211 - Rudy Bennett over The Motions
In het leven neem je afscheid van iemand. Je realiseert je niet dat het dan tientallen jaren kan duren voor je elkaar terugziet. Rond 1980 had ik als A&R-manager van Polydor zeer regelmatig contact met Rudy Bennett (Rudy van den Berg, geb. 27 december 1942, Den Haag).
Rudy had het talent van Daniel Sahuleka (geb. 1950, Semarang) ontdekt en bij Polydor ondergebracht. Daarbij trad hij zelf als producer op. Dat resulteerde in bijzondere singles als ‘You make my life so colorful’ (1976), ‘Long distance highway’ (1978) en de top 20-hits ‘We’ll go out tonight’ en ‘Wake Up’ (1981).
Het duurde tot 28 juni 2014 vóór Rudy en ik elkaar opnieuw ontmoetten. Dat was bij de opening van de Rolling Stones-expositie in Scheveningen. Op 23 januari 2015 kwam hij op bezoek om samen met mij (internationale) herinneringen op te halen aan zijn carrière als artiest. Hij droeg een t-shirt met een portret van Bob Marley.
Rudy had het talent van Daniel Sahuleka (geb. 1950, Semarang) ontdekt en bij Polydor ondergebracht. Daarbij trad hij zelf als producer op. Dat resulteerde in bijzondere singles als ‘You make my life so colorful’ (1976), ‘Long distance highway’ (1978) en de top 20-hits ‘We’ll go out tonight’ en ‘Wake Up’ (1981).
Het duurde tot 28 juni 2014 vóór Rudy en ik elkaar opnieuw ontmoetten. Dat was bij de opening van de Rolling Stones-expositie in Scheveningen. Op 23 januari 2015 kwam hij op bezoek om samen met mij (internationale) herinneringen op te halen aan zijn carrière als artiest. Hij droeg een t-shirt met een portret van Bob Marley.
Rudy Bennett, 23 januari 2015
Rudy en ik maakten eind 1965 kennis nadat ik bij platenmaatschappij Negram-Delta als hoofd van de promotie in dienst getreden was. Hij was het gezicht van The Motions, de Haagse beatgroep die in 1965 de top 40 wist te bereiken met ‘It’s gone’ (op het Havoc-label) en vervolgens met ‘Wasted Words’, de b-kant van ‘Follow the Sun’, doorstootte naar de derde plaats van de Nederlandse hitparade.
Eerder dan de Golden Earrings, benadrukte Rudy, was The Motions een topgroep in Nederland. In 1966 klasseerden zanger Bennett, drummer Sieb Warner, bassist Henk Smitskamp en gitarist Robbie van Leeuwen zich vier keer: met ‘Everything that’s mine’, ‘Why don’t you take it’, ‘Every step I take’ en ‘It’s the same old song’.
The Motions bestonden eerder onder een andere naam: Ritchie Clark en de Ricochets. Maar die naam deed te veel aan Cliff Richard en de Shadows denken. Hij was niet houdbaar, vonden ze, in het beat-tijdperk. Sieb Warner bedacht kwam de naam ‘Motions’. Hoe Rudy aan de naam Bennett kwam kon hij zich niet meer precies herinneren. Misschien was die onbewust afgeleid van Brian Bennett, drummer van de Shadows, vertelde hij. Rudy was het ook die zijn vriend Cees van Leeuwen er als manager bij haalde.
Eerder dan de Golden Earrings, benadrukte Rudy, was The Motions een topgroep in Nederland. In 1966 klasseerden zanger Bennett, drummer Sieb Warner, bassist Henk Smitskamp en gitarist Robbie van Leeuwen zich vier keer: met ‘Everything that’s mine’, ‘Why don’t you take it’, ‘Every step I take’ en ‘It’s the same old song’.
The Motions bestonden eerder onder een andere naam: Ritchie Clark en de Ricochets. Maar die naam deed te veel aan Cliff Richard en de Shadows denken. Hij was niet houdbaar, vonden ze, in het beat-tijdperk. Sieb Warner bedacht kwam de naam ‘Motions’. Hoe Rudy aan de naam Bennett kwam kon hij zich niet meer precies herinneren. Misschien was die onbewust afgeleid van Brian Bennett, drummer van de Shadows, vertelde hij. Rudy was het ook die zijn vriend Cees van Leeuwen er als manager bij haalde.
The Motions in Parijs
Hits maken in Nederland was prachtig in het beat-tijdperk. Maar hoe pril die muziek hier ook was in 1965 en 1966, het doel was toch om succes te hebben in het buitenland. “Daar wilde je optreden, voor de televisie en in grote zalen”, vertelde Rudy. “In Frankrijk zijn we wel een keer of acht geweest. Onze platen werden daar uitgebracht door Disques Vogue”.
Franse Motions EP (Vogue, 1966)
Aan Peter Sijnke vertelde hij enkele jaren geleden dat de groep in de Olympia (Parijs) had opgetreden. De pophistoricus nam een flink verhaal over de Haagse beatgroep op in zijn boek Nederpophelden.
Rudy wist zich anno 2015 nog wat details uit 1966 te herinneren. De groep was er met eigen geluidsapparatuur heen gereden. “Na de soundcheck zaten we enigszins verveeld op de eerste rijen. Plotseling ging achter in de zaal de deur open. Daar stond niemand minder dan Little Richard! Dat was mijn allereerste grote idool. Als jongetje hoorde ik ’s avonds tijdens de Engelse uitzendingen van radio Luxemburg zijn fantastische platen. En daar liep hij langzaam maar zelfverzekerd naar voren in een lammycoat met witte kraag– heel nadrukkelijk met rollende ogen. Een imposante figuur.
