hij nog advocaat te Buffalo was. Hij was een selfmade man; bediende in een magazijn op het platteland, professor in een New-Yorksch blinden-instituut, later klerk op een procureurskantoor, burgemeester van Buffalo in 1881, gouverneur van New York in 1883, ziedaar zijn curriculum vitae’.
 
 
Bij Theodore Roosevelt in Washington
 
 
Na bezoeken aan de Niagara watervallen en New York belandde Knobel in de Amerikaanse hoofdstad. Daar zetelde nu de nieuwe Amerikaanse president Theodore Roosevelt.
  De president, wist hij, ‘is een afstammeling van Claas Maartensz. van Roosevelt, die, uit Delft, in 1651, zich, met zijn gezin, te Nieuw Amsterdam vestigde. Van dien tijd af, zijn de Roosevelts steeds geachte burgers van New York geweest, Één hunner had, met Hamilton, een zetel in de Constitutional Convention; een ander stichtte de eerste bank van New York.
  De grootvader van den president, Cornelius geheeten, was koopman; zijn vader Theodore evenzeer. Deze behoorde tot de vurigste aanhangers van Lincoln; aan hem vooral was te danken de vorming van het eerste regiment kleurlingen in het leger der Unie. Toen Theodore Roosevelt sr. in 1878 overleed, waren de vlaggen te New York half mast geheschen’.
 
Washington, zo constateerde Knobel, ‘tempert de groote voortvarendheid, de onstuimigheid van New York. Ik heb het gevoel alsof ik ware gereisd van Amsterdam naar ’s-Gravenhage. Te Washington geen haast, geene drukte, geen gewoel. Er wordt geld verteerd, niet gewonnen. Het is een verblijf van ambtenaren, waar men weinig of in het geheel niet over business hoort spreken.
  De vele negers in de straten doen er zelfs denken aan het zuiden, aan des planters gemakzucht. Vele Amerikanen uit andere plaatsen vestigen zich er, wegens de deftigheid; althans gedurende de wintermaanden. Er wordt geregeerd, geadministreerd. Tevens zit er kosmopolitisme in de lucht. Een adellijke titel doet er nog wat opgeld. Washington is de brug tusschen Europa en het eigenlijke Amerika, hetwelk ons op zoo velerlei gebied vooruit is’.
 
Tijdens zijn verblijf in Washington bezocht de Nederlandse diplomaat de Amerikaanse Senaat, waar gediscussieerd werd over ‘maatregelen vereischt naar aanleiding van den op McKinley gepleegden moord’.
  In de rotonde ontdekte hij ‘vele historische schilderstukken, waarvan één voorstelt de ontscheping der Pelgrimsvaders te Delftshaven in 1620’.
 
 
14 3 Washington 
Pilgrim Fathers in Washington, foto Margaretha Suman, juli 1994
 
 
Vol bewondering was hij na een korte ontmoeting met Roosevelt. “De president was binnengetreden. Hij is niet van groote gestalte, zelfs ietwat inééngedrongen, bijziende; zijn knijper draagt een zwart koord; zijn dikke knevel is blond. Ik vermeld zijn schrander voorhoofd, zijn goedhartigen blik en vooral den mond; schoon alléén door den trek van wils- en geestkracht er om heen, maar die trek dan ook in den superlatief. Die mond boezemt in ontzag, maar niet minder vertrouwen”.
 
 
***
 
 
Fridolin Knobel reisde verder naar Nederland. Maar niet voor lang. Op 28 september 1902 werd hij nog gesignaleerd bij de onthulling van een monument voor de tijdens de Bokseropstand vermoorde missionaris Ferdinand Hamer in Nijmegen. Enkele weken later volgde alweer een nieuwe benoeming als consul-generaal in Teheran. In 1903 werd hij, zoals dat gaat met diplomaten, naar Pretoria in Zuid-Afrika gestuurd.
  In 1913 ging Fridolin Knobel de politiek in: hij werd voor de Vrije Liberalen gekozen in de Tweede Kamer. Daar stond hij bekend – hoe kan het ook anders – als woordvoerder in buitenlandse en koloniale zaken.
  Toen hij in 1918 niet herkozen werd, meldde hij zich opnieuw bij de diplomatieke dienst. Hij vertrok naar Leipzig en in 1928 werd hij nog consul-generaal in Duitsland. In het Berlijn van Hitler overleed hij op 16 oktober 1933, 76 jaar oud.
 
16 augustus 2005, 29 oktober 2016
Harry Knipschild
 
 
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het informatiebulletin van de Stichting Nederland-Verenigde Staten, november 2005
  • Raadplegingen: 14106