Skip to main content

214 - Mick Taylor bij John Mayall en de Stones

 
 
In april 1971 stond ik oog in oog met de Rolling Stones. De groep, die Engeland om fiscale redenen verlaten had, zette een eigen platenmaatschappij op. Om dat te vieren gaven ze met enkele tientallen genodigden een feestje op een jacht in de haven van Cannes aan de Middellandse Zee.
   Ik hoorde tot het groepje invités. Toen ik voor ze stond viel me onmiddellijk op hoezeer Mick Taylor verschilde van de andere rockers. Mick (geb. 1949), de nieuwe gitarist en opvolger van Brian Jones (1942-1969), was de jeugd zelve. Mick Jagger (uit 1943), Keith Richards (1943), Charlie Watts (1941) en Bill Wyman (1936) waren duidelijk van een andere, een eerdere generatie. In Cannes leek het wel alsof Taylor er na bijna twee jaar nog steeds niet echt bij hoorde. Alsof hij tijdelijk ingehuurd was omdat hij zo goed gitaar speelde.
 
 
Een jeugd met muziek van Bill Haley, B.B. King en Jimmy Rogers
 

Bij het recentelijk lezen van een aantal artikelen over Mick Taylor, bleken de muzikale invloeden, de ‘roots’, in elk geval redelijk parallel te lopen met die van de andere Stones. In een interview met Tony Norman, een paar maanden na zijn toetreden tot de groep vertelde hij: “Toen ik veertien was begon ik te luisteren naar Elvis en dat soort mensen. Ik wist een gitaar [Hofner President] te pakken te krijgen en leerde me zelf hoe je daarop kon spelen. Ik luisterde naar B.B. King en andere bekende blues-artiesten. Ik luisterde altijd naar ‘negro music’, zowel soul als blues. Alle wortels van de popmuziek zitten in Afro-Amerikaanse muziek”.
   Later bekende de gitarist dat zijn ouders hem, toen hij nog maar negen jaar was, hadden meegenomen naar een optreden van Bill Haley en de Comets. Als eerste rock & roll-idool maakte Haley in februari 1957 per boot helemaal de overtocht van Amerika naar Engeland. De ouders van Taylor kochten de platen van Bill Haley, Elvis Presley, Buddy Holly en dat soort Amerikaanse artiesten en draaiden die thuis waar het jongetje bij was.
   Maar de blues was het wel heel speciaal voor hem, enkele jaren later. “Ik luisterde vooral naar blues-artiesten uit Chicago, zoals Buddy Guy, Junior Wells, Muddy Waters en een man die Jimmy Rogers [1924-1997] heette. Een van de eerste blues-albums die ik kocht was ‘Live at the Regal’ van B.B. King. Die elpee had een grote invloed op mij”.
 
 
 

Van Mick Jagger is bekend dat hij als jongeman zijn platen direct bestelde bij Chess Records in de States. Zo’n uitspatting kon Taylor zich niet permitteren. Hij probeerde ze te vinden in winkeltjes die bijzondere platen in voorraad hadden.
   In de eerste helft van de jaren zestig maakte Taylor de opkomst en doorbraak van de Beatles en Rolling Stones mee. De Stones zag hij indertijd wel zitten. “Maar het was onmogelijk naar hen te luisteren zonder me bewust te zijn dat ze de muziek van Chuck Berry naspeelden. Ze brachten gewoon Amerikaanse rhythm & blues. Ik hoorde liever het origineel, ‘the real thing’”. Doordat ze dat deden, zei hij, waren ze wel van invloed op zijn muzikale ontwikkeling.
 