Little Richard trad op met Britse begeleiders, Sounds Incorporated. Dat was van essentieel belang om een werkvergunning in Engeland te krijgen. Toen hij tijdens de repetitie het zaalgeluid hoorde werd hij boos. De apparatuur waarmee hij die avond op het podium zou staan was waardeloos. De spullen van The Motions konden zijn goedkeuring wél krijgen. Zo trad hij op met onze PA. Ik ben nooit vergeten dat hij door mijn microfoon zong. Dat gaf me een heel bijzondere kick”.
Van het repertoire kon Rudy zich anno 2015 niets meer herinneren. Maar op het internet zie je een foto van die dag (13 december 1966) met Richard achter de Motions-microfoon en de songs ‘Lucille’, ‘Good Golly Miss Molly’, ‘Rip it up’, ‘Long Tall Sally’, ‘Tutti Frutti’, ‘Jenny Jenny Jenny’, ‘Send me some loving’, Readdy Teddy’, ‘She’s got it’ en ‘Whole lotta shakin’ goin; on’. Op het internet vind je bovendien diverse Franse Motions-EP’s op het label Vogue.
Rudy wist zich anno 2015 nog wat details uit 1966 te herinneren. De groep was er met eigen geluidsapparatuur heen gereden. “Na de soundcheck zaten we enigszins verveeld op de eerste rijen. Plotseling ging achter in de zaal de deur open. Daar stond niemand minder dan Little Richard! Dat was mijn allereerste grote idool. Als jongetje hoorde ik ’s avonds tijdens de Engelse uitzendingen van radio Luxemburg zijn fantastische platen. En daar liep hij langzaam maar zelfverzekerd naar voren in een lammycoat met witte kraag– heel nadrukkelijk met rollende ogen. Een imposante figuur.
Little Richard trad op met Britse begeleiders, Sounds Incorporated. Dat was van essentieel belang om een werkvergunning in Engeland te krijgen. Toen hij tijdens de repetitie het zaalgeluid hoorde werd hij boos. De apparatuur waarmee hij die avond op het podium zou staan was waardeloos. De spullen van The Motions konden zijn goedkeuring wél krijgen. Zo trad hij op met onze PA. Ik ben nooit vergeten dat hij door mijn microfoon zong. Dat gaf me een heel bijzondere kick”.
Van het repertoire kon Rudy zich anno 2015 niets meer herinneren. Maar op het internet zie je een foto van die dag (13 december 1966) met Richard achter de Motions-microfoon en de songs ‘Lucille’, ‘Good Golly Miss Molly’, ‘Rip it up’, ‘Long Tall Sally’, ‘Tutti Frutti’, ‘Jenny Jenny Jenny’, ‘Send me some loving’, Readdy Teddy’, ‘She’s got it’ en ‘Whole lotta shakin’ goin; on’. Op het internet vind je bovendien diverse Franse Motions-EP’s op het label Vogue.
Rudy Bennett: “Er waren heel wat Franse beroemdheden die avond aanwezig. Johnny Hallyday, Sylvie Vartan, Charles Aznavour. En niet te vergeten de grote baas van het tijdschrift Salut les Copains. Die nodigde ons uit om na het concert ’s avonds laat met z’n allen te dineren in een zeer chique Parijs restaurant, Chez Castel. Alleen Little Richard kwam niet mee. De man van Salut les Copains was blijkbaar een goede klant en dus een graag geziene gast. Het personeel keek dan ook lachend toe toen hij er een boer liet. Maar toen Robbie van Leeuwen hetzelfde deed werd dat minder op prijs gesteld”.
Wie was immers Robbie van Leeuwen...
Wie was immers Robbie van Leeuwen...
Little Richard in Parijs, 13 december 1966
Plaatopnamen in Londen
Heel wat Nederlandse beatgroepen trokken naar Londen. Vaak ging dat per schip. Ze kwamen soms zeeziek in Londen aan om er hun nieuwe potentiële hitsingle op te nemen.
Een aardig voorbeeld is dat van de Outsiders. Met ‘Lying all the time’ braken ze goed door in Nederland. De volgende single, ‘Keep on trying’, werd echter in Engeland opgenomen. In zijn boek over de Amsterdammers schreef Jerome Blanes: “In april 1967 gingen de jongens met de boot naar Engeland met als eindbestemming Londen. Willem de Ridder van Hitweek ging mee. De volgende ochtend sneeuwde het en het was koud. Om negen uur stonden de Outsiders bij de Pye-studio in het ATV-gebouw te Londen hun apparatuur uit te laden. In de studio ontmoetten ze Bob Auger, de man die alle ‘groten’ al had opgenomen. Hij vertelde dat er een dag eerder ook al een Nederlandse band in de studio was geweest. Na in z’n agenda gekeken te hebben bleek het de Golden Earrings geweest te zijn. De man kon zich blijkbaar al niet meer herinneren wat hij gisteren gedaan had.
Na de oefensessie verklaarde Auger alles goed te vinden. De opnamen konden beginnen. Opgenomen werden ‘Keep on trying’ en ‘That’s your problem’. De eerste opname werd te kort bevonden en moest over. De tweede vond men wel goed en bevatte slechts de instrumentale tracks. Vervolgens werd de derde gemaakt, en wel met de zang van Wally Tax. En... klaar! Zo snel ging dat blijkbaar bij Pye”.
Gitarist Ronnie Splinter vertelde later: “Het ging vrij vlot allemaal. Het ging eigenlijk meteen goed omdat de opnamemensen daar meer inzicht hadden dan die in Nederland. Ze wisten meteen wat de bedoeling was. We konden ‘Keep on trying’ nog niet eens goed spelen. Dat hebben we in de studio ter plekke nog moeten repeteren. ‘That’s your problem’ is ook aldaar nog bijgeschaafd”.
En basgitarist Appie Rammers: “Die lui hadden Ampex-apparatuur en die vond ik heel mooi klinken. Wij zaten in een klein hokkie”.
Jerome Blanes: “Meteen na de opnamen vertrokken de Outsiders naar huis”.
