Skip to main content

26 - Talleyrand naar Engeland en de Verenigde Staten


Bij het reisverhaal over ‘Raffles naar Parijs in 1817’ heb ik aangegeven dat ik me sinds april 2015 (opnieuw) verdiep in de geschiedenis van rond 1800.
 
Charles-Maurice de Talleyrand-Périgord (1754-1838) was een van de meest bepalende politici in die tijd, vooral als minister van Buitenlandse Zaken voor Frankrijk tijdens de revolutie, onder Napoleon, op het congres van Wenen en onder Lodewijk XVIII. Alvorens aan de macht te komen maakte hij reizen naar Engeland en de Verenigde Staten.
 
Alfred Duff Cooper (1890-1954) publiceerde in 1932 een biografie van Talleyrand. In 1948 verscheen het boek in een Nederlandse editie. Onderstaand verhaal is voor een belangrijk gedeelte op het onderzoek van Duff Cooper gebaseerd.


Talleyrand naar Engeland en de Verenigde Staten

 


Talleyrand op jeugdige leeftijd

 
In Talleyrand. Speler met mensen en machten vertelde Duff Cooper dat Talleyrand (geb. 2 februari 1754, Parijs) de oudste zoon was in een belangrijke Franse familie. Omdat hij als gevolg van een ongeluk op jeugdige leeftijd kreupel werd kon de jongen volgens zijn ouders niet de titels van zijn vader erven. Die gingen nu naar zijn jongere broer.
   De familie bedacht een oplossing voor de voormalige erfgenaam: tegen zijn zin werd hij naar het seminarie (Saint-Sulpice) gestuurd. Oom Alexandre de Talleyrand was vanaf 1777 aartsbisschop van Reims. Relaties op hoog niveau waren er genoeg. Na zijn priesterwijding (1779) werd Charles-Maurice in 1788 op 34-jarige leeftijd door koning Lodewijk XVI aangewezen als bisschop van Autun.
   Talleyrand was, enigszins begrijpelijk, geen voorbeeldige geestelijke. De priester stond met name bekend om zijn intieme contacten met vrouwen. Zo werd op 21 april 1785 Charles-Joseph de Flahaut geboren. De biologische vader, wordt algemeen aangenomen, was de man die geacht werd te leven volgens de afgelegde gelofte van zuiverheid. Het was zijn eerste en waarschijnlijk niet laatste kind.
 
Vanwege onoverkomelijke financiële problemen liet koning Lodewijk in 1789 de Staten-Generaal van Frankrijk bijeen roepen. Talleyrand slaagde erin namens de geestelijke stand gekozen te worden als lid van dat college.
   De bisschop van Autun, evenals andere geestelijken, liep om praktische redenen weldra over van de Tweede naar de Derde Stand. Door die ontwikkeling kwam de Franse Revolutie op gang. Lodewijk XVI had de drie standen (adel, clerus, burgers) immers bevolen afzonderlijk te vergaderen. Door het overstag gaan van de geestelijken werd de wil van de koning in het voorjaar van 1789 genegeerd, een revolutionaire daad.
 
In de nieuwe Nationale Vergadering (Assemblée Nationale) deed Talleyrand op 10 oktober 1789 een ingrijpend voorstel. Op die dag diende de bisschop met succes een motie in om alle kerken, kloosters en kerkelijke goederen aan de Franse staat over te dragen.
   Duff Cooper wierp zich op als zijn verdediger. “Men moet niet vergeten dat de Kerk rijk en de staat bankroet was. Het voorstel, zoals het gedaan werd, had [bovendien] niet ten doel de Kerk op al te zware lasten te zetten. De staat zou de gehele instandhouding van de Kerk op zich nemen, naar behoren voor de geestelijkheid zorgen en de liefdadigheid beoefenen, die tot dusverre de taak van de Kerk geweest was. De Kerk zou niet beroofd maar genationaliseerd worden”.
   Door de snelle ontwikkelingen in het revolutionaire Frankrijk pakte de ‘nationalisering’ evenwel totaal anders uit. Van kerkelijke activiteiten bleef weldra nauwelijks iets over.
 