 
Gitarist
 

Toen Mick Taylor een jaar of veertien was maakte hij een keuze voor het leven. Hij wilde later gitaar in een groep spelen. Helemaal vreemd was dat niet. In 1969 vertelde hij: “Mijn moeder had een jongere broer die regelmatig gitaar speelde. Dat was min of meer mijn inspiratie en het beginpunt van mijn eigen gitaarspel. Iedereen in de familie hield van muziek. Ik zou echter niet durven beweren dat ze erg muzikaal waren. Alleen mijn moeder speelde een beetje piano. Maar ik groeide wel op in een huis waar voortdurend naar muziek geluisterd werd”.
   Taylor junior werd niet alleen beïnvloed door wat de Rolling Stones deden met nummers als ‘C’mon’ (Chuck Berry), ‘Little Red Rooster’ (Howlin’ Wolf) en ‘It’s all over now’ (Valentinos). Hij luisterde tevens naar de muziek van de Bluesbreakers. De steeds van samenstelling wisselende groep van John Mayall (geb. 1933) bracht evenals de Stones een blanke vorm van zwarte muziek - met name blues. Bovendien schreef John de songs zelf. Mayall was de onbetwiste leider van de Bluesbreakers. Hij bepaalde wie er mocht meespelen en wat voor soort repertoire er werd uitgevoerd.
   Tom Graves noteerde in 1989 letterlijk uit de mond van Mick Taylor: “They [Rolling Stones] were certainly an influence on me in the sense they were playing rhythm and blues as was John Mayall’s Bluesbreakers who I listened to a little later on. I kind of got to discover American rhythm and blues - black music - and started listening to that when I was a teenager. That’s when I started taking the guitar more seriously”.
   De muziek van John Mayall was van invloed op de ontwikkeling en ambitie van Mick Taylor om zijn brood te gaan verdienen als gitarist.
 
 
Lid van de Bluesbreakers
 

Zoals dat gaat, Mick Taylor speelde in wat bandjes. De ontwikkelingen bij de Bluesbreakers hield hij nauwlettend in de gaten. Dat was speciaal het geval toen Eric Clapton lid was van de bluesband. In een clip op YouTube is van Mayall te horen dat Clapton niet altijd even betrouwbaar was. Als er opgetreden moest worden stond de muzikantenbus op een afgesproken tijdstip in Londen klaar om iedereen naar de betreffende plek te vervoeren. Volgens Mayall kwam het nogal eens voor dat Eric gewoon niet kwam opdagen bij de bus. Er zat in zo’n geval niets anders op dan te vertrekken en het optreden zonder Eric te laten plaatsvinden.
   In zijn woonplaats Welwyn Garden City, niet ver van Londen, was Taylor, een jaar of 16, getuige van het niet op komen dagen van Eric Clapton bij een optreden van de Bluesbreakers.
   Taylor kende het repertoire van Mayall op zijn duimpje. Elke lick zoals Clapton die op de plaat speelde, kende hij uit zijn hoofd vertelde hij aan Tom Graves. “I knew most of the songs by heart”. Tijdens de pauze trok Mick de stoute schoenen aan. Hij stapte op John Mayall af, vertelde wat hij kon en bood aan om bij de tweede helft van het optreden als gitarist in te vallen.
   Dat moment is bepalend voor de rest van zijn carrière geweest. Mayall nam het voorstel van Mick aan en liet hem een uurtje met zijn groep meedoen. In plaats van ‘God’, zoals Eric Clapton in die dagen genoemd werd, kreeg het publiek stadgenoot Mick Taylor te zien en te horen. “Eric Clapton didn’t show up for the gig and I went backstage during the interval and asked if I could sit in with them and he said yes. It was great!”
 
In het zelfde interview vertelde Mick: “John Mayall must have been quite impressed because he took my number and got in touch with me a couple of years later when Peter Green left”.
   Of het werkelijk zo ging, is de vraag. Kort na elkaar verdwenen Eric Clapton en opvolger Peter Green uit de Bluesbreakers. Clapton ging spelen in Cream, Peter Green in Fleetwood Mac. Mayall zocht een nieuwe gitarist. Naar eigen zeggen (in een clip op YouTube) plaatste hij (in 1967) een advertentie in het blad Melody Maker. Mick Taylor meldde zich volgens hem opnieuw en werd voor de tweede keer aangenomen, nu als ‘vast’ lid van de Bluesbreakers.
   De gitarist vertelde Graves een wat andere gang van zaken. “I was chosen as the result of a phone call. He called me up and said he needed a guitar player and that was because, a couple of years before that, I had been to see a show he was doing in a community center in a college type place in Welwyn Garden City”. Het is altijd mooi als je kunt zeggen dat je ergens voor gevraagd werd. De werkelijkheid is soms wat genuanceerder.
 