Het Engelse avontuur was voor de groep al weer voorbij. Volgens Blanes werden er van de ‘Engelse’ hit ‘Keep on trying’ slechts 14.000 exemplaren verkocht, tegenover 20.000 van ‘Lying all the time’, 30.000 van ‘Touch’ en 25.000 van ‘Monkey on your back’.
Volgens Rudy Bennett was het totaal anders bij The Motions. “Wij zijn nooit met de boot naar Engeland gegaan. We vlogen naar Heathrow en namen de tijd om ons te ontspannen. Dat was bijvoorbeeld in 1966 het geval bij ‘It’s the same old song’, een nummer waar wij in Nederland eerder mee scoorden dan de Four Tops [in 1971] die het nummer van Holland-Dozier-Holland oorspronkelijk [in 1965] op de plaat gezet hadden”.
De versie van The Motions bereikte eind 1966 de tiende plaats in de top 40.
Rudy: “De opname-apparatuur die in die tijd in de Engelse studio’s gebruikt werd was zeker niet beter dan wat je in Nederland aantrof. Het waren de mensen die er voor zorgden dat er betere resultaten kwamen”.
Aan Peter Sijnke vertelde Bennett over hoe in Nederland de single ‘It’s gone’ op 19 januari 1965 tot stand kwam. “We namen op in de Bovema-studio in Heemstede. Technicus Ger Halie had het idee dat we hem kwamen pesten. Hij vond de muziek helemaal niets. In zijn oren was het herrie. Hij zat met een lang gezicht op te nemen, maar hij moest wel want het was zijn werk”.
Rudy herhaalde anno 2015 nog eens: “Tijdens een Nederlandse opname mochten de pijltjes van de meters absoluut niet het rood in. In Engeland was het anders. Daar probeerden de technici en de groepen juist zoveel mogelijk het rood in te gaan. Dan kreeg je immers de beste sound. Engelse platen klonken dus niet beter omdat ze met betere apparatuur waren gemaakt. Integendeel, in Nederland waren de spullen juist een stuk beter. Het verschil zat hem puur in de mensen, in de mentaliteit en betrokkenheid bij de muziek”.
The Motions hadden nóg een reden om in Londen op te nemen. “Je kwam er terecht op de plekken waar het gebeurde. Als je ging winkelen kwam je de Hollies tegen. Lijfwachten bestonden in die tijd nog niet. Toen ik in een pub zat kwam John Lennon binnen. Hij werd omringd door een groepje mensen die precies zo’n brilletje op hadden als hij zelf. Op straat had hij zijn auto geparkeerd. Die was beschilderd door Simon Posthuma, de vader van Douwe Bob. Het ging allemaal zeer informeel in die tijd”.
Tijdens hun escapades in Londen, vertelde Rudy, legden ze zo contact met de toen uiterst populaire Walker Brothers. John [Engel] en Scott Walker waren in 1966 betrokken bij de muziek en de productie van Motions-nummers als ‘Everything that’s mine’, ‘There’s no place to hide’, ‘My love is growing’ en ‘Why don’t you take it’.
Een aardig voorbeeld is dat van de Outsiders. Met ‘Lying all the time’ braken ze goed door in Nederland. De volgende single, ‘Keep on trying’, werd echter in Engeland opgenomen. In zijn boek over de Amsterdammers schreef Jerome Blanes: “In april 1967 gingen de jongens met de boot naar Engeland met als eindbestemming Londen. Willem de Ridder van Hitweek ging mee. De volgende ochtend sneeuwde het en het was koud. Om negen uur stonden de Outsiders bij de Pye-studio in het ATV-gebouw te Londen hun apparatuur uit te laden. In de studio ontmoetten ze Bob Auger, de man die alle ‘groten’ al had opgenomen. Hij vertelde dat er een dag eerder ook al een Nederlandse band in de studio was geweest. Na in z’n agenda gekeken te hebben bleek het de Golden Earrings geweest te zijn. De man kon zich blijkbaar al niet meer herinneren wat hij gisteren gedaan had.
Na de oefensessie verklaarde Auger alles goed te vinden. De opnamen konden beginnen. Opgenomen werden ‘Keep on trying’ en ‘That’s your problem’. De eerste opname werd te kort bevonden en moest over. De tweede vond men wel goed en bevatte slechts de instrumentale tracks. Vervolgens werd de derde gemaakt, en wel met de zang van Wally Tax. En... klaar! Zo snel ging dat blijkbaar bij Pye”.
Gitarist Ronnie Splinter vertelde later: “Het ging vrij vlot allemaal. Het ging eigenlijk meteen goed omdat de opnamemensen daar meer inzicht hadden dan die in Nederland. Ze wisten meteen wat de bedoeling was. We konden ‘Keep on trying’ nog niet eens goed spelen. Dat hebben we in de studio ter plekke nog moeten repeteren. ‘That’s your problem’ is ook aldaar nog bijgeschaafd”.
En basgitarist Appie Rammers: “Die lui hadden Ampex-apparatuur en die vond ik heel mooi klinken. Wij zaten in een klein hokkie”.
Jerome Blanes: “Meteen na de opnamen vertrokken de Outsiders naar huis”.
Het Engelse avontuur was voor de groep al weer voorbij. Volgens Blanes werden er van de ‘Engelse’ hit ‘Keep on trying’ slechts 14.000 exemplaren verkocht, tegenover 20.000 van ‘Lying all the time’, 30.000 van ‘Touch’ en 25.000 van ‘Monkey on your back’.
Volgens Rudy Bennett was het totaal anders bij The Motions. “Wij zijn nooit met de boot naar Engeland gegaan. We vlogen naar Heathrow en namen de tijd om ons te ontspannen. Dat was bijvoorbeeld in 1966 het geval bij ‘It’s the same old song’, een nummer waar wij in Nederland eerder mee scoorden dan de Four Tops [in 1971] die het nummer van Holland-Dozier-Holland oorspronkelijk [in 1965] op de plaat gezet hadden”.
