28 - Wat me opviel in het zuidoosten van India (Trichy, Madurai, 2009) 2
India was een land van rituelen heb ik in deel 1 beschreven. Die hoefden niet altijd een religieus karakter te hebben. Zelfs bij het tanken was er een vast patroon. De helper van onze chauffeur vulde de tank van de bus met diesel (33 rupees per liter, een halve euro – gewone benzine 48 rupees). De chauffeur rekende vervolgens zelf af. Als wij de bus verlieten kwam de assistent onmiddellijk te voorschijn en zette een opstapje neer bij de uitgang van de bus. Dat hield hij goed vast zodat de passagiers niets overkomen kon.
Rock Fort in Trichy
Als je in een groep reist bezoek je, graag of niet, veel religieuze gebouwen. In Europa zijn dat kerken of kapelletjes, in India vaak hindoe-tempels. De middag na de visite aan de tempelstad zette de chauffeur ons af aan de voet van ‘Rock Fort’: een tempel, gewijd aan de god Ganesha, op een rots die vrijwel recht overeind stond.
Ik moest denken aan Mount Popa in Birma (Myanmar, 2006) ten zuiden van Mandalay, waar boven op een steile rots (een soort puist in een vlak landschap) een boeddhistisch complex gebouwd was.
Katholieke kerken of kathedralen vind je ‘bij ons’ ook vaak op een hoogte, zoals de Sacré Coeur in Parijs.
Rock Fort (foto Margaretha Suman)
Rik Jonker, onze reisbegeleider, gaf een nadrukkelijke waarschuwing: houd de economische rituelen goed in de gaten. De mensen hier stonden bekend als geldzuchtig en onbetrouwbaar.
Die waarschuwing bleek terecht te zijn. Toen Greetje een bankbiljet overhandigde voor het bewaken van de (verplicht) uitgedane schoenen en voor het gebruik mogen maken van een fotocamera, moest ze nadrukkelijk om wisselgeld vragen. Pas toen ze liet merken dat ze daar recht op had, werd het overhandigd. Een echtpaar in onze groep deed dat niet en betaalde dus prompt te veel.
Volgens Rik hielp klagen achteraf niet. De politie werd met smeergeld afzijdig gehouden.
Om de tempel boven op de rots te bezoeken moest je vierhonderd treden omhoog lopen. Boven werd je opnieuw gecontroleerd op je tickets. Als de controleurs de kans kregen intimideerden ze je en probeerden je te dwingen opnieuw te betalen.
Op de top van Rock Fort was er van religieuze rituelen nauwelijks iets te bemerken. Maar van boven had je wel een mooi uitzicht over Trichy. Je keek onder meer uit over de tempelcomplexen die we eerder die dag (12 februari 2009) bezocht hadden. Je zag een spoorlijn die waarschijnlijk meer dan een eeuw eerder door de Britten was aangelegd. De Engelsen hadden, zo was op een bordje te lezen, tevens de elektriciteit in het trappenhuis van de tempel aangelegd.
Uitzicht op Lourdes-kerk vanaf Rock Fort (foto Margsretha Suman)
Uitzicht had je bovendien dichtbij op een neo-gothische katholieke kerk dichtbij, gewijd aan Maria van Lourdes (in het verre Frankrijk). Voor onze mede-passagiers was zo’n plekje westerse religie het bezoek niet waard, voor mij wel. Alvorens de bus ons kwam ophalen maakte ik van de (kortstondige) gelegenheid gebruik er nog even binnen te lopen.
Het gebouw was helemaal leeg. Stoelen of banken, zoals gebruikelijk in een katholieke kerk, ontbraken ten enen male. De gelovigen zaten tijdens het opdragen van een mis waarschijnlijk gewoon op de grond. Boven de vloer van plavuizen hingen bloemenslingers in bonte kleuren. Ook het beeld van Christus was uitgebreid in de bloemen gezet. Andere beelden waren er van Petrus met de sleutels van de hemelpoort en (waarschijnlijk) van de Jezuiet Franciscus Xaverius, patroonheilige van de missie. De kerk werd gerund door de Jezuieten.