 

Mick Taylor (midden) met de Bluesbreakers, 1967
 
 
John Mayall manifesteerde zich nadrukkelijk in Nederland, vooral in het noorden. In de popbladen uit die tijd werd regelmatig over hem geschreven. In de Leeuwarder Courant van 21 oktober 1967 werd de primeur aangekondigd: “Johnny Mayall (33) komt op 4 november met zijn Bluesbreakers naar Sappemeer. Het is het eerste Nederlandse live-optreden van deze Engelse gitarist, die wel eens de vader van de Engelse blues-beweging wordt genoemd. Met Johnny Mayall komen mee: Mick Taylor (sologitaar), Chris Mercer (tenor- en baritonsax), Dick Heckstall-Smith (tenor- en sopraansax), Paul Williams en Keef Hartley (drums). De avond begint om half acht in het Centrum Theater.
   ’s Middags zal Mayall een uur lang te zien zijn in platenhandel ‘Bij de Put’ op de Wirdumerdijk te Leeuwarden. Van half drie tot half vier zal hij daar handtekeningen uitdelen omdat deze platenwinkel het hoogste aantal elpees van Mayall in Nederland heeft verkocht. Op de avond in Sappemeer treden verder nog op Cuby and the Blizzards, Rob Hoeke, Blues Dimension, Crash en One of Those. De presentatie is in handen van Koos Zwart van Hitweek”.
 
De aanwezigheid van Mick Taylor riep niet alleen bewondering op. Roy Tee, uit Arnhem, liet op 17 november van dat jaar in Hitweek noteren. “Ben gisteren naar John Mayall + Bluesbreakers in de Eurobeurs in Apeldoorn geweest. Vond het allemaal niet zo daverend wat deze groep deed. John Mayall zelf was uit de kunst, hij speelde wel bijna niet (hoorbaar) op zijn orgel, maar een groot zangert is-ie wel. Opvallend goed was ook drummer Keef Hartley, deze had een heel aparte stijl van drummen, Solo-gitarist Mick Taylor was een teleurstelling. Hij deed precies wat Clapton al jaren doet. Geen eigen stijl dus. Verder waren de solootjes allemaal een beetje eentonig.
   Dat John Mayall nou zo enthousiast doet over deze jongens snap ik niet, terwijl hij met Clapton en Green heeft gespeeld. Had hij Eelco [Gelling] daar neergezet, dan was het succes tienvoudig geweest. De rest van de groep was ook maar zo zo. Al met al was het niet J.M. & B. van de elpees ‘John Mayall + Clapton’ en ‘A Hard Road’ (met Peter Green)”.
 
Ook de Engelse pers was niet altijd juichend over de Bluesbreakers met Mick Taylor. Op 30 november 1968 werd het album ‘Blues from Laurel Canyon’ in Melody Maker als volgt besproken: “This is John’s least interesting album for a long time, and the reason is quite simple, and explained best in his own words on the elaborate sleeve: ‘The Bluesbreakers were disbanded following my decision to work in more of a solo capacity with a small backing group’.
   With all due respect to John as a solo performer, the interest in his groups in the past has largely centred upon the star soloists he had the knack of finding, great guitarists like Clapton and Green, drummers like Dunbar and Hartley. Now he has a competent but dull group, Mick Taylor (guitar), Steve Thompson (bass) and Colin Allen (drums), who settle down to the task of backing Mayall’s organ, piano, vocals etc without making any statements of their own. Mick’s guitar is sympathetic to the work in hand, but the overall effect is of an ego trip getting out of hand”.
   Menigeen vond dat Mick Taylor niet kon tippen aan Clapton en Green.
   De jonge gitarist was overigens de eerste om toe te geven dat hij in die tijd nog heel wat moest leren. “I had just turned 17 years old and hadn’t been playing that long. I was still very much a beginner”.
 