De versie van The Motions bereikte eind 1966 de tiende plaats in de top 40.
Rudy: “De opname-apparatuur die in die tijd in de Engelse studio’s gebruikt werd was zeker niet beter dan wat je in Nederland aantrof. Het waren de mensen die er voor zorgden dat er betere resultaten kwamen”.
Aan Peter Sijnke vertelde Bennett over hoe in Nederland de single ‘It’s gone’ op 19 januari 1965 tot stand kwam. “We namen op in de Bovema-studio in Heemstede. Technicus Ger Halie had het idee dat we hem kwamen pesten. Hij vond de muziek helemaal niets. In zijn oren was het herrie. Hij zat met een lang gezicht op te nemen, maar hij moest wel want het was zijn werk”.
Rudy herhaalde anno 2015 nog eens: “Tijdens een Nederlandse opname mochten de pijltjes van de meters absoluut niet het rood in. In Engeland was het anders. Daar probeerden de technici en de groepen juist zoveel mogelijk het rood in te gaan. Dan kreeg je immers de beste sound. Engelse platen klonken dus niet beter omdat ze met betere apparatuur waren gemaakt. Integendeel, in Nederland waren de spullen juist een stuk beter. Het verschil zat hem puur in de mensen, in de mentaliteit en betrokkenheid bij de muziek”.
The Motions hadden nóg een reden om in Londen op te nemen. “Je kwam er terecht op de plekken waar het gebeurde. Als je ging winkelen kwam je de Hollies tegen. Lijfwachten bestonden in die tijd nog niet. Toen ik in een pub zat kwam John Lennon binnen. Hij werd omringd door een groepje mensen die precies zo’n brilletje op hadden als hij zelf. Op straat had hij zijn auto geparkeerd. Die was beschilderd door Simon Posthuma, de vader van Douwe Bob. Het ging allemaal zeer informeel in die tijd”.
Tijdens hun escapades in Londen, vertelde Rudy, legden ze zo contact met de toen uiterst populaire Walker Brothers. John [Engel] en Scott Walker waren in 1966 betrokken bij de muziek en de productie van Motions-nummers als ‘Everything that’s mine’, ‘There’s no place to hide’, ‘My love is growing’ en ‘Why don’t you take it’.
Een nieuwe gitarist voor The Motions
Begin 1967 stapte Robbie van Leeuwen uit The Motions. Later dat jaar zette hij een nieuwe groep op, Shocking Blue, met zanger Fred de Wilde.
The Motions zochten een plaatsvervanger voor Robbie. Die vonden ze in de persoon van Tee Set-(bas)gitarist Gerard Romeyn. Dat was sensationeel nieuws in die tijd. Op 28 januari 1967 toog een deputatie van de Haagse topgroep naar de burelen van het popblad Kink om uitleg te geven.
Manager Cees van Leeuwen (geen familie van Robbie) maakte van de gelegenheid gebruik om het Motions-contract met platenmaatschappij Negram-Delta te bestendigen. De groep had ook een andere beslissing kunnen nemen, legde Cees uit. “Phonogram had ons vijftien mille zo in het handje geboden en nog een halve ton aan Negram als we wilden overstappen”. Bovendien bood de platenmaatschappij van Philips Rudy Bennett en de andere leden van The Motions in dat geval een vijftiendaagse vakantie in Florida aan.
Over de komst van Gerard Romeyn (‘een groot bewonderaar van Eric Clapton’) verklaarde de groep: “Gerard heeft heel veel goeie ideeën maar bij de Tee Set kreeg hij nooit de kans ze waar te maken. Bovendien is hij een uitstekend gitarist”.
Theo Kuppens, manager van de Tee Set, kon het eerst niet geloven dat ‘zijn’ Gerard geen deel meer uit maakte van de groep die op dat moment met zijn eerste elpee en de single ‘Don’t you leave’ in de belangstelling stond. “Gerard heeft me met de hand op z’n hart verklaard dat hij beslist niet zou weggaan. Maar ja, als je hem elke dag ziet optrekken met Rudy Bennett van The Motions en als je dan hoort dat hij gitaarlessen neemt (nee, hij speelt bij ons geen sologitaar, hij is gewoon bassist) dan ga je haast denken dat-ie een beetje jokt.
Maar het kan toch niet waar zijn? Want als Robbie uit The Motions gaat zijn ze nergens meer. Gerard is niet slecht maar Robbie is toch de beste beatmusicus van ons land? Robbie hoort nu eenmaal in hun image. Zonder hem gaat het toch niet?”
Even later belde Kuppens zelf naar Hans Born, de hoofdredacteur van Kink. Gerard was inderdaad overgestapt naar The Motions, wist hij nu ook. Vrolijk werd je daar niet van. Maar Kuppens gaf er meteen een andere draai aan. “Het is toch geen manier om zo achter m’n rug om één van m’n jongens bij me weg te halen. Voor vierhonderd gulden per week. Poeh. Over een tijdje verdienen mijn jongens veel meer. Daar is Cees van Leeuwen natuurlijk bang voor. Hij snapt ook wel dat de Tee Set bezig is de beste groep van Nederland te worden. Hij probeert de boot af te houden door ons te breken. Hij is ook al met Hans van Eyck [toetsenman en componist van de Tee Set] bezig geweest. Maar het zal hem niet lukken. De jongens staan achter mij.
In plaats van Gerard krijgen we nou een Engelse jongen. Ray Fenwick, een hele goeie. Maak er maar een verhaaltje van, want ik wil Van Leeuwen eens goed naaien dat begrijp je wel”.
Kuppens had zelfs al een idee voor de kop boven het artikel: “Tee Set redt Motions van de ondergang”.
In hetzelfde blad Kink beschreef Dick Slootweg de situatie met de woorden ‘ingrijpende en veelbesproken veranderingen in de Haagse beatwereld’. De gevolgen van de overstap gaf hij in april aan als ‘het gevecht tussen Motions-manager Cees van Leeuwen Tee Set-vader Theo Kuppens om Gerard Romeyn’.