Toen een reisgenoot dat hoorde, merkte hij op: “Dat zijn boeven. Die nemen de mensen al hun geld af”.
Kopen?
Je geld kon je (ook) in India goed kwijt. Niet alleen in tempels, maar gewoon in de winkels. Sommige Indiase middenstanders kenden een paar woorden Nederlands om je te prikkelen: “Kijken, kijken, niet kopen”.
Op de juiste plaatsen waren er volop boekjes te koop, zoals een verkorte versie van de lange Ramayana (de ‘bijbel’ van het hindoeïsme, 50.000 regels) en al die tempels in India. In een warenhuis troffen we een grote collectie kleding voor Indiase dames aan. De kleuren waren prachtig, maar dan moest je wel een (donkere) Indiase huid hebben. Bovendien vonden de vrouwen het in deze contreien (op dat moment?) blijkbaar vanzelfsprekend het kruis van hun broek op kniehoogte te hebben.
In een ander warenhuis, met maar liefst vier verdiepingen, waren alleen sieraden te koop. Een hoog percentage bezoeksters bestond uit gesluierde en in het zwart ingepakte moslimvrouwen. Tijdens onze reis door Iran (2007) constateerden we al hoeveel belangstelling die voor juwelen aan de dag legden. Elk van de vier etages vertoonde een aparte collectie. Het warenhuis had – opvallend! – een hele verdieping aan ringen en armbanden toegekend. Daar was bovendien een combinatie van armband met een of meer gouden ringen (bij elkaar) te koop. Voor zo’n sieraad moest je er meer dan zevenhonderd euro betalen.
Armband met ring (foto Margaretha Suman)
Voor het nuttigen van een Indiase maaltijd hoefde je niet zo’n investering te doen. Het voedsel was vrijwel altijd vegetarisch. Van de meest simpele dingen zoals doperwtjes, aardappelen of bonen wisten de koks altijd iets bijzonders te maken. Een (zeldzaam) restaurant dat vlees op de kaart had noemde men in India ‘military’.
Tijdens de maaltijd in Trichy vertelde Rik dat zich heel wat voormalige bewoners van de noordwestelijke deelstaat Kashmir hier in het zuiden gevestigd hadden. Tussen het islamitische Pakistan en het niet-islamitische India was na de opsplitsing van Brits-Indië geweld uitgebroken, dat in 2009 nog steeds voortduurde. De moslims hadden bij die gebeurtenis een eigen staat gekregen (Oost- en West-Pakistan) maar vonden dat niet genoeg. Ze bleven strijden voor meer rechten in India. En Kashmir hoorde volgens hen bij Pakistan.
Volgens Rik was Kashmir altijd een centrum van toerisme geweest. Als gevolg van de conflicten in het gebied was deze vorm van economie verdwenen. Voor de mensen, in die branche werkzaam, was er geen emplooi meer. In Trichy konden ze weer gewoon handel drijven.
De media in Trichy
Tijdens de reis door het zuiden van India viel me steeds weer op hoeveel (verschillende) kranten er overal in roulatie waren, vooral in de grote steden. Je kon ze bovendien op het internet lezen, inclusief het archief van voormalige edities. Na een aantal weken door het land gereisd te hebben wilde je wel eens meer weten dan wat je als toerist te zien kreeg.
Als een buitenlander door Nederland trok, bedacht ik, zou hij onze samenleving dan doorgronden na een bezoek aan Volendam, de Sint Servaas-basiliek bij het Vrijthof in Maastricht, de Efteling, de Afsluitdijk en de hunnebeden op de Drentse hei?
In een krant las ik dat de stad zich gelukkig prees met een nieuwe landingsbaan van het vliegveld. Toestellen uit bijvoorbeeld Dubai en Singapore konden nu rechtstreeks op Tiruchipalli (Trichy) vliegen. De Indiase minister van Communicatie zag in de nieuwe baan een extra stimulans voor de economische ontwikkeling van het land. En passant meldde deze dat er alleen al de afgelopen maand in India ongeveer 11 miljoen telefoon-aansluitingen tot stand gekomen waren.