Talleyrand, rechts (met mijter) als bisschop in 1790

    

Als Franse afgevaardigde naar Londen (januari 1792)

 
Mede door zijn aanpak van de Kerk in Frankrijk ging Talleyrand een belangrijke rol spelen in de Nationale Vergadering, die zich onder meer tot taak stelde een grondwet op te stellen. In januari 1792 stuurde Claude de Lessart, minister van Buitenlandse Zaken, hem naar Londen om de relatie van Frankrijk met Engeland te verbeteren. Een formele functie had Talleyrand niet, want het was parlementariërs niet toegestaan een openbaar ambt te bekleden. Het officiële doel van de Franse deputatie, waarvan hij niet eens de leiding had, was daarom de aankoop van paarden voor het Franse leger.
   Tijdens de gesprekken had Frankrijk niets te bieden, alleen maar te vragen. Er werd dan ook niets bereikt. Bovendien werd de hertog van Biron, leider van de Franse delegatie, kort na aankomst gevangen gezet. Talleyrand had de grootste moeite zijn ‘chef’ uit diens gevangenschap te verlossen.
   De bisschop slaagde er wel in persoonlijk op het hoogste niveau door te dringen. Hij had ontmoetingen met koning George III, premier William Pitt en William Grenville, minister van Buitenlandse Zaken.
   Ondanks die prestatie wist hij niets tot stand te brengen. “Toen George III Talleyrand audiëntie verleende, was hij nauwelijks beleefd tegen hem. De koningin keerde hem na de begroeting de rug toe. Van de koning en zijn gemalin kon men ook moeilijk verwachten dat zij iemand welwillend zouden ontvangen, die als een losbol bekend stond, bovendien een revolutionair en een [inmiddels] geëxcommuniceerde priester was”.
 


William Pitt

 
De ontmoeting met premier Pitt was niet veel positiever. “Pitt was zo gereserveerd als alleen Pitt kon zijn, ook al verwaardigde hij zich de herinneringen van vroeger op te halen, toen zij elkaar ontmoet hadden in het paleis van de aartsbisschop van Reims, Talleyrand’s oom”. Minister Grenville, verwant met Pitt, hoorde de Franse afgezant ‘stilzwijgend’ aan. Toch wist Charles-Maurice zijn ontvangst op het ministerie bijna een uur vol te houden. “Hij trachtte Grenville ervan te overtuigen dat de ongeregeldheden in Frankrijk sterk overdreven werden voorgesteld en dat de tegenwoordige regering vast in het zadel zat”.
   Tijdens een tweede ontmoeting hoorde hij uit de mond van de minister dat deze niet wenste te onderhandelen met een afgezant die niet behoorlijk geaccrediteerd was. Maar de Britse regering was wel ‘met de beste bedoelingen bezield’.
   Duff Cooper: “Grenville vond hem slim en gevaarlijk. Anderen, waarmee hij in aanraking kwam, waren [eveneens] onaangenaam getroffen door zijn koele onbewogenheid en hooghartige, gereserveerde houding”.
   Meer succes had Talleyrand bij de oppositie. Vooral met Lord Shelburne kon hij het goed vinden.
 
In maart 1792 keerde Talleyrand terug naar Frankrijk. Bij aankomst hoorde hij dat de regering, die hij als uitermate stabiel aan Grenville had proberen te ‘verkopen’, gevallen was. Ministert Lessart, die hem naar Londen gestuurd had, werd van verraad beschuldigd en achter de tralies gezet. Op 9 september 1792 werd Lessart, samen met andere gevangenen, in Versailles vermoord. Zo ging het in die tijd.
 

Tweede reis naar Londen (mei 1792)

 
Nadat Lessart als minister van Buitenlandse Zaken was verdwenen nam Charles-François Dumouriez die post in de Franse regering over. Opnieuw moest er een vertegenwoordiger naar Londen gestuurd worden. Het lag voor de hand dat Talleyrand voor die positie in aanmerking kwam en deze verlangde niets anders, aldus zijn biograaf.
   “Parijs brandde hem onder zijn voeten”. De toestand in Parijs werd steeds gevaarlijker, zeker voor mensen met een adellijke en/of geestelijke achtergrond. Ondanks een zekere antipathie die de nieuwe minister voor Talleyrand had wees hij hem toch aan als informele gezant. Deze keer opereerde de ‘ambassadeur’ onder ‘leiding’ van de markies van Chauvelin.
   Frankrijk had intussen aan Oostenrijk (dat België in zijn bezit had) de oorlog verklaard. In de Assemblée Nationale werd de leus ‘oorlog aan de koningin’ aangeheven (de Oostenrijkse prinses Marie-Antoinette was de echtgenote van Lodewijk XVI en dus koningin van Frankrijk). Het Franse leger had de grens met België overschreden.
   De omstandigheden om vreedzaam met de Britten te overleggen waren er dan ook niet beter op geworden sinds het eerste bezoek kort daarvoor. Voor zover er nog enige twijfel bestond verdween die meteen na aankomst. Een brief van de Franse koning, die Chauvelin aan George III overhandigde, maakte geen indruk. De Britten hadden hem sowieso al kunnen lezen omdat de tekst eerder in de Franse pers verschenen was. Die manier van doen vermeerderde de minachting in Londen voor de buren aan de overkant van het Kanaal.
   Duff Cooper: “Chauvelin werd [in mei 1792] door George III niet veel beter ontvangen dan Talleyrand [in januari]”.
   Op 25 mei 1792 maakte de Britse regering echter bekend dat zij een neutrale houding zou aannemen in verband met de vijandelijkheden die tussen Frankrijk en Oostenrijk waren uitgebroken, is in de biografie te lezen. Er zat dus een positieve kant aan het optreden van Talleyrand en Chauvelin in Londen.
  