 
Mick Taylor in de opname-studio
 
 
In het interview met Tom Graves, in 1989, vertelde Taylor hoe albums van de Bluesbeakers onder leiding van Mike Vernon werden opgenomen. Je ging met z’n allen naar de studio. Er was een goeie technicus, er was sfeer en dan speelde je het nieuwe repertoire. Een album als ‘Crusade’, met Gus Dudgeon achter de knoppen, kwam [op 12 juli 1967] in één dag tot stand. “It was great and we did it all in seven hours! The whole record. It was like playing on stage – we just set the equipment up in the studio and it was ‘one-two-three-four here we go’. There were hardly any breaks between the numbers and, like I said, it was all recorded and mixed in seven hours”.
   Graves en Taylor waren het erover eens dat een maandenlang verblijf in een opnamestudio niet per sé tot betere resultaten hoefde te leiden. Elpees die in de jaren zestig op slechts enkele sporen in korte tijd werden gemaakt, waren enkele tientallen jaren later nog steeds volledig het beluisteren waard.
 

 

 
 
Van Bluesbreaker naar Stone
 

Als lid van de Bluesbreakers deed Mick Taylor heel wat internationale ervaring op. Maar in 1969 was John Mayall alweer toe aan een nieuwe aanpak. Hij wilde op een heel andere, akoestische toer. Dat resulteerde in een nummer als ‘Room to move’ en het album ‘The Turrning Point’. De rol van gitarist Taylor was om die reden uitgespeeld.
   Taylor was, naar eigen zeggen later, ook zelf een beetje op de Bluesbreakers uitgekeken. “John is very good at spotting talent. If someone’s got something there he can usually see it. But he is a very hard person to work with. He has a very rigid way of thinking and won’t bend a lot to other people’s ideas. That is fair enough I suppose, because it was his group, but it is very frustrating if you want to do things of your own. In a group all ideas should be considered - that way you will produce better music”.
 
Het waren de dagen dat Brian Jones uit de Stones gezet werd. Van het een kwam het ander. John Mayall wilde een elektrische gitarist kwijt, Mick Jagger had er een nodig.
   Volgens Mayall werd hij om die reden door Jagger gebeld. De leider van de Bluesbreakers had wel een idee wie goed gitaar bij de Stones zou kunnen spelen – zijn eigen Mick Taylor.
   Een paar maanden later vertelde Taylor hoe hij bij de Stones gekomen was. Niemand minder dan Mick Jagger zelf had hem telefonisch uitgenodigd om in de studio wat te komen meespelen. “I went to the recording session and cut a couple of tracks and it all went very well. I had never met any of them before, or even seen them play. I was a bit nervous, more because I had never met them before than because they were The Rolling Stones. I’m always nervous about meeting people like that for the first time. But they were great and we got on well from the first”.
   In 1969 vertelde Taylor dat hij niet meteen definitief bij de Rolling Stones wilde komen. Hij vroeg een week bedenktijd, alvorens ‘ja’ te zeggen. Op het moment dat hij gevraagd werd zat hij al een paar weken zonder werk. En nu kon hij op 19-jarige leeftijd ineens lid worden van zo ongeveer de meest populaire rockgroep ter wereld. Was dat even wat!
   Na korte tijd besefte Taylor wat het betekende een Rolling Stone te zijn. De hele popwereld stond op z’n kop toen Brian Jones, die hij nooit ontmoet had, op mysterieuze wijze kwam te overlijden. Dat was op 3 juli 1969. Twee dagen later, 5 juli 1969, stond het eerste optreden van Mick Taylor met de Rolling Stones gepland. Niet in een kleine zaal in Sappemeer, zoals met John Mayall, om de samenwerking uit te proberen. Op die dag trad de groep in Hyde Park op, voor enkele honderdduizenden mensen. Een bijzonder debuut voor een tiener kun je wel zeggen.
   Drie maanden later zei Taylor: “I had already joined the group before Brian died. People kept phoning me and saying it must feel very weird, but I couldn’t really say it changed how I felt. It didn’t put me in a difficult position. That idea had never occurred to me until people started saying these things.
   A lot of people expected us to cancel our free concert in Hyde Park, but that would have been wrong. Brian would have wanted us to do it. It was the best thing we could have done”.
 