De jongste economie leidde wel tot een nieuw soort criminaliteit. Een jongeman was in de stad gearresteerd. Hij had zich gespecialiseerd in het ontvreemden van mobieltjes en laptops.
Verbindingen met Dubai en Singapore vanuit Trichy waren er niet alleen voor toeristen en zakenmensen. Vanuit landen als India vertrokken tevens heel wat mensen om als ‘gastarbeiders’ in rijke Aziatische staten het vuile werk op te knappen. En lang niet altijd werden ze om hun werk goed behandeld.
India had zo z’n eigen cultuur, bleek nog eens in de media van Trichy. De plaatselijk Yoga-academie (PYAR) had een zomerkamp georganiseerd Een grote groep jongens en meisjes in de leeftijdscategorie van acht tot vijftien jaar kon er in de zomer van 2009 op uit trekken om zich tien dagen lang onder wetenschappelijke begeleiding in yoga en meditatie te bekwamen. Yoga was immers goed in concentratie en training van het geheugen.
Volgens The Hindu, een Indiase krant, was yoga sowieso prima voor je gezondheid. Yoga hielp bij ademhalingsproblemen, hoge bloeddruk, diabetes en neerslachtigheid.
Zoals gezegd, je kunt de kranten ook thuis op je scherm lezen. Maar als je in zo’n land bent, voel je je er meer bij betrokken. Hoe dan ook, duidelijk was dat er in deze omgeving andere ‘normen en waarden’ golden dan in Nederland. Dat gaf nog eens aan dat je door reizen kunt inzien hoe betrekkelijk cultuur is.
Op weg van Trichy naar Madurai
In India reisde je van de ene tempelstad maar de andere. ‘Religie’ vond je niet alleen in de tempels maar ook onderweg. Zelfs in het verkeer. De hindoe-god Ganesha – met het olifantenhoofd – zorgde ervoor dat je beschermd werd als je onveilig reed, bijvoorbeeld door je niet aan de meest elementaire verkeersregels te houden. Op de voorkant van auto’s was het symbool van Ganesha dan ook regelmatig aangebracht. Baatte het niet, het schaadde evenmin.
Veel deelnemers aan het verkeer hadden bovendien ogen op de voorkant van hun motorkap aangebracht om ‘onheilsgeesten’ af te wenden. Soms waren ze die ‘geesten’ zelf, maar dat was niet voor iedereen duidelijk. In de Mekong-delta (onze reis door Vietnam, 2000) hadden ze om die zelfde reden ogen op boten aangebracht.
Niet alleen Ganesha werd gebruikt om veilig je volgende bestemming te bereiken. Wie rondreed met ‘Mohammed’ boven zijn stuur, zoals we op 13 februari constateerden, liet in elk geval duidelijk weten wat voor religieuze overtuiging hij of zij was toegedaan. Een andere chauffeur reed in zijn Ashok-Leyland vrachtauto met de letters van de hindoe-godin Saraswathi boven zich. Weer een ander leek zich te vereenzelvigen met ‘Jesus’.
Een eigenaardigheid van veel doorgaande wegen was dat ze bol en smal waren en zonder een streep in het midden. Als je in volle vaart, bijvoorbeeld 100 kilometer per uur, kwam aanrijden, en een tegenligger naderde, moest een van de twee voertuigen om die reden dus enigszins naar de onverharde zijkant uitwijken. Voor wie dat moest doen leken geen regels te bestaan. Pas op het laatste moment, bleek, besloot een van de twee chauffeurs, zonder vaart te verminderen, die beslissing te nemen.
Meestal ging het goed. Maar niet altijd. Af en toe zagen we auto’s op hun zij of ondersteboven langs de kant van de (bolle) weg. Onze chauffeur reed in zo’n geval gewoon door, zonder te onderzoeken of er zich nog overlevenden in bevonden.