Onvrijwillige reis naar Engeland (september 1792)

 
De Franse Revolutie nam een steeds radicaler en gewelddadiger karakter aan. Op 10 augustus 1792 werd de Zwitserse garde, die Lodewijk en Marie-Antoinette moest beschermen, vermoord. Het koninklijk gezin vluchtte naar het parlement (Wetgevende Vergadering) en werd vervolgens gevangen gezet.
   Talleyrand besefte dat het te gevaarlijk was om in zijn land te blijven. Zo maar vluchten wilde hij niet. De voormalige bisschop en geboren aristocraat wist Georges Danton, minister van Justitie, zo ver te krijgen hem op 1 september 1792 persoonlijk een paspoort te overhandigen.
   Talleyrand vertrok precies op tijd. De volgende dag begon een nieuw bloedbad, waarvan onder anderen voormalig minister Lessart een week later slachtoffer werd. Zelfs aan het leven van de koning kwam een einde. Op 20 januari 1793 belandde deze onder de guillotine.
  

Talleyrand tussen lotgenoten (1792-1793)

 


Juniper Hall (1881)

 
In Engeland aangekomen begaf Talleyrand zich naar Kensington (bij Londen), waar hij een kleine woning betrok in Woodstock Street. Talleyrand moet aardig wat bagage bij zich gehad hebben. Hij was erin geslaagd zijn hele bibliotheek mee te nemen. Toen hij in geldnood kwam verkocht hij al zijn boeken om enigszins comfortabel te kunnen blijven leven.
   Sociale contacten onderhield Talleyrand met Juniper Hall bij Dorking ten zuiden van Londen. In dat landhuis woonden Fransen die eerder uit hun land gevlucht waren. Duff Cooper: “Zij waren allen arm, tijdelijk geruïneerd. Allen hadden zij geleden en leden nog dagelijks onder het verlies van vrienden en familieleden die afgemaakt of geëxecuteerd werden. Toch slaagden ze erin om in dit rustige verblijf in Surrey een leven vol charme, opgewektheid en zwier te leiden”.
   Begrijpelijkerwijs trok hun aanwezigheid en manier van leven nogal wat aandacht in de omgeving. “Enkele buren, die in hun kring werden opgenomen, voelden dat ze hier een glimp te zien kregen van die fijnere beschaving welke het toenmalige Engeland in geen enkel opzicht kon evenaren”.
 