Advertentie in Hitweek, 10 november 1967
Ook zonder Robbie van Leeuwen ging het goed met The Motions. Rudy Bennett bereikte begin 1967 een vijfde plaats in de top 40 met zijn vertolking van de Tim Hardin-song ‘How can we hang on to a dream’ (geproduceerd door Freddy Haayen).
De eerste Motions-single zonder Robbie van Leeuwen was ‘I want you I need you’, geschreven door de nieuwe gitarist Gerard Romeyn en drummer Sieb Warner. Al snel drong die door tot in de top 20. Er leek geen vuiltje aan de lucht.
Motions-fan Petronette Bruining (uit Schipluiden bij Delft) stuurde een ingezonden brief naar de redactie van Kink: “Ik wilde even heel oprecht en super eerlijk mijn mening geven over de tegenwoordige topgroep nummer één, de Motions. Wie heeft er kunnen dromen dat dit nieuwe formatie-stunt-team met zo’n knalhit van het vliegveld Den Haag zou opstijgen en in het beat-wolkendek op 30 binnenkwam, en met harde (verkoop-)storm nu al op 22 staat. Als we goed naar de weersberichten (top 40) luisteren heeft een orkaan ze over een paar weken misschien al in de top 10 geblazen, wie weet.
Zeg nou zelf, d’r zit toch wel een flinke hoop voor de toekomst in, ja en Gerard Romeyn gaat volgens mijn ogen en oren toch wel eventjes alle kritieken doorstaan van ‘hij maakt het niet waar’ en al die onzin want een betere vervanger voor Robbie hadden ze niet kunnen vinden!”
Ook de opvolgers van ‘I want you I need you’ in 1967 klasseerden zich in de top 40. ‘Wonderful impressions’ kwam op 15, ‘Tonight we’ll be stoned’ op 12. Cees van Leeuwen werd in het voorjaar uitgeroepen tot beste manager van Nederland.
Rudy Bennett anno 2015: “Het vertrek van Robbie en de komst van Gerard Romeyn werd in 1967 door de pop-pers geweldig opgeblazen. Bladen als Kink en Hitweek hadden nu eenmaal kopij nodig. Er was veel meer kameraadschap dan wat in de media kwam. Sowieso zijn Robbie van Leeuwen en ik altijd vrienden gebleven”.
De eerste Motions-single zonder Robbie van Leeuwen was ‘I want you I need you’, geschreven door de nieuwe gitarist Gerard Romeyn en drummer Sieb Warner. Al snel drong die door tot in de top 20. Er leek geen vuiltje aan de lucht.
Motions-fan Petronette Bruining (uit Schipluiden bij Delft) stuurde een ingezonden brief naar de redactie van Kink: “Ik wilde even heel oprecht en super eerlijk mijn mening geven over de tegenwoordige topgroep nummer één, de Motions. Wie heeft er kunnen dromen dat dit nieuwe formatie-stunt-team met zo’n knalhit van het vliegveld Den Haag zou opstijgen en in het beat-wolkendek op 30 binnenkwam, en met harde (verkoop-)storm nu al op 22 staat. Als we goed naar de weersberichten (top 40) luisteren heeft een orkaan ze over een paar weken misschien al in de top 10 geblazen, wie weet.
Zeg nou zelf, d’r zit toch wel een flinke hoop voor de toekomst in, ja en Gerard Romeyn gaat volgens mijn ogen en oren toch wel eventjes alle kritieken doorstaan van ‘hij maakt het niet waar’ en al die onzin want een betere vervanger voor Robbie hadden ze niet kunnen vinden!”
Ook de opvolgers van ‘I want you I need you’ in 1967 klasseerden zich in de top 40. ‘Wonderful impressions’ kwam op 15, ‘Tonight we’ll be stoned’ op 12. Cees van Leeuwen werd in het voorjaar uitgeroepen tot beste manager van Nederland.
Rudy Bennett anno 2015: “Het vertrek van Robbie en de komst van Gerard Romeyn werd in 1967 door de pop-pers geweldig opgeblazen. Bladen als Kink en Hitweek hadden nu eenmaal kopij nodig. Er was veel meer kameraadschap dan wat in de media kwam. Sowieso zijn Robbie van Leeuwen en ik altijd vrienden gebleven”.
Artikel uit Kink, 1967
Rudy Bennett als verslaggever van Kink in Engeland
Rudy Bennett, een van de meest populaire popzangers in die tijd, had meer noten op z’n zang. Er was sprake van dat hij samen met Bert Bakker, uitgever van Boulevard, een boek zou schrijven. In Kink kon je de titel al lezen: ‘Ik en de Motions’.
Rudy nu: “We spraken erover in de sauna. Het is er nooit van gekomen. Het idee is echter altijd blijven bestaan. Een paar maanden geleden had ik ineens behoefte een en ander op te schrijven. Vóór ik het goed en wel besefte had ik een heleboel velletjes vol. Onder het schrijven kwamen er herinneringen boven waarvan ik niet eens meer wist dat ik ze had. Ook Robbie is trouwens actief op dit terrein. Afgelopen tijd heeft hij de autobiografische roman Venus geschreven. Over het verschijnen daarvan heb ik nog niets gehoord”.
Rudy Bennett legde zijn ervaringen in die tijd op een andere manier vast. Op 20 mei 1967 was in het weekblad Kink te lezen: “Een van de belangrijkste pop-evenementen in Engeland is het jaarlijkse NME (New Musical Express) Pollwinners Concert. Op de Beatles en de Stones na, die zich inmiddels boven dit soort feestjes verheven zijn gaan voelen, treedt daar zo’n beetje de hele Engelse pop-elite op. In het Wembley-stadion bevonden zich ditmaal ook twee Hollandse groepen: de Q65 en de Motions: in de zaal, niet op het podium helaas. Maar dat komt misschien nog wel eens. Motions-zanger Rudy Bennett fungeerde als Kink’s ‘speciale verslaggver”’.