 

Rolling Stones, Hyde Park, juli 1969
 
 
Twintig jaar later gaf Taylor een wat andere wending aan zijn toetreden tot de Stones. Graves had gehoord van die week bedenktijd en vroeg hem om een reactie. Taylor in 1989: “I did accept the offer right away. I didn’t really know if they wanted me to go down to the studio and do some sessions or whether they needed to find another guitar player. It was only during the session that I realized that they were actually looking for another guitar player. They seemed to like me, so it was kind of like, more or less settled there and then”.
   Taylor bevestigde nog eens dat hij altijd een fan van de Stones geweest was. De laatste jaren waren wel op een bijzonder manier voor hem gelopen. Door voor Eric Clapton in te vallen wist hij gitarist van de Bluesbreakers te worden. En vervolgens werd hij gevraagd om de plaats van Brian Jones bij de Stones in te nemen.
   Graves kon zich het commentaar in 1969 nog herinneren van collega-gitarist Jimmy Page. Die had misschien zelf wel bij de groep van Mick Jagger en Keith Richards willen komen. In plaats daarvan had de voormalige gitarist van de Yardbirds zijn heil gezocht bij de nieuwe groep Led Zeppelin. Toen Page hoorde dat Taylor bij de Stones gekomen was, zou hij gezegd hebben: “Mick Taylor is an extremely fortunate man, kind of like a fellow who wins the lottery. All of a sudden he’s worth a million dollars”.
   Ook Mick Taylor stond die uitspraak in 1989 nog voor de geest. “I remember reading that quote. I guess there was a certain amount of luck. There is in everything. It’s being in the right place at the right time”.
   Hij voegde er nog aan toe: “At the time, and even now, they were on top, well, the Beatles were still together again, but they were one of the top groups in England. There were a lot of other groups around then, including The Who. But, the Stones career was kind of fading a little bit, because they hadn’t really done much for two years. That’s why they needed to find another guitar player”.
   De Stones hadden al een paar jaar niet meer in Amerika kunnen toeren omdat Brian Jones (wegens drugs) geen visum kreeg. Ze hadden dringend een andere gitarist nodig.
 
 
Bij de Stones
 

Als pop-artiesten ineens midden in de publiciteit staan, hebben ze zelf niet het idee dat ze veranderd zijn. Maar ze worden door hun omgeving in elk geval anders behandeld. De ‘jonge Stone’ verklaarde in november 1969: “I notice the change most when I walk into a club or something and all the heads turn. But you shouldn’t get uptight about it, or revel in it. I just try to act naturally. I suppose more than anything. I find it amusing. But if people want to stare let them – it’s nice”.
   In oktober 1970 merkte Royston Eldridge in het blad Sounds op: “Het is nu ruim een jaar geleden dat hij Brian Jones in de Stones vervangen heeft - een nagenoeg onbekende gitarist ondanks zijn kort verblijf bij een van de talloze bands van John Mayall. Hij is nog altijd rustig, bijna verlegen. En dan te bedenken dat de Stones het imago hebben de meest ‘evil’ groep aller tijden te zijn, het gezicht van de jeugdrebellie van de jaren zestig”.
   De eerste paar jaar woonden de Stones bij elkaar in de Engelse hoofdstad. In 1970 was dat totaal anders, legde Taylor uit. “We zien elkaar niet zo veel. We hebben allemaal ons eigen leven en onze eigen vrienden. Keith bracht het grootste gedeelte van het afgelopen jaar in zijn huis op het platteland door. Charlie woont ook buiten de stad en Bill heeft een huis in Suffolk. Ik zie ze bijna nooit. Alleen Mick [Jagger] zie ik regelmatig omdat hij evenals ik in Londen woont. We zijn alleen met z’n allen bij elkaar als we oefenen of opnamen maken”.
 