Fanny Burney (geb. 1752) had het genoegen op Juniper Hall te mogen komen. In haar dagboek en in brieven deed ze verslag van de gesprekken en gebeurtenissen. “Plotseling was in deze landelijke omgeving een vlucht van verwonderlijke en charmante personen neergestreken, met indrukwekkende titels. Ze kwamen niet alleen rechtstreeks van het toneel waar het grote drama [de revolutie] zich afspeelde. Bovendien hadden ze er zelf een belangrijke rol in gespeeld”.
   Na een hint van haar zus Suzanne kwam Fanny naar Surrey om mee te genieten. “Men kan zich niets bekoorlijkers voorstellen dan deze kolonie”. “Boven alle twijfel superieure mensen”. “Een uitgelezen, boeiend gezelschap”. “Wonderbaarlijk die buitengewoon aangename omgangsvormen”. “De Engelsen weten niet wat werkelijke élégance is”. Dat soort uitdrukkingen gebruikte ze.
   Nog voor haar komst naar Surrey was Talleyrand geen vreemde voor de Engelse vrouw. Zijn losbandige leven was ook bij haar bekend. Aanvankelijk was ze dan ook bevooroordeeld toen Talleyrand in haar leven kwam. Maar bij de eerste ontmoeting veranderde ze al enigszins van toon. “Monsieur de Talleyrand opende gisteren de avond met een ongelofelijke en geestige en interessante toespraak”.
   Een paar dagen later was er van twijfels geen sprake meer. “Ik beschouw hem als een van de edelste en charmantste leden van dit uitgelezen gezelschap. Wat kan die man onderhoudend zijn, zowel in ernstige en intellectuele conversatie als in luchtige scherts”. Zus Suzanna was het helemaal met haar eens.
   De twee dames lieten zich enigszins door de charmes van Talleyrand overrompelen. Ze ontdekten bovendien dat ook een vluchtelinge als Germaine de Staël nogal op Talleyrand gesteld was. Talleyrand deed het nog steeds goed bij het andere geslacht.
 

Gedwongen vertrek uit Engeland

 


Advertentie voor de verkoop van de boeken van Talleyrand in Londen

 
Talleyrand bereikte Engeland in 1792. Het daarop volgende jaar omschreef Duff Cooper niet zonder reden als ‘veelbewogen’. Na de terechtstelling van Lodewijk en vervolgens Marie-Antoinette (16 oktober), het uitbreken van de oorlog tussen Engeland en Frankrijk en de val van Danton (1759-1794) kwam Robespierre in Frankrijk aan de macht. Talleyrand bracht het jaar 1793 echter kalmpjes door.
   De ballingen moesten maar zien te overleven. Talleyrand was niet alleen genoodzaakt zijn boeken te verkopen, bovendien moest hij verhuizen naar een goedkoper onderkomen – in Kensington Square. Menige vroeger vermogende vluchteling moest gewoon werken voor de kost. Adelaïde de Flahaut bijvoorbeeld, bij wie Talleyrand in 1784 een kind verwekt had, was hem uit Parijs gevolgd en woonde op kamers in Half Moon Street. Haar echtgenoot slaagde er niet in weg te komen uit het revolutionaire Frankrijk. In februari 1793 belandde ook hij onder de guillotine.
   Met de pen probeerde Adelaïde wat bij te verdienen. Talleyrand corrigeerde in Londen de drukproeven van haar roman Adèle de Sénanges.
 
Aan het einde van het jaar 1793 vaardigde de Engelse regering de Vreemdelingenwet uit. Zonder opgaaf van redenen kon iedereen voortaan het land uitgezet worden. Eind januari 1794 hoorde de Fransman plotseling dat hij Engeland op de kortst mogelijke termijn moest verlaten. Biograaf Duff Cooper kon er zich wel een voorstelling van maken. “Talleyrand was een buitenlandse vijand. Hij had de revolutie gesteund tot vlak voor zijn komst naar Engeland. Hij was bevriend geweest met Danton. Als de Franse regering een geheim agent in Engeland had willen houden, er ware onder vijfentwintig miljoen Fransen niemand te vinden geweest, die beter voor deze post geschikt was”.
   Om aan uitzetting te ontkomen stuurde Talleyrand nog protestbrieven aan de koning, premier Pitt en minister Grenville. Hij ontving niet eens antwoord.
   In maart 1794 reisde Talleyrand noodgedwongen naar de Verenigde Staten van Noord Amerika. De tocht liep bijna slecht af. Kort na vertrek leek het erop dat het zeilschip als gevolg van slecht weer een Franse haven zou moeten aandoen. Het is de vraag of hij het er dan levend afgebracht zou hebben. Zo niet, dan had Talleyrand nooit een glansrol in de Franse geschiedenis kunnen spelen. Behalve in leven blijven had hij immers nog niet veel bereikt.
 