Verbazingwekkend was het niet dat het af en toe helemaal fout afliep. Dan stond het verkeer op die smalle weg helemaal stil. Nieuw-aangekomen chauffeurs lieten zich niet ontmoedigen. Ze probeerden de tot stilstand gekomen voertuigen aam de zijkant te passeren. Van twee kanten tegelijk. Dat lukte zelden. Het gevolg van dit alles was een kluwen van vier rijen auto’s, vrachtauto’s en bussen die nauwelijks te ontwarren was. Als je er eenmaal inzat duurde het lang voor je verder kon rijden. Ik spreek uit eigen ervarring.
Sommige belangrijke doorgaande wegen zaten vol dikke boomstronken of wortels. Aan de zijkant keek je wel eens een flink stuk omlaag. Onze toerbus reed op zo’n weg – alle kanten uit wiebelend – zeker niet harder dan 10 kilometer per uur. De passagiers hielden zich doodstil. Een grapje kon er op zo’n stuk weg niet af.
Als je bij thuiskomst in het nieuws hoorde over ernstige ongevallen in landen als India was het een stuk gemakkelijker om te begrijpen wat er aan de hand geweest kon zijn.
Zoals vroeger in Nederland langs de weg overal kapelletjes waren zag je onderweg van Trichy naar Madurai, gebedshuizen van een andere religie. Bij een wat grotere tempel, gewijd aan de god Murugan, hielden we halt. “Dit is een tempel die niet in de boekjes staat”, verkondigde onze reisbegeleider met een verrukt gezicht.
Ik had na enkele dagen zoveel van dit soort gebouwen gezien dat ik plichtmatig met de groep de trappen opliep naar het heiligdom. Een van de leden van de groep was altijd positief als er op zo’n plek gebedeld werd. Arme mensen in onderontwikkelde landen moest je nu eenmaal een helpende hand toereiken. Ook hier werd een hand uitgestoken door de plaatselijke bevolking. Met een royaal gebaar haalde onze reisgenoot tien rupees te voorschijn en overhandigde die.
Hem werd duidelijk gemaakt dat tien rupees niet genoeg was om de familie van de bedelaar te onderhouden. Om dat te kunnen doen was een bedrag van honderd rupees minimaal nodig. Van die houding begreep de Nederlander maar weinig. In plaats van dankbaar te zijn, vertelde hij me, vroeg de bedelaar juist om meer. Dat kon hij zich niet voorstellen. Mijn landgenoot begreep niet dat hij in zekere zin een gewillige prooi was. Als je altijd iets geeft als erom gevraagd wordt, is het logisch dat er steeds opnieuw, en meer, aan je gevraagd wordt, bedacht ik op het terrein van Murugan.
Tempel Murugan (foto Margaretha Suman)
We hadden op deze plek niet met een gewone god te maken. Murugan was een godheid van de oorlog en de bijbehorende overwinning. Een god die vooral in de deelstaat van de Tamils, Tamil Nadu, waar wij ons bevonden, vereerd werd. Murugan was geen vreedzame god.
Op een afbeelding ter plekke zag je twee mannen die beneden aan de tempel stonden. Ze waren misschien op jacht geweest. Een van hen had pijl en boog bij zich. Met een van zijn pijlen had hij een tijger dodelijk in zijn nek getroffen. Triomfantelijk wees de strijder naar boven, naar de hindoe-tempel, het heiligdom van Murugan dat boven het landschap uitrees. Het tafereeltje beeldde het geweld en de overwinning uit. Wellicht waren de twee afgebeelde mannen ervan overtuigd dat Murugan hen geholpen had de tijger te verslaan.
Aankomst in Madurai
Alvorens de hitte en het lawaai van Madurai, een stad met ongeveer een miljoen inwoners, binnen te vallen passeerden we eerst allerlei onderwijsinstellingen – zoals een school voor moeders en een ‘global computer education’ centrum.