Rudy rapporteerde per telefoon wat hij zojuist in Londen meegemaakt had. “We zaten op een van de voorste rijen maar het geluid was niet zo best. Vooral de zangers kwamen niet zo best door. Gek was dat er zoveel kleine kinderen waren. Van tien jaar af, schat ik. Het was zo’n beetje tussen de tien en de zeventien. Nee, de Beatles waren er niet in de zaal, wel Brian Epstein, die zat in de ereloge. Daar zat Paul Acket ook”.
Zoals gebruikelijk bij het jaarlijkse concert was het in 1967 een komen en gaan van artiesten. Soms was het geweldig, soms viel het tegen. Spencer Davis moest het nu zonder ex-bandlid Stevie Winwood doen. Rudy: “De nieuwe Spencer Davis Groep, dat was een afgang. Spencer was erg zenuwachtig en die twee nieuwe jochies maakten geen beste indruk, nogal plomp. Die ene jongen zong niet slecht hoor, eigenlijk net zo iets als Stevie Winwood, ze deden ‘Gimme me some lovin’’ en veel verschil was er niet te horen maar zoals ze daar stonden was het niks, het knalde niet. Stevie Winwood trad helemaal alleen op, aan de piano, net een concertpianist, hij zong een nogal treurig lied over het nieuwe leven dat hij ging beginnen”.
Positiever was hij over The Move. “Erg goed. Die jongens gaven stuk voor stuk een show weg jongen, nou daar zat ik wel even van te kijken. Geen lichteffecten, rookbommen of hak- en breekwerk maar gewoon erg sexy bewegen. En ze speelden ook hartstikke goed. Die bassist gaf me toch een solo weg, om van te rillen zo goed”.
Enthousiast was Rudy ook over Paul Jones, die uit de groep van Manfred Mann gestapt was. “Die was wel weer verschrikkelijk goed. Hij is heel lenig, beweegt zich enorm goed, springt heel hoog in de lucht en zo. Hij deed een stel ouwe nummers uit z’n Manfred Mann-tijd en ook de titelsong van z’n film ‘Privilege’”.
Als popzanger lette Bennett natuurlijk vooral op hoe zijn Britse collega’s zich presenteerden. “Cat Stevens had enorm veel sukses. Z’n manier van bewegen, daar ben ik echter niet kapot van. Hij loopt een beetje heen en weer en maakt van die danspasjes, zoiets als Rob de Nijs”.
Zijn grootste teleurstelling was het optreden van The Cream. “Ik heb ze een keer eerder gezien in Londen, en toen waren ze veel beter. De sound was niet zo best en ze zagen er ook zo lullig uit. Eric Clapton met van die krulhaartjes als Jimi Hendrix en van die oosterse lappen om, nee. Eerst vond ik hem wel indrukwekkend, maar nou stond hij voor joker”.
Voor Rudy was het duidelijk wie die avond de hoogtepunten waren. “Georgie Fame en de Beach Boys hebben het meeste indruk op me gemaakt. Die Fame doet het zo lekker ontspannen, een beetje jazzy. En een goeie band met een neger die op de conga’s stond te slaan met van die ouwe Afrikaanse gewaden aan, hardstikke lekker.
De Beach Boys hadden een enorm succes. Vooral als de zang goed doorkwam, als de instrumenten wat zachter waren, nou man dan wist je niet wat je hoorde. Werkelijk hoor, vokaal zijn ze ongelofelijk goed. ‘God only knows’ bijvoorbeeld dat was nauwelijks minder dan op de plaat.
Veel show maakten ze niet, dat hadden ze ook niet nodig. Toen ze opkwamen juichte iedereen als een gek. Ze zijn ontzettend populair daar. Ze hadden nog steeds die hemden met brede banden aan. De enige die zich bewoog was die jongen met die baard en die pet op [Mike Love]. Die liep maar steeds over het podium heen en weer te zwaaien tegen het publiek. Hij had een microfoon in z’n hand maar zingen deed hij haast niet. Die Bruce [Johnston] speelde op een orgeltje.
De Beach Boys traden niet als laatste op. Dat waren de Small Faces. Ik denk omdat iedereen met dezelfde apparatuur (Vox) speelde, en de Faces met hun eigen Marshall-spullen. Handig bekeken want nou was het net of zij de top-attraktie waren. Ze waren wel goed, ‘Sha-la-la-lee’ en zo, het bekende werk”.
Op diezelfde avond traden ook Lulu, Cliff Richard, Geno Washington, de Troggs, Tremeloes, Alan Price en Dusty Springfield op. Jeff Beck kwam niet opdagen.
Zoals gebruikelijk bij het jaarlijkse concert was het in 1967 een komen en gaan van artiesten. Soms was het geweldig, soms viel het tegen. Spencer Davis moest het nu zonder ex-bandlid Stevie Winwood doen. Rudy: “De nieuwe Spencer Davis Groep, dat was een afgang. Spencer was erg zenuwachtig en die twee nieuwe jochies maakten geen beste indruk, nogal plomp. Die ene jongen zong niet slecht hoor, eigenlijk net zo iets als Stevie Winwood, ze deden ‘Gimme me some lovin’’ en veel verschil was er niet te horen maar zoals ze daar stonden was het niks, het knalde niet. Stevie Winwood trad helemaal alleen op, aan de piano, net een concertpianist, hij zong een nogal treurig lied over het nieuwe leven dat hij ging beginnen”.
Positiever was hij over The Move. “Erg goed. Die jongens gaven stuk voor stuk een show weg jongen, nou daar zat ik wel even van te kijken. Geen lichteffecten, rookbommen of hak- en breekwerk maar gewoon erg sexy bewegen. En ze speelden ook hartstikke goed. Die bassist gaf me toch een solo weg, om van te rillen zo goed”.