De afgelopen vijftien maanden waren overigens niet onbewogen voorbij gegaan. Meteen na zijn debuut in Hyde Park was de gitarist met de andere leden van de rockband naar Amerika vertrokken. Eindelijk konden de Stones er weer op toernee gaan. Buddy Guy en Junior Wells deden het voorprogramma.
   Eén van de optredens tijdens de toernee vond plaats in Altamont, op 6 december 1969. Vlak voor het podium werd een toeschouwer tijdens het concert gedood. In het artikel en interview uit 1970 werd er met geen woord over gesproken. Door de film ‘Gimme Shelter’, een paar maanden later in roulatie, kreeg Altamont een bijzondere betekenis in de carrière van de Stones en dus ook van Mick Taylor. In 1989 vertelde deze: “I had an absolute awareness of what was going on. I think we all did. There was a certain point in the show where we said to each other ‘we had better keep on playing, otherwise this could get even worse’. Of course it did get worse, but we all felt that to stop playing would have been even worse. There could have been a bigger riot and even more trouble”.
   In zekere zin kreeg Altamont enorm veel aandacht omdat er een film gemaakt werd. Ook bij andere concerten gebeurde er van alles. Dat er twee doden vielen bij Woodstock kwam minder in de media. Zo ook werd het rumoerige Rolling Stones-optreden van augustus 1964 in Scheveningen bekender dan dat van Deep Purple in Amsterdam (januari 1973). Bij Deep Purple waren er geen filmcamera’s.
 
 
 

Mick Taylor was bij het maken van nieuwe opnamen nu steeds van de partij. Vooral over wat ze deden in de Muscle Shoals-studio liet hij zich enthousiast uit. “Dat is de plek die Clarence Carter, Wilson Pickett, Otis Redding en honderden anderen gebruikt hebben. Aretha Franklin heeft er een paar albums opgenomen. Ze hebben er goeie sessiemuzikanten: blanken. Ik dacht altijd dat de sessiemuzikanten op die soul-albums zwart waren, maar dat is niet het geval. De blanke muzikanten, die er dagelijks binnen lopen, zijn met die soort muziek opgegroeid.
   De Muscle Shoals-studio was maar klein. Eén studio en een kleine controle-kamer. Geen moeilijke dingen The board was so basic, there weren’t great rows of knobs and switches and phasers and equalisers and things. I was more satisfied with the sound we got there than anything from any other studios we’ve used”.
   Dat soort opnamen deden een beetje denken aan de manier waarop Taylor eerder met de Bluesbreakers, producer Mick Vernon en technicus Gus Dudgeon werkte.
 
 
Rolling Stones Records
 

Wat de Stones-platen betreft had Mick Taylor in oktober 1970 nog meer te vertellen. De groep zou in het nieuwe jaar met een eigen label komen, een eigen onderneming. Ze gingen weg bij Decca. Het label had nog geen naam. Ook was nog niet bekend wie de distributie zou doen. Het zou wel heel anders gaan dan bij Apple, een soortgelijke onderneming van de inmiddels uit elkaar gevallen Beatles.
   Mick Taylor: “We’re ready to go ahead with it now. Marshall Chess is going to be the head of the label but we haven’t found a name for it yet. I think we really need our own label because we’d like to be more independent, we’d like to cut out all the middle men.
   It won’t be set up in the same way that Apple was, it’ll be a lot smaller than that and we’re not going to sign up thousands of groups or anything like that. The new album will be on our own label and eventually in the first year we’d like perhaps three other artistes on the label. I think Marshall’s probably got a few people in mind but we’ve got to get the thing set up yet and get our own album out before we can start thinking of signing anybody else up.
   We won’t really be involved in the business side of it at all, we won’t have to keep running backwards and forwards to the office to sort things out because we’ll be employing a group of people to take care of that so that we’ll be left completely free to just play”.
 