Ook Madurai werd omschreven als tempel-stad. De aangeschafte reisgids (Footprint) liet aan duidelijkheid niets te wensen over. De tempel was het middelpunt van de stad.”The town’s city planning reflects the sanctity of the spot [de grote tempel]”. Van daaruit was de stad opgebouwd. “Surrounding streets radiate like bicycle spokes from the temple”. Madurai was verder heel gewoon. “There is the usual combination of messy crumbling buildings, modern glass and chrome palaces, internet cafés, flower sellers, tailors and tinkers and Kashmiri [zie boven!] antique and shawl dealers”.
Dat de hindoe-tempel (het Meenakshi complex) het centrum vormde van Madurai was, als je er even over nadacht niet eens zo bijzonder. Was de Sint Jan niet het centrum van Den Bosch, de Dom idem dito in Utrecht – of de Notre Dame in Parijs?
De oorsprong van deze belangrijke stad zou terug gaan naar het oude hindoeisme. ‘Volgens een legende’ zou de god Shiva op de plaats van de tempel druppels van nectar uit zijn haarlokken verloren hebben. Daarom werd de stad Madhuram genoemd, ‘de stad van de nectar’. Als het waar is moet dat een tijd geleden gebeurd zijn want de inwoners dreven al handel met de oude Grieken en Romeinen. Van de oorspronkelijke druppels was dan ook niets meer terug te vinden, zoals dat bij mythes en legendes wel vaker het geval is.
Economische activiteiten rond de tempel
De grote tempel, waar het allemaal gebeurd zou zijn, stak ver boven alles uit. Daardoor kon je goed zien dat het Meenakshi-complex niet in zijn gewone doen was. Het leek wel of Christo op bezoek was geweest, Christo de man die allerlei gebouwen ‘inpakt’ en daarmee veel geld verdient.
Dat was niet het geval, werd alras duidelijk. Elke twaalf jaar, werd ons uitgelegd, was de bevolking in de weer om de tempel een grote opknapbeurt te geven, zodat de hindoes een dozijn jaren ongestoord aan hun religieuze trekken konden komen. In april, twee maanden na ons bezoek dus, zou het complex opnieuw feestelijk ingewijd worden.
Vanaf het dakterras van een winkel, gerund door Kashmiris, bekeken we die dag de restauratie-werkzaamheden aan de overkant van de straat. Een man was bezig de gevel van het complex een verfje te geven. Hij hing op op een tiental meters hoogte aan een dik touw en zat op een stuk hout dat aan de onderkant van het touw was vastgemaakt. Zijn collega bevond zich op een dak, enkele meters hoger, dichtbij een heilige koe in steen. Zijn taak was ervoor te zorgen dat de schilder niet naar beneden viel. Hij klemde het touw in zijn handen. De schilder beneden hield het touw met één hand vast – de andere hand gebruikte hij om met zijn kwast de muur een lik verf te geven. Het ging er vrolijk aan toe.
Ongevaarlijk was het zeker niet. Maar dat deed er blijkbaar niet toe. Als je een tempel van een opknapbeurt voorzag kon je kennelijk niets gebeuren. De arbeidsinspectie hoefde er niet aan te pas te komen.
Schilder aan het werk (foto Margaretha Suman)
In de buurt van de tempel bruiste het zoals verwacht van de (economische) activiteiten. Als je rondliep werd je banaderd door mannen die aanboden kleding op maat voor je te maken. “We will give you a good price”, die kreet was in de mode. Islamitische bewoners uit Kashmir runden winkels van antiek, juwelen en tapijten, eventueel zonder verdere kosten naar Nederland op te sturen. De winkeliers waren niet alleen concurrenten maar ook collega’s. Als je als toerist zonder iets te kopen naar buiten liep werd je nageroepen vooral een bezoek aan de buurman te brengen, waar het ‘goedkoper was’.
Voor het wisselen van geld moest je bij Parsis zijn: voormalige inwoners van Iran (Perzië) die uit hun geboorteland waren weggetrokken omdat ze als aanhangers van het zoroastrisme hun geloofsprakrijken in dat land niet meer (goed) konden uitoefenen. Aan de muur van zo’n kantoor vonden we portretten met scènes uit het zoroastrisme.