Enthousiast was Rudy ook over Paul Jones, die uit de groep van Manfred Mann gestapt was. “Die was wel weer verschrikkelijk goed. Hij is heel lenig, beweegt zich enorm goed, springt heel hoog in de lucht en zo. Hij deed een stel ouwe nummers uit z’n Manfred Mann-tijd en ook de titelsong van z’n film ‘Privilege’”.
Als popzanger lette Bennett natuurlijk vooral op hoe zijn Britse collega’s zich presenteerden. “Cat Stevens had enorm veel sukses. Z’n manier van bewegen, daar ben ik echter niet kapot van. Hij loopt een beetje heen en weer en maakt van die danspasjes, zoiets als Rob de Nijs”.
Zijn grootste teleurstelling was het optreden van The Cream. “Ik heb ze een keer eerder gezien in Londen, en toen waren ze veel beter. De sound was niet zo best en ze zagen er ook zo lullig uit. Eric Clapton met van die krulhaartjes als Jimi Hendrix en van die oosterse lappen om, nee. Eerst vond ik hem wel indrukwekkend, maar nou stond hij voor joker”.
Voor Rudy was het duidelijk wie die avond de hoogtepunten waren. “Georgie Fame en de Beach Boys hebben het meeste indruk op me gemaakt. Die Fame doet het zo lekker ontspannen, een beetje jazzy. En een goeie band met een neger die op de conga’s stond te slaan met van die ouwe Afrikaanse gewaden aan, hardstikke lekker.
De Beach Boys hadden een enorm succes. Vooral als de zang goed doorkwam, als de instrumenten wat zachter waren, nou man dan wist je niet wat je hoorde. Werkelijk hoor, vokaal zijn ze ongelofelijk goed. ‘God only knows’ bijvoorbeeld dat was nauwelijks minder dan op de plaat.
Veel show maakten ze niet, dat hadden ze ook niet nodig. Toen ze opkwamen juichte iedereen als een gek. Ze zijn ontzettend populair daar. Ze hadden nog steeds die hemden met brede banden aan. De enige die zich bewoog was die jongen met die baard en die pet op [Mike Love]. Die liep maar steeds over het podium heen en weer te zwaaien tegen het publiek. Hij had een microfoon in z’n hand maar zingen deed hij haast niet. Die Bruce [Johnston] speelde op een orgeltje.
De Beach Boys traden niet als laatste op. Dat waren de Small Faces. Ik denk omdat iedereen met dezelfde apparatuur (Vox) speelde, en de Faces met hun eigen Marshall-spullen. Handig bekeken want nou was het net of zij de top-attraktie waren. Ze waren wel goed, ‘Sha-la-la-lee’ en zo, het bekende werk”.
Op diezelfde avond traden ook Lulu, Cliff Richard, Geno Washington, de Troggs, Tremeloes, Alan Price en Dusty Springfield op. Jeff Beck kwam niet opdagen.
Jimi Hendrix 'leest' Kink
Voor Rudy Bennett was de avond nog niet voorbij. Even later zat hij in de Bag O’Nails (Soho). “Enorme tent. Een heleboel toplui waren er, ook de Beach Boys”. Dat was de plek waar hij ook John Lennon met zijn ‘klonen’ zag binnenkomen.
De zanger van The Motions liet geen kans voorbijgaan om de muziekscene in Londen op te snuiven. Gelijk had hij. Kort voor de grote popshow was hij aanwezig in het Saville-theater. Hij maakte er een optreden mee van de grote nieuwe sensatie: Jimi Hendrix.
“Die was zo eindeloos goed. Hij maakte meer indruk op me dan dat hele NME-concert. Wat een show maakte die vent. Hij stond steeds in het volle licht. Die twee andere jongens [Noel Redding, Mitch Mitchell] hielden zich tamelijk kalm. Ze speelden wel enorm goed hoor, maar je zag weinig van ze. Hendrix deed werkelijk alles met zijn gitaar, de gekste dingen en in alle standjes. Hij gaf bijvoorbeeld een riedeltje met zijn tong. Je zag dat hele lange ding uit zijn mond kruipen, net een beest. Hij speelde met zijn hele lichaam [...] Jimi klemde die gitaar tussen zijn benen. Het gekke was - het bleef muziek. Er ging maar heel af en toe iets fout”.
De zanger van The Motions liet geen kans voorbijgaan om de muziekscene in Londen op te snuiven. Gelijk had hij. Kort voor de grote popshow was hij aanwezig in het Saville-theater. Hij maakte er een optreden mee van de grote nieuwe sensatie: Jimi Hendrix.
“Die was zo eindeloos goed. Hij maakte meer indruk op me dan dat hele NME-concert. Wat een show maakte die vent. Hij stond steeds in het volle licht. Die twee andere jongens [Noel Redding, Mitch Mitchell] hielden zich tamelijk kalm. Ze speelden wel enorm goed hoor, maar je zag weinig van ze. Hendrix deed werkelijk alles met zijn gitaar, de gekste dingen en in alle standjes. Hij gaf bijvoorbeeld een riedeltje met zijn tong. Je zag dat hele lange ding uit zijn mond kruipen, net een beest. Hij speelde met zijn hele lichaam [...] Jimi klemde die gitaar tussen zijn benen. Het gekke was - het bleef muziek. Er ging maar heel af en toe iets fout”.
The Motions naar New York
Na enige tijd stapte manager Cees van Leeuwen van The Motions over naar Shocking Blue. Krijn Torringa (1940-2006) werd de nieuwe manager. The Motions tekenden alsnog een contract bij platenmaatschappij Phonogram.
Torringa was actief op diverse terreinen – als deejay bij Veronica en employee van vliegmaatschappij Finnair.