 
 
 
Marshall Chess, directeur van Rolling Stones Records, was de zoon van Leonard Chess, oprichter van Chess Records met de artiesten die de muzikale smaak van Taylor en de andere Stones bepaald hadden: Chuck Berry, Muddy Waters, Jimmy Rogers, Bo Diddley, Howlin’ Wolf, John Lee Hooker enzovoort. De financiële zaken werden uitgedokterd door bankier prins Rupert Loewenstein (1933-2014).
   Over die laatste was vorig jaar in Trouw te lezen: “Met enkele kapitaalkrachtige studievrienden wist hij een zakenbank in verval te vinden, die ze voor 600.000 pond konden kopen. Daar beheerde hij particuliere vermogens. Een kunsthandelaar introduceerde hem in 1968 bij de jonge, hem onbekende Mick Jagger, die klaagde dat hij en de rest van de Stones nauwelijks iets verdienden aan hun succesvolle platen en tournees. De Stones konden niemand vinden in de City om hun belangen te behartigen. De financiële wereld had niets op met dat langharig en lawaaiig tuig. Ook Ruperts zakenpartners waren ronduit tegen dergelijke cliënten.
   Toch nam hij de uitdaging aan, al was het maar omdat hij zich begon te vervelen bij de bank. Hij zag al gauw dat de Stones zich met huid en haar hadden overgeleverd aan een sluwe Amerikaanse manager, Allen Klein, en aan platenmaatschappij Decca. Van twee kanten waren ze geketend. ‘Het was mijn taak om ze bij wijze van Houdini te laten ontsnappen’, schreef hij.
   Dat lukte hem in 1972, al zouden de rechtszaken met Klein nog achttien jaar duren. De Stones waren vrij.
   Prins Rupert regelde sponsors voor de tournees, liet adverteerders flink betalen voor Stonesmuziek en maakte van de Stones een merk met een eigen logo, de uitgestoken rode tong. Hij adviseerde hen ook om zich officieel in Zuid-Frankrijk te vestigen om te ontkomen aan de Britse belastingen. Later zou Rupert hen de weg wijzen naar Nederland, waar ze nog steeds hun financieel adres hebben, aan een Amsterdamse gracht. Doordat Nederland inkomsten uit royalties met rust laat, betaalden de drie Stones van het eerste uur (Jagger, Keith Richards en Charlie Watts) 1,6 procent belasting.
   Prins Rupert regelde het allemaal netjes. Temidden van zijn bewonderaars bleef hij de koele bankier. Hij had respect voor wat de Stones wisten los te maken, maar zelf kon hij niet tegen zoveel lawaai”.
   Op het eerder genoemde feestje in Zuid-Frankrijk, voorjaar 1971, kon je ze allemaal een hand geven – de Stones zelf, hun aanhang, kroost, vriend Steve Stills en ook prins Rupert. Het was het jaar van de single ‘Brown Sugar’ en het album ‘Sticky Fingers’. Over het inkomen van Mick Taylor als Stone werden geen mededelingen gedaan.
 
 
Vertrek bij de Stones in 1974
 

Het verblijf van de Stones in Cannes en omgeving werd, ontdekte je later, gekenmerkt door heroïne-verslaving. De leden van de band wisten het allemaal te overleven. Maar met heel wat mensen die er zich ophielden, onder andere bij de opnames van het dubbelabum ‘Exile on Main Street’ liep het minder goed af. Taylor raakte eveneens aan de drugs.
   In de tijd dat hij lid was van de Rolling Stones deed Mick Taylor ook andere dingen. In 1973 zei hij:  “I have a very strong desire to do things with other people”.
 