In een ‘gewone’ winkel werd muziek aan de man gebracht. Nieuwe compact discs kostten er soms niet niet meer dan 75 eurocent. De duurste kon je voor een euro of drie meenemen. Nagenoeg alle muziek had een regionaal karakter, onder andere klanken uit een Tamil-film. Westerse muziek ontbrak, met één uitzondering: in een hoekje ontdekte ik een smoezelig cassettebandje van Sting.
Als gevolg van het hete weer waren er vanzelfsprekend veel activiteiten op straat. Behalve bloemen en vruchten werd langs de kant van de weg sirih (betel, paan) aangeboden. In een open winkeltje kon je vers vruchtensap consumeren. Als je aanwees dat je mangosap wilde drinken werd er een grote mango te voorschijn gehaald en uitgeperst waar je bijstond. Een probleem was het drinken van bier. Dat kon je alleen maar doen onder de grond, een donker hol waar ook sigaretten gerookt mochten worden. Het consumeren van een koel glas bier in de hitte kreeg zo een onguur karakter.
Naar de film
cd met muziek van filmcomponist
Tijdens de avondmaaltijd vertelde de reisbegeleider dat er die avond in de stad een film gedraaid zou worden met bij hem favoriete muziek, die van Ilayaraaja. Hij ging in elk geval kijken en ik besloot met hem mee te gaan. De filmzaal, wist hij, was voorzien van airconditioning, dus je moest wel goed gekleed zijn. Een trui was wenselijk. Anders kon je wel eens flink ziek worden van de koude lucht.
Op straat hielden we een jonge taxichauffeur aan. Hij vroeg 200 rupees (drie euro) om ons naar een buitenwijk van Madurai te brengen waar de Tamil-film (‘Naan Kadavul’, ‘Ik ben God’) vertoond werd. Al snel werden we het eens dat hij dat voor de helft van de vraagprijs moest doen. De voorstelling was misschien laat afgelopen en was er dan nog wel een taxi in de buitenwijk beschikbaar? Indiase films stonden erom bekend dat ze soms wel eens drie uur of langer duurden en deze film werd pas na negen uur gedraaid.
Had de chauffeur de film al gezien, vroeg Rik.
Nee, dat niet.
Of de chauffeur soms zin had om die avond met ons mee te gaan? Dan zouden wij zijn toegangskaartje betalen. bovendien ontving hij dan nog eens 100 rupees voor de taxirit terug.
Daar had de jonge chauffeur wel zin in. Het was een win-win situatie.
Weer een tempel van Murugan
Vóór negen uur werden we in het donker bij de bioscoop afgezet. Bij aankomst bleek dat de voorstelling pas na tienen zou aanvangen. Dat gaf ons de gelegenheid om met ons groepje, inclusief de taxi-chauffeur, de omgeving te verkennen. We bevonden ons in een Tamil-wijk. We aten een pannekoekje, dronken een sapje en liepen een drukke, levendige zijstraat binnen. Na enkele tientallen meters was er een tempeltje, gewijd aan de god Kali en aan Murugan, die we eerder die dag hadden leren kennen.
Murugan was hier herkenbaar aan zijn rijdier, de pauw – zo werd het ons door de mensen daar uitgekegd. Kali en Murugan waren misschien wel dezelfde godheid.
Bij de tempel werden we enthousiast ontvangen door de plaatselijke bevolking. Er werd gelachen en gebeden. Dat ging er allemaal hand in hand. Of we wilden of niet, wij westerlingen moesten hier op z’n oosters gezegend worden. Voor we het beseften kregen we een streepje as op het hoofd, zoals vroeger bij de katholieken op aswoensdag. Weigeren was er niet bij. Bovendien kregen we een bosje bloemen in de hand gedrukt.
De Tamils maakten onomwonden duidelijk dat ze volledig achter de Tamils op Sri Lanka stonden. Er waren sterke familiebanden. Het was een heikel thema op dat moment. Het officiële leger van het voormalige Ceylon was op dat moment bezig een einde te maken aan een onafhankelijk Tamil-staat in het noorden van het eiland.