Rudy Bennett: “In 1969 vloog Finnair voor het eerst van Schiphol naar New York. Krijn wist te regelen dat The Motions gratis met die vlucht meekonden. En wij niet alleen. Van de 42 passagiers waren wij met 35 man. Claude Vanheye maakte foto’s. Paul Acket en Ruud van Dulkenraad van Muziek Expres waren van de partij. John Ross van Decca (Phonogram). De Avro-tv stuurde regisseur John Schelfhout en cameraman Mat van Hensbergen mee. Het was dolle pret onderweg”.
In een nieuwe bezetting speelden The Motions enkele keren in New York. “Slim Harpo (‘I’m a King Bee’) deed ons voorprogramma. Wij waren de eerste groep die de Oceaan overvloog. The Scene was een populaire club in Manhattan die door Steve Paul gerund werd. Veel popartiesten kwamen er ’s nachts samen, bijvoorbeeld als ze eerder die dag in New York gewerkt hadden. In een kast stond een Fender-gitaar van Jimi Hendrix. Als die zin had kon hij meteen inpluggen en spelen. Alice Cooper was in die dagen een protégé van Frank Zappa. Terwijl Zappa toekeek trad hij op achter een deur waarvan de bovenste helft open was. De Monkees, een beetje over hun hoogtepunt heen, waren in New York. Davy Jones en Mickey Dolenz vielen binnen. Drummer Buddy Miles, Eric Burdon, The McCoys en Steve Cropper kwamen eveneens opdagen. Iedereen was vol lof over ons optreden en onze muziek. Zelf vond ik het geen hoogtepunt. Spontaan ook kwam er een jam tot stand van de meest uiteenlopende muzikanten met ons. Een geweldige ervaring”.
The Motions in New York, juni 1969 (links Rudy Bennett)
Na The Motions
Zoals gezegd bleven Rudy Bennett en Robbie van Leeuwen met elkaar bevriend. Rudy: “Robbie kreeg problemen met zijn gezondheid (geelzucht). Hij moest steeds gas terugnemen. Bovendien was hij toe aan een nieuwe uitdaging. Enthousiast vertelde ik hem over Supertramp, een nieuwe band die ik in Amsterdam had zien optreden. Toen Robbie hoorde dat er maar 400 mensen waren gaan luisteren kwam hij tot de conclusie dat Supertramp niet veel kon voorstellen. Maar nadat ik hem een album had laten horen veranderde hij van mening. Ook mijn enthousiasme voor het album ‘Tubular Bells’ van Mike Oldfield wist ik op hem over te brengen”. De samenwerking van Robbie met Hugo van Haastert, waarover ik eerder schreef, kwam in ons gesprek niet aan de orde.
Rudy: “Mede door ‘Tubular Bells’ wilde Robbie instrumentale muziek gaan maken. Op zijn verzoek heb ik hem geholpen met het tot stand brengen van Galaxy-Lin. Bij nader inzien vond hij alleen instrumentale muziek onbevredigend. Zo werd ik de zanger van de groep. In 1976 hadden we een hit met ‘Long Hot Summer’. We maakten toernees door Duitsland en (samen met de Earring) door Europa. Dan sliep je meestal met twee man op een hotelkamer. Robbie en ik deelden dan die kamer. Helaas ging de gezondheid Robbie opnieuw parten spelen. Zo kwam er, jammer genoeg, een einde aan Galaxy-Lin”.
Ik [HK] deelde de mening van Rudy. Volgens mij was ‘Long Hot Summer’ het begin van een mogelijk internationale doorbraak van Galaxy-Lin. Na het uiteenvallen manifesteerde Bennett zich meer vanuit de achtergrond. Hij ontdekte talenten als Jody Pijper (Purpora) en Daniel Sahuleka. Begin jaren tachtig scoorde hij bovendien als de helft van het duo Bennett & Bee.
In 2014 maakte Rudy Bennett voor Soundwise (Eric van Tijn, Jochem Fluitsma) een nieuwe opname, met dito clip. Goed gedaan, vond ik. Een klassering in de hitlijsten zat er voor ‘Still in the game’ echter niet in. Jammer.
Harry Knipschild
29 januari 2015
Clips
* Slim Harpo, I'm a king bee
* Motions, Wasted Words, 1965
* Motions, It's the same old song, 1966
* Little Richard in Frankrijk, 1966
* Rudy Bennett, How can we hang on to a dream, 1967
* Jimi Hendrix, Wild Thing, 1967
* Beach Boys, God only knows
* Motions in New York 1, 1969
* Motions in New York 2, 1969
* Galaxy Lin, Long Hot Summer, 1975
* Rudy Bennett, Still in the game, 2014
Literatuur
‘The Motions’, Bommelerwaard, 16 maart 1965
‘Motions zanger Rudy Bennett solo in Engeland’, Kink, 10 december 1966
‘Robbie uit Motions. Gerard Romeyn (Tee Set) volgt hem op’. Kink, 28 januari 1967
‘Rudy Bennett all over Europe’, Kink, 28 januari 1967
“Bod op Motions anderhalve ton’, Kink, 18 februari 1967
‘Boek van Rudy Bennett geschreven door Boulevard-journalist’, Kink, 18 maart 1967
Petronette Bruining, ‘Wolkendek’, Kink, 22 april 1967
‘250.000 Motions platen’, Kink, 6 mei 1967
‘Rudy Bennett, Kink’s speciale verslaggever vertelt over het grootste popgebeuren van het jaar’, Kink, 20 mei 1967
‘The Motions in Amerika’, Leidsche Courant, 26 augustus 1969
Bas Hageman, ‘Top Seven [o.a. Motions] in Holland’, Billboard, 27 december 1969
Paul de Tombe, ‘Mandoline staat centraal bij de groep Galaxy Lin’, Leidsch Dagblad, 29 augustus 1974
Jerome Blanes, Outsiders door Insiders. De Amsterdamse legende in woord en beeld, uitgeverij De Kampioen, 1997
Peter Sijnke, Nederpophelden. Pioniers van de popmuziek in Nederland 1960-1970, Zaltbommel 2006
- Raadplegingen: 27484