 
Mick Taylor (links) en Mike Oldfield 
 
 
Zo trad hij in de Queen Elizabeth Hall op samen met Mike Oldfield. “I was approached to do it by Richard Branson who owns Virgin Records. He played me the tapes of the album ‘Tubular Bells’ and I accepted immediately. It wasn’t a struggle in the least. It was very exciting to participate in something like that. I didn’t play too much anyway – I just played carefully worked-out parts for the electric guitar”.
   Tevens speelde hij mee op een album van Nicky Hopkins. “I really enjoy playing with Nicky and it’s a pity that his association with bands throughout the years has given him this label of being purely a blues pianist which he isn’t. He’s a very good songwriter as it happens and it’s demanding having to do songs that were both intricate and very melodic”.
   Een jaar later kwam er een einde aan zijn lidmaatschap met de Stones. Aan Gary James vertelde hij: “I never felt I was gonna stay with the Stones forever, even right from the beginning. I guess I just felt I had enough. I decided to leave and start a group with Jack Bruce [van de Cream]”.
   Taylor was nooit breedsprakig als journalisten doorvroegen over de reden van zijn vertrek. Had het met drugs te maken? Ook zou hij geen credits van Mick Jagger gekregen hebben bij het samen schrijven van liedjes. Taylor bleef in elk geval zo goed bevriend met de groep dat hij er in 2013 bij was toen de Rolling Stones hun 50-jarig bestaan vierden.
 
 
Rolling Stones in 2013 met Mick Taylor 
 
 
***
 
 
In een documentaire, ‘The Mick Taylor Years’, op YouTube te bekijken, noemden vooraanstaande Britse rockcritici, onder wie Barney Hoskyns en Nigel Williamson, de jaren 1969-1974 doorslaggevend voor de ontwikkeling van de Britse popmuziek en vooral voor de Rolling Stones zelf. De albums ‘Sticky Fingers’ en ‘Exile on Main Street’ werden genoemd als de beste die de Stones gemaakt hebben. Dat zou, was de suggestie, voor een niet onbelangrijk deel zijn oorzaak hebben in het briljante spel van Mick Taylor.
   Dat mag zo zijn. Maar als je de recensies leest die in die tijd geschreven werden, vind je de naam van Mick Taylor niet of nauwelijks en zeker niet prominent. Ik baseer deze uitspraak op hetgeen Michael Watts, Mick Farren, Ellen Sander, Richard Williams, Lenny Kaye in 1971 en 1972 over de albums vastlegden. Soms komt de erkenning later en lijkt die er ‘altijd’ geweest te zijn. Dat doet overigens niets af aan de verdienste die Mick Taylor voor de Rolling Stones gehad heeft.
 
Harry Knipschild
22 februari 2015

Clips

* Bill Haley in Engeland, 1957
* Jimmy Rogers, What have I done (Chess Records)
* B.B. King, Worry Worry (Live at the Regal), 1965
* John Mayall, Bluesbreakers met Mick Taylor, I can't quit you baby (album 'Crusade'), 1967
* Rolling Stones met Mick Taylor, Hyde Park concert, 5 juli 1969
* Mick Taylor als gast bij Mike Oldfield, Tubular Bells, 1973
* The Mick Taylor Years, documentaire
Muscle Shoals-studio, documentaire
* Rolling Stones met Mick Taylor, Hyde Park, Midnight Rambler, 2013
     
Literatuur
 
‘Mayall: 4 november in Sappemeer’, Leeuwarder Courant, 21 oktober 1967
Roy Tee, ‘Mayall’, Hitweek, 17 november 1967
‘John Mayall: Blues From Laurel Canyon (Decca)’, Melody Maker, 30 november 1968
Tony Norman, ‘Mick Taylor interviewed’, Fusion. 14 november 1969
Royston Eldridge, ‘Mick Taylor: A year as a Stone’, 10 oktober 1970
Nick Kent, ‘The Rolling Stones: Dead Goats and other delicacies’, New Musical Express, 29 september 1973
Tom Graves, ‘Stone Alone: A rare interview with Mick Taylor’, Rock and Roll Disc, juli 1989
Frans Dijkstra, ‘Rupert zu Loewenstein 1933-2014. De prins die de Stones bevrijdde en de weg wees naar het belastingparadijs, Trouw 26 mei 2014
Gary James’ Interview met Mick Taylor van de Rolling Stones, website Gary James, z.j.
  • Raadplegingen: 19387