In de bioscoop
Nadat we 75 rupees betaald hadden mochten we de kolossale filmzaal binnen. Er was zitruimte voor wel duizend toeschouwers. Wij, als buitenlandse gasten, kregen een speciale op de eerste rij van het balkon toegewezen. Het gordijn waar we op uitkeken was paars van kleur. Boven en onder het doek waren er lampjes. Keiharde Indiase muziek werd ten gehore gebracht.
Nergens zag ik vrouwen alleen. Rik: “Die zouden anders lastig gevallen worden”. Altijd waren ze in gezelschap.
De begeleider van Koning Aap gaf ons nog een laatste instructie. Hij attendeerde ons erop dat we waarschijnlijk het Indiase volkslied te horen zouden krijgen. In dat geval moesten we netjes gaan staan. Dat gebeurde echter niet. Maar ineens knalde ‘Beat It’ van Michael Jackson uit de luidsprekers. En daarna – het was inmiddels half elf – begon de film. De zaal was nog maar half gevuld.
uit de film
Voor de eerste keer in mijn leven heb ik tweeëneenhalf uur gekeken naar een film waarvan ik geen enkel woord kon verstaan. Bovendien gaf de film een beeld van een cultuur en van waarden, die totaal anders waren dan die waarin ik tot dan toe geleefd had.
De meeste hoofdrolspelers waren geestelijk en/of lichamelijk gehandicapt, dat was wel duidelijk. Hun leven speelde zich af in tempelcomplexen, aan een heilige rivier, in een grot en in een gevangenis. Sommige mannen gedroegen zich als beesten. Geweld en wraak leek de boventoon te voeren.
De Indiase muziek van Ilayaraaja was nadrukkelijk en luid aanwezig gedurende bijna de hele film. Aan het einde van ‘Naan Kadavul’ pleegde de hofdrolspeelster zelfmoord, uit schaamte, omdat ze aangerand was.
Om één uur stapten we weer in de taxi die ons terug naar het hotel bracht.
Sentenced to live (uit de plaatselijke krant)
Een paar dagen later publiceerde The Hindu een indringende recensie. De film was beslist geen sprookje, kon je in de Indiase krant lezen. Mensen met gebreken werden in het land met minachting behandeld. In de recensie werd de filosoof Schopenhauer aangehaald. Deze mensen waren veroordeeld te leven. Dat was nog wreder dan ‘veroordeeld om te sterven’.
De krant maakte een vergelijking met de Indiase film ‘Slumdog Millionaire’, die genomineerd was voor een Oscar (en kort daarna inderdaad bekroond werd). “The depiction of poverty and suffering in this movie makes ‘Slumdog Millionaire’ look like a sugar-filled sweet”.
In de film kon je zien dat mensen met gebreken in een hol werden opgesloten. Het deed me denken aan de discussie in Nederland over het ‘opsluiten’ van ouderen in verpleegtehuizen. Bert Keizer schreef er het boek Het refrein is Hein over. Een van zijn verhalen was dat in een ziekenhuis een scanner ter waarde van miljoenen guldens stond waarmee kon worden vastgesteld of een hersencel blauwig of grijzig was, terwijl het in het verpleeghuis dichtbij op financiële gronden onmogelijk was om ouderen te helpen met plassen en poepen, wanneer de hulpbehoevende aandrang had. En dat in het ‘christelijke’ Nederland. Elke cultuur, elke godsdienst, had de neiging om weerloze zwakken maar gewoon weg te stoppen zolang ze nog leefden, leek het wel.
De discussie was na die avond, 13 februari 2009, nog lang niet afgelopen. Sinds die tijd wordt er jaar in jaar uit gekort op de (financiële) rechten die ouderen met tientallen jaren van werken en voor hun kinderen zorgen, dachten te hebben opgebouwd. Dat geld wordt door overheid en overheidsinstanties bij voortduring besteed aan het oplossen van ‘andere problemen’. Misschien was dat in India anno 2009 ook wel het geval.
In een volgende aflevering méér over Madurai in Tamil Nadu, India.
Harry Knipschild
9 augustus 2016
Clips
- Raadplegingen: 14920