Talleyrand in Amerika

 
Tegen zijn zin ging Talleyrand eind april 1794 in Amerika aan land. Het schip, waarmee hij uit England was vertrokken, zette hem in de staat Delaware af. Van daaruit reisde hij door naar Philadelphia, de stad waar zeven jaar eerder de Amerikaanse grondwet tot stand gekomen was en die op dat moment als hoofdstad van de Verenigde Staten fungeerde.
   Evenals in Engeland zocht Talleyrand contact op het hoogste niveau. De Britse politicus Lord Shelburne had hem een introductiebrief meegegeven voor George Washington. De eerste Amerikaanse president (sinds 1789) wilde hem echter niet ontvangen.
   Duff Cooper: “Washington had de handen vol aan de moeilijke taak vrij te blijven van die verwikkelingen, welke hij steeds voor zijn land had gevreesd. In de gegeven omstandigheden vond hij het verstandiger Talleyrand, die uit Engeland was verdreven en door de Franse gezant in Philadelphia voor een vijand van Frankrijk gehouden werd, niet te ontvangen. Wij kunnen hem dat niet euvel duiden. De brief, die de weigering bevatte, was in de hoffelijkste bewoordingen gesteld. Het belang van de Verenigde Staten woog ten slotte zwaarder dan het wel of niet ontvangen van een Franse emigrant”.
 


Talleyrand in Philadelphia

 
In Philadelphia kwamen de uitgeweken Fransen bijeen in de boekwinkel van Médéric Moreau de Saint Méry. Onder het genot van een glaasje madeira, aldus Duff Cooper, hadden ze levendige discussies over het wel en wee van hun land in het heden en de toekomst. Volgens een emigrant, de graaf van Moré, was ‘Talleyrand’s gezelschap zeer gezocht, omdat hij een gezellig en geestig causeur was’. Maar in de memoires van de graaf was tevens te lezen dat de nieuw-aangekomene zijn omgeving schokte door zich in het publiek te vertonen met een zwarte vrouw.
 
Talleyrand verbleef niet in Philadelphia alleen. Zijn biograaf maakte onder meer melding van een diner in de omgeving van Albany, hoofdstad van de staat New York. Hij ontmoette er markiezin Henriette de la Tour du Pin, geboren in Parijs op 25 februari 1770. Als jong meisje was Henriette hofdame van Marie-Antoinette geweest. “Na een reeks van spannende en romantische avonturen, was ze onlangs eerst uit de Franse hoofdstad, vervolgens uit Bordeaux ontsnapt. Vol energie en enthousiasme werkte ze op een boerderij”. In haar memoires, Journal d’une femme de cinquante ans, deed ze later positief verslag van haar ervaringen in het Amerika aan het einde van de achttiende eeuw.
   Henriette en Charles-Maurice waren goede bekenden. Later schreef ze over hun ontmoeting bij Albany: “Monsieur de Talleyand was beminlijk als altijd, met die bijzondere charme bij alles wat hij zegt, waarvan niemand het geheim heeft zoals hij. Hij kende mij al toen ik nog een kind was en behandelt mij daarom op een enigszins vaderlijke manier, eigenlijk buitengewoon charmant. Als men hem een uur heeft horen praten, dan moet men wel alle boze praatjes over hem vergeten.”.
 

Politiek

 
Talleyrand was niet voor niets naar Albany gekomen. Die zelfde dag dineerde hij, samen met de voormalige hofdame, bij Philip Schuyler, die als generaal een rol in de Amerikaanse Opstand tegen de Britten had gespeeld en op dat moment senator van de staat New York was. Er was alle aanleiding om over de internationale en Franse politiek te praten. Schuyler had zojuist vernomen dat er een eind gekomen was aan de Terreur in Frankrijk. Robespierre had zijn leven op 28 juli 1794 onder de guillotine beëindigd.
   Schuyler had ook minder goed nieuws voor zijn gast: een schoonzus van Talleyrand, moeder van drie kinderen, was op die manier eveneens slachtoffer van de revolutie geworden.
   Evenals in Engeland deed Talleyrand meer dan vrouwen bekoren. In Londen had hij zich financieel maar moeilijk kunnen bedruipen. In Amerika, aldus Duff Cooper, was het hem beter gegaan. Zijn leven werd voor een belangrijk gedeelte door financiële transacties in beslag genomen. De balling was met zaken doen een rijk man in Amerika geworden.
 
Met tal van Amerikaanse politici onderhield Talleyrand contact. Bij zijn vertrek uit Engeland had de Fransman op het laatste moment een ontmoeting met Benedict Arnold, de Amerikaanse legeraanvoerder die naar de Britten was overgelopen. Arnold werd een van de meest verfoeide personen in de Amerikaanse geschiedenis.
   Het schip dat Talleyrand in 1793 naar Amerika zou brengen en door slecht weer bijna in Frankrijk terecht kwam liep Falmouth op de Engelse zuidkust binnen. Duff Cooper: “Talleyrand ging aan land om zich in een herberg wat te verfrissen. De herbergier vertelde hem dat er ook een Amerikaans generaal verblijf hield, die kort daarop verscheen en met wie Talleyrand aan het praten geraakte.
   Aan het eind van het gesprek vroeg Talleyrand of hij hem geen introducties in Amerika kon geven.
   ‘Neen’, antwoordde de generaal. ‘Ik ben misschien de enige Amerikaan die dat niet kan’”.
   Talleyrand zou medelijden met de overloper gehad hebben. “Politieke puriteinen zullen dit wellicht in mij afkeuren, maar ik schaam mij niet voor dit gevoelen, omdat ik gezien heb hoe zwaar de straf was”. 
   Het was, is in de biografie te lezen, een droefgeestige ontmoeting in Falmouth van twee mannen - de op dat moment berooide Fransman die in eigen land op dat moment niets te verwachten had en bovendien Engeland uitgewezen was. En Benedict Arnold, de voormalige Amerikaanse held, onteerd. Hij schaamde zich over zijn daad.
   Talleyrand was een pragmaticus pur sang, een ware Macchiavelli. “In zijn ogen bestond de misgreep van Arnold ten slotte hierin dat hij, hoewel hij aan de zijde van de overwinnaars vocht, toch geloofd had in de overwinning van de tegenpartij en op het verkeerde moment was overgelopen”.
 

 
In Amerika mocht Talleyrand niet formeel op visite komen bij de president, maar wél op wat lager niveau: Alexander Hamilton, op dat moment minister van Financiën in de regering van George Washington. Hamilton was een buitenechtelijk kind van een Franse moeder.
   Duff Cooper begreep waarom de twee het in Philadelphia goed met elkaar konden vinden. “Beiden waren hartstochtelijke en realistische politici, die slechts minachting voelden voor sentimentele praat, of die nu uit de mond van een Robespierre of een Jefferson kwam. De terrorist of de slavenhouder, orerend over menselijkheid en vrijheid, vervulde deze twee praktische staatslieden, welke de dingen trachtten te zien zoals zij waren, met evenveel weerzin. Beiden apprecieerden evenzeer de ‘elegante’ genoegens des levens en ongevoelig voor vrouwelijk schoon waren zij evenmin”.
 

Terug naar Frankrijk

 
Na de val van Robespierre leek het Talleyrand veilig om terug te gaan naar Parijs. Voor alle zekerheid wachtte de Fransman eerst tot de winter afgelopen was alvorens aan boord van een Deens schip in juni 1796 vanaf Philadelphia de Delaware-rivier af varen op weg naar Hamburg. Ook in die Duitse stad was een kolonie van Franse ballingen. Adelaïde de Flahaut stond er op het punt om met een rijke Portugees te trouwen.
   In Duitsland hoorde Talleyrand dat hij er in zijn geboorteland van verdacht werd een buitenlandse spion te zijn. Duff Cooper: “Het valt dus niet te verwonderen dat hij een maand in Hamburg bleef en daarna nog veertien dagen in Amsterdam, voor hij het hoofd in de muil van de leeuw stak en naar zijn geboorteplaats Parijs terugkeerde”.
   Talleyrand was misschien niet sympathiek maar wel slim. Bovendien wist hij contacten op hoog niveau te leggen. Wie had op dat moment meer internationale ervaring en inzicht dan hij?
   Het was Germaine de Staël, die Talleyrand introduceerde bij Paul Barras, op dat moment de machthebber in Frankrijk, ‘wiens hart hij wist te veroveren’. Barras, leider van het zogenaamde Directoire, benoemde hem kort daarop tot minister van Buitenlandse Zaken.
   In de zomer van 1797 was Talleyrand er voor het eerst in geslaagd een formele positie bij de Franse overheid in te nemen. We zouden nog meer van hem horen...
 

26 8 Germainde de Staël

Germaine de Staël

 
Harry Knipschild
15 juli 2015

Clips

* William Pitt ontvangt Talleyrand, begin 1792 (speelfilm)
* Documentaire over Alexander Hamilton
* Documentaire over Benedict Arnold
Alfred Duff Cooper, Brits minister van Informatie, mei 1940
* Talleyrand vergeleken met Hillary Clinton, 2015


Literatuur op internet

Memoires Talleyrand 
Boek Fanny Burney met brieven
Boek Henriette de la Tour du Pin

  • Raadplegingen: 27580